-
□
bij betrokkene wordt een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8‰;
-
□
bij betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;
-
□
ten aanzien van betrokkene is binnen een periode van vijf jaar tenminste twee maal proces-verbaal opgemaakt op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede, derde of vierde lid, van de wet, waarbij bij één van die verdenkingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰, of dat hoger is dan 88 µg/l, respectievelijk 0,2‰, indien tenminste een van de feiten is begaan als beginnende bestuurder;
-
□
betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;
-
□
uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholafhankelijk is;
-
□
bij betrokkene is, als deelnemer aan het alcoholslotprogramma, een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat hoger is dan 88 µg/l, respectievelijk 0,2‰ of betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan een alcoholonderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;
-
□
betrokkene heeft tijdens de duur van het alcoholslotprogramma:
-
−
een motorrijtuig bestuurd waarvoor een rijbewijsplicht geldt, met uitzondering van een bromfiets, dat niet is voorzien van een alcoholslot als bedoeld in artikel 132e, eerste lid, van de wet;
-
−
een motorrijtuig bestuurd, niet zijnde een bromfiets, waarvan het kenteken in het in artikel 129a van de wet bedoelde register aan hem is gekoppeld, terwijl het motorrijtuig is voorzien van een niet-werkend alcoholslot als bedoeld in artikel 132e, eerste lid, van de wet, of
-
−
een motorrijtuig bestuurd, niet zijnde een bromfiets, waarin wel een zodanig alcoholslot is ingebouwd, maar waarvan het kenteken niet in het kader van het alcoholslotprogramma aan de bestuurder is gekoppeld, of
-
−
een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, bestuurd, terwijl door een van de in artikel 159, onderdeel a, van de wet bedoelde personen is geconstateerd dat een ander dan de bestuurder heeft geblazen in het alcoholslot, bedoeld in artikel 132e, eerste lid, van de wet.
-
□
betrokkene heeft een motorrijtuig bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol;
-
□
betrokkene heeft een poging tot zelfdoding ondernomen in het verkeer;
-
□
er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige;
-
□
betrokkene heeft met een motorrijtuig tegen de rijrichting in gereden (spookrijden);
-
□
betrokkene heeft binnen een periode van een jaar tenminste drie aanrijdingen veroorzaakt;
-
□
betrokkene is rechtstreeks betrokken bij een aanrijding met duidelijke materiële dan wel letselschade en verklaart de aanrijding niet te hebben bemerkt;
-
□
betrokkene is niet in staat het motorrijtuig in bedwang te houden;
-
□
betrokkene heeft een aanrijding veroorzaakt door het intrappen van het onjuiste pedaal of door het niet intrappen van het juiste pedaal;
-
□
betrokkene is bewust ingereden op een andere weggebruiker;
-
□
bij betrokkene wordt als bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l respectievelijk 1,3‰;
-
□
bij betrokkene wordt in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 435 µg/l, respectievelijk 1,0‰;
-
□
betrokkene heeft geweigerd mee te werken naar een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;
-
□
ten aanzien van betrokkene is binnen een periode van vijf jaar tenminste vier maal proces-verbaal opgemaakt op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede, derde of vierde lid, van de wet, waarbij betrokkene ten tijde van de laatste verdenking houder van een rijbewijs was;
-
□
betrokkene heeft drie maal als beginnende bestuurder een of meer van de strafbare feiten begaan die worden genoemd in bijlage 1, onderdeel IV, bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid en voor deze feiten is hij tijdens of na de in artikel 1, onder beginnende bestuurder, van die regeling genoemde termijn onherroepelijk veroordeeld, dan wel voor deze feiten tijdens of na die termijn ten aanzien van hem een onherroepelijke strafbeschikking uitgevaardigd;
-
□
ten aanzien van betrokkene is tijdens de duur van het alcoholslotprogramma proces-verbaal opgemaakt op verdenking van overtreding van artikel 8, derde juncto vierde lid, van de wet of van artikel 9, negende lid, van de wet;
-
□
betrokkene die voor zijn achttiende verjaardag in het kader van begeleid rijden een rijbewijs voor de categorie B heeft behaald, heeft in de periode tot zijn achttiende verjaardag een motorrijtuig bestuurd zonder een op de begeleiderspas geregistreerde begeleider, dan wel met een begeleider van wie hij weet dat deze onder zodanige invloed verkeert van een stof, waarvan het gebruik – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat deze niet tot behoorlijk begeleiden in staat moet worden geacht.