Artikel
I
Wijzigt de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet gemeenschappelijke regelingen.
De Wijzigingswet Wgr-plus wordt ingetrokken.
Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.
Wijzigt de Provinciewet.
Wijzigt de Huisvestingswet.
Wijzigt de Woningwet.
Wijzigt de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.
Wijzigt de Wet op het BTW-compensatiefonds.
Wijzigt de Wet BDU verkeer en vervoer.
Wijzigt de Wet personenvervoer 2000.
Wijzigt de Planwet verkeer en vervoer.
Wijzigt de Wet bereikbaarheid en mobiliteit.
Wijzigt de Wet Infrastructuurfonds.
Wijzigt de Wet luchtvaart.
Wijzigt de Wet houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat.
Wijzigt de Wet milieubeheer.
Wijzigt de Wet bodembescherming.
Wijzigt de Wet op de jeugdzorg.
Wijzigt de Huisvestingswet 2014.
Wijzigt de Huisvestingswet 2014.
Wijzigt de Wet lokaal spoor.
Wijzigt deze wet.
Wijzigt de Wijzigingswet Wet gemeenschappelijke regelingen, enz. (dualisering gemeente- en provinciebestuur, enz.).
De gemeenten die deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling waarbij een plusregio is ingesteld, dragen er zorg voor dat de desbetreffende gemeenschappelijke regeling binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet wordt opgeheven met toepassing van de bepalingen die ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen in de regeling zijn opgenomen.
In afwijking van het eerste lid kunnen de gemeenten de gemeenschappelijke regeling voortzetten. Zij brengen de regeling binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet in overeenstemming met de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet.
Paragraaf 3 en 5 van Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op een gemeenschappelijke regeling waarbij een plusregio is ingesteld, zolang de regeling niet overeenkomstig het eerste of tweede lid is beëindigd of gewijzigd.
De huisvestingsverordeningen, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Huisvestingswet, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van kracht zijn in plusregio’s als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, blijven in de dienovereenkomstige gebieden van kracht tot het moment waarop de gemeenschappelijke regeling waarbij de plusregio is ingesteld, krachtens artikel XVII, eerste lid, is beëindigd met dien verstande dat de verordeningen uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van deze wet vervallen.
De besluiten die op grond van artikel 107, eerste lid, van de Provinciewet, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, zijn genomen in verband met de overdracht van bevoegdheden inzake de uitvoering van de provinciale taken in het kader van de jeugdzorg blijven van kracht.
De termijn genoemd in artikel XXII, eerste en tweede lid, vangt voor de plusregio waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam onderscheidenlijk ’s-Gravenhage deel uitmaakt aan op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Bijdragen, subsidies en uitkeringen die zijn verleend of verstrekt aan een plusregio op grond van:
zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, worden geacht te zijn verleend of verstrekt aan gedeputeerde staten van de provincie waarin de plusregio is gelegen of, indien van toepassing, aan het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000. Gedeputeerde staten, respectievelijk het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, treedt dienaangaande in de rechten en verplichtingen van de plusregio aan wie de bijdragen, subsidies en uitkeringen oorspronkelijk zijn verleend of verstrekt.
De gemeenten, bedoeld in artikel XXII, eerste lid, verstrekken, desgevraagd aan gedeputeerde staten en de dagelijkse besturen van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, alle voor de uitoefening van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, benodigde inlichtingen.
De gemeenten, bedoeld in artikel XXII, eerste lid, verstrekken een overzicht van de verplichtingen en de bestuurlijke afspraken die met het oog op de gereserveerde bedragen, bedoeld in artikel 9 van de Wet BDU verkeer en vervoer, zijn aangegaan en dragen zorg voor de overdracht van deze gereserveerde bedragen aan gedeputeerde staten of, indien van toepassing, aan de dagelijkse besturen van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, Wet personenvervoer 2000.
De artikelen 9 tot en met 14 van de Wet BDU verkeer en vervoer zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkintreding van deze wet, blijven van toepassing op de voor inwerkingtreding van deze wet verstrekte uitkeringen, met dien verstande dat in artikel 11 telkens voor «plusregio» moet worden gelezen: provincie waarin de plusregio is gelegen of, indien van toepassing, openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000.
In afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer kan de verstrekking van de brede doeluitkering voor het uitkeringsjaar waarin deze wet in werking treedt, plaatsvinden in het jaar waarop de uitkering betrekking heeft.
Concessies die door de dagelijkse besturen van de plusregio’s zijn verleend op grond van artikel 20, tweede of derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, zoals dit luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet geacht te zijn verleend door de krachtens artikel 20, tweede, derde of vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000 bevoegde concessieverleners.
Regionale verkeer- en vervoerplannen die door de plusregio’s zijn vastgesteld op grond van artikel 16 van de Planwet verkeer en vervoer, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet worden geacht te zijn vastgesteld door gedeputeerde staten of, indien van toepassing, door het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000.
Na de inwerkingtreding van deze wet:
berust het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming op artikel 88, vijfde lid, van de Wet bodembescherming;
berusten besluiten die genomen zijn op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet op artikel 20, vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet afschaffing plusregio’s.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.