Wet van 7 maart 2013, houdende regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen)

Wet financiering politieke partijen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen over de administratie en de openbaarmaking van bijdragen aan politieke partijen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b.

    politieke partij: vereniging die met haar conform artikel G 1 of Q 6 van de Kieswet geregistreerde aanduiding boven de kandidatenlijst heeft deelgenomen aan de laatstgehouden verkiezing van de Tweede Kamer of de Eerste Kamer der Staten-Generaal, waarbij aan die lijst ten minste een kamerzetel is toegewezen;

  • c.

    lid van een politieke partij: lid als bedoeld in artikel 7, eerste lid;

  • d.

    lid van een politieke jongerenorganisatie: lid als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

  • e.

    afdeling van een politieke partij: lokale, regionale of provinciale organisatorische eenheid van een politieke partij;

  • f.

    neveninstelling: politiek-wetenschappelijk instituut als bedoeld in artikel 2, een politieke jongerenorganisatie als bedoeld in artikel 3, een instelling voor buitenlandse activiteiten als bedoeld in artikel 4 of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5;

  • g.

    subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 7;

  • h.

    bijdrage: geldelijke bijdrage, anders dan subsidie, dan wel bijdrage in natura;

  • i.

    bijdrage in natura: zaak of dienst, op verzoek van een politieke partij aan haar geleverd dan wel door deze aanvaard, waar geen of geen evenredige tegenprestatie tegenover staat;

  • j.

    kamerzetel: zetel in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dan wel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal indien aan de lijst van een politieke partij op grond van de Kieswet geen zetel in de Tweede Kamer, maar wel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal is toegewezen;

  • k.

    peildatum: de eerste dag van het kalenderjaar;

  • l.

    schulden: geldschulden van € 25.000 of meer, anders dan bestuursrechtelijke geldschulden als bedoeld in artikel 4:85 van de Algemene wet bestuursrecht of geldschulden die veertien dagen na de peildatum zijn voldaan;

  • m.

    Nederlandse gever: een voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer kiesgerechtigde persoon of een in het Handelsregister ingeschreven rechtspersoon of onderneming, die een bijdrage verleent aan een politieke partij.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

§

2

De subsidie

Artikel

6a

Deze paragraaf is niet van toepassing op een politieke partij als bedoeld in de artikelen 16 en 17.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing indien een fractie van een politieke partij in de Eerste Kamer der Staten-Generaal wordt gesplitst.

Artikel

18

Indien twee of meer politieke partijen die subsidie ontvangen worden samengevoegd tot een nieuwe vereniging, komt deze nieuwe vereniging als politieke partij met ingang van het volgende kalenderjaar voor subsidie in aanmerking, dit onder gelijktijdige intrekking van de subsidie die is toegekend aan de partijen die zijn samengevoegd.

Artikel

19

Onze Minister zendt ieder jaar aan de Staten-Generaal een overzicht van de subsidies die aan de politieke partijen zijn verstrekt. Een verslag als bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht kan achterwege blijven.

§

3

Administratie, openbaarmaking en beperking bijdragen

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

21a

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

23a

Artikel

25

Artikel

25a

Artikel

26

Indien aan een politieke partij subsidie is verstrekt, geldt dat:

  • a.

    de administratie, bedoeld in artikel 20, tevens de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens omtrent het ledental van de politieke partij en, indien van toepassing, van de aangewezen politieke jongerenorganisatie bevat;

  • b.

    de administratie, bedoeld in artikel 20, zodanig is ingericht dat daaruit tevens te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de kosten en opbrengsten kunnen worden nagegaan;

  • c.

    het financieel verslag, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, tevens volgens de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een rekening van de kosten en opbrengsten met de bijbehorende toelichting van belang zijnde voor de vaststelling van de subsidie omvat;

  • d.

    het financieel verslag tevens een opgave omvat van de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens omtrent het ledental van de politieke partij en, indien van toepassing, van de aangewezen politieke jongerenorganisatie;

  • e.

    het financieel verslag vergezeld gaat van een activiteitenverslag;

  • f.

    de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 25, derde lid, tevens de verenigbaarheid van het activiteitenverslag met het financieel verslag betreft;

  • g.

    de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 25, derde lid, tevens de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie betreft en

  • h.

    de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 25, derde lid, tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen en de juistheid van opgegeven ledentallen van de politieke partij en, indien van toepassing, van de aangewezen politieke jongerenorganisatie betreft.

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

28a

Artikel

29

§

3a

Maximering gecombineerde bijdragen

Artikel

29b

§

4

Verbrede toepassing

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

32a

Artikel

33

Artikel

34

§

4a

Commissie toezicht financiën politieke partijen

Artikel

35

§

5

Toezicht en sancties

Artikel

37

Artikel

38

Indien Onze Minister bij de uitoefening van zijn taken op grond van deze wet stuit op mogelijke strafbare feiten, stelt hij de officier van justitie hiervan in kennis.

Artikel

39

§

6

Wijzigingsbepalingen

Artikel

40

Wijzigt de Mediawet 2008.

§

7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

42

Artikel

43

De bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en c, en tweede lid, worden ten behoeve van de kalenderjaren 2011 tot en met 2015, na toepassing van artikel 8, vijfde lid, nader gewijzigd door het resultaat van de berekening:

  • a.

    per 1 januari 2011 te verlagen met 1,39%;

  • b.

    per 1 januari 2012 te verlagen met 1,5%;

  • c.

    per 1 januari 2013 te verlagen met 1,5%;

  • d.

    per 1 januari 2014 te verlagen met 1,5%;

  • e.

    per 1 januari 2015 te verlagen met 1,5%.

Artikel

44

De verplichting, bedoeld in de artikelen 25, 28 en 29, geldt niet voor bijdragen en schulden die zijn ontvangen onderscheidenlijk ontstaan voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

45

Artikel

46

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

47

Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiering politieke partijen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R. H. A. Plasterk
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten