Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 september 2012, nr. WJZ/387165 (10152), houdende regels voor de verstrekking van subsidie voor de instandhouding van rijksmonumenten (Subsidieregeling instandhouding monumenten)
Subsidieregeling instandhouding monumenten
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
eigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een rijksmonument,
b.
groen monument: rijksmonument of zelfstandig onderdeel zijnde een aanleg die geheel of gedeeltelijk bestaat uit beplanting, zoals een park- of tuinaanleg,
c.
herbouwwaarde: kosten om een rijksmonument of zelfstandig onderdeel in zijn geheel opnieuw te vervaardigen, met dezelfde constructie, materiaalsoorten en detaillering,
d.
inspectierapport: rapport dat de technische of fysieke staat van een rijksmonument of zelfstandig onderdeel beschrijft, en dat is opgesteld door een ter zake deskundige persoon of instantie,
e.
instandhoudingsplan: plan als bedoeld in artikel 10,
f.
kerkelijk dienstgebouw in kerkelijk gebruik: rijksmonument of zelfstandig onderdeel dat functioneel bij een gebouw hoort dat in oorsprong uitsluitend of voor een overwegend deel is vervaardigd voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging, vanwege het rechtstreeks met die gezamenlijke belijdenis in dat gebouw verbonden huidige gebruik,
g.
kerkgebouw: rijksmonument of zelfstandig onderdeel, dat in oorsprong uitsluitend of voor een overwegend deel is vervaardigd voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging,
h.
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
i.
professionele organisatie voor monumentenbehoud: aangewezen organisatie als bedoeld in artikel 30,
j.
werelderfgoed: gebied dat door UNESCO is aangewezen als werelderfgoed op grond van de Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld (Parijs, 16 november 1972),
k.
woonhuis: rijksmonument of zelfstandig onderdeel dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuis wordt aangemerkt een gebouw dat deel uitmaakt van een geregistreerd museum, een kerkgebouw, kerkelijk dienstgebouw in kerkelijk gebruik, kasteel, paleis, hoofdhuis van een buitenplaats, landhuis, gebouw van liefdadigheid, molen, gemaal, agrarisch gebouw of watertoren,
l.
zelfstandig onderdeel:
1°.
deel van een rijksmonument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid,
2°.
deel van een rijksmonument dat is aan te merken als een toren van een kerkgebouw,
3°.
alle delen gezamenlijk van een rijksmonument, zijnde een aanleg zoals een park- of tuinaanleg, die aan één eigenaar behoren, en niet het gehele rijksmonument omvatten, of
4°.
alle delen gezamenlijk van een archeologisch rijksmonument, die aan één eigenaar behoren, en niet het gehele rijksmonument omvatten.
De minister kan jaarlijks aan de eigenaar van een rijksmonument of zelfstandig onderdeel op aanvraag voor een periode van zes kalenderjaren subsidie voor het normale onderhoud van dat monument verstrekken.
Artikel
3
Subsidieplafonds
1
Voor subsidieverlening zijn jaarlijks ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar voor:
a.
archeologische rijksmonumenten: € 800.000,
b.
groene monumenten: € 8,3 miljoen,
c.
overige rijksmonumenten: € 55,92 miljoen.
2
Indien in enig jaar een beschikbaar bedrag niet geheel wordt verleend, wordt het resterende bedrag aangewend voor de aanvragen ten laste van de andere in het eerste lid bedoelde categorieën. De eerste zin vindt enkel toepassing voor zover het beschikbare bedrag voor één of beide van de andere categorieën niet hoog genoeg is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen honoreren.
3
Indien een resterend bedrag als bedoeld in het tweede lid ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen ten laste van de andere categorieën te kunnen toewijzen, wordt het resterende bedrag eerst aangewend voor een eventueel tekort bij groene monumenten, vervolgens voor een eventueel tekort bij overige rijksmonumenten, en ten slotte voor een eventueel tekort bij archeologische rijksmonumenten.
4
Indien, in voorkomend geval na toepassing van het tweede lid, in enig jaar een beschikbaar bedrag niet geheel wordt verleend, wordt het resterende bedrag voor het volgende jaar toegevoegd aan het subsidieplafond van de in het eerste lid bedoelde categorie waar het bedrag aanvankelijk resteerde.
Artikel
4
Subsidiabele kosten
Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als zodanig zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten die als bijlage bij deze regeling is opgenomen.
Artikel
5
Maximumbedrag subsidiabele kosten
1
De subsidiabele kosten op grond waarvan het subsidiebedrag wordt bepaald, zijn ten hoogste 3 procent van de herbouwwaarde.
2
In afwijking van het eerste lid zijn de subsidiabele kosten op grond waarvan het subsidiebedrag wordt bepaald ten hoogste € 72.500 voor een molen.
3
Het eerste lid is niet van toepassing op groene monumenten en archeologische rijksmonumenten.
§
2.2
Aanvraag
Artikel
6
Aanvraagtermijn
Een aanvraag om subsidie wordt ingediend van 1 februari tot en met 31 maart in het jaar voorafgaand aan de periode van zes kalenderjaren waarvoor subsidie wordt gevraagd.
Artikel
7
Wijze van indiening
Een aanvraag kan elektronisch of op papier worden ingediend. Elektronische aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van de aanvraagmodule die daartoe via de website www.cultureelerfgoed.nl beschikbaar is gesteld. Aanvragen op papier worden ingediend bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.
Artikel
8
In te dienen bescheiden
1
Bij een aanvraag om subsidie wordt gebruik gemaakt van een hiervoor door de minister vastgesteld aanvraagformulier. De minister stelt een afzonderlijk formulier vast waarmee een eigenaar aanvragen ten behoeve van 20 of meer rijksmonumenten gezamenlijk kan indienen.
2
In een aanvraagformulier kunnen de volgende bescheiden worden gevraagd:
een actueel inspectierapport en, indien niet in het inspectierapport opgenomen, een of meer actuele overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het rijksmonument of zelfstandig onderdeel en zijn gebreken,
c.
met uitzondering van molens, archeologische rijksmonumenten en groene monumenten, een verzekeringspolis waaruit de herbouwwaarde blijkt, of voor zover geen verzekering is afgesloten of de herbouwwaarde niet uit de verzekeringspolis blijkt, een door een verzekeraar geaccepteerde taxatie van de herbouwwaarde,
d.
voor zover het een zelfstandig onderdeel betreft dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid of als een toren van een kerkgebouw, een tekening waarop het zelfstandig onderdeel duidelijk is weergegeven ten opzichte van aangrenzende zelfstandige onderdelen,
e.
voor zover het een zelfstandig onderdeel van een beschermd archeologisch monument betreft, een overzichtskaart waarop de betrokken kadastrale percelen zijn aangegeven,
f.
voor zover het een groen monument betreft, een overzichtskaart van de groenaanleg met de plaats van de werkzaamheden en voor zover het een zelfstandig onderdeel betreft, de betrokken kadastrale percelen,
g.
voor zover het instandhoudingsplan ingrijpende werkzaamheden omvat, voldoende gegevens en bescheiden waaruit, aanvullend op het inspectierapport, de technische of fysieke staat van het rijksmonument of zelfstandig onderdeel nauwkeurig blijkt en waarmee de noodzaak van de ingrepen voldoende wordt onderbouwd, en
h.
voor zover de aanvraag een kerkgebouw betreft, een verklaring van de eigenaar dat het kerkgebouw gedurende de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd bestendig wordt gebruikt.
3
De Minister kan voor de beoordeling van een aanvraag nadere gegevens opvragen bij een eigenaar, om na te gaan of:
de eigenaar de kosten voor het normale onderhoud van het desbetreffende rijksmonument of zelfstandig onderdeel in aftrek zou kunnen brengen op hetzij de winst uit onderneming, bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, hetzij het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in afdeling 3.4 van die wet.
Artikel
9
In te dienen bescheiden door professionele organisaties voor monumentenbehoud
1
In afwijking van artikel 8, tweede lid, gaat een aanvraag van een professionele organisatie voor monumentenbehoud slechts vergezeld van een overzicht van de rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen waarvoor subsidie wordt gevraagd.
2
Het overzicht bevat per rijksmonument of zelfstandig onderdeel:
a.
het monumentnummer,
b.
de totale begrote subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4,
c.
voor zover het een zelfstandig onderdeel betreft, een omschrijving van dat onderdeel waarbij het te onderscheiden is van andere zelfstandige onderdelen van het desbetreffende rijksmonument, en
d.
voor zover het geen molen, archeologisch rijksmonument of groen monument betreft, de herbouwwaarde.
Artikel
10
Instandhoudingsplan
1
Het instandhoudingsplan heeft betrekking op zes kalenderjaren en omvat:
a.
een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden en een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten, en
b.
een meerjarenbegroting volgens een door de minister vastgesteld model.
2
In de meerjarenbegroting wordt aangegeven in welk jaar de onderscheiden werkzaamheden worden verricht.
§
2.3
Verlening
Artikel
11
Beslistermijn
De minister beslist jaarlijks voor 1 september gelijktijdig op de in het desbetreffende jaar ingediende en voor subsidie in aanmerking komende aanvragen.
voor zover de aanvraag betrekking heeft op een woonhuis,
b.
voor zover de aanvraag betrekking heeft op een kerkgebouw en een verklaring als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder h, ontbreekt,
c.
voor zover de subsidie naar het oordeel van de minister niet noodzakelijk is voor het normaal onderhoud van het rijksmonument of zelfstandig onderdeel,
d.
voor zover de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd naar het oordeel van de minister niet sober en doelmatig zijn,
e.
voor zover voor de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds rijkssubsidie wordt verstrekt,
f.
voor zover bij schade de subsidiabele kosten op grond van een verzekering worden gedekt,
g.
voor zover de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht of op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds kunnen worden teruggevorderd,
indien de aanvraag wordt ingediend buiten de termijn, bedoeld in artikel 6, of
j.
indien de subsidiabele kosten van een aanvraag die betrekking heeft op een archeologisch rijksmonument minder dan € 3000 bedragen of minder dan € 6000 bedragen indien de aanvraag betrekking heeft op een ander rijksmonument.
2
Het eerste lid, onder a, is niet van toepassing op een aanvraag van een:
professionele organisatie voor monumentenbehoud met een hoofdactiviteit tot het in stand houden van monumenten voor zover deze blijkt uit het aanwijzingsbesluit.
Artikel
13
Subsidiebedrag
1
Het subsidiebedrag dat wordt verleend, bedraagt 60 procent van de subsidiabele kosten met toepassing van artikel 5.
2
In afwijking van het eerste lid bedraagt het subsidiebedrag 40 procent van de subsidiabele kosten met toepassing van artikel 5, indien de eigenaar op het moment van indiening van de aanvraag:
a.
belastingplichtig is als bedoeld in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, met dien verstande dat dit onderdeel niet van toepassing is indien de eigenaar uit hoofde van artikel 5, 6, 6a of 6b van die wet van de vennootschapsbelasting is vrijgesteld, hetgeen kan worden vastgesteld aan de hand van gegevens over het laatste boekjaar, voorafgaand aan het moment van aanvraag, waarvan de jaarrekening is vastgesteld en indien van toepassing de belastingaangifte is ingediend; of
b.
kosten voor het normale onderhoud van het desbetreffende rijksmonument of zelfstandig onderdeel in aftrek zou kunnen brengen op hetzij de winst uit onderneming, bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, hetzij het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in afdeling 3.4 van die wet.
3
Het tweede lid is niet van toepassing indien de eigenaar een professionele organisatie voor monumentenbehoud is.
Artikel
14
Verdeelcriteria
1
Indien in enig jaar een subsidieplafond als bedoeld in artikel 3 niet hoog genoeg is om alle aanvragen ten laste van het desbetreffende beschikbare bedrag te honoreren, wordt op die aanvragen in de volgende volgorde beslist:
a.
aanvragen, voor zover die rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen omvatten die deel uit maken van een werelderfgoed,
b.
aanvragen van professionele organisaties voor monumentenbehoud,
c.
aanvragen, voor zover deze niet voldoen aan onderdeel a of b.
2
Indien na toepassing van het eerste lid, onder a en b, nog middelen beschikbaar zijn, wordt het resterende budget als volgt verdeeld:
a.
75 procent van het budget voor aanvragen, voor zover die rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen betreffen met een herbouwwaarde van minder dan € 8,3 miljoen, voor zover die groene monumenten of archeologische rijksmonumenten betreffen met minder dan € 250.000 aan subsidiabele kosten of voor zover die molens betreffen, en
b.
25 procent van het budget voor aanvragen, voor zover deze rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen betreffen met een hogere herbouwwaarde onderscheidenlijk meer subsidiabele kosten dan in onderdeel a.
3
Indien bij toepassing van het eerste lid het subsidieplafond wordt overschreden door subsidieverlening aan alle aanvragen in het eerste lid, onderdeel a, b of c, wordt op de aanvragen in het desbetreffende onderdeel beslist in volgorde van totale begrote kosten uit de aanvraag, waarbij een aanvraag met lagere totale begrote kosten voorrang krijgt. Bij aanvragen van professionele organisaties voor monumentenbehoud worden de rijksmonumenten en zelfstandige onderdelen uit de ingediende overzichten, bedoeld in artikel 9, in volgorde van begrote kosten gezet en voor de toepassing van dit lid elk afzonderlijk als aanvraag beschouwd.
4
Indien bij toepassing van het tweede lid binnen één van de deelbudgetten, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, na toewijzing van alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen, nog middelen resteren, worden deze middelen eerst aangewend voor alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen ten laste van het andere deelbudget, alvorens artikel 3, tweede lid, wordt toegepast.
Artikel
15
Bevoorschotting
1
Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, verleent de minister de eigenaar een voorschot van 100% van het subsidiebedrag.
2
Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, kan de minister de eigenaar een voorschot verlenen tot 100% van het subsidiebedrag.
3
De verlening van het voorschot geschiedt gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening.
4
De uitkering van het voorschot geschiedt in jaarlijkse of meerjaarlijkse termijnen, op bij de beschikking aan te geven tijdstippen.
5
Indien de liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger om een ander betaalritme vraagt, kan de minister in afwijking van het vierde lid een groter of kleiner deel van de subsidie in door hem te bepalen termijnen als voorschot betalen.
Artikel
16
Bijzondere bepalingen voor professionele organisaties voor monumentenbehoud
1
Een professionele organisatie voor monumentenbehoud kan de subsidie aanwenden voor uitvoering van subsidiabele werkzaamheden aan alle rijksmonumenten en zelfstandige onderdelen uit het overzicht, bedoeld in artikel 9, waarvoor subsidie is verleend.
2
Na een aanvraag als bedoeld in artikel 2 en onverminderd artikel 14 kan de Minister er mee instemmen dat een professionele organisatie voor monumentenbehoud een overzicht als bedoeld in artikel 9 ten behoeve waarvan subsidie is verleend met ingang van het opvolgende kalenderjaar uitbreidt met andere rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen die geen onderdeel uitmaken van dat overzicht. In dat geval wijzigt de Minister de beschikking tot subsidieverlening en verhoogt hij de verleende subsidie naar rato van het aantal resterende kalenderjaren van het overzicht. De verhoging is gelijk aan de subsidiabele kosten voor de toe te voegen rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen, vermenigvuldigd met het voor het overzicht geldende subsidiepercentage, met dien verstande dat:
a.
voor molens de subsidiabele kosten maximaal € 12.083,33 bedragen, vermenigvuldigd met het aantal resterende kalenderjaren van het overzicht; en
b.
voor overige rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, de subsidiabele kosten maximaal 0,5 procent van de herbouwwaarde bedragen, vermenigvuldigd met het aantal resterende kalenderjaren van het overzicht.
§
2.4
Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel
17
Meldingsplicht
De subsidieontvanger doet onverwijld een schriftelijke melding aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel
18
Nader onderzoek herbouwwaarde
Indien de minister ernstige twijfel heeft over de juistheid van de opgegeven herbouwwaarde, kan de minister een nader onderzoek naar de herbouwwaarde instellen. De subsidieontvanger werkt mee aan dit onderzoek.
Artikel
19
Onderhoudsplicht
De minister kan de subsidieontvanger verplichten na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het rijksmonument of het zelfstandig onderdeel te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.
Artikel
20
Gebruik kerkgebouw
Een kerkgebouw waarvoor subsidie is verleend, wordt gedurende de subsidieperiode overeenkomstig de verklaring, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder h, bestendig gebruikt.
Artikel
21
Verplichtingen bij de uitvoering van werkzaamheden
De minister kan de subsidieontvanger verplichten:
a.
mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het rijksmonument of zelfstandig onderdeel,
b.
de aanbesteding en de gunning van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op een door de minister te bepalen wijze te doen plaatsvinden,
c.
de minister tussentijds te berichten over de voortgang van werkzaamheden,
d.
mee te werken aan een onderzoek door een deskundige naar de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden,
e.
werkzaamheden uit te voeren volgens in de beroepsgroep geldende normen,
f.
het rijksmonument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het rijksmonument of het zelfstandig onderdeel,
g.
advies te vragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed alvorens met de voorgenomen werkzaamheden wordt gestart voor zover de monumentale waarde van het rijksmonument of het zelfstandig onderdeel of de werkzaamheden daartoe aanleiding vormen, of
h.
werkzaamheden onder nader door hem te stellen voorwaarden te doen begeleiden indien voor de uitvoering daarvan specifieke kennis is vereist.
Artikel
22
Verzekeringsplicht
De minister kan de subsidieontvanger verplichten:
a.
voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een Casco-All-Risks verzekering af te sluiten, of
b.
vanaf de aanvang van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op eigen kosten het rijksmonument of het zelfstandig onderdeel te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade en na afloop van de werkzaamheden daartegen verzekerd te houden.
§
2.5
Verantwoording en vaststelling
Artikel
23
Desgevraagd verantwoording over prestaties bij subsidies minder dan € 25.000
Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, toont de subsidieontvanger op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij beschikking wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.
Artikel
24
Verantwoording over prestaties bij subsidies van € 25.000 of meer
1
Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, toont de subsidieontvanger aan de hand van een prestatieverklaring aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
2
De minister kan voor de prestatieverklaring een model vaststellen.
3
De prestatieverklaring gaat vergezeld van een inspectierapport per rijksmonument of per zelfstandig onderdeel, dat is opgesteld na afloop van het verrichten van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend.
4
Het derde lid is niet van toepassing op professionele organisaties voor monumentenbehoud.
5
Voor zover uit de prestatieverklaring volgt dat niet alle activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd of de subsidieontvanger zich niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen heeft gehouden, bevat de prestatieverklaring de redenen hiervoor.
6
Onverminderd het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid, toont de subsidieontvanger op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij beschikking wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.
Artikel
25
Verantwoording van kosten bij subsidies van € 125.000 of meer
1
Indien de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, legt de subsidieontvanger rekening en verantwoording af aan de hand van een financieel verslag. artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
2
De minister kan voor het financieel verslag een model vaststellen.
In de verklaring, bedoeld in het derde lid, verklaart de accountant dat de bedragen in het financieel verslag juist zijn en doet hij tevens een uitspraak over de naleving door de subsidieontvanger van de in het controleprotocol genoemde voorschriften.
5
De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek inricht volgens een door de minister vast te stellen controleprotocol.
6
De minister kan de subsidieontvanger verplichten de desbetreffende originele rekeningen en betalingsbewijzen te overleggen.
Artikel
26
Vaststelling
1
Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend in de periode van 1 juni tot en met 15 juli van het kalenderjaar dat volgt op de periode waarvoor subsidie is verleend. Indien de verleende subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt deze vastgesteld zonder aanvraag daartoe.
2
Aanvragen tot subsidievaststelling die worden ingediend vóór de periode van 1 juni tot en met 15 juli, worden geacht te zijn ingediend op de eerste dag van die periode.
3
Een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven:
a.
indien de verleende subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, binnen 22 weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend, en
b.
indien de verleende subsidie € 25.000 of meer bedraagt binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.
Artikel
27
Lager vaststellen bij werkzaamheden in strijd met de wet
Onverminderd artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidie in ieder geval lager dan de verlening worden vastgesteld indien werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde.
Artikel
28
Eigendomsoverdracht
1
Indien de subsidieontvanger de eigendom of een ander zakelijk recht van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel overdraagt aan een derde, dient de subsidieontvanger binnen drie maanden na de overdracht een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij de minister. De artikelen 23 tot en met 27 zijn van overeenkomstige toepassing.
2
Na de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan de minister op verzoek van de eigenaar aan wie de eigendom of het zakelijk recht is overgedragen, aan die eigenaar subsidie verstrekken ten behoeve van de afronding van het instandhoudingsplan. artikel 14 is niet van toepassing.
Artikel
29
Terugvordering
1
De subsidieontvanger is na de subsidievaststelling verplicht een teveel aan ontvangen voorschot onverwijld terug te betalen, tenzij de minister tot verrekening op andere wijze heeft besloten.
2
Bij terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen of voorschotten kan de minister de subsidieontvanger verplichten de met de terugvordering verband houdende kosten te voldoen. Tevens kan de minister in dat geval de wettelijke rente vorderen.
Hoofdstuk
2a
Subsidieverstrekking voor verduurzamingsonderzoeken
De Minister kan subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een verduurzamingsonderzoek voor een rijksmonument of zelfstandig onderdeel.
2
De Minister verstrekt een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek uitsluitend als aanvulling op een subsidie als bedoeld in artikel 2.
Artikel
29c
Subsidieplafonds en verdeelcriteria
1
Voor subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is:
a.
in 2022 een bedrag van ten hoogste € 1.200.000 beschikbaar;
b.
in 2023 een bedrag van ten hoogste € 1.600.000 beschikbaar; en
c.
in 2024 een bedrag van ten hoogste € 1.600.000 beschikbaar.
2
Indien een beschikbaar bedrag als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, niet geheel wordt verstrekt, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond voor het daaropvolgende kalenderjaar.
3
De verdeling van de subsidie vindt plaats in dezelfde volgorde als die waarin op grond van artikel 14 op de aanvragen voor het normale onderhoud van de desbetreffende rijksmonumenten op grond van artikel 14 wordt beslist.
Artikel
29d
Subsidiabele kosten
1
Subsidiabel zijn de kosten van een verduurzamingsonderzoek dat voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 29g. Voor de subsidieverlening wordt een vast bedrag van € 4.000,- aan subsidiabele kosten in aanmerking genomen.
2
Indien de eigenaar die subsidie aanvraagt voor een verduurzamingsonderzoek, niet beschikt over een rapport over de monumentale waarden van het rijksmonument als bedoeld in artikel 29g, eerste lid, dan kan hij in de meerjarenbegroting, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, ook de kosten voor het doen opstellen van een dergelijk rapport opnemen. Deze kosten zijn in dat geval subsidiabel in het kader van de aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 2, ongeacht of de subsidie voor het verduurzamingsonderzoek wordt toegekend.
3
Ten aanzien van het verduurzamingsonderzoek en het rapport over de monumentale waarden van het rijksmonument is hoofdstuk 1.1, onderdeel f, van de bijlage bij deze regeling niet van toepassing, met dien verstande dat een verduurzamingsonderzoek uitsluitend voor subsidie in aanmerking komt, indien het onderzoek nog niet is afgerond op het moment van de subsidieaanvraag.
Artikel
29e
Subsidiebedrag
Ten aanzien van het percentage van de subsidiabele kosten, waarvoor subsidie wordt verstrekt, is artikel 13 van overeenkomstige toepassing.
Artikel
29f
Subsidieaanvraag
1
Een aanvraag om subsidie voor een verduurzamingsonderzoek kan uitsluitend tezamen worden gedaan met de aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.
2
De aanvraag om subsidie voor een verduurzamingsonderzoek wordt op dezelfde manier gedaan als de aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 2. Artikel 7 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel
29g
Eisen verduurzamingsonderzoek
1
Een verduurzamingsonderzoek wordt uitgevoerd volgens de daarvoor in de beroepsgroep geldende normen, met dien verstande dat daarbij rekening wordt gehouden met de monumentale waarden op basis van een door een bouw- of architectuurhistoricus opgesteld rapport over de aanwezige monumentale waarden.
2
Via de website www.cultureelerfgoed.nl wordt een nadere specificatie beschikbaar gesteld van de inhoud van het op te maken verduurzamingsrapport.
Artikel
29h
Subsidieverplichtingen
1
Artikel 17 is van overeenkomstige toepassing op een subsidie die op grond van dit hoofdstuk is verstrekt.
2
De eigenaar zendt een afschrift van het verduurzamingsrapport binnen vier weken na voltooiing van het verduurzamingsonderzoek aan de Minister.
Artikel
29i
Verlening en weigeringsgrond
1
De Minister beslist op de aanvraag om subsidie voor een verduurzamingsonderzoek, gelijktijdig met de aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, voor het desbetreffende rijksmonument of het zelfstandige onderdeel. De subsidie wordt als één totaalbedrag verleend.
2
Onverminderd artikel 7.6 van de Erfgoedwet wordt een aanvraag om subsidie voor een verduurzamingsonderzoek in ieder geval geweigerd, voor zover aan de eigenaar voor het verduurzamingsonderzoek reeds uit anderen hoofde rijkssubsidie is verstrekt.
Artikel
29j
Verantwoording en vaststelling
1
De eigenaar verantwoordt de subsidie voor het verduurzamingsonderzoek als onderdeel van de verantwoording van de subsidie, bedoeld in artikel 2, voor het desbetreffende rijksmonument of het zelfstandige onderdeel. Voor het toe te passen verantwoordingsregime, genoemd in de artikelen 23 tot en met 25, alsmede voor de toepassing van artikel 26, worden het subsidiebedrag dat uit hoofde van artikel 2 wordt verstrekt en het bedrag van de subsidie voor het verduurzamingsonderzoek als één totaalbedrag in aanmerking genomen.
2
De artikelen 27 tot en met 29 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel
29k
Bevoorschotting
Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing op een subsidie die op grond van dit hoofdstuk is verstrekt, met dien verstande dat voor de toepassing van dat artikel het subsidiebedrag dat uit hoofde van artikel 2 wordt verstrekt en het bedrag van de subsidie voor het verduurzamingsonderzoek als één totaalbedrag in aanmerking worden genomen.
Hoofdstuk
3
Aanwijzing van professionele organisaties
Artikel
30
Aanwijzing
1
De minister kan op aanvraag een privaatrechtelijke rechtspersoon of kerkgenootschap aanwijzen als professionele organisatie voor monumentenbehoud.
2
De minister wijst een organisatie slechts aan indien zij eigenaar is van ten minste twintig rijksmonumenten en zij op professionele wijze de monumentale waarden van die monumenten in stand houdt.
3
Indien een aanvrager bij de aanvraag heeft aangetoond dat het in stand houden van monumenten een hoofdactiviteit van de organisatie is, vermeldt de minister dit in het aanwijzingsbesluit.
Artikel
31
Beoordelingscriteria
1
Een aanvrager toont in ieder geval aan dat:
a.
de organisatie een statutaire doelstelling tot instandhouding van cultureel erfgoed heeft,
b.
de kwaliteit van de uitvoering van werkzaamheden aan rijksmonumenten is geborgd,
c.
de professionele omgang met rijksmonumenten in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag een structureel en consistent karakter heeft,
d.
de organisatie financieel stabiel is, en
e.
ten minste de helft van het aantal rijksmonumenten waarvan de organisatie eigenaar is in goede staat is.
2
Indien een aanvrager een vermelding als bedoeld in artikel 30, derde lid, wenst, toont deze aan dat het in stand houden van monumenten een hoofdactiviteit van de organisatie is, hetgeen onder meer kan blijken uit de feitelijke activiteiten van de organisatie.
Artikel
32
Aanvraag
1
Een aanvraag tot aanwijzing als professionele organisatie voor monumentenbehoud wordt ingediend bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en omvat in ieder geval:
a.
de statuten van de rechtspersoon,
b.
een beleid- of visiedocument waarin de kwaliteit van de werkzaamheden bij cultureel erfgoed is geborgd en waarin ten minste wordt ingegaan op de volgende aspecten:
1°
de toepassing van in de beroepsgroep geldende normen voor werkzaamheden aan rijksmonumenten,
2°
het planmatige onderhoud van rijksmonumenten,
3°
het verrichten van cultuurhistorisch onderzoek bij restauratiewerkzaamheden, en
4°
de beschikking over en organisatie van structurele deskundigheid bij de uitvoering van werkzaamheden aan rijksmonumenten,
c.
de beschikbare jaarverslagen en jaarrekeningen of financiële verslagen van de vijf jaren voorafgaand aan het jaar van de aanvraag,
d.
een overzicht waaruit de staat van de rijksmonumenten waarvan zij eigenaar is blijkt.
2
De stukken, bedoeld in het eerste lid, gaan niet bij de aanvraag voor zover de aanvrager er redelijkerwijs van uit kan gaan dat deze al in het bezit van de minister zijn.
Artikel
33
Termijnen
1
Aanvragen kunnen in enig jaar tot en met 31 augustus van dat jaar worden ingediend.
2
De minister beslist in enig jaar binnen 22 weken na 31 augustus op de aanvragen die in dat jaar zijn ingediend.
Artikel
34
Advies
1
De minister vraagt advies over een aanvraag aan de Raad.
2
De Raad zendt binnen dertien weken na ontvangst van het adviesverzoek zijn advies aan de minister.
Artikel
35
Intrekking van de aanwijzing
1
Indien een professionele organisatie voor monumentenbehoud niet meer voldoet aan de criteria op grond waarvan zij is aangewezen, trekt de minister de aanwijzing in.
2
Op verzoek van de minister toont een professionele organisatie voor monumentenbehoud aan dat zij voldoet aan de criteria op grond waarvan zij is aangewezen.
Afwijking subsidievoorschriften in verband met COVID-19
1
De minister kan de periode waarvoor de subsidie is verleend verlengen, indien de desbetreffende subsidieontvanger door de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding ervan redelijkerwijs niet in staat is de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend binnen de oorspronkelijke periode af te ronden.
2
In 2020 behoeft de minister, in afwijking van artikel 11, niet gelijktijdig te beslissen op de in dat jaar ingediende en voor subsidie in aanmerking komende aanvragen.
3
Ten aanzien van subsidieverstrekking in 2020 kan de minister hoofdstuk 1.1, aanhef en onderdeel f, van de bijlage bij deze regeling buiten toepassing laten voor werkzaamheden die zijn begonnen na de indiening van de subsidieaanvraag, indien het gelet op de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding ervan doelmatiger is deze werkzaamheden voorafgaand aan de subsidieverlening uit te voeren en indien de aanvrager de minister voldoende inzicht geeft in de noodzaak van deze werkzaamheden.
Artikel
42a
Overgangsperiode Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud
Een aanvraag om subsidie van een organisatie als bedoeld in het eerste lid, gedaan in het jaar 2013 of 2014, wordt niet geweigerd op de grond, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a.
3
De laatste volzin van artikel 14, derde lid, is van overeenkomstige toepassing bij een aanvraag als bedoeld in dit artikel, met dien verstande dat de aanvragen van organisaties als bedoeld in het eerste lid niet worden aangemerkt als aanvragen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder b.
4
De artikelen 16, eerste lid, en 24, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een organisatie als bedoeld in het eerste lid voor de subsidie verleend op een aanvraag als bedoeld in dit artikel.
Artikel
42b
Verhoging subsidieplafond 2016 monumenten met hoge herbouwwaarde
1
In 2016 wordt na toepassing van artikel 14, tweede lid, aan het budget voor overige beschermde monumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, met een herbouwwaarde van € 8,3 miljoen of meer, een bedrag van ten hoogste € 20 miljoen toegevoegd.
2
Indien in 2016 het beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, niet geheel wordt verleend, wordt het resterende bedrag in 2017 na aftrek van € 10 miljoen op gelijke wijze als bedoeld in het eerste lid toegevoegd aan het bedrag voor overige beschermde monumenten met een herbouwwaarde van € 8,3 miljoen of meer.
3
Indien het in 2017 toegevoegde bedrag, bedoeld in het tweede lid, met toepassing van dat lid niet geheel wordt verleend, dan wordt het resterende bedrag in datzelfde jaar na toepassing van artikel 14, tweede lid, toegevoegd aan het bedrag voor groene monumenten met meer dan € 250.000 aan subsidiabele kosten.
In 2018 wordt aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, een bedrag van € 16 miljoen toegevoegd.
Artikel
42d
Aanpassing subsidieplafond 2019
1
In 2019 wordt het budget voor archeologische rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, verminderd met een bedrag van € 2 miljoen.
2
In 2019 wordt aan het budget voor groene monumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een bedrag van € 2 miljoen toegevoegd.
3
In 2019 wordt aan het budget voor overige monumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, een bedrag van € 23 miljoen toegevoegd.
Artikel
42e
Aanpassing subsidieplafond 2020
1
Artikel 3, tweede lid, is niet van toepassing ten aanzien van het in 2019 resterende bedrag voor de categorie archeologische monumenten.
2
In 2020 wordt aan het budget voor groene monumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een bedrag van € 2 miljoen toegevoegd.
3
In 2020 wordt aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, een bedrag van € 13,6 miljoen toegevoegd.
Artikel
42f
Structurele verhoging subsidieplafonds monumenten met hoge subsidiabele kosten of hoge herbouwwaarde
aan het budget voor groene monumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, met € 250.000,– of meer aan subsidiabele kosten, een bedrag van € 1 miljoen toegevoegd.
b.
aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, met een herbouwwaarde van € 8,3 miljoen of meer, een bedrag van € 3 miljoen toegevoegd.
2
Indien een beschikbaar bedrag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, in enig jaar niet volledig wordt verleend, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag dat op grond van desbetreffende onderdeel voor het daaropvolgende jaar beschikbaar is.
3
Indien in enig jaar na toepassing van artikel 14, eerste lid, onderdelen a of b, geen middelen meer beschikbaar zijn, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel
42g
Aanpassing subsidieplafond 2023
1
Artikel 3, tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2022, is voor een bedrag van € 2 miljoen niet van toepassing ten aanzien van het in 2022 resterende bedrag voor de categorie archeologische rijksmonumenten.
2
In 2023 wordt aan het budget voor groene monumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een bedrag van € 8 miljoen toegevoegd.
3
In 2023 wordt na toepassing van artikel 14, tweede lid, aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, met een herbouwwaarde van € 8,3 miljoen of meer, een bedrag van € 17 miljoen toegevoegd.
aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, met een herbouwwaarde van minder dan € 8,3 miljoen, een bedrag van € 10 miljoen toegevoegd; en
b.
aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, met een herbouwwaarde van € 8,3 miljoen of meer, een bedrag van € 10 miljoen toegevoegd.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
2
Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027.
Artikel
44
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling instandhouding monumenten.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,H.Zijlstra
Bijlage
als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten
Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten
Hoofdstuk
1.1
Algemene bepalingen subsidiabele kosten
Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen, voor zover dat is bepaald in deze bijlage, met dien verstande dat:
a.
kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden:
1º.
strekken tot instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden;
2º.
sober en doelmatig zijn;
3º.
technisch noodzakelijk zijn; en
4º.
zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;
b.
kosten voor werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade subsidiabel zijn;
c.
kosten voor werkzaamheden gericht op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen subsidiabel zijn;
d.
kosten voor werkzaamheden gericht op reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn;
e.
kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op comfortverbetering of verfraaiing niet subsidiabel zijn; en
f.
kosten voor werkzaamheden voor zover die reeds aangevangen of voltooid zijn voor de subsidieverlening niet subsidiabel zijn.
Hoofdstuk
1.2
Uitwerking algemene bepalingen
Algemeen
In hoofdstuk 1.1 staan algemene bepalingen ten aanzien van subsidiabele kosten. Deze bepalingen gelden voor alle subsidiabele kosten, genoemd in deze bijlage.
Met deze bijlage ‘Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten’ (hierna: Leidraad) wordt gestreefd naar een efficiënte afhandeling van subsidieaanvragen en subsidievaststellingen. Daartoe is aangesloten bij de indeling van werkzaamheden bij de reeds bestaande ‘STABU-hoofdcodering’. STABU staat voor Standaardbestek voor de Burger- en Utiliteitsbouw. De Leidraad is gebaseerd op dezelfde codering als STABU. Voor specifieke werkzaamheden, die niet of onvoldoende in de STABU-hoofdcodering voorkomen, is een nieuwe codering toegevoegd. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor werktuigbouwkundige installaties, ‘klinkende’ onderdelen van monumenten (zoals orgels) en ‘groene’ monumenten (zoals parken en tuinen) en beplanting op archeologische monumenten.
In het instandhoudingsplan, met name in de werkomschrijving of het bestek en in de begroting, moeten de onderdelen zoals genoemd in deze Leidraad terug te vinden zijn.
Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Leidraad komen niet voor subsidieverlening in aanmerking. In een aantal gevallen is aangegeven welke kosten niet subsidiabel zijn. Deze niet-subsidiabele kostenposten zijn telkens bedoeld ter verduidelijking en als afbakening om aan te geven waar de grens tussen subsidiabel en niet-subsidiabel ligt, maar zijn niet limitatief. Indien is aangegeven dat kosten niet-subsidiabel zijn in het kader van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: Sim), kunnen deze kosten wel subsidiabel zijn op grond van een andere subsidieregeling. Met name bij groene monumenten is deze beperking toegevoegd, om budgettaire redenen. In deze gevallen kunnen de werkzaamheden op zich dus wel belangrijk zijn voor de instandhouding van monumentale waarden.
Waar in de Leidraad wordt gesproken over ‘instandhouding’, wordt gelet op artikel 7.3 van de Erfgoedwet zowel op normaal onderhoud als op restauratie gedoeld. De Sim richt zich op onderhoud en klein herstel waarmee verval van rijksmonumenten kan worden voorkomen. Door het op sober onderhoud afgestemde maximumbedrag aan subsidiabele kosten zal subsidiëring van (deel)restauraties of grote ingrepen in de praktijk niet mogelijk zijn. Toch is in de Leidraad – behalve bij groene monumenten – geen onderscheid gemaakt in onderhoud en restauratie. Voor gebouwde monumenten zou ten aanzien van veel werkzaamheden met percentages moeten worden gewerkt, wat in veel gevallen een arbitraire grens zou opleveren. Dat levert onwenselijke situaties op. In de praktijk zal het maximumbedrag aan subsidiabele kosten de indiening van restauratieplannen belemmeren. Voor archeologische monumenten geldt weliswaar geen maximumbedrag aan subsidiabele kosten, maar de kosten van grotere ingrepen zijn daar relatief laag in vergelijking met die bij gebouwde monumenten.
Vanwege de brede opzet van de Leidraad kan deze ook van (overeenkomstige) toepassing worden verklaard in andere subsidieregelingen van het Rijk of van een provincie.
Technisch noodzakelijk, sober en doelmatig
De werkzaamheden moeten strekken tot instandhouding van het rijksmonument of het zelfstandig onderdeel daarvan, ze moeten sober, doelmatig en technisch noodzakelijk zijn en gericht op maximaal behoud van monumentale waarden. Sober en doelmatig houdt in dit verband in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, dat ze op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Behoud gaat hierbij vóór herstel, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.
Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen of elementen gereconstrueerd mogen en kunnen worden en zo ja op welke manier.
Het is uiteindelijk ter beoordeling van de minister of aan voornoemde uitgangspunten wordt voldaan. Een instandhoudingsplan wordt op deze punten getoetst aan de hand van de bevindingen in het inspectierapport en detailfoto’s van de gebreken enerzijds en de in het plan opgenomen werkzaamheden anderzijds. De blijkens het inspectierapport meest urgente werkzaamheden zullen normaal gesproken in het plan moeten zijn opgenomen. Is dat niet het geval en wordt subsidie gevraagd voor andere werkzaamheden, dan zal dit in de aanvraag moeten worden onderbouwd. Om het plan als doelmatig te kunnen aanmerken, zal de eigenaar moeten verklaren dat de niet opgenomen urgente werkzaamheden wel worden uitgevoerd en wanneer ze zijn gepland. Als voorbeeld kan dienen een aanvraag in het kader van de Sim, een onderhoudsregeling. Indien het plan betrekking heeft op andere dan de meest noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden of op restauratie, zal de aanvrager moeten verklaren dat ook het noodzakelijke onderhoud in de desbetreffende planperiode zal worden uitgevoerd.
Behoud van monumentale waarden
Zoals gezegd worden alleen de werkzaamheden die direct verband houden met de instandhouding van de monumentale waarden van het rijksmonument gesubsidieerd. Uit de aard der zaak wordt de hoofdstructuur van het monument daartoe gerekend, maar ook bijvoorbeeld vaste interieuronderdelen en monumentale installaties. Een en ander neemt niet weg dat werkzaamheden niet altijd noodzakelijk zullen zijn en dus ook niet altijd zonder meer subsidiabel zullen zijn. Zo zal bijvoorbeeld herstel van voegwerk dat technisch gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn. Het onderhoud van niet-monumentale verwarmingsinstallaties, elektrotechnische en andere installaties is evenmin subsidiabel.
Groene monumenten
De subsidiabele instandhoudingskosten voor groene monumenten zijn samengebracht in hoofdstuk 1.3, in paragraaf 92. Daarnaast zijn ook de paragrafen 01 en 05 van hoofdstuk 1.3 van toepassing. De overige paragrafen van hoofdstuk 1.3 zijn niet van toepassing op groene monumenten.
Paragraaf 92 voor groene monumenten heeft een specifieke indeling. Deze hangt samen met de wens om met het beschikbare budget zoveel mogelijk groene monumenten in stand te houden. Niet alle voor de instandhouding noodzakelijke kosten kunnen op grond van de Sim worden gesubsidieerd. Er moeten prioriteiten worden gesteld. Er is een splitsing aangebracht tussen subsidiabel onderhoud enerzijds en op grond van de Sim niet-subsidiabel onderhoud en restauratie anderzijds. Subsidiabel op grond van de Sim zijn onderhoudswerkzaamheden met ‘prioriteit 1’. Het betreft onderhoudswerkzaamheden aan de hoofdstructuur en de aantoonbare kernwaarden (hoofdkarakteristiek) van groene monumenten. Onderhoudswerkzaamheden met ‘prioriteit 2’ en restauratiewerkzaamheden zijn niet subsidiabel op grond van de Sim. Ze kunnen wel subsidiabel zijn in het kader van een andere subsidieregeling, bijvoorbeeld een restauratiesubsidieregeling van een provincie.
Interieur
Voor zover het werkzaamheden aan het interieur van het monument betreft, wordt het volgende opgemerkt. In de Leidraad is bij de subsidiabele kosten niet telkens onderscheid gemaakt tussen kosten van werkzaamheden aan de buitenkant van een monument en van werkzaamheden aan de binnenkant van een monument. Uitgangspunt is dat kosten die betrekking hebben op werkzaamheden aan de binnenkant van een monument, slechts subsidiabel zijn indien die werkzaamheden strekken tot behoud van de monumentale waarde van het monument of bijvoorbeeld om constructieve reden noodzakelijk zijn. Zo zal het ‘witten’ van binnenmuren in de meeste gevallen niet subsidiabel zijn omdat dit niet noodzakelijk is voor de bescherming van de monumentale waarde of een constructieve noodzaak heeft. Dit schilderwerk is wel subsidiabel indien pleisterwerk om constructieve of technische redenen vervangen moet worden.
Of interieuronderdelen daadwerkelijk monumentale waarden bezitten, dient in eerste instantie, voor zover mogelijk, beoordeeld te worden aan de hand van hetgeen vermeld is in het besluit tot aanwijzing van het rijksmonument. Biedt dit onvoldoende uitsluitsel, dan zullen de monumentale waarden nader bepaald kunnen worden aan de hand van een cultuurhistorisch of bouwhistorisch rapport of een andere publicatie die op de monumentale waarden ingaat. Daarnaast kan ook het oordeel van de minister ertoe leiden dat in het kader van de vaststelling van de subsidiabele kosten aan bepaalde onderdelen monumentale waarde wordt toegekend.
Het interieur van een rijksmonument bestaat uit vaste en losse onderdelen.
Het Burgerlijk Wetboek (art. 3:4) is bepalend voor de vraag of iets kan worden aangemerkt als vast interieuronderdeel van een gebouw. De vuistregels zijn in dit verband grofweg: is iets hecht verbonden met het gebouw of maakt iets het gebouw als gebouw compleet.
Ten aanzien van de fysieke hechtheid van de verbinding werd in het verleden ook wel gesproken van ‘aard- en nagelvast’. Hierbij kan worden gedacht aan vloeren, plafonds, schouwen en betimmeringen, hecht verankerd (kerk)meubilair, maar ook aan wandbespanningen en geschilderd behangsel.
Voor de vraag of een gebouw incompleet is, moet worden gekeken of het gebouw zonder het interieuronderdeel als gebouw incompleet – onaf – is. Voorbeelden van dit soort interieuronderdelen zijn deuren (die betrekkelijk eenvoudig uit hun hengsels zijn te lichten) en wandafwerkingen, aangebracht op of voor onafgewerkte muurvlakken, die zonder beschadiging zijn te verwijderen. Het gaat hierbij overigens om het gebouw en niet zozeer om de functie die het heeft. Het ontbreken van een object dat van belang is voor de functie, bijvoorbeeld voor de eredienst in een kerkgebouw, maakt dit gebouw niet incompleet.
Voor zover vaste interieuronderdelen van belang zijn voor de monumentale waarde van het rijksmonument, zijn de kosten van werkzaamheden aan deze onderdelen in beginsel subsidiabel.
Bij losse interieuronderdelen (veelal de inrichting) kan gedacht worden aan gebruiksvoorwerpen, gordijnen, kandelaars, los meubilair, kerkschatten, schilderijen en tapijten. Losse interieuronderdelen en de werkzaamheden daaraan, zijn niet subsidiabel.
Hiermee is uiteraard niet gezegd dat losse voorwerpen en objecten niet van waarde kunnen zijn in relatie tot het rijksmonument. Hiervan is namelijk in veel gevallen sprake. De Sim maakt subsidiëring van dergelijke – ‘roerende’ – zaken echter niet mogelijk.
Veiligheid
De Arbeidsomstandighedenwet stelt eisen met betrekking tot veiligheid, gezondheid en welzijn van degenen die met de uitvoering van werk belast zijn. Deze wet is ook van toepassing op instandhoudingswerkzaamheden. Er moeten zogenoemde Arbo-voorzieningen worden getroffen om risico’s zo veel mogelijk te beperken. Met betrekking tot de instandhouding van rijksmonumenten wordt onderscheid gemaakt tussen tijdelijke bouwplaatsvoorzieningen (steigers, dakrandbeveiliging, en dergelijke) en voorzieningen van meer permanente aard (zoals ladder- en veiligheidshaken, loopbruggen, luiken en verlichting).
De tijdelijke bouwplaatsvoorzieningen zijn uitsluitend nodig, indien ingrijpende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In de regel wordt hiervoor een (hoofd)aannemer ingeschakeld. Het treffen van de benodigde tijdelijke voorzieningen valt onder de verantwoordelijkheid van de aannemer (zie hoofdstuk 1.3, paragrafen 01.04 en 01.05).
Het komt vaak voor dat delen van rijksmonumenten zeer moeilijk of niet bereikbaar zijn zonder een hoogwerker, kraan of steiger. Om reguliere inspecties en werkzaamheden goed en veilig te kunnen uitvoeren is het in zo’n situatie noodzakelijk voorzieningen van meer permanente aard aan te brengen om die gedeelten steeds gemakkelijk te kunnen bereiken. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn loopbruggen in ruimten boven gewelven in kerken, ladder- en veiligheidshaken, klimhaken (voldoende en op de juiste plaats) en dak- en torenspitsluiken. Hoewel zelden een verfraaiing, zijn dergelijke Arbo-voorzieningen noodzakelijk om rijksmonumenten in stand te kunnen blijven houden. Het aanbrengen, mits tot een minimum beperkt en deskundig uitgevoerd, is dan ook subsidiabel (zie hoofdstuk 1.3, paragrafen 32, 33 en 70).
Indieningsvereisten bij grotere ingrepen
In geval van een instandhoudingsplan voor ingrijpende werkzaamheden moeten meer stukken bij de subsidieaanvraag gevoegd worden dan bij normaal onderhoud. Het kan hierbij gaan om tekeningen en specialistische rapporten.
De tekeningen worden onderscheiden in: opnametekeningen (bestaande toestand en gebrekentekeningen), plantekeningen (nieuwe toestand, hoe de gebreken worden verholpen, of welke wijzigingen worden aangebracht) en aanvullende tekeningen (zoals doorsneden, principedetails en werktekeningen). Het vervaardigen van tekeningen behoort bij het opstellen van een plan voor restauratiewerkzaamheden en andere grotere ingrepen en is in dat kader subsidiabel (zie paragraaf 01.04 van de Leidraad bij ‘architecten-/plankosten’).
Diverse specialistische werkzaamheden worden in de planvorming niet door de (restauratie)architect uitgevoerd, maar door andere specialisten. In dit verband kan gedacht worden aan adviezen op bouwfysisch, constructief of installatietechnisch gebied, aan bouwhistorisch- of interieuronderzoek, aan beeldhouwwerk, bijzonder schilderwerk en werkzaamheden aan installaties en interieur en aan specialistische werkzaamheden ten behoeve van groene of archeologische monumenten (zoals het opstellen van tuinhistorische adviezen of adviezen over grondmechanica en het maken van bodem- en geochemische analyses). Dergelijke werkzaamheden door derden (zoals adviseurs, onderzoekers en restauratoren) zijn subsidiabel, mits ze noodzakelijk zijn en geadviseerd of voorgeschreven dan wel vooraf goedgekeurd zijn door de minister (zie hoofdstuk 1.3, paragraaf 01.04, onder ‘overige kosten’).
Voorzieningen en apparatuur
In specifieke gevallen kan de minister adviseren of voorschrijven om voorzieningen te treffen dan wel apparatuur te installeren. Daarbij kan gedacht worden aan beschermende voorzieningen voor gevels, gebrandschilderde ramen, houten of natuurstenen vloeren, aan reiniging en/of behandeling van gevels en beeldhouwwerken of aan het aanbrengen van vogel- en ongedierte werende voorzieningen. Voorts kan het gaan om het plaatsen van installaties voor klimaatbeheersing, bliksemafleiding, inbraakbeveiliging of brandmelding.
Het kan ook zijn dat in vooroverleg over een instandhoudingsplan een dergelijke voorziening of installatie door de minister is geadviseerd. Indien de minister adviseert of voorschrijft de voorziening te treffen of de apparatuur te installeren, zijn de kosten daarvan subsidiabel.
Zelfwerkzaamheid
Voor de instandhouding van een monument is specifiek vakmanschap doorgaans onontbeerlijk. De regelgeving biedt een eigenaar van een monument de ruimte om instandhoudingswerkzaamheden geheel of gedeeltelijk zelf uit te voeren of door eigen personeel te laten uitvoeren in het kader van een door hem gedreven onderneming (zie hoofdstuk 1.3, paragraaf 01.04).
In het algemeen geldt dat de kosten van ‘zelfwerkzaamheid’ alleen dan subsidiabel zijn indien de eigenaar achteraf kan aantonen (bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring) hoeveel uren door hemzelf of zijn personeel binnen het kader van een door hem gedreven onderneming zijn besteed aan subsidiabele werkzaamheden. Uren die zijn besteed buiten het kader van de door hem gedreven onderneming gelden als ‘doe-het-zelf’-uren en zijn niet subsidiabel.
Meerwerk
Tijdens de uitvoering van het instandhoudingsplan kunnen onverwacht gebreken aan het licht komen, waardoor extra werkzaamheden noodzakelijk zijn om het rijksmonument in stand te kunnen houden. Mits het subsidiabele instandhoudingswerkzaamheden betreft, kan de begrotingspost ‘onvoorzien’ voor de dekking hiervan gebruikt worden. De systematiek van de Sim laat het tussentijds verhogen van de subsidie voor dergelijk meerwerk niet toe.
Informatie en toegang voor publiek
Kosten die verband houden met het geven van informatie aan bezoekers, zoals het aanbrengen of vernieuwen van richting- en informatieborden, zijn niet subsidiabel. Ook kosten die verband houden met het toegankelijk maken of ontsluiten van een rijksmonument voor het publiek zijn niet subsidiabel. Het betreft kosten, gerelateerd aan het vergroten van het draagvlak voor rijksmonumenten, die niet direct noodzakelijk zijn voor de instandhouding ervan.
Hoofdstuk
1.3
Subsidiabele kosten
00.
ALGEMEEN
00.04
AANBESTEDING/INSCHRIJVING
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de coördinatievergoeding van de (hoofd)aannemer tot een maximum van 3% van de kosten van die subsidiabele werkzaamheden, die apart aanbesteed worden.
01
VOOR HET WERK GELDENDE VOORWAARDEN
01.02
ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
Keuring van materialen, bouwstoffen en grond:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het keuren van te verwerken materialen, bouwstoffen (zoals natuursteen en leien) en grond, mits de keuring noodzakelijk is en wordt uitgevoerd door een bekwaam keuringsinstituut.
01.03
VERZEKERINGEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de premie van een Casco All Risks-verzekering (CAR) tot een maximum van 0,4% van de subsidiabele kosten.
01.04
VERREKENING WIJZIGING KOSTEN EN PRIJZEN
Aannemerskosten:
De subsidiabele aannemerskosten zijn onder te verdelen naar:
*
de te verwerken materialen op grond van deze Leidraad,
*
de loonkosten van het aannemerspersoneel op basis van hoofdstuk 2, paragraaf 4,
*
de werkzaamheden uitgevoerd door onderaannemers,
*
in geval van ingrijpende werkzaamheden, de opslagkosten voor een bouwplaats (algemene bouwplaatskosten ABK, algemene kosten AK en winst en risico W&R) tot een maximum van 20% op basis van hoofdstuk 2, paragraaf 5,
*
stelposten en verrekenposten,
*
onvoorziene werkzaamheden tot een maximum van 5%.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
precario en andere gemeentelijke heffingen,
–
heffingen voortkomend uit onder andere milieuverordeningen,
–
renteverlies, financiering, notaris, afsluitprovisie en dergelijke.
Zelfwerkzaamheid:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de te verwerken materialen,
*
de afschrijving dan wel huur van het benodigde materieel,
*
de arbeidsuren van de eigenaar en/of zijn personeel, mits die ten behoeve van werkzaamheden aan zijn monument zijn gemaakt in het kader van een door hem gedreven onderneming en ze achteraf kunnen worden aangetoond (bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
de arbeidsuren van de eigenaar en/of vrijwilliger die zelf instandhoudingswerkzaamheden verricht (de ‘doe-het-zelf’-uren van de eigenaar en/of vrijwilliger).
Architecten-/plankosten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het opstellen van het instandhoudingsplan met de daarbij behorende stukken (zoals plan, begroting, werkomschrijving en eventuele tekeningen) tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 1.
Begeleidingskosten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het begeleiden van de uitvoering van de werkzaamheden – bestaande uit het jaarlijks opstellen van het jaarprogramma, het opvragen van offertes, de prijsvorming en het verstrekken van de opdrachten, de begeleiding en controle tijdens de uitvoering, de oplevering van het uitgevoerde werk en de financiële verantwoording – tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 2.
Overige kosten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
abonnementen zoals op/voor:
•
de Monumentenwacht dan wel een vergelijkbare organisatie (inclusief de kosten van het inspecteren en uitvoeren van noodreparaties en het treffen van noodmaatregelen om verdere degradatie te voorkomen),
•
de controle van de bliksembeveiligingsinstallatie,
•
de controle van de brandbeveiligingsinstallatie.
*
accountantsonderzoek en -verklaring, mits bij de beschikking tot subsidieverlening opgelegd, tot een maximumbedrag van € 5.000,
*
bouw- en kleurhistorisch onderzoek,
*
tuinhistorisch onderzoek, inhoudende een chronologische weergave van de geschiedenis met bronvermelding, historische afbeeldingen, historisch kaartmateriaal en fasekaarten, e.e.a. als uitgangspunt voor het beheerplan,
*
specifieke onderzoeken, zoals voor gebouwde monumenten:
•
bouwfysisch onderzoek (onder andere naar vocht- en zoutproblemen),
•
constructie-/bouwtechnisch onderzoek,
•
werktuigbouwkundig onderzoek,
en voor archeologische monumenten:
•
beperkt booronderzoek,
•
bodem- en geochemische analyse,
•
grondmechanisch onderzoek,
•
grondwateranalyse,
•
nulmeting monitoring.
*
specialistische werkzaamheden door derden, zoals voor:
leges betreffende de omgevingsvergunning tot een maximum van 1,5% van de subsidiabele kosten.
Omzetbelasting/btw:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de omzetbelasting/btw tot een maximum van 21%, tenzij deze fiscaal verrekenbaar is.
Tussentijdse aanpassing van de btw-percentages wordt in deze beschouwd als meer- of minderwerk.
Prijsindexering:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de prijsindexering tot een maximum van 3% per jaar (cumulatief).
01.05
TEKENINGEN EN BEREKENINGEN
Aanvullende tekeningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het vervaardigen van aanvullende detail- en/of uitvoerings-/werktekeningen tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 3, mits dergelijke tekeningen nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag dan wel voor de correcte uitvoering van het plan.
Overige bescheiden:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het opstellen/vervaardigen van overige bescheiden zoals rapporten met opname en/of advies inzake bouwfysische of constructieve problemen of problemen met de waterhuishouding of de bodem (bijvoorbeeld van grondmechanische of geochemische aard), mits dergelijke bescheiden nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
01.06
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
aanleg en onderhoud van Arbo-voorzieningen van meer permanente aard ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden.
Hiervoor wordt verwezen naar de paragrafen 32, 33, 70 en 84. Tijdelijke Arbo-voorzieningen op de bouwplaats vallen onder de verantwoordelijkheid van de aannemer (zie daarvoor de paragrafen 01.04 en 01.05).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
Arbo-voorzieningen welke verband houden met het verkrijgen en/of behouden van een gebruiksvergunning (zoals afscheidingen, hekken, trappen en verlichting).
05.
BOUWPLAATSVOORZIENINGEN
05.00
ALGEMEEN
Groot materieel:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het inzetten van groot materieel (zoals bij voorbeeld damwanden, hijskranen, rijplaten en steigers), dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden,
*
het inzetten van paardentractie.
10.
STUT- EN SLOOPWERK
10.00
10.00. ALGEMEEN
Saneringen en verwijderingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het (tijdelijk) verwijderen van materialen c.q. onderdelen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden, inclusief het daarvoor in te zetten materieel (zoals containers).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
het saneren en/of verwijderen van materialen, onderdelen en/of constructies vervuild met of door asbest,
–
het maken van doorbraken en overige werkzaamheden voor zover voortvloeiend uit comfortverbetering en/of veranderd gebruik.
Stut en stempelwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
stut- en stempelwerk tijdens de werkzaamheden.
Beschermende voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
beschermende voorzieningen voor monumentale onderdelen (zoals het voor en/of tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dichtleggen van een dak, afdekken van een vloer en inpakken van het orgel en meubilair, of het beschermen van bomen).
12.
GRONDWERK
12.00
ALGEMEEN
Civiele werken, uitgezonderd groene monumenten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het schoon en op diepte houden van grachten, watergangen en vijvers (zie ook paragraaf 17),
*
de instandhouding van aard- en waterwerken (zie ook paragraaf 17).
Voor werkzaamheden aan hierbij behorende onderdelen van bouwkundige en/of werktuigbouwkundige aard wordt verwezen naar de desbetreffende paragrafen.
14.
BUITENRIOLERING EN DRAINAGE
14.00
ALGEMEEN
Riolering en drainage;
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding en zo nodig vernieuwing van de aansluitingen van de hemelwaterafvoeren op de (hoofd)riolering, tot maximaal één meter uit de gevel van het monument,
*
de instandhouding en zo nodig vernieuwing van de riolering, voor zover ten behoeve van de hemelwaterafvoeren, tot maximaal één meter uit de gevel van het monument,
*
aanleg en onderhoud van drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer.
15.
TERREINVERHARDINGEN
15.00
ALGEMEEN
Bestrating:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van bestrating, (zoals straten, paden en stoepen), en het periodiek voorzien van een nieuwe top- of verhardingslaag (keien, klinkers, en dergelijke),
*
het herstel van de bestrating na werkzaamheden aan hemelwaterafvoeren, riolering en drainage als genoemd in paragraaf 14.
16.
BEPLANTING OP ARCHEOLOGISCHE MONUMENTEN
16.00
ALGEMEEN
Zie paragraaf 92 voor de subsidiabele kosten ten aanzien van groene monumenten.
*
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de aanschaf en het leggen van ondiep wortelende grondbedekkende vegetatie zoals gras- en heideplaggen,
*
de aanschaf en het planten van bomen en struiken, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister,
*
het inzaaien van ondiep wortelende grondbedekkende vegetatie zoals gras en heide,
*
het maaien en het afvoeren of het ter plaatse verwerken van het maaisel,
*
het rooien en afzetten van bomen en struiken,
*
het afvoeren van rooi-afval en valhout,
*
het uitfrezen van boomstobben, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister.
Zie paragraaf 92 voor de subsidiabele kosten ten aanzien van groene monumenten.
Deze paragraaf betreft diverse bouwkundige en weg- en waterbouwkundige elementen. Deze kunnen zelfstandig beschermd zijn of onderdeel uitmaken van een andere historische aanleg dan een groen monument, of zijn aangebracht ten behoeve van de instandhouding van een archeologisch rijksmonument.
Bouwkundige elementen (geen gebouw zijnde):
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van bouwkundige elementen zoals grafzerken, hekwerken, lantaarns, pergola’s, standbeelden, veeroosters, veewering, vlonders en zonnewijzers,
*
vervanging van dergelijke bouwkundige elementen indien herstel niet meer mogelijk is.
Voor omvangrijke metsel-, smeed- en timmerwerkzaamheden aan bouwkundige elementen wordt verwezen naar de paragrafen 22, 43 en 45.
Bruggen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van bruggen die deel uitmaken van de aanleg (bijvoorbeeld de wandeling),
*
vervanging van bestaande bruggen indien herstel niet meer mogelijk is,
*
het aanbrengen van een eenvoudige houten loopbrug, indien de verbinding van belang is voor de aanleg en de voorganger geheel verdwenen is.
Niet subsidiabel zijn de kosten van reconstructie van een geheel verdwenen brug.
Civiele werken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van aardwerken zoals greppels, heuveltjes, motteheuvels, taluds, terrassen, vliedbergen en dergelijke, met inbegrip van het maaien van taluds (maximaal vier keer per jaar),
*
de instandhouding of vervanging van afdekmaterialen (zoals worteldoek) of kunstwerken ter bescherming van het archeologisch rijksmonument,
*
de instandhouding of vervanging van stutbalken in groeves, mijnen en abri’s,
*
de instandhouding of vervanging van vloeren van hunebedden,
*
de instandhouding van molenbergen, molenerven en molenwerven voor zo ver gelegen binnen een cirkel met het hart van de molen als middelpunt en een middellijn die gelijk is aan die van het wieken-kruis dan wel tot maximaal zes meter uit de buitengevel van de watergedreven molen,
*
het herstel van reliëf door het aanvullen van terreingedeelten die aan erosie of inklinking onderhevig zijn geweest,
*
het opbrengen van een afdekkende (grond)laag op het archeologisch rijksmonument, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister,
*
het opvullen van gaten, ontgravingen en rijsporen.
Voor werkzaamheden aan hierbij behorende onderdelen van bouwkundige en/of werktuigbouwkundige aard wordt verwezen naar de paragrafen 21, 22, 24, 25, 43 en 90.
Waterpartijen en waterlopen inclusief bijbehorende stuwen en duikers, waterpeilen en waterkwaliteit:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de aanleg en instandhouding van hydrologische werken, aangebracht ten behoeve van de instandhouding van het archeologisch rijksmonument,
*
de instandhouding van waterlopen van poldermolens en watergedreven molens met de vanouds daarbij behorende elementen en onderdelen (zoals krooshekken, lossluizen, beschoeiingen, stuwen en wachtdeuren) binnen een cirkel met het hart van de molen als middelpunt en een middellijn die gelijk is aan die van het wiekenkruis dan wel tot maximaal zes meter uit de buitengevel van de watergedreven molen,
*
het uitbaggeren van sloten en vijvers, inclusief het afvoeren en/of tijdelijk opslaan van de uitkomende bagger in depot en het afwerken van het depot na inklinking, mits met gesloten grondbalans,
*
het opschonen van windhoeken (het plaatselijk verwijderen van opgehoopt blad en takhout),
*
het verwijderen van overmatige plantengroei,
*
de instandhouding en het werkzaam houden van duikers en stuwen,
*
het aanbrengen van nieuwe, eenvoudige duikers, overstorten, stuwen, gemaaltjes en pompen, die naar het oordeel van de minister nodig zijn voor het handhaven of verbeteren van het waterpeil.
20.
FUNDERINGSPALEN EN DAMWANDEN
20.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van funderingspalen en/of damwanden (hout, beton of staal),
*
de vervanging dan wel het aanbrengen van funderingspalen en/of damwanden (hout, beton of staal).
21
BETONWERK
21.00
ALGEMEEN
Betonconstructies:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van betonconstructies (zoals wanden, vloeren, daken, kolommen, liggers, portalen, consoles, balkons, klokkenstoelen en dergelijke),
*
de instandhouding van betonnen onderdelen (zoals balusters, cementrustiek, dorpels, hekwerken, gevelbanden en -ornamenten),
*
de instandhouding van civiele en militaire werken (zoals sluis- en kademuren, forten en schuilplaatsen).
Funderingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
herstel van betonnen funderingsconstructies,
*
de vervanging van betonnen funderingsconstructies indien herstel niet meer mogelijk is.
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het behandelen van betonwerk tegen gevolgschade door roestende wapening,
*
het behandelen van betonnen onderdelen en/of constructies, indien overlast van vocht/water niet door drainage alleen kan worden weggenomen (zoals het waterdicht maken van een kelder), mits geadviseerd door de minister,
*
het behandelen van betonwerk tegen graffiti, indien noodzakelijk en mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/afbreekbaar is.
22
METSELWERK
22.00
ALGEMEEN
Metselwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van (dragend) metselwerk zoals van gevels, wanden, gewelven, kolommen, molenrompen, fabrieksschoorstenen, tuinmuren en dergelijke,
*
het herstel van scheuren en het vervangen van kapotte stenen (inboeten).
Voegwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van het voegwerk inclusief het op bijpassende manier opnieuw aanbrengen van uitgevallen voegwerk,
*
het op bijpassende manier vervangen van voegwerk, doch uitsluitend omdat de waterkerende werking van het metselwerk van de gevel niet meer voldoende is.
Funderingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
herstel van gemetselde funderingsconstructies,
*
de vervanging van gemetselde funderingsconstructies indien herstel niet meer mogelijk is.
Afdekkingen en bekledingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding of, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het vervangen van houten, metalen of (natuur-)stenen afdekkingen en bekledingen van opgaand metselwerk, geveltoppen, kroonlijsten en dergelijke.
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het met water (onder lage druk en temperatuur, zonder toegevoegde materialen als zand of chemicaliën) reinigen van metselwerk ter verwijdering en bestrijding van mos, algen en dergelijke,
*
het om bouwfysische redenen behandelen van metselwerk, indien overlast van vocht/water niet door drainage alleen kan worden weggenomen (zoals het waterdicht maken van een kelder), mits geadviseerd door de minister,
*
het behandelen van metselwerk tegen graffiti, indien noodzakelijk en mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/afbreekbaar is,
*
het schoonmaken van de bovenkant van stenen gewelven, indien technisch noodzakelijk.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
-
het impregneren van gevelmetselwerk.
24
RUWBOUWTIMMERWERK
24.00
ALGEMEEN
Houtconstructies:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van houten draag-, gewelf-, kap- en vakwerkconstructies zoals balken, gootconstructies, gordingen, hijsbalken, kapspanten, muurstijlen en sporen,
*
de instandhouding van het staande werk van molens,
*
de instandhouding van het gaande werk van molens (zie ook paragraaf 90),
*
de instandhouding van ingebouwde en vrijstaande klokkenstoelen en klokkentorens/dakruiters met alle daarbij behorende onderdelen als onderslagbalken, vlonders en trappen (zie ook paragraaf 91),
*
de instandhouding van orgelbalkons, balgstoelen en andere houten orgelconstructies (zie ook paragraaf 91),
*
de instandhouding van houten elementen en onderdelen (zoals balustrades, hekwerken, spalieren, schuttingen, luifels, stellingen en veranda’s),
*
het, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, versterken of gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van de hiervoor bedoelde houtconstructies.
Funderingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van houten funderingsconstructies,
*
het gedeeltelijk of geheel vervangen van houten funderingsconstructies indien herstel niet meer mogelijk is.
Beschietingen, bekledingen en betimmeringen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het gedeeltelijk of geheel vervangen van dakbeschot, gewelfbeschot, vloerdelen en dergelijke,
*
de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het gedeeltelijk of geheel vervangen van bijbehorende betimmeringen (zoals rachels, tengels, panlatten, roeflatten en klossen)
*
de instandhouding van balgen- en uurwerkkamers (zie voor orgels en uurwerken ook paragraaf 91).
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
een curatieve behandeling tegen houtaantasters als insecten, schimmels en zwammen, mits uitgevoerd door een ter zake deskundige,
*
een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk,
*
een conserverende behandeling van het gaande en staande werk van molens,
*
het schoonmaken van de bovenkant van houten gewelven, indien technisch noodzakelijk.
25
METAALCONSTRUCTIEWERK
25.00
ALGEMEEN
Metaalconstructies:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van gietijzeren, smeedijzeren en/of stalen constructies.
Behandelingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
een roestwerende behandeling en/of beschermlaag.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
-
het, al dan niet conform brandpreventievoorschriften, aanbrengen van brandwerende en/of brand-isolerende voorzieningen.
26
BOUWKUNDIGE KANAALELEMENTEN
26.00
ALGEMEEN
Schoorstenen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van schoorstenen met bijbehorende schoorsteenkanalen,
*
de instandhouding van schoorsteenkappen en roosters.
Schachten en kokers:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, de gedeeltelijke dan wel gehele vervanging van schachten en kanalen (zoals ventilatie- en rookgasafvoerkanalen) en stortkokers.
30
KOZIJNEN, RAMEN EN DEUREN
30.00
ALGEMEEN
Kozijnen, ramen, deuren en dergelijke:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van kozijnen, ramen en deuren (zoals stijlen aanscherven, onderdorpels vervangen),
*
de instandhouding van vensteronderdelen (zoals schuiframen, raamluiken en dergelijke),
*
de instandhouding van daklichten, dakkoepels en dakstraten,
*
de instandhouding van elementen zoals galmborden, dakluiken en dergelijke,
*
het gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van hiervoor genoemde onderdelen en elementen, mits constructief dan wel materiaaltechnisch noodzakelijk.
Hang- en sluitwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken (zoals deurkloppers, deurkrukken, gehengen, scharnieren en sloten),
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
het aanbrengen van extra veiligheidsvoorzieningen zoals bij voorbeeld dievenklauwen,
–
het periodiek nalopen en smeren van hang- en sluitwerk.
31
SYSTEEMBEKLEDINGEN
31.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van systeembekledingen (zoals felsplaat- en profielplaatbekledingen).
32
TRAPPEN EN BALUSTRADEN
32.00
ALGEMEEN
Trappen en balustraden:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van trappen en traponderdelen (zoals trapbomen, traptreden, balustraden, leuningen, traphekken en trapluiken).
Arbo-voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals loopbruggen, trappen, ladders, hekken en trapluiken).
33
DAKBEDEKKINGEN
33.00
ALGEMEEN
Dak- en gevelbedekkingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van dakbedekkingen (zoals riet, pannen, leien, lood, zink en bitumineuze dakbedekking),
*
de instandhouding en/of het aanbrengen van ventilatiepannen en –roosters,
*
de instandhouding van afdekkingen en bedekkingen (zoals van koper, lood, zink, leien, natuursteen en dergelijke) van onder andere gevels, zijwangen van dakkapellen, ornamenten, dakranden en –daklijsten,
*
het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van dak- en gevelbedekkingen.
Voor het saneren en verwijderen van asbesthoudende onderdelen zie paragraaf 10.
Balkons, luifels en dergelijke:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van afdekkingen en bekledingen (zoals van koper, lood, zink, bitumineuze afdekking en dergelijke) van en op balkons, luifels, galerijen, veranda’s en dergelijke,
*
het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van dergelijke afdekkingen en bekledingen.
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk en geadviseerd door de minister.
Arbo-voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals ladderhaken en dakluiken; bij monumentale constructies dient het aantal tot een minimum beperkt te blijven en de bevestigingsplaatsen zorgvuldig gekozen te worden).
34
BEGLAZING
34.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van glas-in-lood ramen, al dan niet gebrandschilderd,
*
de instandhouding van enkele beglazing,
*
het, indien dat om materiaaltechnische of andere redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van de beglazing, mits dit geschiedt op een bijpassende wijze c.q. met een in stijl passende glassoort,
*
het aanbrengen van tegen teloorgang en vandalisme beschermende voorzetbeglazing bij bijzonder ontworpen glas-in-loodramen, waaronder gebrandschilderd glas, mits naar het oordeel van de minister noodzakelijk.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
het aanbrengen van isolerende beglazing,
–
het periodiek bewassen van ramen.
35
NATUUR- EN KUNSTSTEEN
35.00
ALGEMEEN
Natuursteenwerken en -beeldhouwwerken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van natuursteenwerken (zoals balustraden, bordessen, dorpels, gevelbanden, kolommen, neuten, plinten, stoeppalen, traptreden en vloeren),
*
de instandhouding van natuurstenen beeldhouwwerken (decoratieve elementen en ornamenten zoals klauwstukken, kruisbloemen, pinakels en voluten),
*
het, indien dat om materiaaltechnische of andere redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van natuursteenwerken en natuurstenen beeldhouwwerken.
Behandelingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, conserverend behandelen van natuursteenwerken (bijvoorbeeld met de ‘Ibach-methode’),
*
het behandelen van natuur- en kunststeenwerk tegen graffiti, indien noodzakelijk en mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/ afbreekbaar is.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
het impregneren van natuur- en kunststeenwerk.
36
VOEGVULLING
36.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van voegvullingen/mortels ten behoeve van de noodzakelijke afwerking c.q. afdichting (zoals dilatatievoegen),
*
het, indien dat om technische redenen noodzakelijk is, op bijpassende wijze vervangen dan wel aanbrengen van voegvullingen/mortels ten behoeve van afwerking c.q. afdichting.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
het aanbrengen van voegvullingen van PUR-schuim, kit en dergelijke.
37
NA-ISOLATIE
37.00
ALGEMEEN
Isolatie:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van historisch waardevol isolatiemateriaal (zoals boekweitdoppen, houtkrullen, mos, schelpen, slakkenwol en zeegras).
Na-isolatie:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
het (na-)isoleren van een monumentale waterinstallatie om bevriezing daarvan te voorkomen.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
het aanbrengen van overig isolatiemateriaal.
38
GEVELSCHERMEN
38.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van gevelschermen (zoals wind- en zonneschermen).
40
STUKADOORWERK
40.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van binnen- en buitenstucwerk,
*
de instandhouding van stucwerk ornamenten, zowel binnen als buiten,
*
het, indien dat om materiaaltechnische en/of constructieve redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van het stucwerk,
*
het gebruiken van stucwerkdragers en stucwerkprofielen.
41
TEGELWERK
41.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van tegelwerk (zoals vloer- en wandtegels, tegeltableaus in/op schouwen en mozaïekwerk),
*
het vervangen van kapotte tegels.
42
DEKVLOEREN EN VLOERSYSTEMEN
42.00
ALGEMEEN
Vloerafwerkingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van vloerafwerkingen (zoals terrazzo-, granito-, parket- en stalvloeren),
*
het aanbrengen van vloerbeschermende voorzieningen, mits naar het oordeel van de minister noodzakelijk.
Voor de instandhouding van geschilderde vloerdecoraties zie paragraaf 46.
43
METAAL- EN KUNSTSTOFWERK
43.00
ALGEMEEN
Metaalwerken en metalen ornamenten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van metaalwerken (zoals gietijzeren/smeedijzeren/stalen hekwerken, balusters, kolommen en molenassen),
*
de instandhouding van decoratieve metalen ornamenten (zoals bol, haantje, kruis, windvaan, wijzerplaat en zonnewijzer).
Roosters en dergelijke:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van vloerluiken en -roosters,
*
de instandhouding van ventilatieroosters (zoals gevelroosters voor de ventilatie van de kruipruimte),
*
de instandhouding van gaasramen en roosters ter bescherming van monumentale onderdelen,
*
de instandhouding van blad- en sneeuwroosters in goten,
*
het vervangen en/of aanbrengen van roosters en/of luiken, indien technisch of bouwfysisch noodzakelijk,
*
het aanbrengen en in stand houden van vogel- en ongediertewerende voorzieningen zoals gaasramen en roosters, mits geadviseerd door de minister.
Hijs- en ankerwerken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van hijswerken (zoals hijsankers, hijshaken, hijskatrollen en dergelijke),
*
de instandhouding van ankerwerken en bevestigingen (zoals gevelankers, bevestigingshaken en ophangstangen),
*
het aanbrengen van ankers en bevestigingen.
44
PLAFOND- EN WANDSYSTEMEN
44.00
ALGEMEEN
Plafonds en wanden:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van plafonds en wanden van onder andere glas, hout, leem, leer, metaal en textiel, al dan niet bevestigd op tengel- en rachelwerk, riet, steengaas en dergelijke,
*
de instandhouding van al dan niet geschilderde plafond- en wanddecoraties en ornamenten (zie hiervoor ook de paragrafen 46, 47 en 48).
45
AFBOUWTIMMERWERK
45.00
ALGEMEEN
Aftimmerwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van aftimmerwerk buiten (zoals gevelbetimmeringen, dakkapellen, frontons, boei- en gootlijsten, windveren, dak- en gevellijsten, pilasters, dakluiken, schoorsteenborden en uileborden),
*
de instandhouding van aftimmerwerk binnen (zoals architraven, dagbetimmeringen, deurlijsten, koplijsten, lambriseringen, orgelkassen, plinten, raamblinden, vensterbanken en vloerluiken),
*
de instandhouding van decoratieve houten elementen (zoals festoenen en sierlijstwerk).
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
een curatieve behandeling tegen houtaantasters als insecten, schimmels en zwammen, mits deze aantoonbaar actief zijn en de behandeling wordt uitgevoerd door een ter zake deskundige,
*
een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
een preventieve behandeling tegen houtaantasters.
46
SCHILDERWERK
46.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
schilderwerk buiten,
*
schilderwerk binnen voor zover het de binnenzijde van kozijnen, ramen en deuren in de buitengevel betreft,
*
de instandhouding van bijzonder schilderwerk binnen en/of geschilderde decoraties (zoals muur-, wand-, plafond- en vloerschilderingen).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
het periodiek wassen/reinigen van schilderwerk.
47
BINNENINRICHTING
47.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van interieurs en interieurelementen voor zover die hecht met het gebouw verbonden zijn zoals bedsteden, grafzerken, haarden, hekwerken, kasten, kerkbanken, orgelkassen, schouwen en tochtportalen,
*
specialistisch schoonmaakwerk,
*
preventieve maatregelen (zoals de aanschaf en het aanbrengen van apparatuur voor vocht-/klimaatbeheersing mits bouwfysisch noodzakelijk en geadviseerd door de minister),
*
onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige (zie paragraaf 01.04).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van losse interieurelementen (zoals boeken, gebruiksvoorwerpen, gordijnen, kandelaars, los meubilair, rouwborden en schilderijen),
–
regulier schoonmaakwerk (zoals afstoffen, boenen, poetsen en stofzuigen).
48
BEHANGWERK, VLOERBEDEKKING EN STOFFERING
48.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van interieurafwerkingen als behangwerk, vaste vloerbedekking en stoffering (zoals geschilderde behangsels, goudleer en textiele bespanningen; tapijten en lopers; bovendeur- en schoorsteenstukken),
*
het aanbrengen van voorzieningen tegen ongedierte, mits geadviseerd door de minister,
*
het aanbrengen, indien bouwfysisch noodzakelijk, van interieurbeschermende voorzieningen (zoals vocht-/klimaatbeheersing), mits geadviseerd door de minister,
*
onderzoek en begeleiding door een ter zake deskundige (zie paragraaf 01.04).
50
DAKGOTEN EN HEMELWATERAFVOEREN
50.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van (onder andere gietijzeren, koperen, loden, natuurstenen en zinken) goten c.q. gootbekledingen, vergaarbakken en hemelwaterafvoeren,
*
het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van goten c.q. gootbekledingen, vergaarbakken en hemelwaterafvoeren.
51
BINNENRIOLERING
51.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van binnenriolering met bijbehorende onderdelen (zoals appendages, pompen en putten).
52
WATERINSTALLATIES
52.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van waterinstallaties met bijbehorende onderdelen (zoals appendages, pompen en verdelers).
53
SANITAIR
53.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van sanitair met bijbehorende onderdelen (zoals kranen, toiletpotten en wastafels).
54
BRANDBESTRIJDINGSINSTALLATIES
54.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van brandbestrijdingsinstallaties,
*
aanleg en/of onderhoud van brandbestrijdingsinstallaties en –voorzieningen (inclusief brandblussers en brandslanghaspels), mits geadviseerd door de minister en aangelegd conform de voorschriften inzake brandpreventie,
*
aanleg en/of onderhoud van voorzieningen ter voorkoming en/of ten behoeve van een snelle bestrijding van een brand, mits geadviseerd door de minister.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
voorzieningen en/of maatregelen welke verband houden met het verkrijgen en/of behouden van een gebruiksvergunning (zoals noodverlichting, ontruimingsalarm en vluchtwegaanduiding).
55
GASINSTALLATIES
55.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van gasinstallaties met bijbehorende onderdelen (zoals appendages, leidingen en tanks).
56
PERSLUCHT- EN VACUUMINSTALLATIES
56.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van perslucht- en vacuüminstallaties met bijbehorende onderdelen (zoals appendages, leidingen en tanks).
60
VERWARMINGSINSTALLATIES
60.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van verwarmingsinstallaties met bijbehorende onderdelen (zoals kachels, verwarmingsketels en radiatoren).
61
VENTILATIE- EN LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIES
61.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van onder andere binnen- en buitenroosters, ventilatie- en dakkappen,
*
aanleg en onderhoud van ventilatie- en bevochtigingsinstallaties ter bescherming van interieurs, mits bouwfysisch noodzakelijk en geadviseerd door de minister.
62
KOELINSTALLATIES
62.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van koelinstallaties met bijbehorende onderdelen.
70
ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES
70.00
ALGEMEEN
Elektrotechnische installaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van elektrotechnische installaties met bijbehorende armaturen, schakelaars en dergelijke onderdelen.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
vervanging dan wel aanleg van leidingen en/of bedrading.
Bliksemafleidingsinstallaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de aanleg en het onderhoud van bliksemafleidingsinstallaties, mits geadviseerd of voorgeschreven door de minister en aangelegd conform de geldende voorschriften (NEN-EN-IEC 62305 beveiligingsklasse LPL III of LPL II),
*
de visuele inspectie van een LPL III-installatie om het jaar en een volledige inspectie eens in de vier jaar,
*
de visuele inspectie van een LPL II-installatie het ene jaar en een volledige inspectie het daaropvolgende jaar.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
aanleg en/of onderhoud van overspanningsbeveiliging.
Arbo-voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals elektrotechnische installaties met bijbehorende verlichtingsarmaturen).
75
COMMUNICATIE- EN BEVEILIGINGSINSTALLATIES
75.00
ALGEMEEN
Communicatie-installaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van communicatie-installaties met bijbehorende onderdelen.
Brandmeldinstallaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
aanleg en/of onderhoud van brandmeldinstallaties, mits geadviseerd door de minister.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
doormelding aan een meldkamer waaronder het abonnement en de lijnhuur.
Inbraakbeveiligingsinstallaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
aanleg en/of onderhoud van inbraakbeveiligingsinstallaties, mits geadviseerd door de minister.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
doormelding aan een meldkamer waaronder het abonnement en de lijnhuur.
78
GEBOUWENBEHEERSYSTEMEN
78.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
aanleg en/of onderhoud van gebouwenbeheersystemen, mits geadviseerd door de minister.
80
LIFTINSTALLATIES
80.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van personen- en goederenliftinstallaties.
81
ROLTRAPPEN EN ROLPADEN
81.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van roltrappen en rolpaden.
82
HEF- EN HIJSINSTALLATIES
82.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van hef- en hijsinstallaties (zoals hefplateaus, hijsbalken en hijsankers).
83
GOEDERENTRANSPORT- EN -DISTRIBUTIESYSTEMEN
83.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van goederentransport- en distributiesystemen.
84
GEVELONDERHOUDINSTALLATIES
84.00
ALGEMEEN
Arbo-voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals veiligheidsogen en –ankers; bij monumentale constructies dient het aantal tot een minimum beperkt te blijven en de bevestigingsplaatsen zorgvuldig gekozen te worden).
90.
WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES
90.00
ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van werktuigbouwkundige installaties en onderdelen aan/in/van bij voorbeeld:
○
civiele monumenten (zoals brug- en sluisbedieningswerken),
○
industriële monumenten (zoals machinerieën en werktuigen),
○
molens (zoals de onderdelen van het gaande werk).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
de instandhouding van later aangebrachte/toegevoegde installaties (zoals een modernere maalderij-installatie, een mechanische bemaling, een elektrisch bewegingswerk en dergelijke) en bijbehorende werken, tenzij deze expliciet in de registeromschrijving van een rijksmonument zijn opgenomen.
91
KLINKENDE ONDERDELEN VAN MONUMENTEN (luidklokken, beiaarden, orgels, uurwerken, e.d.)
91.00
ALGEMEEN
Algemeen:
Omdat veel werkzaamheden voor met name de functionele instandhouding van klinkende onderdelen van monumenten specifiek en specialistisch van aard zijn, is ervoor gekozen hier een aparte paragraaf voor op te nemen. Voor subsidie komen alleen in aanmerking werkzaamheden aan klinkende onderdelen van rijksmonumenten die naar het oordeel van de Minister voldoende monumentale waarde hebben.
Op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, www.cultureelerfgoed.nl, is een lijst gepubliceerd van de klinkende onderdelen van rijksmonumenten die naar het oordeel van de Minister voldoende monumentale waarde hebben. Voor klinkende onderdelen die nog niet eerder door de Minister op hun monumentale waarde zijn beoordeeld, kan de monumentale waarde worden vastgesteld in het kader van de behandeling van de subsidieaanvraag. De beoordeling van deze klinkende onderdelen vindt daarbij plaats aan de hand van de waarderingscriteria die eveneens zijn gepubliceerd op de website www.cultureelerfgoed.nl.
Luidklokken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van de luidklokken (werkzaamheden zoals het opvullen van slagplekken, het herstel van kronen en dergelijke),
*
de instandhouding van de klokophanging (werkzaamheden aan onder andere stroppen en kloklagers),
*
de instandhouding van klepels en slaghamers (werkzaamheden zoals het uitgloeien van klepels, de revisie en afstelling van de klepelophanging, de vervanging van moderne klepels door historisch verantwoorde klepels en dergelijke),
*
de instandhouding van de luidinrichting (werkzaamheden aan onder andere luidassen, luidwielen, luidarmen, luidtouwen/-kettingen en luidmotoren),
*
onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige.
Voor de klokkenstoel c.q. klokkentoren/dakruiter en bijbehorende onderdelen zie paragraaf 24.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
de vervanging van een historisch verantwoorde klepel en/of klepelophanging door een moderne uitvoering,
–
de vervanging van mechanische slaghamers door magneethamers,
–
het buiten gebruik stellen en/of vervangen door een nieuwe luidklok.
Beiaarden:
Zie onder luidklokken. Daarnaast:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van de tractuur van het handspel en automatisch spel,
*
de instandhouding van de speeltrommel, de (gewichts-)aandrijving van de speeltrommel en noten,
*
de instandhouding van mechanische speelhamers,
*
de instandhouding van het klavier,
*
de vervanging van versleten onderdelen door historisch verantwoorde replica’s/kopieën,
*
onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige.
Voor de klokkenstoel c.q. klokkentoren/dakruiter en bijbehorende onderdelen zie paragraaf 24.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
het herstel van elektronische speelwerken en bandspeelwerken,
–
de vervanging van de gewichtsaandrijving van een speeltrommel door een elektromotor,
–
werkzaamheden aan magneethamers,
Orgels:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van het instrument (werkzaamheden aan onder andere windvoorziening, windladen, tractuur, claviatuur, pijpwerk, klankgeving en stemming),
*
schilderwerk in het kader van een algeheel herstel van het instrument,
*
de functionele instandhouding van het instrument (periodieke werkzaamheden zoals stemwerk door een ervaren orgelstemmer, het schoonmaken en bijregelen van mechanieken en het afregelen van de windvoorziening),
*
aanleg en onderhoud van klimaatbeheersingsapparatuur in of nabij het instrument (zoals bij voorbeeld luchtvochtigheidsmeter, luchtbevochtiger en klimaatregelaar), mits geadviseerd door de minister,
*
onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
wijziging van de klankgeving (intonatie),
–
een stemhulp,
–
herstelwerk als gevolg van onoordeelkundig stemwerk.
Uurwerken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
*
de instandhouding van het uurwerk en zijn aandrijving (werkzaamheden aan onder andere uurwerkframe, gewichten, draden/kabels/kettingen/touwen, katrollen, valkisten, opwindsysteem, gelijkloop-inrichting, slaghamers en bijbehorende afhoudveren),
*
schilder- en verguldwerk aan uurwerk en wijzerplaat (conservering van de aangetroffen toestand of herstel van de uit onderzoek gebleken oorspronkelijke toestand),
*
de functionele instandhouding van het instrument (periodieke werkzaamheden zoals het schoonmaken, smeren en zo nodig bijregelen van de bewegende delen),
*
onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
–
werkzaamheden aan wijzerring-/wijzerplaatverlichting,
–
het ombouwen/wijzigen van mechanisch uurwerk naar elektrisch uurwerk,
–
werkzaamheden aan moederklokken en afstandgestuurde elektronica.
Het gaat hier om werkzaamheden aan de aangelegde elementen van een groen monument, zoals beplanting, padenstructuur, waterlopen en vijvers. Gebouwde objecten binnen een groenaanleg, zoals bruggen, priëlen, standbeelden, grafmonumenten en tuinmuren, gelden in het kader van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: Sim) niet als onderdeel van een groen monument. Zie voorgaande paragrafen voor de subsidiabele kosten met betrekking tot de gebouwde objecten binnen een groenaanleg.
Deze paragraaf is onderverdeeld in elementen waaruit een groen monument kan bestaan. Per element blijkt uit een tabel of de genoemde werkzaamheden subsidiabel zijn of niet. Niet genoemde werkzaamheden zijn niet subsidiabel. Of werkzaamheden subsidiabel zijn op grond van de Sim volgt uit de volgende onderverdeling in vier categorieën werkzaamheden: Onderhoud prioriteit 1 Hoofdstructuur; Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde; Onderhoud prioriteit 2; Restauratie:
−
Onderhoud prioriteit 1 Hoofdstructuur: het betreft belangrijke structurerende elementen van het groene monument, zoals historische paden, laanbeplantingen, waterlopen en zichtlijnen. De kosten zijn subsidiabel op grond van de Sim.
−
Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde: het betreft elementen die aantoonbaar tot de hoofdkarakteristiek(en) van de aanleg behoren doordat ze in hun context uniek of zeldzaam zijn. De kosten zijn subsidiabel op grond van de Sim voor zover naar het oordeel van de minister voldoende is aangetoond dat het om een kernwaarde gaat. Een kernwaarde aantonen kan bijvoorbeeld op basis van een tuinhistorisch rapport of literatuur. Vermelding in de registeromschrijving van de beschermde aanleg is niet doorslaggevend.
−
Onderhoud Prioriteit 2: de kosten strekken tot instandhouding van monumentale waarden, maar zijn om budgettaire redenen niet subsidiabel op grond van de Sim.
−
Restauratie: de kosten zijn niet subsidiabel op grond van de Sim, maar kunnen wel subsidiabel zijn op grond van een restauratiesubsidieregeling.
Beplanting:
Bermen: zie Grasland
Boomgaarden en (lei)fruitcollecties:
Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde: Hoogstamboomgaarden waarbij het rijksmonument overwegend (voor meer dan 50%) uit boomgaard bestaat, en historische leifruitcollecties
Restauratie Hoogstamboomgaarden en leifruitcollecties
* het verzorgen van bomen en beplanting (zoals snoeien, onkruidvrij houden met milieuvriendelijke middelen en leiden),
* inboeten van bomen en beplanting.
* vervangen van de boomgaard en/of (lei)fruitcollectie.
Onderhoud prioriteit 2 Boomgaard en leifruitcollectie
* het verzorgen van bomen en beplanting (zoals snoeien, onkruidvrij houden met milieuvriendelijke middelen en leiden),
* inboeten van bomen en beplanting.
Boomsingels bij begraafplaatsen: zie Solitairen en boomgroepen
Borders: zie Heesterborders, vaste plantenborders en rozenperken
Gazon: zie Grasland
Grasland (bermen, gazons, parkweiden en ruigten in parkbossen en langs waterlopen), niet door vee begraasd:
Onderhoud prioriteit 1 Hoofdstructuur Grasland (bermen, gazons, parkweiden en ruigten in parkbossen en langs waterlopen)
Restauratie Grasland (bermen, gazons, parkweiden en ruigten van parkbossen en langs waterlopen)
* maaien (maximaal twee keer per jaar) en het afvoeren van het maaisel (hooilandbeheer),
* blad ruimen 1x per jaar.
* opslag verwijderen, egaliseren en zaaien.
Hagen, topiaria en berceaus:
Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde: Hagen, topiaria en berceaus die vanuit aantoonbaar historisch ontwerp of vanuit historische typologie een kernwaarde zijn
Restauratie Hagen, die vanuit aantoonbaar historisch ontwerp of vanuit historische typologie een kernwaarde zijn, topiaria en berceaus
* het verzorgen van bomen en beplanting (zoals vormsnoei, bemesten en onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze),
* het inboeten van bomen en heesters,
* het knippen (beuk, liguster en meidoorn twee keer per jaar, buxus, haagbeuk en taxus één keer per jaar),
* de instandhouding van een lei- of draagconstructie.
* (volledige) vervanging van een lei- of draagconstructie en/of beplanting.
Onderhoud prioriteit 2 Hagen, topiaria en berceaus
* het verzorgen van bomen en beplanting (zoals vormsnoei, bemesten en onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze),
* het inboeten van bomen en heesters,
* het knippen (beuk, liguster en meidoorn twee keer per jaar; buxus, haagbeuk en taxus één keer per jaar),
* de instandhouding van een lei- of draagconstructie.
Hakhoutbos:
Onderhoud prioriteit 2 Hakhoutbos
Restauratie Hakhoutbos
* het afzetten van uitlopers of slieten,
* het uitslepen van hout,
* het inboeten.
* het geheel, dan wel vaksgewijs in fasen, vervangen van de beplanting als element door nieuwe aanplant mits geadviseerd door de minister.
Heestergroepen voor zover aantoonbaar onderdeel ontwerp aanleg:
Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde Heestergroepen die beeldbepalend zijn in een (landschappelijke) aanleg en die vanuit de ontwerpgedachte van de aanleg een belangrijke ruimtelijke functie hebben op hun specifieke plek (bijvoorbeeld als afsluiting van een zichtlijn)
Restauratie Heestergroepen
* het verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze),
* inboeten van heesters.
* vervanging door nieuwe aanplant.
Onderhoud prioriteit 2 Heestergroepen
* het verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze).
Heesterborders, vaste plantenborders en rozenperken:
Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde: Heesterborders, plantenborders en rozenperken, op basis van aangetoonde beplantingsschema’s uit een voor de monumentale waarde relevante historische fase
Restauratie Heesterborders, plantenborders en rozenperken
* het verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze en, bij vaste planten en rozen, ongediertevrij houden op milieuvriendelijke wijze,
* het inboeten van plantmateriaal.
* vervanging door nieuwe aanplant.
Onderhoud prioriteit 2 Heesterborders, plantenborders en rozenperken
* het verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze en, bij vaste planten en rozen, ongediertevrij houden op milieuvriendelijke wijze,
* het verzorgen van bomen (snoeien voor zover nodig voor de instandhouding van de boom of voor instandhouding van de monumentale waarde),
* het incidenteel kappen van zieke bomen en inboeten van nieuwe bomen en het beschermen van de jonge aanplant tegen vee of wild,
* Onderhoud van bestaande drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer voor behoud van de laanbeplanting.
* het geheel, dan wel bij grotere lengte in fasen,vervangen van de laanbeplanting als element door nieuwe aanplant en water geven gedurende maximaal 3 jaar,
* Aanleg van drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer voor behoud van de laanbeplanting indien nodig door gewijzigde, blijvend verhoogde waterstand (niet na oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld te zware bodembelasting).
VTA (Visual Tree Assessment) en opkronen van bomen vanwege het verkeer is niet subsidiabel.
Lei- en knotbomen (zie ook Laanbeplantingen of Solitairen en boomgroepen):
Onderhoud prioriteit 2 Lei- en knotbomen
Restauratie Lei- en knotbomen
* het verzorgen van bomen (zoals snoeien, met compost bemesten, leiden en knotten),
* het incidenteel kappen en inboeten van bomen,
* het verwijderen van opslag.
* vervanging van een boom of boomgroep als element door nieuwe aanplant en water geven gedurende maximaal drie jaar.
Parkbos (geen productiebos; zie ook Hakhoutbos):
Onderhoud prioriteit 2 Parkbos
Restauratie Parkbos
* het incidenteel kappen en inboeten van bomen en heesters.
* het geheel, dan wel vaksgewijs in fasen, vervangen van de beplanting als element door nieuwe aanplant mits geadviseerd door de minister.
Parkbosranden (zie ook Grasland):
Onderhoud prioriteit 1 Hoofdstructuur Parkbosranden, voor zover het gaat om de buitenste rij of groepen bomen of heesters
Restauratie Parkbosranden
* het snoeien van bomen en heesters,
* het incidenteel kappen en inboeten van bomen en heesters.
* het rooien en opnieuw inplanten van bomen.
Parkweiden: zie Grasland
Siertuinen: zie Hagen, topiaria en berceaus en zie Heesterborders, vaste plantenborders en rozenperken
Solitairen en boomgroepen:
Onderhoud prioriteit 1 Hoofdstructuur Solitairen en boomgroepen die beeldbepalend zijn in een (landschappelijke) aanleg en die vanuit de ontwerpgedachte van de aanleg een belangrijke ruimtelijke functie hebben op hun specifieke plek (bijvoorbeeld als coulisse in een parkweide) en, bij begraafplaatsen, boomsingels
Restauratie Solitairen, beeldbepalende boomgroepen en, bij begraafplaatsen, boomsingels
* het verzorgen van bomen (zoals snoeien, met compost bemesten, leiden en knotten),
* het incidenteel kappen en inboeten van zieke bomen volgens oorspronkelijk ontwerp (cultivar, plaats) en het beschermen van de jonge bomen tegen vee of wild,
* beluchten (ploffen), voor zover naar het oordeel van de minister noodzakelijk, dat wil zeggen bij belangrijke exemplaren en niet als de oorzaak voor verdichting is gelegen in oneigenlijk gebruik.
* vervanging van een boom of boomgroep als element door nieuwe aanplant en water geven gedurende maximaal drie jaar.
Vormbomen: zie Lei- en knotbomen en zie topiaria bij Hagen, topiaria en berceaus
Zichtassen en zichtlijnen (vista’s; zie ook onder Grasland en Parkbosranden):
Onderhoud prioriteit 1 Hoofdstructuur Zichtassen en zichtlijnen
Restauratie Zichtassen en zichtlijnen
* het onderhoud van zichtassen, zichtlijnen en open ruimten door het verwijderen van opslag en beperkt kappen van bomen, verwijderen van takken van bomen of te ver uitgegroeide heesters die het zicht inkaderen of begeleiden.
* het herstel van de ruimtelijke structuur van zichtassen, zichtlijnen en open ruimten, nadat deze eerder opzettelijk zijn dichtgeplant, voor zover van aangetoond belang voor de monumentale waarden.
Andere elementen in de groenaanleg:
Bruggen: zie Wegen en paden en Leidraad gebouwde monumenten
Aardwerken:
Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde Aardwerken die beeldbepalend zijn in een aanleg en die vanuit de ontwerpgedachte van de aanleg een belangrijke ruimtelijke functie hebben op hun specifieke plek (bijvoorbeeld in verdedigingslinies of Japanse tuinen)
Restauratie Aardwerken
* onderhoud van aardwerken met inbegrip van het maaien van taluds (maximaal twee keer per jaar).
* het herstel van reliëf door het aanvullen van terreingedeelten die aan erosie of inklinking onderhevig zijn geweest.
Onderhoud prioriteit 2 Aardwerken
* onderhoud van aardwerken met inbegrip van het maaien van taluds (maximaal twee keer per jaar).
Waterpartijen en waterlopen inclusief bijbehorende beschoeiing, stuwen en duikers, waterpeilen en waterkwaliteit:
Onderhoud prioriteit 1 Hoofdstructuur Waterpartijen en waterlopen
Restauratie Waterpartijen
* schoon en op diepte houden van grachten, sloten en vijvers (kortcyclisch), inclusief het afvoeren en/of tijdelijk opslaan van de uitkomende bagger in depot en het afwerken van het depot na inklinking, mits met gesloten grondbalans,
* het opschonen van windhoeken (het plaatselijk verwijderen van opgehoopt blad en takhout),
* het verwijderen van overmatige plantengroei,
* onderhoud en het werkzaam houden van duikers en stuwen,
* plaatselijk herstel van bestaande beschoeiing.
* het uitbaggeren van verlande grachten, sloten en vijvers (langcyclisch),
* het aanbrengen van nieuwe, eenvoudige duikers, overstorten, stuwen, gemaaltjes en pompen, die naar het oordeel van onze minister nodig zijn voor het handhaven of verbeteren van het waterpeil,
* vervanging van beschoeiingen, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is,
* aanbrengen van een nieuwe beschoeiing indien nodig voor de instandhouding van de historische oeverlijn.
* het onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze (maximaal 2x per jaar),
* het blad ruimen,
* het knippen of steken van graskanten,
* het aanvullen met een toplaag, zoals grind, schelpen of zand, overeenkomstig de bestaande toestand, voor zover de bestaande toplaag bijdraagt aan de monumentale waarde,
* plaatselijk herstel van de bestaande verharding of het bestaande profiel,
* onderhoud van eenvoudige houten loopbruggetjes die deel uitmaken van de historische wandeling,
* onderhoud van bestaande drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer.
* het herstel van het oorspronkelijke profiel van vervaagde historische paden en padenpatronen, die slechts beperkt nog herkenbaar zijn,
* bestaande kantopsluitingen vervangen voor zover behorend bij een historisch ontwerp of nodig voor herstel en behoud van de padbreedte en de belijning,
* het aanbrengen van eenvoudige houten loopbruggetjes, indien de verbinding van belang is voor de aanleg en de voorganger geheel verdwenen is,
* aanleg van drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer voor behoud van het padenstelsel indien nodig door gewijzigde, blijvend verhoogde waterstand (niet na oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld te zware bodembelasting).
Hoofdstuk
2
Tabellen en grondslagen voor berekeningen
1
Tabel voor de berekening van het honorarium inzake het opstellen van een instandhoudingsplan
De kosten voor het opstellen van een instandhoudingsplan, door een architect/bouwkundige/ groenbeheerder/archeoloog, zullen worden getoetst aan de hieronder uitgewerkte honorariumpercentages. Tot de werkzaamheden inzake het opstellen van een instandhoudingsplan behoren:
•
het (laten opstellen en) analyseren van het inspectierapport
•
het op basis van het inspectierapport opstellen van het instandhoudingsplan van de uit te voeren werkzaamheden
•
het opstellen van werkomschrijving/besteksparagraaf/bestek
•
het vervaardigen van eventuele bijbehorende tekeningen
•
het (laten) vervaardigen van ondersteunende foto’s
•
het opstellen van de – meer of minder gespecificeerde – meerjarenbegroting
In de toelichting op het aanvraagformulier is aangegeven aan welke eisen genoemde stukken dienen te voldoen.
Het subsidiabele honorariumbedrag voor het opstellen van een instandhoudingsplan wordt als volgt vastgesteld:
Eerst wordt het honorariumpercentage bepaald aan de hand van het hiernavolgende overzicht, waarin dat percentage is gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten/ bouwsom. Vervolgens wordt het subsidiabele honorariumbedrag berekend door het gevonden honorariumpercentage te vermenigvuldigen met de subsidiabele kosten.
Overzicht van honorariumpercentages gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten:
tot
€ 50.000
3,43%
van
€ 50.000
tot
€ 100.000
3,22%
van
€ 100.000
tot
€ 150.000
3,04%
van
€ 150.000
tot
€ 200.000
2,89%
van
€ 200.000
tot
€ 250.000
2,76%
van
€ 250.000
tot
€ 300.000
2,66%
van
€ 300.000
tot
€ 350.000
2,56%
van
€ 350.000
tot
€ 400.000
2,48%
van
€ 400.000
tot
€ 450.000
2,41%
van
€ 450.000
tot
€ 500.000
2,35%
van
€ 500.000
tot
€ 550.000
2,29%
van
€ 550.000
tot
€ 600.000
2,24%
van
€ 600.000
tot
€ 650.000
2,19%
van
€ 650.000
tot
€ 700.000
2,15%
van
€ 700.000
tot
€ 750.000
2,11%
van
€ 750.000
tot
€ 800.000
2,08%
van
€ 800.000
tot
€ 850.000
2,05%
van
€ 850.000
tot
€ 900.000
2,02%
van
€ 900.000
tot
€ 950.000
1,99%
van
€ 950.000
tot
€ 1.000.000
1,96%
van
€ 1.000.000
tot
€ 1.050.000
1,94%
van
€ 1.050.000
tot
€ 1.100.000
1,92%
van
€ 1.100.000
tot
€ 1.150.000
1,89%
van
€ 1.150.000
tot
€ 1.200.000
1,88%
van
€ 1.200.000
tot
€ 1.250.000
1,86%
van
€ 1.250.000
tot
€ 1.300.000
1,84%
van
€ 1.300.000
tot
€ 1.350.000
1,82%
van
€ 1.350.000
tot
€ 1.400.000
1,81%
van
€ 1.400.000
tot
€ 1.450.000
1,79%
van
€ 1.450.000
tot
€ 1.500.000
1,78%
van
€ 1.500.000
tot
€ 1.550.000
1,77%
van
€ 1.550.000
tot
€ 1.600.000
1,75%
van
€ 1.600.000
tot
€ 1.650.000
1,74%
van
€ 1.650.000
tot
€ 1.700.000
1,73%
van
€ 1.700.000
tot
€ 1.750.000
1,72%
van
€ 1.750.000
tot
€ 1.800.000
1,71%
van
€ 1.800.000
tot
€ 1.850.000
1,70%
van
€ 1.850.000
tot
€ 1.900.000
1,69%
van
€ 1.900.000
tot
€ 1.950.000
1,68%
van
€ 1.950.000
tot
€ 2.000.000
1,67%
vanaf
€ 2.000.000
1,66%
2
Tabel voor de berekening van het honorarium inzake de planbegeleiding
Bij instandhoudingsplannen is begeleiding door een architect/bouwkundige/groenbeheerder/ archeoloog subsidiabel indien en voor zover die begeleiding uit de volgende werkzaamheden bestaan:
•
het jaarlijks opstellen van het uitvoeringsprogramma aan de hand van het instandhoudingsplan, analyse van het meest recente inspectierapport en een eigen inspectie van het rijksmonument
•
het opvragen van offertes, de prijsvorming en het verstrekken van uitvoeringsopdrachten
•
de begeleiding en controle tijdens de uitvoering
•
het opnemen/de oplevering van de uitgevoerde werkzaamheden
•
het opstellen van de eindafrekening en de financiële verantwoording, inclusief het eventueel bijgestelde plan
De totale kosten voor de begeleiding van de uitvoering van een instandhoudingsplan, over de planperiode van zes jaar gerekend, zijn aan een maximum gebonden.
Het subsidiabele honorariumbedrag voor de begeleiding wordt als volgt vastgesteld:
Eerst wordt het honorariumpercentage bepaald aan de hand van het hiernavolgende overzicht, waarin dat percentage is gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten/ bouwsom. Vervolgens wordt het subsidiabele honorariumbedrag berekend door het gevonden honorariumpercentage te vermenigvuldigen met de subsidiabele kosten.
Overzicht van honorariumpercentages gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten:
tot
€ 50.000
7,86%
van
€ 50.000
tot
€ 100.000
7,36%
van
€ 100.000
tot
€ 150.000
6,95%
van
€ 150.000
tot
€ 200.000
6,61%
van
€ 200.000
tot
€ 250.000
6,32%
van
€ 250.000
tot
€ 300.000
6,08%
van
€ 300.000
tot
€ 350.000
5,86%
van
€ 350.000
tot
€ 400.000
5,68%
van
€ 400.000
tot
€ 450.000
5,52%
van
€ 450.000
tot
€ 500.000
5,37%
van
€ 500.000
tot
€ 550.000
5,24%
van
€ 550.000
tot
€ 600.000
5,12%
van
€ 600.000
tot
€ 650.000
5,02%
van
€ 650.000
tot
€ 700.000
4,92%
van
€ 700.000
tot
€ 750.000
4,83%
van
€ 750.000
tot
€ 800.000
4,75%
van
€ 800.000
tot
€ 850.000
4,68%
van
€ 850.000
tot
€ 900.000
4,61%
van
€ 900.000
tot
€ 950.000
4,55%
van
€ 950.000
tot
€ 1.000.000
4,49%
van
€ 1.000.000
tot
€ 1.050.000
4,43%
van
€ 1.050.000
tot
€ 1.100.000
4,38%
van
€ 1.100.000
tot
€ 1.150.000
4,33%
van
€ 1.150.000
tot
€ 1.200.000
4,29%
van
€ 1.200.000
tot
€ 1.250.000
4,25%
van
€ 1.250.000
tot
€ 1.300.000
4,21%
van
€ 1.300.000
tot
€ 1.350.000
4,17%
van
€ 1.350.000
tot
€ 1.400.000
4,14%
van
€ 1.400.000
tot
€ 1.450.000
4,10%
van
€ 1.450.000
tot
€ 1.500.000
4,07%
van
€ 1.500.000
tot
€ 1.550.000
4,04%
van
€ 1.550.000
tot
€ 1.600.000
4,01%
van
€ 1.600.000
tot
€ 1.650.000
3,99%
van
€ 1.650.000
tot
€ 1.700.000
3,96%
van
€ 1.700.000
tot
€ 1.750.000
3,94%
van
€ 1.750.000
tot
€ 1.800.000
3,91%
van
€ 1.800.000
tot
€ 1.850.000
3,89%
van
€ 1.850.000
tot
€ 1.900.000
3,87%
van
€ 1.900.000
tot
€ 1.950.000
3,85%
van
€ 1.950.000
tot
€ 2.000.000
3,83%
vanaf
€ 2.000.000
3,81%
3
Tabel voor de berekening van de toeslag voor het vervaardigen van aanvullende stukken (niet van toepassing op normaal onderhoud als bedoeld in de Sim)
Indien de instandhoudingswerkzaamheden ingrijpender herstel en/of grote ingrepen omvatten zijn aanvullende, meer gedetailleerde stukken nodig om het instandhoudingsplan goed te kunnen beoordelen. Welke aanvullende stukken dat betreft, hangt af van het uit te voeren werk. In dit verband wordt verwezen naar de toelichting op het aanvraagformulier.
Voor het (laten) vervaardigen van de benodigde aanvullende stukken mag de architect/bouwkundige/groenbeheerder/archeoloog boven op het honorarium een toeslag berekenen. De totale som (plankosten, begeleidingskosten en toeslag) is aan een maximum gebonden conform onderstaande tabel.
Overzicht van de toeslagpercentages gerelateerd aan de som van de opstel- en begeleidingskosten en toeslag:
tot
€ 50.000
15,00%
van
€ 50.000
tot
€ 100.000
14,00%
van
€ 100.000
tot
€ 150.000
13,00%
van
€ 150.000
tot
€ 200.000
12,00%
van
€ 200.000
tot
€ 250.000
11,00%
vanaf
€ 250.000
10,00%
4
Grondslagen voor de berekening van het bouwplaatsuurloon
Grondslagen voor de berekening van de gemiddelde loonkosten van aannemers en onderaannemers zijn:
•
bouwplaatsbezetting: jeugdgroep 2%; volwassenen groep B 25%; volwassenen groep D 60%; voorlieden toeslag 13%
•
onderscheid wordt gemaakt in: uurloon inzittenden (30%), uurloon alléén chauffeur (40%) en uurloon chauffeur + inzittenden (30%)
•
ziekteverzuim: 6,5%
Subsidiabele gemiddelde (bouwplaats)uurloon:
Het actuele subsidiabele gemiddelde uurloon staat vermeld op de internetsite van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed www.cultureelerfgoed.nl en op www.monumenten.nl.
Het gemiddelde uurloon is inclusief twee reisuren maar exclusief algemene bouwplaatskosten, algemene bedrijfskosten, winst + risico en btw.
5
Grondslagen voor de opbouw van de algemene bouwplaatskosten
De kosten van een aannemer zijn te verdelen in directe en indirecte kosten.
Directe kosten:
Tot de directe kosten van een bouwwerk behoren de kosten van de daarin te verwerken materialen en het daarbij behorende loon van het personeel. Onder de directe kosten worden voor instandhoudingswerkzaamheden ook begrepen de kosten van eventuele onderaannemers en steigerwerk.
Indirecte kosten:
De indirecte kosten zijn de kosten van de hulpmiddelen en de organisatie die nodig zijn om het bouwwerk tot stand te brengen.
De indirecte kosten worden verdeeld in:
•
Algemene bouwplaatskosten: kosten van de (hoofd)aannemer die niet direct aan een onderdeel zijn toe te wijzen zoals:
○
voorbereiding;
○
Arbo-voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van het werk (inclusief de kosten voor het Arbo-plan/-dossier en de uitvoering daarvan een en ander conform de eisen van de Arbo-wet);
○
inrichting van het bouwterrein (onder andere de huur plus aan-/afvoer van keten alsmede de elektrische en werktuigbouwkundige werkzaamheden ten behoeve van de terreininrichting);
○
aansluiting en verbruik van elektra/gas/water/telefoon;
○
hekwerken / terreinafsluitingen (zoals preventieve maatregelen tegen vandalisme);
○
bouwplaatsverlichting;
○
uitvoerder / toezicht / begeleiding en dergelijke;
○
werk- en bouwvergaderingen, weekrapporten, en dergelijke;
○
aan- en afvoer (laden / lossen);
○
periodiek opruimen (inclusief de afvoer van bouwafval);
○
afschrijving van klein materieel (waaronder elektrisch gereedschap);
○
oplevering.
•
Algemene bedrijfskosten: kosten die samenhangen met de algehele leiding van het bedrijf en die van de algemene en administratieve diensten.
Normen voor subsidiabele aannemerskosten:
a.
gemiddelde bouwplaatsuurloon op basis van hoofdstuk 2, paragraaf 4
b.
post onvoorzien: maximaal 5%
c.
algemene bouwplaatskosten (ABK), te berekenen over de directe kosten: gemiddeld 9%
d.
algemene bedrijfskosten (AK), te berekenen over de som van de directe kosten en de algemene bouwplaatskosten: gemiddeld 7%
e.
winst en risico (W&R), te berekenen over de som van de directe kosten, algemene bouwplaatskosten en algemene bedrijfskosten: gemiddeld 3%
f.
indexering: maximaal 3% per jaar
De onderdelen c, d en e bij elkaar vormen een opslag van maximaal 20%.
Omvatten de instandhoudingswerkzaamheden ook ingrijpender herstel en/of grote ingrepen dan dient de begroting van de aannemer dan wel de architect, archeoloog of ingenieur voor de beoordeling van de subsidiabele kosten, alleen voor zover het de ingrijpende werkzaamheden betreft, gespecificeerd te zijn in onder andere eenheden, uren, materiaal- en materieelkosten, stel- en verrekenposten.