Artikel
I
Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs
Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Onverminderd het derde, vierde en vijfde lid kan Onze Minister de eerste keer uitsluitend een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.5.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs aanwijzen, indien de rechtspersoon een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst heeft gesloten met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven waarin een regeling is opgenomen voor
het overnemen van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van kenniscentra door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,
de uitkeringen van gewezen personeelsleden die waren belast met wettelijke taken van kenniscentra en van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van de kenniscentra en niet worden overgenomen door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,
de overdracht door de kenniscentra aan de in de aanhef bedoelde rechtspersoon van vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas en
de overige activa en de passiva van de kenniscentra, voor zover deze zijn toe te rekenen aan de wettelijke taken van de kenniscentra,
Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid leidt ertoe dat het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven na de beëindiging van de bekostiging op grond van artikel VI geen financiële aanspraken op het Rijk meer heeft.
Het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven en de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, leggen voor 1 juni 2015, of, indien dat later is, binnen 2 maanden na de inwerkingtreding van dit artikel een overeenkomst die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ter goedkeuring voor aan Onze Minister.
Indien een of meer overeenkomsten als bedoeld in het derde lid niet of niet tijdig ter goedkeuring aan Onze Minister worden voorgelegd, kan Onze Minister een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid aanwijzen in afwijking van de eis, dat met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst is gesloten die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid.
Spoedeisende gevallen uitgezonderd vindt de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid, niet eerder plaats dan nadat de betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog een overeenkomst als bedoeld in het derde lid, ter goedkeuring voor te leggen aan Onze Minister.
Het bestuur van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven dat geen door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst als bedoeld in het derde lid heeft gesloten, stort bij beëindiging van de bekostiging van het kenniscentrum de vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas terug in ’s Rijks kas. Indien het desbetreffende kenniscentrum bij beëindiging van de bekostiging een negatieve reserve heeft, blijft dit voor rekening van het kenniscentrum.
De wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op 31 juli 2015, vervallen met ingang van de datum waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV van deze wet in werking treden.
Indien op de dag waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV in werking treden nog geen rechtspersoon als bedoeld in artikel I, onderdeel B, is aangewezen, blijven tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum
de wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven van kracht, en
de artikelen 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.4.1, 2.4.2, 2.4.3, 2.5.10, 4.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 6.1.3, tweede lid, 7.2.4, tweede en derde lid, 7.2.5, 7.2.5a, 7.2.6, eerste lid, 7.2.9, tweede lid, 7.2.10, 11.1, eerste lid, 12.2.2, tweede lid, en 12.2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 3, tweede lid, 15l, 15n, eerste en tweede lid, en 24f, tiende lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, de artikelen 10b3, eerste lid, 10b4 en 10b5 van de Wet voortgezet onderwijs en punt 18 van onderdeel «Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap» van bijlage 1 bij de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector, zoals luidend op 31 juli 2015 van toepassing.
Ten aanzien van bedragen waarop de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voorafgaand aan de in het eerste of tweede lid bedoelde datum aanspraak hebben, maar die nog niet zijn vastgesteld of uitbetaald, blijven de bij of krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften zoals luidend op de dag voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde datum van toepassing.
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.