Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 13 december 2010, nr. 171481, houdende bepalingen ten aanzien van de aanvullende bijdrage voor praktijkleren, voor implementatie van vernieuwing op het vlak van kennisverspreiding, professionalisering van leerkrachten en internationalisering van groen onderwijs en versterking van primaire opleidingen in de land- en tuinbouw, en bepalingen ten aanzien van subsidies voor investeringen in nieuwe voorzieningen voor praktijkleren en voor de implementatie van onderwijsbeleid door instellingen en vertegenwoordigende organisaties (Regeling praktijkleren en Groene plus)

Regeling praktijkleren en Groene plus

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Minister: Minister van Economische Zaken;

  • b.

    afdeling: afdeling Landbouw en natuurlijke omgeving als bedoeld in artikel 10c van de Wet op het voortgezet onderwijs, verbonden aan een school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs;

  • c.

    agrarisch opleidingscentrum: instelling als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • d.

    hogeschool: instelling als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, die onderwijs verzorgt op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, met uitzondering van Wageningen Universiteit;

  • e.

    instelling: school in de zin van artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, instelling in de zin van artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of instelling in de zin van artikel 1.1, onderdeel f, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • f.

    Aequor: het Kenniscentrum Beroepsonderwijs – Bedrijfsleven Aequor;

  • g.

    organisatie: een organisatie die de belangen behartigt van instellingen bedoeld onder b, c dan wel d en die voor deze instellingen als penvoerder kan optreden voor activiteiten in het kader van het onderwijsbeleid;

  • h.

    Groene Tafel: de instellingen, bedoeld in onderdeel b, c, d en Wageningen Universiteit en Research centrum die samenwerken met het oog op de verspreiding van kennis en op innovatie door het groen onderwijs, en die daarover afspraken maken met de Minister;

  • i.

    praktijkleren: onderwijsleeractiviteiten en toetsen in het kader van examens binnen door de Minister bekostigde opleidingen, die plaatsvinden binnen daartoe specifiek ingerichte situaties buiten de instelling waar de praktijk van het beroep wordt gesimuleerd en waar gerichte instructie in, oefening van en beoordeling van praktijkvaardigheden plaatsvinden;

  • j.

    voorziening voor praktijkleren: situatie die specifiek buiten een instelling is ingericht voor praktijkleren;

  • k.

    implementatie van vernieuwing op het vlak van kennisverspreiding: de implementatie van vernieuwingen die voortkomen uit jaarlijkse afspraken tussen de Minister en de instellingen over de stimulering van kennisontsluiting, -verspreiding en -benutting binnen het beleidsterrein van de Minister;

  • l.

    professionalisering van leerkrachten: vernieuwingen die de professionalisering beogen van aan de instelling ten dienste van het door de Minister bekostigd beroepsonderwijs verbonden leerkrachten;

  • m.

    internationalisering groen onderwijs: vernieuwingen die de oriëntatie van beroepsopleidingen en de daaraan verbonden deelnemers en studenten op internationale ontwikkelingen en de internationale mobiliteit van deelnemers en studenten beogen, volgens jaarlijkse afspraken hierover tussen de Minister en de Groene kenniscoöperatie;

  • n.

    onderwijsbeleid: het beleid van de Minister gericht op behoud en versterking van de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs, voorzover de Minister daarover afspraken maakt met de instellingen dan wel één of meer organisaties;

  • o.

    primaire opleidingen: opleidingen voor beroepen en ondernemerschap in de landbouw, tuinbouw en veeteelt en voor beroepen die dienstverlenend zijn aan de uitoefening van de landbouw, tuinbouw en veeteelt, die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling;

  • p.

    groene opleidingsschool: partnerschap tussen Stoas Hogeschool en instellingen en afdelingen die in gezamenlijkheid toekomstige leraren voor een groot gedeelte van hun tijd op de werkplek opleiden;

  • q.

    NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, bedoeld in artikel 5a.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • r.

    schooljaar: tijdvak dat aanvangt op 1 augustus van enig kalenderjaar en eindigt op 31 juli daaropvolgend.

  • s.

    organisatie van het bedrijfsleven: organisatie die de belangen behartigt van het bedrijfsleven in de sectoren landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, waaronder in de topsectoren Agro-Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen;

  • t.

    landelijke agenda: de landelijke agenda, bedoeld in artikel 17;

  • u.

    meerjarig investeringsprogramma: het programma, bedoeld in artikel 18;

  • v.

    door verlettering vervallen;

  • w.

    vernieuwingsopgaven: opgaven, waarvan de onderwijsinstellingen, verenigd in de Groene Tafel hebben besloten die gezamenlijk uit te voeren;

  • x.

    Strategische ontwikkelagenda: de agenda van de Groene Tafel waarin de vernieuwingsopgaven, bedoeld in onderdeel w, staan;

  • y.

    penvoerder: een instelling, onderdeel van de Groene Tafel, die activiteiten verricht in verband met uitvoering van de Strategische ontwikkelingsagenda en die bij deze regeling wordt aangewezen als subsidieontvanger.

Paragraaf

2

Aanvullende bijdragen voor praktijkleren en groene impuls

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Vervallen

Artikel

4

Artikel

5

De aanvullende bijdragen, bedoeld in artikel 3, bedragen:

  • a.

    voor de afdelingen voor het jaar 2014 € 178.752,– en voor het jaar 2015 € 437.682,–;

  • b.

    voor de agrarische opleidingscentra voor het jaar 2014 € 5.924.848,– en voor het jaar 2015 € 9.364.918,–;

  • c.

    voor de hogescholen voor het jaar 2014 € 5.082.160 en voor het jaar 2015 € 7.301.560,–;

  • d.

    voor Wageningen universiteit voor het jaar 2014 € 170.240,– en voor het jaar 2015 € 416.840,–.

Artikel

5a

Vervallen

Artikel

6

Artikel

7

De agrarische opleidingscentra ontvangen de aanvullende bijdragen, bedoeld in artikel 2 en 3, jaarlijks als aanvullende rijksbijdrage. De aanvullende rijksbijdrage is het aandeel in het bedrag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, en artikel 5, onderdeel b, overeenkomend met het aandeel van ieder agrarisch opleidingscentrum in het landelijk beschikbaar budget, bedoeld in artikel 2.2.1 van het Uitvoeringsbesluit Wet educatie en beroepsonderwijs, berekend op basis van de artikelen 2.2.2 en 2.2.3 van dit besluit.

Paragraaf

3

Aanvullende bijdragen voor de primaire opleidingen

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

De hogescholen ontvangen de aanvullende bijdrage, bedoeld in artikel 11, jaarlijks als onderwijsopslag. De onderwijsopslag is het aandeel in het bedrag, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, overeenkomend met het aandeel van iedere hogeschool in de landelijk beschikbare rijksbijdrage, bedoeld in artikel 4.1, vierde lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, met dien verstande dat dit aandeel uitsluitend wordt bepaald op basis van het aantal bekostigde inschrijvingen, als bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, onderdeel a, van dit besluit, waarbij alleen studenten aan de opleidingen, genoemd in de bijlage bij deze regeling, worden meegeteld.

Paragraaf

4

Verplichtingen voor de ontvanger van aanvullende bijdragen

Artikel

15

Artikel

16

Paragraaf

5

Landelijke agenda en meerjarig investeringsprogramma

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

21a

Vervallen

Artikel

21b

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Artikel

26

Vervallen

Paragraaf

6

Subsidies voor de implementatie van onderwijsbeleid

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Aanvragen tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 27 kunnen worden ingediend voor het jaar 2013 tussen 1 juni en 1 juli 2013 en voor de jaren 2014 en 2015 tot 1 april van elk jaar. De minister kan om dwingende redenen toestaan dat een aanvraag na deze periode wordt gedaan.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

32a

Artikel

33

Paragraaf

7

Doorlopende subsidies voor implementatie van onderwijsbeleid

Artikel

34

Artikel

34a

Artikel

34b

Artikel

34c

Artikel

35

De Minister stelt voor ieder van de jaren 2013, 2014 en 2015 aan de stichting Informatievoorziening groen onderwijs € 116.000,– ter beschikking als bijdrage in de exploitatie van het vakblad Groen onderwijs.

Artikel

35a

Artikel

35b

Artikel

35c

Artikel

35d

Artikel

35e

Paragraaf

8

Internationale cursussen

Artikel

36

Paragraaf

8a

Tegemoetkoming kosten Groene opleidingsschool

Artikel

36a

Artikel

36b

Het subsidieplafond voor de subsidies, bedoeld in artikel 36a, bedraagt € 1.360.000,– voor de schooljaren 2011–2012 tot en met 2014–2015.

Artikel

36c

Stoas Hogeschool treedt op als penvoerder en subsidieaanvrager voor de groene opleidingsschool.

Artikel

36d

Artikel

36e

Artikel

36f

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverlening worden geweigerd of beëindigd indien:

  • a.

    de groene opleidingsschool niet of niet langer minimaal aan de vereiste basiskwaliteit voldoet na advies van de NVAO;

  • b.

    het aantal studenten dat in het kader van de groene opleidingsschool wordt opgeleid in enig schooljaar lager is dan 40 studenten per schooljaar.

Artikel

36g

Artikel

36h

Paragraaf

9

Overige bepalingen

Artikel

37

Artikel

38

Uiterlijk op 1 juni 2015 evalueert de Minister de werking van deze regeling.

Paragraaf

10

Slotbepalingen

Artikel

40

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel

40a

Als het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2013 ingediende voorstel van wet (Wijziging van de Kaderwet EZ-subsidies (aanpassing aan de samenvoeging van de voormalige ministeries van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) tot wet is verheven dan berust deze regeling mede op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies.

Artikel

40b

Artikel

41

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling praktijkleren en Groene plus.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,M.J.M.Verhagen

Bijlage

, behorende bij artikel 1, onderdeel o, van de Regeling praktijkleren en groene plus

De primaire opleidingen voor wat betreft het middelbaar beroepsonderwijs

11016

Vakbekwaam medewerker plantenteelt

3

11018

Vakbekwaam medewerker gemechaniseerd loonwerk

3

11022

Vakbekwaam medewerker veehouderij

3

11026

Bedrijfsleider/manager plantenteelt

4

11027

Bedrijfsleider/manager BD bedrijf

4

11028

Bedrijfsleider/manager gemechaniseerd loonwerk

4

11031

Bedrijfsleider/manager veehouderij

4

11014

Dierenartsassistent paraveterinair

4

11044

Medewerker plantenteelt

2

11046

Medewerker gemechaniseerd loonwerk

2

97330

Medewerker dierverzorging

2

97040

Dierenartsassistent paraveterinair

4

97031

Middenkaderfunctionaris plant (Bedrijfsleider biologisch-dynamisch bedrijf)

4

97032

Middenkaderfunctionaris plant (Bedrijfsleider gemechaniseerd loonbedrijf)

4

97033

Middenkaderfunctionaris plant (Bedrijfsleider bedekte teelt)

4

97034

Middenkaderfunctionaris plant (Bedrijfsleider open teelt)

4

97051

Dierenhouder (Graasdieren)

4

97052

Dierenhouder (Hokdieren)

4

97054

Dierenhouder (Melkveehouder)

4

97100

Vakfunctionaris bedekte teelt 2 (Medewerker bedekte teelt)

2

97110

Vakfunctionaris bedekte teelt 3 (Vakbekwaam medewerker bedekte teelt)

3

97120

Vakfunctionaris BD bedrijf 2 (Medewerker BD bedrijf)

2

97130

Vakfunctionaris BD bedrijf 3 (Vakbekwaam medewerker BD bedrijf)

3

97140

Vakfunctionaris natuur en techniek 2 (Medewerker gemechaniseerd loonbedrijf)

2

97150

Vakfunctionaris natuur en techniek 3 (Vakbekwaam medewerker gemechaniseerd loonbedrijf)

3

97190

Vakfunctionaris open teelt 2 (Medewerker open teelt)

2

97200

Vakfunctionaris open teelt 3 (Vakbekwaam medewerker open teelt)

3

97361

Dierverzorger 3 (Graasdieren)

3

97362

Dierverzorger 3 (Hokdieren)

3

97363

Dierverzorger 3 (Melkvee)

3

97474

Assistent medewerker voedsel en leefomgeving (Plantenteelt)

1

97570

Rundveepedicure

3

97551

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving 3 (Werkbegeleider zorgbedrijf dierhouderij)

3

97552

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving 3 (Werkbegeleider zorgbedrijf plantenteelt)

3

97561

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving 4 (Ondernemer zorgbedrijf dierhouderij)

4

97562

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving 4 (Ondernemer zorgbedrijf plantenteelt)

4

97474

Natuur, voeding en groen (Assistent plantenteelt)

1

97330

Dierverzorging 2 (Medewerker dierverzorging)

2

97120

Biologisch-dynamisch bedrijf (medewerker biologisch-dynamisch bedrijf)

2

97130

Biologisch-dynamisch bedrijf (vakbekwaam medewerker biologisch-dynamisch bedrijf)

3

97031

Biologisch-dynamisch bedrijf (manager biologisch-dynamisch bedrijf)

4

97190

Buitenteelt (medewerker buitenteelt)

2

97200

Buitenteelt (vakbekwaam medewerker buitenteelt)

3

97100

Binnenteelt (medewerker binnenteelt)

2

97110

Binnenteelt (vakbekwaam medewerker binnenteelt)

3

97140

Groen, grond, infra (medewerker gemechaniseerd loonbedrijf)

2

97150

Groen, grond, infra (vakbekwaam medewerker gemechaniseerd loonbedrijf)

3

97032

Groen, grond, infra (manager gemechaniseerd loonbedrijf)

4

97363

Dierverzorging (dierverzorger melkvee)

3

97362

Dierverzorging (dierverzorger hokdieren)

3

97361

Dierverzorging (dierverzorger graasdieren)

3

97054

Dierenhouderij (melkveehouder)

4

97052

Dierenhouderij (dierenhouder hokdieren)

4

97051

Dierenhouderij (dierenhouder graasdieren)

4

97551

Zorg, natuur en gezondheid (werkbegeleider zorgbedrijf dier)

3

97552

Zorg, natuur en gezondheid (werkbegeleider zorgbedrijf plant)

3

97561

Zorg, natuur en gezondheid (ondernemer zorgbedrijf dier)

4

97562

Zorg, natuur en gezondheid (ondernemer zorgbedrijf plant)

4

97033

Teelt en ondernemerschap (manager binnenteelt)

4

97034

Teelt en ondernemerschap (manager buitenteelt)

4

97660

Teelt 2/3 Medewerker teelt

2

97670

Teelt 2/3 Vakbekwaam medewerker teelt

3

97681

Teelt 4 Manager teelt

4

97682

Teelt 4 Specialist teelt en techniek

4

97683

Teelt 4 Teamleider teelt en arbeid

4

97795

Teelt 4 Manager teelt en gewasbescherming

4

97700

Productiedieren 3

3

97701

Productiedieren 3 Dierverzorger graasdieren

3

97702

Productiedieren 3 Dierverzorger hokdieren

3

97703

Productiedieren 3 Dierverzorger melkvee

3

97710

Productiedieren 4

4

97711

Productiedieren 4 Dierenhouder graasdieren

4

97712

Productiedieren 4 Dierenhouder hokdieren

4

97713

Productiedieren 4 Dierenhouder melkvee

4

De primaire opleidingen zijn voor wat betreft het hoger beroepsonderwijs de opleidingen die geheel of in overwegende mate opleiden voor de volgende beroepen:

Primaire opleidingen hoger beroepsonderwijs (CROHO-nrs.)

Tuinbouw en akkerbouw

34868

80012

Dier- en veehouderij

34869

80006

Melkveehouderij

80044

Tropische landbouw

34203

Tevens worden als studenten in primaire opleidingen geteld de bij STOAS Hogeschool ingeschreven studenten op CROHO-nrs. 34899 (bachelor) en 80015 (associate degree) Educatie en kennismanagement groene sector, voor zover deze studenten worden opgeleid voor het lerarenberoep binnen een primaire opleiding. STOAS hogeschool verschaft jaarlijks een opgave van het aantal van deze studenten, gespecificeerd naar de studierichtingen

  • 1.

    Akkerbouw, tuinbouw, plantenteelt

  • 2.

    Veehouderij

  • 3.

    Agrarische techniek

  • 4.

    Internationaal (veehouderij en agrarische techniek)

De opgave betreft het aantal studenten in deze studierichtingen op 1 oktober van het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de onderwijsopslag, bedoeld in artikel 14 van deze regeling, wordt verstrekt. De opgave gaat vergezeld van een verklaring van getrouwheid van een accountant.

De opgave voor 2011 en verdere jaren, met gegevens van het tweede jaar voorafgaand aan dat jaar, dient uiterlijk op 1 juli van ieder jaar te zijn ontvangen door DUO. De verklaring van getrouwheid van de accountant kan dan bij de jaarlijkse accountantsopgave worden meegenomen.

Bijlage

1

, behorende bij artikel 18, vijfde lid, van de Regeling praktijkleren en Groene plus

Format MeerjarenInvesteringsProgramma 2014–2015

Invulling van het MIP bij de thema’s en actielijnen (artikel 17 en 18 van de regeling).

U geeft in tabelvorm concreet aan welke activiteiten u gaat inzetten bij de gekozen thema’s en actielijnen. Op de verticale as vindt u de thema’s en actielijnen van de landelijke agenda (artikel 17, tweede lid, van de regeling). Op de horizontale as vindt u de informatie die in ieder geval bij de gekozen thema’s en actielijnen moet worden ingevuld (artikel 18, derde lid).

De keuze om in te zetten op een bepaald thema, en op één of meer actielijnen daarbij, geeft u aan door het invullen van de gevraagde informatie bij dat thema en die actielijn(en). Indien u geen inzet heeft op een bepaalde actielijn dan vult u daarbij niets in.

N.B.

  • o

    Niet alle regels hoeven dus te zijn ingevuld.

  • o

    Indien u wel voor inzet op een bepaalde actielijn kiest moet alle gevraagde informatie daarbij zijn ingevuld (dus: alle cellen zijn ingevuld).

Het format omvat vier tabellen:

  • 1.

    in tabel 1 formuleert u per gekozen thema en de actielijn(en) daarbij het doel van uw inzet en de activiteit(en) die u daarvoor wilt ontplooien. Daarmee geeft u dus tevens aan welke keuzes u op dit punt maakt in uw MIP.

  • 2.

    in tabel 2 geeft u bij de gekozen activiteiten aan welke uitkomsten u beoogt aan het eind van de planperiode, welke indicatoren u wilt meten om te laten zien of die zijn bereikt, en welke samenwerking u bij deze activiteiten wilt aangaan.

  • 3.

    in tabel 3 geeft u per activiteit aan of u behoefte heeft aan inzet vanuit de landelijke ondersteuning, en zo ja, globaliter welke.

  • 4.

    in tabel 4 geeft u per activiteit aan hoe u deze wilt financieren. Het gaat om de voorgenomen financiering. N.B. de kolom ‘financiering uit investeringsmiddelen’ moet zijn ingevuld voor alle activiteiten (= verantwoording inzet investeringsmiddelen); in de kolommen ‘financiering uit eigen middelen’ en ‘financiering derden’ vult u alleen in waar u deze middelen naast de investeringsmiddelen inzet. ‘Geef ook het totale budget aan. Het totale bedrag van de financiering uit investeringsmiddelen moet overeenkomen met het voor de instelling beschikbare bedrag op basis van artikel 5 van de regeling (inclusief evt. overloop art. 5 en 5a uit 2013).

Bij ‘financiering door derden’ kunnen zowel geldelijke bijdragen als in kind bijdragen worden opgenomen. In kind bijdragen en in cash bijdragen worden apart vermeld. De uren in kind worden gecapitaliseerd. Voor deze capitalisatie is een richtlijn bij de tabel opgenomen.

Bijlagen

Bij de tabellen worden drie bijlagen gevoegd:

  • A.

    verantwoording van de strategische keuzes in het MIP;

  • B.

    procesverantwoording totstandkoming MIP;

  • C.

    reeds aangegane arrangementen.

Tabel 1. Overzicht per thema en actielijn van het doel van de inzet van de instelling (per einde planperiode) en de beoogde activiteiten daarbij.

N.B. alleen invullen bij thema’s en actielijnen waarop in het MIP inzet wordt geleverd.

a. versterking kennisinfrastructuur

a.1 vernieuwing opleidingen

a.1.1

a.1.2

.........

a.1.n

a.2 Groene kennis voor burgers en/of jeugd

a.2.1

a.2.2

.........

a.2.n

a.3 Kennistoepassing door bedrijven en organisaties

a.3.1

a.3.2

.........

a.3.n

b. doelmatigheid opleidingenaanbod

b.1 aangaan samenwerkingsverbanden

b.1.1

b.1.2

.........

b.1.n

b.2 in samenwerking onderhouden teams van vakdocenten

b.2.1

b.2.2

.........

b.2.n

c. versterking authentiek leren

c.1 Inzet van innovatieve bedrijven en organisaties

c.1.1

c.1.2

.........

c.1.n

c.2 Inhuur van specifieke deskundigheid

c.2.1

c.2.2

.........

c.2.n

d. inhoudelijke vernieuwing van opleidingen

d.1 Groene groei

d.1.1

d.1.2

.........

d.1.n

d.2 Thema’s voortkomend uit de innovatieagenda’s

d.2.1

d.2.2

.........

d.2.n

d.3 Agenda Bèta en techniek

d.3.1

d.3.2

.........

d.3.n

d.4 Capacitybuilding voedselzekerheid

d.4.1

d.4.2

.........

d.4.n

Tabel 2. Overzicht per beoogde activiteit van de beoogde uitkomsten aan het eind van de planperiode, één of meer indicatoren en (actuele of beoogde) samenwerking.

  • o

    Alleen invullen voor de activiteiten die in tabel 1 zijn opgevoerd.

  • o

    Activiteiten hetzelfde nummeren als in tabel 1, derde kolom.

a.1.1

a.1.2

a.2.1

a.2.2

a.3.1

a.3.2

Etc.

b.1.1

b.1.2

b.2.1

b.2.2

Etc.

c.1.1

c.1.2

c.2.1

c.2.2

Etc.

d.1.1

d.1.2

d.2.1

d.2.2

Etc.

Tabel 3 Indicatie ondersteuningsbehoefte per activiteit

  • o

    Alleen invullen voor de activiteiten die in tabel 1 zijn opgevoerd.

  • o

    Activiteiten hetzelfde nummeren als in tabel 1, derde kolom.

a.1.1

a.1.2

a.2.1

a.2.2

a.3.1

a.3.2

Etc.

b.1.1

b.1.2

b.2.1

b.2.2

Etc.

c.1.1

c.1.2

c.2.1

c.2.2

Etc.

d.1.1

d.1.2

d.2.1

d.2.2

Etc.

Tabel 4. Globale begroting van de voorgenomen financiering van de beoogde activiteiten.

  • o

    Alleen invullen voor de activiteiten die in tabel 1 zijn opgevoerd.

  • o

    Activiteiten hetzelfde nummeren als in tabel 1, derde kolom.

  • o

    Geef ook het totaal per kolom van de in te zetten middelen aan.

  • o

    Voor capitalisatie van in kind-bijdragen de bedragen onderaan deze tabel gebruiken.

2014

2015

2014

2015

2014

2015

2014

2015

In cash

In kind

a.1.1

a.1.2

a.2.1

a.2.2

a.3.1

a.3.2

Etc.

b.1.1

b.1.2

b.2.1

b.2.2

Etc.

c.1.1

c.1.2

c.2.1

c.2.2

Etc.

d.1.1

d.1.2

d.2.1

d.2.2

Etc.

Totale budget

Voor de capitalisatie van in kind bedragen wordt uitgegaan van uurtarieven behorende bij de schalen in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke Rijksambtenaren 1984, voor het jaar 2014 bepaald in de Handleiding Overheidstarieven 2014. De inzet van arbeid van externe partners wordt dus gewaardeerd overeenkomstig deze schalen:

  • a.

    voor medewerkers waarvan de hoogte van het salaris overeenkomt met één van de schalen 1 tot en met 9: ten hoogste € 60,–;

  • b.

    voor medewerkers waarvan de hoogte van het salaris overeenkomt met één van de schalen 10 tot en met 12: ten hoogste € 75,–;

  • c.

    voor medewerkers waarvan de hoogte van het salaris overeenkomt met één van de schalen 13 tot en met 18: ten hoogste € 98,–.

Bijlage

A

Verantwoording strategische keuzes instelling

Beknopte verantwoording van de keuze uit de thema’s en actielijnen in de landelijke agenda op grond van de strategische visie en/of plan van de instelling en het MIP van 15 mei 2013 (met in achtneming van de aandachtspunten in de brief van EZ bij uw MIP).

Licht in ieder geval toe hoe de gekozen thema’s en actielijnen bijdragen aan:

  • de strategische ontwikkellijnen en zwaartepuntvorming van de instelling;

  • het organiseren/mobiliseren van nieuwe dragers (‘nieuw verdienmodel’);

  • de verbetering aan de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, en m.n. aan het terugdringen van verwachte tekorten;

  • versterken van de internationalisering van het onderwijs;

  • de regionale agenda en de samenwerking met andere instellingen, waaronder groen-grijs.

Licht tevens toe hoe uw instelling met de gekozen thema’s en actielijnen aansluit bij de investeringen in andere instrumenten, m.n. in een Centre of Expertise, centrum of innovatief vakmanschap en in lectoraten.

Deze bijlage is vormvrij (tekst). U kunt gebruik maken van (delen van) het in mei 2013 ingediende MIP, met evt. actualisaties.

Bijlage

B

Procesverantwoording van de totstandkoming van het MIP

Dit is de verantwoording als bedoel in artikel 18, vierde lid, van de regeling.

Geef hierbij aan:

  • Hoe zijn partijen (bedrijven en organisaties) betrokken bij de totstandkoming van het MIP 2014–2015? Hier gaat het erom hoe u het proces van vraagarticulatie heeft georganiseerd en wat dat heeft opgeleverd. Welke vragen van het bedrijfsleven en organisatie worden in de MIP concreet aangepakt?

  • Hoe worden in voorkomende gevallen in samenwerking met bedrijven en organisaties tekorten op de (regionale) arbeidsmarkt overbrugd?

Voeg hierbij

  • a.

    een lijst van de bedrijven en de organisaties per sector waarmee in het kader van de vraagarticulatie contact is geweest;

  • b.

    een lijst van de bedrijven en de organisaties per sector die zich hebben verbonden aan de uitvoering van activiteiten binnen het MIP.

De bijlage is vormvrij. U levert hiervoor een beknopte tekst op.

Bijlage

C

Aangegane arrangementen

Formele arrangementen die al zijn aangegaan met bedrijven en andere organisaties, en evt. met andere instellingen, worden in onderstaande tabel vermeld. Samenwerkingsovereenkomsten bij deze arrangementen voegt u in afschrift hierbij.

N.B. Arrangementen kunnen ook later nog tot stand komen. Niet alle samenwerking met bedrijven en organisaties die u in tabel 2 heeft aangegeven hoeft dus al in een formeel arrangement met samenwerkingsovereenkomst te zijn vastgelegd.

Tabel 4 Overzicht arrangementen

Bijlage

2

, behorende bij artikel 36d, eerste lid, van de Regeling prakrijkleren en Groene plus

Vervallen