Besluit buitengewone agenten van politie 1966 BES

Besluit buitengewone agenten van politie 1966 BES

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

2

Aanstelling en titel van opsporingsbevoegdheid

§

1

Algemeen

Artikel

2

Artikel

4

De buitengewoon agent van politie die beschikt over:

  • a.

    de titel van opsporingsbevoegdheid;

  • b.

    de bekwaamheid en betrouwbaarheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden, en

  • c.

    een akte van beëdiging,

is bevoegd op het grondgebied, vermeld in die akte, de opsporingsbevoegdheden uit te oefenen ter zake van de feiten die in die akte zijn vermeld en daarvan ambtsedig proces-verbaal op te maken als bedoeld in artikel 186 van het Wetboek van Strafvordering BES.

§

2

De titel van opsporingsbevoegdheid

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Onze Minister verleent de akte van opsporingsbevoegdheid, waarin de strafbare feiten staan vermeld waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt.

Artikel

10

§

3

De bekwaamheid en de betrouwbaarheid

Artikel

11

Artikel

12

§

4

Politiebevoegdheden

Artikel

14

Hoofdstuk

3

Bezoldiging en beëdiging

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Hoofdstuk

4

Instructie

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

In het proces-verbaal van opsporingshandelingen of in enige andere schriftelijke verslaglegging van de uitoefening van bevoegdheden vermeldt de buitengewoon agent van politie het nummer van zijn akte van beëdiging.

Artikel

27

Artikel

28

Hoofdstuk

5

Opleidings- en trainingsvereisten

§

1

Opsporingsbevoegdheden

Artikel

29

§

2

Politiebevoegdheden

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Hoofdstuk

6

Straffen

Artikel

33

Artikel

34

Hoofdstuk

7

Schorsing en ontslag

Artikel

35

De buitengewoon agent van politie is van rechtswege in zijn ambt geschorst wanneer hem rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, tenzij de vrijheidsbeneming het gevolg is van een maatregel, anders dan op grond van de Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES, genomen in het belang van de volksgezondheid.

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Aan de buitengewoon agent van politie wordt, tenzij het tegendeel blijkt, geacht eervol ontslag te zijn verleend, zodra de op de akte van aanstelling vermelde tijd is verstreken.

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Een buitengewoon agent van politie kan ook op andere gronden, dan die welke in artikel 40 zijn geregeld, worden ontslagen. Het ontslag wordt eervol verleend.

Hoofdstuk

8

Het toezicht

§

1

Algemeen

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

§

2

De toezichthouder en direct toezichthouder

Artikel

46

Artikel

47

De toezichthouder ziet erop toe dat de buitengewoon agent van politie zijn taak bij de opsporing naar behoren vervult en de opsporingsbevoegdheden alsmede de politiebevoegdheden op juiste wijze uitoefent.

Artikel

48

Artikel

49

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

53

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewone agenten van politie 1966 BES.

Bijlage

als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van het Besluit buitengewone agenten van politie BES

Bij aanvaarding van de aanwijzing tot buitengewoon agent van politie legt de desbetreffende persoon de navolgende eden (verklaringen en beloften) af:

  • 1.

    De eed (verklaring en belofte) van zuivering:

    «Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk of onmiddellijk, in welke vorm dan ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling of beëdiging als buitengewoon agent van politie aan niemand iets heb gegeven of beloofd.

    Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in mijn betrekking als buitengewoon agent van politie te doen of te laten, van niemand, middellijk of onmiddellijk, enige beloften of geschenken zal aannemen.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)»

  • 2.

    De ambtseed of ambtsbelofte:

    «Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan de Grondwet en aan de wetten van ons land.

    Ik zweer (beloof) dat ik de krachtens de wet uitgevaardigde voorschriften en verordeningen zal nakomen en handhaven, dat ik de aan mij verstrekte opdrachten plichtsgetrouw en nauwgezet zal volbrengen en de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.

    Ik zweer (beloof) dat ik mij zal gedragen zoals een goed buitengewoon agent van politie betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig!»

    «(Dat beloof ik!)»