Wet van 8 oktober 1969, houdende vervanging van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 door een nieuwe wettelijke regeling

Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 door een meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wettelijke regeling te vervangen en in samenhang daarmede het Besluit op de Commissarissenbelasting 1941 te doen vervallen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Belastingplicht

Artikel

1

Onder de naam 'vennootschapsbelasting' wordt een directe belasting geheven van de lichamen vermeld in de artikelen 2 en 3.

Artikel

1a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Onder het drijven van een onderneming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen e en g, en tweede lid, en in artikel 3, tweede en derde lid, wordt mede verstaan:

  • a.

    een uiterlijk daarmee overeenkomende werkzaamheid waardoor in concurrentie wordt getreden met ondernemingen, gedreven door natuurlijke personen, dan wel door lichamen, vermeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c en d;

  • b.

    een werkzaamheid die bestaat uit de verzorging van werknemers of gewezen werknemers, van hun echtgenoten of gewezen echtgenoten, dan wel hun partners of gewezen partners en van hun kinderen of pleegkinderen door middel van uitkeringen op grond van een regeling voor vervroegde uittreding (VUT-uitkeringen) of pensioen, uit het verzekeren van dergelijke uitkeringen, dan wel uit het verzekeren van lijfrenten of kapitaalsuitkeringen uit levensverzekering;

  • c.

    het zijn van medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming, voor zover dit niet opkomt uit effectenbezit, waarbij de medegerechtigdheid zich niet behoeft uit te strekken tot een eventueel liquidatiesaldo.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

6b

Artikel

6c

Vervallen

Hoofdstuk

II

Voorwerp van de belasting bij binnenlandse belastingplichtigen

Afdeling

2.1

Belastbaar bedrag

Artikel

7

Afdeling

2.2

Algemene artikelen inzake bepaling van de winst

Artikel

8

Artikel

8b

Artikel

8bb

Artikel

8bc

Artikel

8bd

Artikel

8c

Artikel

8d

Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking de subsidies, bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Woningwet, ontvangen door verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn.

Artikel

8e

Artikel

8f

Artikel

8g

Artikel

9

Artikel

9a

Artikel

10

Artikel

10a

Artikel

10b

Indien de belastingplichtige van een lichaam waarmee hij is gelieerd in de zin van artikel 8b een geldlening heeft verkregen welke geen vaste aflossingsdatum heeft of een aflossingsdatum die meer dan 10 jaar is gelegen na het tijdstip van het aangaan daarvan, terwijl rechtens dan wel in feite geen vergoeding op die lening is overeengekomen of een vergoeding die in belangrijke mate lager is dan hetgeen in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zou zijn overeengekomen, komen bij het bepalen van de winst vergoedingen op die lening en waardemutaties van die lening niet in aftrek. Bij verschuiving van de aflossingsdatum naar een later tijdstip wordt voor de toepassing van de eerste volzin de geldlening geacht vanaf het tijdstip van totstandkoming die nieuwe aflossingsdatum te hebben gehad.

Artikel

10c

Artikel

10d

Vervallen

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

12a

Artikel

12abis

Vervallen

Afdeling

2.2a

Hybridemismatches

Artikel

12aa

Artikel

12ab

Artikel

12ac

Artikel

12ad

Artikel

12ae

Artikel

12af

Artikel

12ag

Afdeling

2.3

Innovatiebox

Artikel

12b

De kwalificerende voordelen uit hoofde van een door de belastingplichtige zelf voortgebracht kwalificerend immaterieel activum worden, indien hij daarvoor bij de aangifte over een jaar kiest, met ingang van dat jaar in aanmerking genomen voor 9/H gedeelte. Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend voor het jaar waarin het kwalificerende voordeel is genoten. De eerste volzin vindt slechts toepassing voor zover het saldo van de kwalificerende voordelen uit kwalificerende immateriële activa bij de belastingplichtige positief is.

Artikel

12ba

Artikel

12bb

Artikel

12bc

Artikel

12bd

Artikel

12be

Artikel

12bf

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels, waaronder nadere voorwaarden, worden gesteld voor de toepassing van deze afdeling. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld voor de bepaling van de kwalificerende voordelen uit hoofde van een kwalificerend immaterieel activum en voor de bepaling welk deel van de door een andere Mogendheid geheven belasting over kwalificerende voordelen die onder artikel 12b vallen, op basis van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, kan worden verrekend met de verschuldigde vennootschapsbelasting.

Artikel

12bg

Afdeling

2.4

Groepsrentebox

Artikel

12c

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Afdeling

2.5

Deelnemingen

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

13aa

Artikel

13ab

Artikel

13b

Artikel

13ba

Artikel

13bb

Vervallen

Artikel

13c

Vervallen

Artikel

13ca

Vervallen

Artikel

13d

Artikel

13e

Artikel

13f

Vervallen

Artikel

13g

Vervallen

Artikel

13h

Indien bij het bepalen van de in een jaar genoten winst ten aanzien van de belastingplichtige met toepassing van artikel 3.55, 3.56 of 3.57 van de Wet inkomstenbelasting 2001 een voordeel uit de vervreemding van aandelen of winstbewijzen die geen deelneming vormen, niet in aanmerking is genomen terwijl de door hem verkregen aandelen of winstbewijzen op het tijdstip van de aandelenfusie of de overgang onder algemene titel in het kader van een fusie of een splitsing van een rechtspersoon dan wel op enig tijdstip daarna wel een deelneming vormen of tot een deelneming gaan behoren:

  • a.

    vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing op positieve voordelen uit hoofde van die deelneming met uitzondering van uitkeringen van winst, tot het bedrag van het voordeel dat met toepassing van een van de genoemde artikelen buiten aanmerking is gebleven, behalve voorzover het voordeel al eerder in aanmerking is genomen;

  • b.

    wordt voor de bepaling van het opgeofferde bedrag, bedoeld in artikel 13d, de verkrijgingsprijs niet hoger gesteld dan het bedrag hetwelk de belastingplichtige voor de in het kader van de aandelenfusie, de juridische splitsing of de juridische fusie vervreemde aandelen of winstbewijzen heeft opgeofferd.

Artikel

13i

Artikel

13j

Artikel

13k

Artikel

13l

Vervallen

Afdeling

2.6

Bedrijfsfusie

Artikel

14

Afdeling

2.7

Splitsing, juridische fusie en bestuurlijke herindeling of herschikking

Artikel

14a

Artikel

14b

Artikel

14ba

Afdeling

2.8

Geruisloze terugkeer uit BV

Artikel

14c

Afdeling

2.9

Fiscale eenheid

Artikel

15

Artikel

15aa

Artikel

15ab

Artikel

15ac

Artikel

15ad

Vervallen

Artikel

15ae

Artikel

15af

Artikel

15ag

Artikel

15ah

Artikel

15aha

Artikel

15ahb

Artikel

15ai

Artikel

15aj

Artikel

15ak

Artikel

15al

Artikel

15a

Afdeling

2.9a

Generieke renteaftrekbeperking

Artikel

15b

Artikel

15ba

Artikel

15bb

Artikel

15bc

Afdeling

2.9b

Minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars

Artikel

15bd

Artikel

15be

Artikel

15bf

Artikel

15bg

Ingeval een belastingplichtige in een jaar zowel het bedrijf van bank als het bedrijf van verzekeraar uitoefent, vindt in dat jaar artikel 15be of artikel 15bf toepassing, al naar gelang van welk van die bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige de omvang, bepaald aan de hand van het balanstotaal op 31 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanvangt, het grootst is. Indien geen kalenderjaar voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanvangt, wordt de omvang van de bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige in dat jaar bepaald aan de hand van het balanstotaal op 31 december van het laatstbedoelde kalenderjaar.

Artikel

15bh

Voor zover door de toepassing van artikel 15b bij het bepalen van de in een jaar genoten winst een saldo aan renten niet in aftrek komt, wordt voor de toepassing van de artikelen 15be en 15bf het gedeelte van de renten ter zake van geldleningen zoals dat op grond van die artikelen zonder toepassing van dit artikel niet in aftrek komt bij het bepalen van de in dat jaar genoten winst met dat saldo verminderd, doch niet verder dan tot nihil.

Afdeling

2.10

Eindafrekening

Artikel

15c

Artikel

15d

Voordelen die niet reeds uit anderen hoofde in aanmerking zijn genomen, worden gerekend tot de winst van het jaar waarin de belastingplichtige ophoudt in Nederland belastbare winst te genieten. In dat geval worden de bestanddelen van zijn vermogen voor de toepassing van de desinvesteringsbijtelling geacht te zijn vervreemd tegen de waarde in het economische verkeer.

Afdeling

2.10a

Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten

Artikel

15e

Artikel

15f

Vervallen

Artikel

15g

Artikel

15h

Artikel

15i

Artikel

15j

Afdeling

2.11

Aftrekbare giften

Artikel

16

Hoofdstuk

III

Voorwerp van de belasting bij buitenlandse belastingplichtigen

Artikel

17

Artikel

17a

Tot een Nederlandse onderneming worden gerekend:

  • a.

    in Nederland gelegen onroerende zaken, daaronder begrepen:

    • 1°.

      rechten die direct of indirect betrekking hebben op in Nederland gelegen onroerende zaken en

    • 2°.

      rechten die samenhangen met de exploratie en de exploitatie van in Nederland aanwezige natuurlijke rijkdommen waaronder ook wordt gerekend de opwekking van energie uit het water, de stromen en de winden, of rechten waaraan deze zijn onderworpen;

  • b.

    rechten op aandelen in de winst of de medegerechtigdheid tot het vermogen van een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gevestigd voorzover zij niet opkomen uit effectenbezit;

  • c.

    schuldvorderingen op een in Nederland gevestigde vennootschap indien de gerechtigde tot de schuldvordering een aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b, in de vennootschap heeft;

  • d.

    werkzaamheden die worden verricht als bestuurder of commissaris van een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede leidende werkzaamheden en functies die worden verricht voor een zodanig lichaam, ook indien de bevoegdheid is beperkt tot buiten Nederland gelegen gedeelten van de onderneming van dat lichaam;

  • e.

    werkzaamheden die gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 30 dagen in, op of boven het Noordzeewinningsgebied worden verricht. Het Noordzeewinningsgebied bestaat uit de territoriale zee van Nederland alsmede het buiten de territoriale zee onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voorzover het Koninkrijk der Nederlanden daar op grond van het internationale recht rechten mag uitoefenen;

  • f.

    werkzaamheden als bedoeld in onderdeel e, indien deze na een onderbreking worden voortgezet door het lichaam dat deze werkzaamheden heeft verricht, of onmiddellijk of na een onderbreking worden voortgezet door een met dat lichaam verbonden lichaam en de duur van deze werkzaamheden in een tijdvak van 12 maanden een periode van ten minste 30 dagen bedraagt. In dat geval wordt ieder van deze lichamen geacht te hebben voldaan aan de in dat onderdeel gestelde voorwaarde van 30 dagen, en

  • g.

    stemrechten, kapitaalbelangen of winstrechten in een omgekeerd hybride lichaam als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid, die worden gehouden door een lichaam dat gevestigd is in een staat die het omgekeerde hybride lichaam niet als een belastingplichtige voor een naar de winst geheven belasting beschouwt, indien ten aanzien van deze stemrechten, kapitaalbelangen of winstrechten zonder toepassing van artikel 2, derde lid, belastbare winst uit een in Nederland gedreven onderneming in de zin van artikel 17, derde lid, onderdeel a, al dan niet in samenhang met één of meer van de onderdelen a tot en met f van dit artikel, zou zijn genoten.

Artikel

18

Artikel

19

Indien in het land waar de onderneming is gevestigd een overeenkomstig standpunt wordt ingenomen, wordt niet als het drijven van een binnenlandse onderneming door een niet in Nederland gevestigd lichaam aangemerkt:

  • a.

    het vervoer te water of door de lucht van personen en zaken tussen plaatsen buiten Nederland en plaatsen in Nederland, dan wel tussen plaatsen buiten Nederland onderling, tenzij de leiding van de onderneming in Nederland gevestigd is;

  • b.

    het exploiteren van baanvakken van spoor- en tramlijnen tussen de grens en het naastbij de grens gelegen station.

Hoofdstuk

IV

Verrekening van verliezen

Artikel

20

Artikel

20a