Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 april 2011, nr. DWJZ/R&E-3059879, houdende vaststelling van algemene subsidieregels (Kaderregeling VWS-subsidies)

Kaderregeling VWS-subsidies

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b.

    instelling: privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld;

  • c.

    instellingssubsidie: subsidie voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende, structurele activiteiten van een instelling;

  • d.

    projectsubsidie: subsidie voor tijdelijke, incidentele activiteiten;

  • e.

    subsidie: instellingssubsidie of projectsubsidie;

  • f.

    jaarrekening: jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • g.

    accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • h.

    kosten: kosten van de subsidieontvanger voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit;

  • i.

    eigen bijdrage: bijdrage van de subsidieontvanger zelf voor de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit;

  • j.

    bijdragen van derden: bijdragen die de subsidieontvanger van een derde ontvangt en die de subsidieontvanger aanwendt voor de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit;

  • k.

    opbrengsten: eigen bijdrage en bijdragen van derden, vermeerderd met de aangevraagde, verleende of vastgestelde subsidie;

  • l.

    egalisatiereserve: egalisatiereserve, bedoeld in artikel 34.

Artikel

2

Artikel

3

De minister maakt de hoofdlijnen van zijn beleid bekend aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Artikel

4

Een projectsubsidie kan worden verstrekt aan een instelling of een natuurlijke persoon.

Artikel

5

Een instellingssubsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan een instelling.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

De minister verstrekt uitsluitend:

  • a.

    indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt:

    • 1°.

      een subsidie die zonder voorafgaande verlening direct wordt vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd of

    • 2°.

      een subsidie die ambtshalve wordt vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd,

  • b.

    een subsidie die wordt vastgesteld op een bedrag per gerealiseerde prestatie-eenheid waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd, voor ten hoogste het aantal maximum prestatie-eenheden dat door de minister bij de verlening is genoemd: indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt en de activiteiten uit meetbare prestatie-eenheden bestaan,

  • c.

    een subsidie die wordt vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd: indien de subsidie € 25.000 tot € 125.000 bedraagt en er naar het oordeel van de minister voldoende zekerheid bestaat over de kosten en opbrengsten,

  • d.

    een subsidie die wordt vastgesteld op een bedrag dat bestaat uit de totale werkelijke kosten verminderd met de totale werkelijke bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage, maar dat niet hoger is dan het maximum dat door de minister bij de verlening is genoemd: indien de subsidie € 25.000 tot € 125.000 bedraagt en er vanwege de aard van de activiteiten naar het oordeel van de minister onvoldoende zekerheid bestaat over de kosten en opbrengsten,

  • e.

    een subsidie die wordt vastgesteld op een bedrag dat bestaat uit de werkelijke kosten, verminderd met de werkelijke bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage, maar dat niet hoger is dan het maximum dat door de minister bij de verlening is genoemd: indien het een projectsubsidie betreft en de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, of

  • f.

    een subsidie die wordt vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd, verminderd met de eventuele overschrijding van de maximaal toegestane egalisatiereserve: indien het een instellingssubsidie betreft en de subsidie € 125.000 of meer bedraagt.

Artikel

9

Paragraaf

2

Subsidieplafond

Artikel

10

De minister kan een subsidieplafond vaststellen.

Artikel

11

Bij projectsubsidies verdeelt de minister het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag in volgorde van datum van ontvangst van de aanvragen of na onderlinge afweging van de aanvragen.

Artikel

12

Bij instellingssubsidies verdeelt de minister het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag na onderlinge afweging van de aanvragen.

Artikel

13

Artikel

14

De minister kan tegelijk met het vaststellen van het subsidieplafond bepalen dat het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag op een wijze wordt verdeeld die afwijkt van de artikelen 11, 12 en 13.

Paragraaf

3

Aanvraag

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Een aanvraag tot verlening van een instellingssubsidie wordt ingediend uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd.

Artikel

18

Artikel

19

De aanvraag tot verlening van de subsidie bestaat uit:

  • a.

    een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

  • b.

    een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

Artikel

20

Het activiteitenplan:

  • a.

    behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd,

  • b.

    beschrijft aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten en

  • c.

    beschrijft de met de activiteiten nagestreefde doelstellingen.

Artikel

21

Artikel

22

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote kosten tevens subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij een ander bestuursorgaan, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag tot verlening van de subsidie, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die andere aanvraag.

Artikel

23

Op verzoek van de minister legt de privaatrechtelijke rechtspersoon of de natuurlijke persoon die verlening van een projectsubsidie aanvraagt, een volledig en recent overzicht van zijn financiële toestand over.

Artikel

24

Paragraaf

4

Verlening

Artikel

25

Artikel

26a

De minister bepaalt in het besluit tot verlening van de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, onder 2°:

  • a.

    voor welke periode de subsidie wordt verleend,

  • b.

    voor welke activiteiten de subsidie wordt verleend,

  • c.

    het bedrag dat aan subsidie wordt verleend,

  • d.

    de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en

  • e.

    de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel

27

De minister bepaalt bij het besluit tot verlening van de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel b:

  • a.

    voor welke periode de subsidie wordt verleend,

  • b.

    wat de prestatie-eenheid is waarvoor de subsidie wordt verleend,

  • c.

    het bedrag dat per prestatie-eenheid aan subsidie wordt verleend,

  • d.

    het maximum aantal prestatie-eenheden waarvoor subsidie wordt verleend,

  • e.

    op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat de prestatie-eenheden waarvoor de subsidie is verleend, zijn gerealiseerd en

  • f.

    op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat voldaan is aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie.

Artikel

28

De minister bepaalt in het besluit tot verlening van de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel c:

  • a.

    voor welke periode de subsidie wordt verleend,

  • b.

    voor welke activiteiten de subsidie wordt verleend,

  • c.

    het bedrag dat aan subsidie wordt verleend,

  • d.

    op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en

  • e.

    op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat voldaan is aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie.

Artikel

29

De minister vermeldt in het besluit tot verlening van de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel d:

  • a.

    voor welke periode de subsidie wordt verleend,

  • b.

    voor welke activiteiten de subsidie wordt verleend,

  • c.

    de hoogte van de begrote eigen bijdrage die in aanmerking wordt genomen bij het verstrekken van de subsidie en

  • d.

    het maximum bedrag dat aan subsidie wordt verleend.

Artikel

30

Artikel

31

Paragraaf

5

Bevoorschotting

Artikel

32

Artikel

33

Paragraaf

6

Egalisatiereserve

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Paragraaf

7

Verplichtingen

Artikel

37

Indien een subsidie is verleend, zorgt de subsidieontvanger ervoor dat:

  • a.

    de doelstellingen van de gesubsidieerde activiteiten op doelmatige wijze worden nagestreefd,

  • b.

    de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten op verantwoorde wijze wordt bestuurd en

  • c.

    de voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten benodigde middelen op verantwoorde wijze worden beheerd.

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

De subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

Artikel

43

De subsidieontvanger werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen:

  • a.

    die van belang zijn voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie of

  • b.

    voor de ontwikkeling van het beleid van de minister.

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

47

Indien de activiteiten waarvoor de instellingssubsidie is verstrekt geheel of gedeeltelijk worden beëindigd of indien de instellingssubsidie wordt beëindigd, verstrekt de subsidieontvanger aan de minister op diens verzoek alle gegevens, bescheiden, informatie, medewerking en gebruiksrechten op auteursrechten die redelijkerwijs verlangd kan worden of kunnen worden voor de continuïteit van de activiteiten waarvoor de instellingssubsidie is verstrekt.

Artikel

48

Paragraaf

8

Vaststelling

Artikel

49a

Uiterlijk op de datum, vermeld in het besluit tot verlening van de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, onder 2°, neemt de minister ambtshalve een besluit over de vaststelling van de subsidie.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, onder 1° bestaat in ieder geval uit:

  • a.

    een activiteitenverslag, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

  • b.

    een financieel verslag, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

Artikel

53

Het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 52:

  • a.

    behelst een overzicht van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd,

  • b.

    beschrijft de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en

  • c.

    beschrijft de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen.

Artikel

54

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

De subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, wordt vastgesteld op een bedrag per gerealiseerde prestatie-eenheid waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd, voor ten hoogste het maximum aantal subsidiabele prestatie-eenheden dat door de minister bij de verlening is genoemd.

Artikel

60

Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel e of f, bestaat in ieder geval uit een activiteitenverslag en een financieel verslag.

Artikel

64

Het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 63:

  • a.

    beschrijft de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend,

  • b.

    bevat een vergelijking van de verrichte activiteiten met de in het activiteitenplan voorgenomen activiteiten en een toelichting op de verschillen,

  • c.

    bevat een vergelijking van de nagestreefde doelstellingen met de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen en

  • d.

    beschrijft in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Op verzoek van de minister legt de ontvanger van de instellingssubsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel f, in aanvulling op de aanvraag tot vaststelling van de instellingssubsidie een jaarrekening over.

Artikel

68

Artikel

69

Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de instellingssubsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel f, vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd verminderd met de eventuele overschrijding van de maximaal toegestane toevoeging aan de egalisatiereserve.

Artikel

70

Binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, c, d, e of f, neemt de minister een besluit op de aanvraag.

Paragraaf

9

Slotbepalingen

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2011.

Artikel

74

Deze regeling wordt aangehaald als: Kaderregeling VWS-subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,E.I.Schippers