Wet van 30 september 2014, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum)

Wet raadgevend referendum

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepalingen vast te stellen inzake het raadgevend referendum;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Paragraaf

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b.

    referendum: raadgevend correctief referendum;

  • c.

    referendumcommissie: referendumcommissie, genoemd in artikel 87.

Paragraaf

2

Het raadgevend correctief referendum

Artikel

2

In de in deze wet omschreven gevallen wordt een referendum gehouden, indien na een inleidend verzoek van ten minste tienduizend kiesgerechtigden ten minste driehonderdduizend kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek de wens kenbaar hebben gemaakt.

Artikel

3

De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt en de opkomst bij het referendum ten minste dertig procent van het totale aantal kiesgerechtigden bedraagt.

Hoofdstuk

2

Voorwerp van het referendum

Artikel

4

Een referendum kan worden gehouden over:

  • a.

    wetten;

  • b.

    stilzwijgende goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden.

Artikel

5

Geen referendum kan worden gehouden over:

  • a.

    wetten inzake het koningschap;

  • b.

    wetten inzake het koninklijk huis;

  • c.

    wetten inzake de begroting, bedoeld in artikel 105, eerste lid, van de Grondwet;

  • d.

    wetten tot verandering in de Grondwet en wetten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel hiertoe in overweging te nemen;

  • e.

    wetten die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

  • f.

    rijkswetten, behoudens rijkswetten tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden;

  • g.

    wetten als bedoeld in de artikelen 11 en 12, tweede en derde lid, die uitsluitend strekken tot intrekking of tot regeling van de inwerkingtreding van een wet naar aanleiding van een daarover gehouden referendum;

  • h.

    wetten als bedoeld in de artikelen 12, derde lid, en 16, derde lid, die uitsluitend strekken tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van een verdrag naar aanleiding van een over de goedkeuring van dat verdrag gehouden referendum;

  • i.

    wetten als bedoeld in artikel 15, tweede lid, die uitsluitend strekken tot intrekking van de aan een verdrag verleende goedkeuring naar aanleiding van een daarover gehouden referendum.

Hoofdstuk

3

Mededeling en inwerkingtreding van voor een referendum vatbare wetten en stilzwijgende goedkeuring van verdragen

Paragraaf

1

Wetten

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Indien een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over een wet onherroepelijk is toegelaten, vervalt hetgeen in die wet omtrent de inwerkingtreding is geregeld van rechtswege.

Artikel

10

Indien onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of dat een referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt de inwerkingtreding bij koninklijk besluit opnieuw geregeld.

Artikel

11

Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.

Artikel

12

Artikel

13

Paragraaf

2

Stilzwijgende goedkeuring van verdragen

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Bepalingen in de volgende hoofdstukken van deze wet die betrekking hebben op een referendum over een wet, zijn tevens van toepassing op een referendum over de stilzwijgende goedkeuring van een verdrag.

Hoofdstuk

4

De kiesgerechtigdheid

Paragraaf

1

Vereisten voor kiesgerechtigdheid

Artikel

18

Paragraaf

2

Registratie van kiesgerechtigdheid

Artikel

20

De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente voor de verkiezingen van de Tweede Kamer geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor referenda.

Artikel

21

Vervallen

Artikel

21a

Vervallen

Artikel

21b

Vervallen

Hoofdstuk

5

Kieskringen en stembureaus

Artikel

23

Voor het houden van referenda wordt Nederland verdeeld in kieskringen die overeenkomen met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.

Artikel

24

Artikel

25

De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden op als hoofdstembureaus voor het houden van een referendum.

Artikel

26

De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van een referendum.

Artikel

27

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau.

Hoofdstuk

6

Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum

Paragraaf

1

De indiening van verzoeken tot het houden van een referendum

Artikel

28

Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Paragraaf

2

De beoordeling van het inleidend verzoek

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Hoofdstuk

7

Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum

Paragraaf

1

Het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek

Artikel

40

Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Paragraaf

2

De beoordeling van het definitieve verzoek

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Op de zitting maakt de voorzitter van het centraal stembureau aan de aanwezige kiezers bekend:

Artikel

49

Artikel

50

Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de vaststelling in dat een referendum zal worden gehouden.

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Hoofdstuk

8

De stemming

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede tot en met vijfde lid, J 4, J 4a, J 5, eerste lid, J 7 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 21 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van de Kieswet van toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    in artikel J 5, eerste lid, de zinsnede «en dat ligt in het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» buiten toepassing blijft;

  • b.

    in de artikelen J 5, eerste lid en J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van stemming;

  • c.

    in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen: het referendum;

  • d.

    in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen: het referendum;

  • e.

    in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake de wet.

Artikel

60

Artikel

62

Hoofdstuk

9

De stemopneming door het stembureau

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

67

Artikel

68

De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden onverwijld worden overgebracht naar de voorzitter van het hoofdstembureau. Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld.

Artikel

69

De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:

Hoofdstuk

10

De vaststelling van de uitslag van het referendum

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het referendum.

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Het centraal stembureau stelt vast:

  • a.

    het totale aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;

  • b.

    het totale aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;

  • c.

    het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;

  • d.

    de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;

  • e.

    het totale aantal ongeldige stemmen;

  • f.

    het totale aantal kiesgerechtigden;

  • g.

    het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht;

  • h.

    het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring.

Artikel

80

Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel

81

Het centraal stembureau stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich voor en hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich tegen de aan het referendum onderworpen wet hebben uitgesproken.

Artikel

82

Artikel

83

Artikel

84

Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.

Artikel

85

De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en Onze Minister.

Artikel

86

Hoofdstuk

11

De referendumcommissie

Artikel

87

Artikel

89

Artikel

90

Hoofdstuk

12

Bepalingen inzake beroep

Artikel

91

Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 6, 14, 32, eerste lid, 44, eerste lid, 79, 80 en 81 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:

  • a.

    In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes dagen.

  • b.

    Titel 8.3 is niet van toepassing.

  • c.

    In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.

  • d.

    De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3. Afdeling 8.2.4 blijft buiten toepassing. Aan het bestuursorgaan wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.

Artikel

92

Hoofdstuk

13

Strafbepalingen

Artikel

93

Degene die meer dan één verzoek indient of meer dan één ondersteuningsverklaring aflegt voor het houden van een referendum over dezelfde wet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Artikel

94

Degene die zich bij het indienen van een referendumverzoek of het afleggen van een ondersteuningsverklaring voordoet voor een ander, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.

Artikel

95

Degene die bij een referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn of eens anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Artikel

96

Artikel

97

Artikel

98

Degene die iemand onder valse voorwendselen beweegt om een verzoek in te dienen of een ondersteuningsverklaring af te leggen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

99

Artikel

100

Degene die bij gelegenheid van een referendum enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor een stem van onwaarde wordt of een andere dan bij het uitbrengen van de stem bedoelde keuze aangeeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

101

Degene die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan een referendum deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Artikel

102

Degene die bij een referendum opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming verijdelt of enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig uitgebrachte stemmen zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

103

Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij een referendum als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

104

Degene die bij een referendum opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

105

Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk bij een referendum te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

106

Artikel

107

Artikel

108

Degene die bij een referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

109

Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun stempas, bestemd voor het stemmen bij volmacht bij een referendum, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.

Artikel

110

De werkgever die de hem bij artikel J 10 van de Kieswet juncto artikel 59 van deze wet opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

111

De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is voorzien, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Hoofdstuk

13a

Het referendum in Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel

113

Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel

114

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «openbaar lichaam»: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel

115

Artikel

116

Artikel

117

Onverminderd artikel 33, derde lid, zijn tevens ongeldig de verzoeken die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn ingediend.

Artikel

118

Artikel

119

Onverminderd artikel 45, derde lid, zijn tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn afgelegd.

Artikel

121

De artikelen Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij een referendum van toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande dat:

Hoofdstuk

14

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

123

Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

124

Artikel

125

Wijzigt de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel

126

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

126a

Wijzigt de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming.

Artikel

127

Wijzigt deze wet.

Artikel

128

Artikel

129

Deze wet wordt aangehaald als: Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur