Besluit van 1 april 2014, houdende regels met betrekking tot het ingeperkt gebruik en de doelbewuste introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen (Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013)

Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 29 juni 2012 nr. IENM/BSK-2012/120140, gedaan in overeenstemming met Onze Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
Gelet op:
  • richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn nr. 90/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 april 1990 (PbEG L 106);

  • richtlijn nr. 2009/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (PbEU L 125);

  • verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268);

  • verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (PbEU L 287);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 september 2012, nr. W14.12.0231/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 27 maart 2014 nr. IenM/BSK-2013/271662, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Artikel

1.2

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder ingeperkt gebruik: elke activiteit waarbij genetisch gemodificeerde organismen worden vervaardigd, in Nederland ingevoerd, toegepast, vervoerd, vernietigd of vermeerderd, dan wel waarbij het betreft het voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of zich ontdoen van genetisch gemodificeerde organismen, indien bij die activiteit inperkingsmaatregelen worden gebruikt.

Artikel

1.3

Artikel

1.4

Artikel

1.5

Artikel

1.6

Onze Minister stelt regels met betrekking tot het vervoeren van:

  • a.

    genetisch gemodificeerde organismen, niet zijnde een micro-organisme en niet zijnde een toegelaten product;

  • b.

    genetisch gemodificeerde organismen, niet zijnde een micro-organisme, in associatie met een al dan niet genetisch gemodificeerd micro-organisme;

  • c.

    organismen, niet zijnde een micro-organisme, in associatie met een genetisch gemodificeerd micro-organisme.

Artikel

1.7

Artikel

1.8

Artikel

1.9

Artikel

1.11

Dit besluit en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op activiteiten verricht binnen de exclusieve economische zone.

Hoofdstuk

2

Ingeperkt gebruik

Titel

2.1

Algemene bepalingen inzake ingeperkt gebruik

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen is verboden, indien dit geschiedt in afwijking van het bepaalde bij of krachtens deze titel of titel 2.2.

Artikel

2.4

Titel

2.2

Regels op grond van hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer

Afdeling

2.2.1

Risicobeoordeling en toekenning van inperkingsniveaus en van categorieën van fysische inperking

Artikel

2.5

De gebruiker maakt voorafgaand aan het ingeperkt gebruik een risicobeoordeling met betrekking tot dat ingeperkt gebruik, overeenkomstig de daartoe door Onze Minister krachtens artikel 2.2 gestelde regels.

Artikel

2.6

Artikel

2.7

Artikel

2.8

Artikel

2.9

Artikel

2.10

Artikel

2.11

Artikel

2.13

Artikel

2.13a

Afdeling

2.2.2

Inperkingsniveau I en II

§

2.2.2.1

Algemene bepalingen met betrekking tot inperkingsniveau I en II

Artikel

2.14

§

2.2.2.2

Nog niet kennisgegeven ingeperkt gebruik op inperkingsniveau I en II

Artikel

2.15

Artikel

2.16

Met het ingeperkt gebruik op inperkingsniveau I mag worden begonnen op het eerste van de volgende twee tijdstippen:

  • a.

    het tijdstip waarop het bewijs van ontvangst, bedoeld in artikel 2.15, vijfde lid, de gebruiker heeft bereikt;

  • b.

    de tweede dag na de dag van aangetekende verzending van de kennisgeving.

Artikel

2.17

Artikel

2.18

Artikel

2.19

Artikel

2.20

Artikel

2.21

§

2.2.2.3

Wijziging van reeds kennisgegeven ingeperkt gebruik op inperkingsniveau I en II

Artikel

2.22

Artikel

2.23

Artikel

2.24

Artikel

2.26

§

2.2.2.4

Onbedoelde veranderingen en nieuwe informatie op inperkingsniveau I en II

Artikel

2.27

Artikel

2.28

Artikel

2.29

Artikel

2.30

Artikel

2.31

§

2.2.2.5

Periodieke beoordeling met betrekking tot inperkingsniveau I en II

Artikel

2.32

§

2.2.2.6

Verdere bepalingen met betrekking tot inperkingsniveau I en II

Artikel

2.33

Artikel

2.34

Afdeling

2.2.3

Inperkingsniveau III en IV

§

2.2.3.1

Algemene bepalingen met betrekking tot inperkingsniveau III en IV

Artikel

2.35

§

2.2.3.2

Nog niet vergund ingeperkt gebruik op inperkingsniveau III en IV

Artikel

2.36

Artikel

2.37

Artikel

2.38

Artikel

2.39

Artikel

2.40

Indien het belang van de gezondheid van de mens en van het milieu zich daartegen niet verzet, kan Onze Minister bij de voorschriften die hij aan de vergunning verbindt, afwijken van de regels die gelden krachtens artikel 2.2.

§

2.2.3.3

Wijziging van reeds vergund ingeperkt gebruik op inperkingsniveau III en IV

Artikel

2.42

Artikel

2.43

Onze Minister kan op aanvraag van de houder van de vergunning de vergunning wijzigen, daaronder mede begrepen het toevoegen van activiteiten aan het eerder in de vergunning beschreven onderzoek.

Artikel

2.44

Op de aanvraag om een wijziging van de vergunning zijn de artikelen 2.36 tot en met 2.40 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat eerder overgelegde gegevens niet opnieuw behoeven te worden overgelegd.

Artikel

2.45

Artikel

2.46

Artikel

2.47

§

2.2.3.4

Onbedoelde veranderingen en nieuwe informatie op inperkingsniveau III en IV

Artikel

2.48

Artikel

2.49

Artikel

2.50

Indien op basis van de risicobeoordeling inperkingsniveau III wordt toegekend in plaats van inperkingsniveau IV, blijft de vergunning van toepassing totdat deze is gewijzigd.

Artikel

2.51

Artikel

2.52

Indien op basis van de risicobeoordeling inperkingsniveau I of II wordt toegekend, blijft de vergunning van toepassing totdat de vergunning dienovereenkomstig is gewijzigd of ingetrokken.

§

2.2.3.5

Periodieke beoordeling met betrekking tot inperkingsniveau III en IV

Artikel

2.53

§

2.2.3.6

Verdere bepalingen met betrekking tot inperkingsniveau III en IV

Artikel

2.54

Titel

2.3

Regels op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer

Afdeling

2.3.1

Bepalingen met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de inrichting

Artikel

2.55

Vervallen

Afdeling

2.3.2

Bepalingen met betrekking tot de algemene regels voor de milieubelastende activiteit voor zover het gaat om ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen

Artikel

2.56

Onze Minister is het bevoegd gezag dat beslist op aanvragen om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet, in plaats van een maatregel die op grond van het bepaalde bij of krachtens dit besluit moet worden getroffen.

Artikel

2.57

Hoofdstuk

3

Doelbewuste introductie voor overige doeleinden

Afdeling

3.1

Algemeen

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Artikel

3.3

Een vergunning geldt tevens voor ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen waarop de vergunning betrekking heeft.

Artikel

3.4

Artikel

3.5

Afdeling

3.2

Standaardprocedure voor verlening, wijziging en intrekking van de vergunning

§

3.2.1

Milieurisicobeoordeling

Artikel

3.6

Voorafgaand aan de aanvraag om verlening van een vergunning voert degene die voornemens is de doelbewuste introductie voor overige doeleinden uit te voeren een milieurisicobeoordeling uit.

§

3.2.2

Verlening van de vergunning

Artikel

3.7

Artikel

3.8

Artikel

3.9

Indien de aanvrager van een vergunning tijdens de behandeling van de aanvraag kennis neemt van nieuwe informatie ten aanzien van de risico’s die de genetisch gemodificeerde organismen of de handelingen daarmee kunnen opleveren voor de gezondheid van mens of het milieu, zorgt hij ervoor dat de in de aanvraag om een vergunning vermelde informatie zo spoedig mogelijk wordt herzien en bij Onze Minister wordt ingediend.

Artikel

3.10

Artikel

3.10a

Artikel

3.11

§

3.2.3

Onbedoelde veranderingen en nieuwe informatie

Artikel

3.12

Artikel

3.13

§

3.2.4

Melding van een voorgenomen wijziging in de doelbewuste introductie voor overige doeleinden en wijziging van de vergunning op verzoek

Artikel

3.14

In deze paragraaf wordt onder het wijzigen van een vergunning mede verstaan het wijzigen of uitbreiden van het bereik van de vergunning, waaronder het vervangen of toevoegen van een of meer locaties voor de doelbewuste introductie voor overige doeleinden.

Artikel

3.15

Onze Minister kan bij ministeriële regeling categorieën van gevallen aanwijzen, waarin een verandering in de doelbewuste introductie voor overige doeleinden wordt aangemerkt als een verandering die:

  • a.

    geen gevolgen heeft voor een met betrekking tot die introductie uitgevoerde milieurisicobeoordeling, of

  • b.

    geen significante gevolgen heeft voor een met betrekking tot die introductie uitgevoerde milieurisicobeoordeling.

Artikel

3.16

Artikel

3.17

Onze Minister kan een vergunning wijzigen op een daartoe strekkende aanvraag van de houder van de vergunning, indien deze aanvraag betrekking heeft op een geval dat behoort tot de categorieën van gevallen, aangewezen krachtens:

Artikel

3.20

§

3.2.5

Wijziging en intrekking van de vergunning op andere gronden

Artikel

3.21

Artikel

3.22

Afdeling

3.3

Bijzondere procedures voor een vergunning op verzoek

§

3.3.1

Gedifferentieerde procedure voor het verlenen en wijzigen van een vergunning op verzoek dan wel voor het melden van een wijziging van de doelbewuste introductie

Artikel

3.23

§

3.3.2

Procedure voor het verlenen op verzoek van een vergunning onder vaste voorschriften

Artikel

3.24

Artikel

3.25

Artikel

3.26

Artikel

3.26a

Afdeling

3.4

Verplichtingen van de houder van de vergunning

Artikel

3.27

Afdeling

3.5

Verdere bepalingen

Artikel

3.28

Hoofdstuk

4

Doelbewuste introductie door het in de handel brengen

Afdeling

4.1

Algemeen

Artikel

4.1

Artikel

4.2

Artikel

4.3

De houder van een vergunning op grond van dit hoofdstuk neemt de aan de vergunning verbonden voorschriften mede in acht wanneer hij het betrokken product na het in de handel brengen gebruikt.

Artikel

4.4

Het is verboden materiaal in de handel te brengen dat is afgeleid van genetisch gemodificeerde organismen waarvoor een vergunning is verleend voor doelbewuste introductie voor overige doeleinden of waarvoor voor die doeleinden op andere wijze door een bevoegde instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie schriftelijk toestemming is verleend, tenzij hiervoor door Onze Minister een vergunning voor het in de handel brengen of door een bevoegde instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie schriftelijk toestemming is verleend.

Artikel

4.5

Afdeling

4.2

Verlening van de vergunning

Artikel

4.7

Voorafgaand aan de aanvraag om verlening van een vergunning voert degene die voornemens is een doelbewuste introductie uit te voeren door een genetisch gemodificeerd organisme in de handel te brengen een milieurisicobeoordeling uit.

Artikel

4.8

Artikel

4.9

Artikel

4.9a

Artikel

4.10

Indien de aanvrager van een vergunning tijdens de behandeling van de aanvraag kennis neemt van nieuwe informatie ten aanzien van de risico’s die de genetisch gemodificeerde organismen of de handelingen daarmee kunnen opleveren voor de gezondheid van de mens of het milieu, doet hij daarvan onmiddellijk mededeling aan Onze Minister, en past hij zo nodig de bij de aanvraag overgelegde gegevens aan.

Artikel

4.11

Artikel

4.12

Indien Onze Minister na toezending van het beoordelingsrapport maar vóór vergunningverlening kennis neemt van nieuwe informatie die van invloed kan zijn op de risico’s van de betrokken genetisch gemodificeerde organismen voor de gezondheid van mens of het milieu, zendt hij die informatie onverwijld aan de Europese Commissie en aan de bevoegde instanties van de andere lidstaten van de Europese Unie.

Artikel

4.13

Artikel

4.14

Artikel

4.15

Artikel

4.16

De voorschriften met betrekking tot de etikettering, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, onder e, zijn niet van toepassing:

  • a.

    ten aanzien van producten waarin onvoorziene of technisch niet te voorkomen sporen van toegelaten genetisch gemodificeerde organismen niet zijn uit te sluiten, indien de sporen in het product een daartoe bij besluit van de Raad van de Europese Unie of van de Europese Commissie krachtens artikel 21, tweede lid, van richtlijn 2001/18 vastgestelde drempelwaarde niet overschrijden, of

  • b.

    indien het product bestemd is voor rechtstreekse bewerking of verwerking, en daarin sporen als bedoeld onder a aanwezig zijn in een verhouding van ten hoogste 0,9% of een lagere bij besluit van de Raad van de Europese Unie of van de Europese Commissie krachtens artikel 21, tweede lid, van richtlijn 2001/18 vastgestelde drempelwaarde.

Afdeling

4.3

Verlenging van de vergunning

Artikel

4.17

Artikel

4.18

Artikel

4.19

Afdeling

4.4

Monitoring en nieuwe informatie

Artikel

4.21

Artikel

4.22

Artikel

4.23

Artikel

4.24

Artikel

4.25

Onze Minister kan het monitoringplan op verzoek of ambtshalve wijzigen, mits deze wijziging niet in strijd is met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

Afdeling

4.5

Wijziging en intrekking van de vergunning op andere gronden

Artikel

4.26

Artikel

4.27

Hoofdstuk

5

Verdere bepalingen omtrent het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen alsmede bepalingen omtrent het gebruik van toegelaten producten

Artikel

5.1

Artikel

5.2

De houder van een schriftelijke toestemming voor het in de handel brengen, overeenkomstig richtlijn 2001/18 verleend door de bevoegde instantie van een andere lidstaat, dient een afschrift van de door hem ingevolge genoemde richtlijn opgestelde monitoringrapporten in bij Onze Minister, voor zover deze monitoringrapporten betrekking hebben op genetisch gemodificeerde organismen die de houder van de schriftelijke toestemming in Nederland in de handel brengt.

Artikel

5.3

Artikel

5.4

Hoofdstuk

6

Overige bepalingen

Afdeling

6.1

Overige verbodsbepalingen met betrekking tot dit besluit

Artikel

6.1

Afdeling

6.2

Verbodsbepalingen en doorwerking bij Europese verordeningen, richtlijnen en besluiten of aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie of van de Europese Commissie

Artikel

6.2

Artikel

6.5

Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften gesteld bij de artikelen 12 en 13 van verordening 1946/2003.

Artikel

6.6

Artikel

6.7

Afdeling

6.3

Overgangsbepalingen

Artikel

6.8

Artikel

6.9

Vervallen

Artikel

6.10

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit geldende vergunning krachtens artikel 23, eerste lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer, zoals dit laatstelijk gold, wordt aangemerkt als:

  • a.

    een vergunning als bedoeld in artikel 3.2 van dit besluit, indien de vergunning betrekking heeft op de doelbewuste introductie voor overige doeleinden;

  • b.

    een vergunning als bedoeld in artikel 4.2 van dit besluit, indien de vergunning betrekking heeft op de doelbewuste introductie door het in de handel brengen.

Artikel

6.11

Artikel

6.12

Vervallen

Artikel

6.13

Vervallen

Afdeling

6.4

Wijziging van andere besluiten

Artikel

6.14

Wijzigt het Besluit omgevingsrecht.

Artikel

6.15

Wijzigt het Besluit informatie inzake rampen en crises.

Artikel

6.16

Wijzigt het Besluit bescherming Antarctica.

Artikel

6.17

Wijzigt het Besluit centrale beoordeling medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen.

Afdeling

6.5

Slotbepalingen

Artikel

6.18

Onze Minister publiceert jaarlijks langs elektronische weg een overzicht van de beschikkingen, besluiten, aanbevelingen en adviezen van de Raad van de Europese Unie of van de Europese Commissie die van belang zijn voor de toepassing van dit besluit.

Artikel

6.19

Het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer wordt ingetrokken.

Artikel

6.20

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

6.21

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Bijlage

1

behorende bij artikel 1.1, tweede lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013

Technieken waarvan de toepassing in elk geval leidt tot een genetisch gemodificeerd organisme

Organismen worden in elk geval aangemerkt als genetisch gemodificeerd organisme indien zij zijn verkregen door middel van een van de volgende technieken:

  • 1.

    recombinant-nucleïnezuurtechnieken waarbij nieuwe combinaties van genetisch materiaal worden gevormd door de invoeging van ongeacht op welke wijze buiten een organisme vervaardigde nucleïnezuurmoleculen in een virus, bacterieel plasmide of ander vectorsysteem en de opneming daarvan in een gastheer waarin ze van nature niet voorkomen maar waarin ze blijvend vermenigvuldigd kunnen worden,

  • 2.

    technieken met rechtstreekse inbrenging in een organisme van erfelijk materiaal dat buiten het organisme vervaardigd is, waaronder micro-injectie, macro-injectie en micro-inkapseling, of

  • 3.

    celfusie (met inbegrip van protoplastfusie) of hybridisatietechnieken waarbij levende cellen met nieuwe combinaties van erfelijk genetisch materiaal worden gevormd door de fusie van twee of meer cellen met gebruikmaking van methoden die van nature niet voorkomen,

met uitzondering van de organismen, die zijn verkregen door middel van de technieken, bedoeld in bijlage 2, onder 4 en 5, indien die technieken zijn toegepast onder de daarbij vermelde voorwaarden.

Bijlage

2

behorende bij artikel 1.1, derde lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013

Technieken waarvan de toepassing niet leidt tot een genetisch gemodificeerd organisme

Organismen worden niet aangemerkt als genetisch gemodificeerd organisme indien zij zijn verkregen door middel van een van de volgende technieken:

  • 1.

    in-vitrofertilisatie;

  • 2.

    natuurlijke processen als conjugatie, transductie of transformatie;

  • 3.

    polyploïdie-inductie;

  • 4.

    mutagenese;

  • 5.

    celfusie, met inbegrip van protoplastfusie, van plantencellen van organismen die genetisch materiaal kunnen uitwisselen met behulp van traditionele kweekmethoden,

tenzij daarbij andere recombinant-nucleïnezuurmoleculen of genetisch gemodificeerde organismen worden gebruikt dan die welke met behulp van de in deze bijlage genoemde technieken zijn vervaardigd.

Bijlage

3

behorende bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013

Technieken bij de toepassing waarvan hoofdstuk 2 niet van toepassing is

Hoofdstuk 2 van dit besluit is niet van toepassing indien de genetisch gemodificeerde organismen zijn vervaardigd met behulp van een van de volgende technieken en methoden:

  • 1.

    celfusie (met inbegrip van protoplastfusie) van prokaryotische soorten die genetisch materiaal uitwisselen door middel van bekende fysiologische processen;

  • 2.

    celfusie (met inbegrip van protoplastfusie) van cellen van eukaryotische soorten, met inbegrip van de productie van hybridoma’s;

  • 3.

    zelfklonering, zijnde het verwijderen van nucleïnezuursequenties uit een cel van een organisme, al dan niet gevolgd door de reïnsertie van dit nucleïnezuur of een deel daarvan (of een synthetisch equivalent) – eventueel na een aantal voorafgaande enzymatische of mechanische bewerkingen – in cellen van dezelfde soort of cellen van een fylogenetisch nauw verwante soort waarmee eerstgenoemde soort genetisch materiaal kan uitwisselen door middel van bekende fysiologische processen, voor zover het onwaarschijnlijk mag worden geacht dat het resulterende micro-organisme een ziekte kan verwekken bij mens, dier of plant.

tenzij daarbij andere recombinant-nucleïnezuurmoleculen of genetisch gemodificeerde organismen worden gebruikt dan die welke met behulp van de in bijlage 2 genoemde technieken zijn vervaardigd.

Bijlage

4

behorende bij artikel 2.2 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013

Categorieën van fysische inperking

De volgende categorieën van fysische inperking op de daarbij genoemde inperkingsniveaus worden onderscheiden:

  • Laboratoria bedoeld voor activiteiten met genetisch gemodificeerde micro-organismen op inperkingsniveau I, II, III, IV genaamd onderscheidenlijk ML-I, ML-II, ML-III, ML-IV

  • Plantenlaboratoria op inperkingsniveau I genaamd PL-I

  • Plantenkweekcellen bedoeld voor handelingen met genetisch gemodificeerde planten op inperkingsniveau I genaamd PC-I

  • Plantenkweekcellen bedoeld voor handelingen met al dan niet genetisch gemodificeerde planten in associatie met genetisch gemodificeerde micro-organismen op inperkingsniveau I, II, III, IV genaamd onderscheidenlijk PCM-I, PCM-II, PCM-III, PCM-IV

  • Plantenkassen bedoeld voor handelingen met genetisch gemodificeerde planten op inperkingsniveau I genaamd PKa-I en PKb-I

  • Plantenkassen bedoeld voor handelingen met al dan niet genetisch gemodificeerde planten in associatie met genetisch gemodificeerde micro-organismen op inperkingsniveau I, II, III, IV genaamd onderscheidenlijk PKM-I, PKM-II, PKM-III, PKM-IV

  • Dierverblijven voor genetisch gemodificeerde dieren op inperkingsniveau I genaamd D-I

  • Dierverblijven voor al dan niet genetisch gemodificeerde dieren die in associatie worden gehouden met genetisch gemodificeerde micro-organismen op inperkingsniveau I, II, III, IV genaamd onderscheidenlijk DM-I, DM-II, DM-III, DM-IV

  • Procesinstallaties bedoeld voor grootschalige activiteiten met genetisch gemodificeerde micro-organismen op inperkingsniveau I, II, III, IV genaamd onderscheidenlijk MI-I, MI-II, MI-III, MI-IV

  • Andere soortgelijke door Onze Minister bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van fysische inperking met daarbij aangewezen inperkingsniveaus.

Bijlage

5

behorende bij artikel 2.15, derde lid, en artikel 2.36, tweede lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013

Gegevens over te leggen bij een kennisgeving of de aanvraag om een vergunning voor ingeperkt gebruik

  • 1.

    Als over te leggen gegevens voor een kennisgeving voor ingeperkt gebruik als bedoeld in artikel 2.15, derde lid, van dit besluit, en voor een vergunning voor ingeperkt gebruik als bedoeld in artikel 2.36, tweede lid, van dit besluit worden aangewezen:

    • a.

      de naam van de betrokken rechtspersoon;

    • b.

      de naam van degene die verantwoordelijk is voor het toezicht en de controle op en voor de veiligheid van het ingeperkt gebruik voor de kennisgeving alsmede, indien het inperkingsniveau III of IV betreft, de naam van degene die als contactpersoon fungeert namens degene of degenen die verantwoordelijk is of zijn voor de dagelijkse activiteiten van het ingeperkt gebruik voor de vergunning;

    • c.

      het adres en de exacte ligging van de locatie waarop het ingeperkt gebruik plaatsvindt;

    • d.

      het hoogste inperkingsniveau voor de te onderscheiden categorieën van fysische inperking dat is gemeld op grond van artikel 4.630 van het Besluit activiteiten leefomgeving of waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.247 van het Besluit activiteiten leefomgeving is verleend;

    • e.

      de naam van het bevoegd gezag dat de melding, bedoeld in artikel 4.630 van het Besluit activiteiten leefomgeving, in ontvangst neemt dan wel de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 3.247 van het Besluit activiteiten leefomgeving, verleent;

    • f.

      indien het ingeperkt gebruik niet onder de aanwijzing van artikel 3.246 van het Besluit activiteiten leefomgeving valt: de plaats waar het ingeperkt gebruik plaatsvindt;

    • g.

      het doel van het ingeperkt gebruik alsmede de te verwachten resultaten;

    • h.

      de te gebruiken kweekvolumes;

    • i.

      het te gebruiken ouderorganisme dan wel de gebruikte ouderorganismen;

    • j.

      de herkomst en beoogde functie of functies van het bij de genetische modificatie gebruikte genetische materiaal, daaronder mede begrepen de vector;

    • k.

      de methoden voor het vervaardigen en hanteren van de genetisch gemodificeerde organismen;

    • l.

      de uitkomst van de risicobeoordeling, zijnde het inperkingsniveau van deze activiteiten en de categorie van fysische inperking waarin de activiteiten zullen worden verricht, alsmede

    • m.

      het verslag van de risicobeoordeling als bedoeld in artikel 2.5, tenzij ingevolge dit besluit geen risicobeoordeling behoeft te worden uitgevoerd.

  • 2.

    Indien het activiteiten in een procesinstallatie betreft, worden tevens overgelegd:

    • a.

      gegevens over de installatie;

    • b.

      een beschrijving van de aard en de vorm van de afvalstoffen die zullen ontstaan;

    • c.

      gegevens over het afvalstoffenbeheer, inclusief de behandeling, de uiteindelijke vorm en de bestemming van de afvalstoffen.

  • 3.

    De mate van detail van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder e tot en met i en onder k, en in het tweede lid, is afhankelijk van de informatie die nodig is om de risico’s van het ingeperkt gebruik op een juiste wijze te kunnen beoordelen.