Wet van 20 december 1984, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen

Wet gemeenschappelijke regelingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, nieuwe bepalingen vast te stellen met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Regelingen tussen gemeenten

§

1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel

1

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Een besluit als bedoeld in artikel 2 strekt de gemeentebesturen voor het treffen van een regeling waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 8, tot richtlijn. Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling. Een besluit, waarbij wordt afgeweken van een besluit als bedoeld in artikel 2 wordt met redenen omkleed.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

10a

Artikel

11

In de regeling kan een termijn worden aangegeven gedurende welke een of meer van de deelnemers is of zijn vrijgesteld van uit deze regeling voortvloeiende rechten en verplichtingen.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

16

Artikel

17

De regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop door het bestuur van het openbaar lichaam of door het gemeenschappelijk orgaan aan de raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen worden verstrekt.

Artikel

18

Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing op regelingen die uitsluitend getroffen zijn door colleges van burgemeester en wethouders.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Indien de deelnemende gemeenten in meer dan één provincie zijn gelegen, doch niet in een of niet alle in eenzelfde provinciegrensoverschrijdend samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden de bevoegdheden van gedeputeerde staten met betrekking tot het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan uitgeoefend door gedeputeerde staten van de provincie, waarin de plaats van vestiging is gelegen. Gedeputeerde staten plegen hierbij overleg met gedeputeerde staten van elke andere provincie waarin deelnemende gemeenten zijn gelegen. Besluiten die aan gedeputeerde staten dienen te worden meegedeeld, worden tevens meegedeeld aan gedeputeerde staten van elke andere betrokken provincie.

§

3

Bevoegdheden bij regelingen tussen gemeenten

Artikel

30

Artikel

31

Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel

32

Een verordening van het openbaar lichaam tot heffing van een belasting regelt, voor welke colleges of ambtenaren de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet, zullen gelden.

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

§

4

Goedkeuring van regelingen

Artikel

36

Artikel

37

Een regeling waarbij gebruik is gemaakt van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 8 en waaraan in verschillende provincies gelegen gemeenten deelnemen die niet in een of niet alle in eenzelfde provinciegrensoverschrijdend samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 2 zijn gelegen, behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie, waarin de plaats van vestiging is gelegen, de andere betrokken colleges van gedeputeerde staten gehoord. Het bepaalde in artikel 36, tweede tot en met vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

38

Artikel

39

Hoofdstuk

II

Regelingen tussen provincies

§

1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel

40

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

41

Artikel

42

Vervallen

§

3

Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen

Artikel

43

Artikel

44

Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel

45

Een verordening van het openbaar lichaam tot heffing van een belasting regelt, voor welke colleges of ambtenaren de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet, zullen gelden.

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Vervallen

Hoofdstuk

III

Regelingen tussen waterschappen

§

1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel

50

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

50a

§

3

Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen

Artikel

50b

Artikel

50c

Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel

50d

Een verordening van het openbaar lichaam tot heffing van een belasting regelt voor welke colleges of ambtenaren de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk XVIII van de Waterschapswet, zullen gelden.

Artikel

50e

Artikel

50f

Artikel

50g

§

4

Goedkeuring van regelingen

Artikel

50h

Een regeling behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten indien gebruik is gemaakt van een bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 50 juncto 8, danwel indien één der voor de deelnemende waterschappen geldende reglementen dat voorschrijft.

Artikel

50i

Een regeling waaraan in verschillende provincies gelegen waterschappen deelnemen die niet in een of niet alle in eenzelfde provinciegrensoverschrijdend samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 2 zijn gelegen, behoeft, indien gebruik is gemaakt van een bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 50 juncto 8, de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie, waarin de plaats van vestiging is gelegen, de andere betrokken colleges van gedeputeerde staten gehoord.

Artikel

50j

De in artikel 50i bedoelde goedkeuring treedt in de plaats van de goedkeuring door gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 50h.

Artikel

50k

Hoofdstuk

IV

Regelingen tussen gemeenten en provincies

§

1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel

51

Artikel

51a

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

52

Artikel

53

Vervallen

§

3

Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen

Artikel

54

Artikel

55

Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Vervallen

Hoofdstuk

V

Regelingen tussen gemeenten en waterschappen

§

1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel

61

§

2

Algemene bepalingen

§

3

Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen

Artikel

63

Artikel

64

Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel

65

Een verordening van het openbaar lichaam tot heffing van een belasting regelt, voor welke colleges of ambtenaren de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet, zullen gelden.

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

§

4

Goedkeuring van regelingen

Artikel

69

Artikel

70

Een regeling waarbij gebruik is gemaakt van een der bevoegdheden bedoeld in de artikelen 62 juncto 8 en waaraan in verschillende provincies gelegen gemeenten of waterschappen deelnemen die niet in een of niet alle in eenzelfde provinciegrensoverschrijdend samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 2 zijn gelegen, behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie, waarin de plaats van vestiging is gelegen, de andere betrokken colleges van gedeputeerde staten gehoord. Het bepaalde in artikel 69, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

72

Hoofdstuk

VI

Regelingen tussen gemeenten, provincies en waterschappen

§

1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel

73

Artikel

73a

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

74

Artikel

75

Vervallen

§

3

Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen

Artikel

76

Artikel

77

Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Regelingen tussen provincies en waterschappen

§

1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel

83

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

84

Artikel

85

Vervallen

§

3

Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen

Artikel

86

Artikel

87

Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel

88

Een verordening van het openbaar lichaam tot heffing van een belasting regelt, voor welke colleges of ambtenaren de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet, zullen gelden.

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

91

Artikel

92

Vervallen

Hoofdstuk

VIII

Het deelnemen aan een regeling door andere openbare lichamen en rechtspersonen

Artikel

93

Aan een regeling als bedoeld in de hoofdstukken I tot en met VII kunnen, indien zij daartoe overigens bevoegd zijn, tevens deelnemen:

  • a.

    een of meer andere openbare lichamen dan gemeenten, provincies en waterschappen;

  • b.

    een of meer andere rechtspersonen, indien hun bestuur bij koninklijk besluit, dat in de Nederlandse Staatscourant wordt geplaatst, daartoe is gemachtigd.

Artikel

94

Hoofdstuk

IX

Regelingen tussen één gemeente, provincie of waterschap en een of meer andere openbare lichamen en rechtspersonen

Artikel

96

De raad en het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, provinciale staten en gedeputeerde staten van een provincie, onderscheidenlijk het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van een waterschap kunnen, ieder voorzover zij voor de eigen gemeente, de eigen provincie, onderscheidenlijk het eigen waterschap bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van bepaalde belangen van die gemeente, die provincie, onderscheidenlijk dat waterschap met - indien deze daartoe overigens bevoegd zijn - de besturen van:

  • a.

    een of meer andere openbare lichamen dan gemeenten, provincies en waterschappen;

  • b.

    een of meer andere rechtspersonen, indien zij bij koninklijk besluit dat in de Nederlandse Staatscourant wordt geplaatst, daartoe zijn gemachtigd.

Artikel

97

Artikel

98

Van overeenkomstige toepassing is hoofdstuk I, met uitzondering van de artikelen 2, eerste lid, 3 tot en met 7 en 36, tweede en derde lid, indien een gemeente de regeling aangaat, hoofdstuk II, indien een provincie de regeling aangaat, of hoofdstuk III, indien een waterschap de regeling aangaat. Wanneer het een regeling betreft met deelnemers bedoeld in de artikelen 96, onderdeel b en 97, eerste lid, zijn de genoemde hoofdstukken ten aanzien van deze deelnemers zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

X

Verplichte samenwerking

§

1

Oplegging van een regeling

Artikel

99

Artikel

99a

Vervallen

Artikel

99b

Vervallen

Artikel

100

Artikel

101

Artikel

102

Artikel

103

Artikel

103a

De commissaris van de Koning treedt voor de toepassing van de artikelen 99 tot en met 103 in de plaats van gedeputeerde staten, indien het betreft een regeling uitsluitend tussen burgemeesters.

Artikel

103c

Artikel

103d

Voor de toepassing van de artikelen 103b en 103c wordt onder oplegging van een regeling begrepen de oplegging van een toetreding tot en een uittreding uit een bestaande regeling.

Artikel

103e

Voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald, is bij de oplegging van een regeling het bepaalde in hoofdstuk I, dan wel IV, V, VI of VIII van toepassing.

Artikel

103f

§

2

Verplichte uitvoering van een regeling

Artikel

103g

Artikel

103h

Indien het bestuur van een openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 103g, derde lid, gevolg geeft aan de aanwijzing oefenen gedeputeerde staten de desbetreffende bevoegdheid of taak uit namens het bestuur van dat openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan en ten laste van dat openbaar lichaam of dat gemeenschappelijk orgaan. Gedeputeerde staten kunnen zonodig de bevoegdheid of taak op gelijke wijze doen uitoefenen.

Artikel

103i

Artikel

103j

Artikel

103k

De commissaris van de Koning treedt voor de toepassing van de artikelen 103g tot en met 103j in de plaats van gedeputeerde staten, indien het betreft een regeling uitsluitend tussen burgemeesters.

Hoofdstuk

XI

Overgangs- en slotbepalingen

§

1

Overgangsbepalingen

Begripsbepalingen

Artikel

104

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: hij die krachtens aanstelling of krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat bij een gemeenschappelijke regeling is gevormd met gehele of gedeeltelijke toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wet van 1 april 1950, Stb. K 120);

  • b.

    rechten en verplichtingen: andere rechten en verplichtingen dan die welke voortvloeien uit het dienstverband van een ambtenaar;

  • c.

    het Rijk: het Rijk als deelnemer aan een regeling krachtens artikel 41, tweede lid van de Wet van 1 april 1950, Stb. K 120.

Georganiseerd overleg

Artikel

105

Over alle aangelegenheden die de uitvoering van deze wet betreffen en van algemeen belang zijn voor de rechtstoestand van ambtenaren die overgaan in dienst van een ander openbaar lichaam of rechtspersoon, wordt door het betrokken bevoegd gezag overleg gevoerd met de centrales van overheidspersoneel. Het overleg betreft mede het ter zake van de overgang te voeren personeelsbeleid.

Vaststelling van de samenwerkingsindeling

Artikel

106

De besluiten tot aanpassing of ontbinding

Artikel

107

Artikel

108

Artikel

109

De ambtenaar wiens dienstverband is geregeld in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en die door een beslissing als bedoeld in het vijfde lid van artikel 108 rechtstreeks in zijn belang is getroffen kan daartegen beroep instellen. Op dat beroep is Titel II van de Ambtenarenwet 1929 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

110

Een twistgeding als uitvloeisel van een ingesteld beroep als bedoeld in de artikelen 108, vijfde lid of 109, dat op de datum van ontbinding van het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam nog niet door een in kracht van gewijsde gedane uitspraak is geëindigd, wordt voortgezet door of tegen het bestuur van het lichaam of de rechtspersoon in welker dienst de ambtenaar is overgegaan. In een zodanig twistgeding zijn de deelnemers aan de opgeheven regeling partij van rechtswege.

Artikel

111

Artikel

112

Artikel

113

Artikel

114

Artikel

115

De ambtenaar, die op grond van het in artikel 114 bepaalde is ontslagen, heeft ten laste van Hoofdstuk VII van de rijksbegroting aanspraak op wachtgeld of uitkering, overeenkomstig het bepaalde in artikel 116.

Artikel

116

Artikel

117

Indien een ambtenaar die op grond van het in artikel 114 bepaalde is ontslagen uit hoofde van ziekte aanspraak heeft op doorbetaling van zijn laatstgenoten bezoldiging, komt deze bezoldiging ten laste van Hoofdstuk VII van de rijksbegroting.

Artikel

118

Ten aanzien van de in de artikelen 114 en 117 bedoelde ambtenaar komt voor de duur van de in die artikelen bedoelde aanspraak het aandeel van het openbaar lichaam in de bijdrage voor de interprovinciale of intercommunale ziektekostenregeling ten laste van Hoofdstuk VII van de rijksbegroting.

Overgang rechten en verplichtingen

Artikel

119

Goedkeuring en ter kennisneming inzenden

Artikel

120

In de plaats treding door hoger gezag

Artikel

121

Indien binnen de daarvoor gestelde termijn de in artikel 107 bedoelde besluiten tot ontbinding of tot wijziging van de regeling niet zijn genomen, kan dit geschieden door het gezag dat ingevolge deze wet tot goedkeuring van de regeling bevoegd is of bij koninklijk besluit, indien het een regeling betreft die geen goedkeuring behoeft.

Het van rechtswege vervallen van regelingen

Artikel

122

Artikel

123

De algemeen verbindende voorschriften welke zijn uitgevaardigd krachtens de artikelen 4, 19, 26 of 34 van de Wet van 1 april 1950, Stb. K 120 vervallen van rechtswege door de opheffing van de regeling, doch in ieder geval vijf jaren nadat deze wet in werking is getreden.

§

2

Wijzigingen in andere wetten

Artikel

124

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

125

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

126

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

127

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

128

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

129

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

130

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

131

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

132

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

133

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

134

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

135

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

135a

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

135b

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

135c

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

135d

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

136

Binnen 5 jaar na het in werking treden van deze wet wordt door het bevoegd gezag besloten in hoeverre de bestaande werkgebieden en gebiedsindelingen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanpassing behoeven. Op de besluiten daaromtrent is artikel 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

§

3

Slotbepalingen

Artikel

137

Waar in enig wettelijk voorschrift in algemene zin naar de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt verwezen, wordt deze verwijzing geacht te zijn geschied naar deze wet.

Artikel

138

Artikel

139

Artikel

141

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, Rietkerk
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Van Amelsvoort
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Minister van Justitie a.i., Rietkerk