Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 1 februari 2018, nr. WJZ/17203973, houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de instituten voor toegepast onderzoek (Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek)

Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek

De Minister van Economische Zaken en Klimaat;
Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Besluit:

§

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bedrijfsgeheim: informatie die:

    • a.

      in haar geheel of vanwege de specifieke samenstelling en ordening van haar bestanddelen niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie,

    • b.

      handelswaarde bezit omdat zij geheim is, en

    • c.

      door de persoon die rechtmatig beschikt over deze informatie, onderworpen is aan maatregelen om deze informatie geheim te houden;

  • daadwerkelijke samenwerking: daadwerkelijke samenwerking als bedoeld in randnummer 15, onderdeel h, van de O&O&I-kaderregeling;

  • experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in randnummer 15, onderdeel j, van de O&O&I-kaderregeling;

  • financiële onderneming: financiële onderneming als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het financieel toezicht;

  • fundamenteel onderzoek: fundamenteel onderzoek als bedoeld in randnummer 15, onderdeel m, van de O&O&I-kaderregeling;

  • industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in randnummer 15, onderdeel q, van de O&O&I-kaderregeling;

  • infrastructuursubsidie: geldmiddelen die de minister beschikbaar stelt als bijdrage voor onderzoeksinfrastructuur, in eigendom en beheer van het instituut, voor zover er sprake is van investeringen in:

    • a.

      nieuwe onderzoeksinfrastructuur, of

    • b.

      uitbreiding van bestaande onderzoeksinfrastructuur, voor zover er geen sprake is van vervangingsinvesteringen als bedoeld in de definitie van instituutssubsidie, onderdeel b;

  • instituut: door de minister als zodanig aangewezen instituut voor toegepast onderzoek dat voldoet aan de vereisten die gelden voor een onderzoeksorganisatie als bedoeld in randnummer 15, onderdeel ee, van de O&O&I-kaderregeling, met als primaire activiteiten de activiteiten, bedoeld in randnummer 19 van de O&O&I-kaderregeling;

  • instituutssubsidie: geldmiddelen die de minister beschikbaar stelt ter ondersteuning van het doel, bedoeld in artikel 5, eerste lid:

    • a.

      voor het onafhankelijk verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling,

    • b.

      als bijdrage voor vervangingsinvesteringen in en de exploitatie en het onderhoud van onderzoeksinfrastructuur in eigendom en beheer van het instituut,

    • c.

      voor het breed verspreiden van de resultaten van het onderzoek, bedoeld in onderdeel a, door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht, of

    • d.

      als bijdrage voor overige exploitatie- en investeringskosten, voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met het doel van het instituut, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de activiteiten, bedoeld in randnummer 19 van de O&O&I-kaderregeling en voor zover er geen sprake is van investeringen als bedoeld in de definitie van infrastructuursubsidie;

  • kostendrager: een product of een in economisch opzicht homogene groep van producten, die als voorwerp van calculatie wordt gekozen;

  • kredietwaardigheidsoordeel: rating als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening 1060/2009;

  • kredietbeoordelingsbureau: een in de Europese Unie geregistreerd ratingbureau overeenkomstig Verordening 1060/2009;

  • minister:

    • a.

      Minister van Economische Zaken en Klimaat, of

    • b.

      Minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit, in overleg met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, indien het subsidie betreft die aan een instituut wordt verleend ten laste van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • onderzoeksinfrastructuur: onderzoeksinfrastructuur als bedoeld in randnummer 15, onderdeel ff, van de O&O&I-kaderregeling;

  • onderzoeksprogramma: programma dat bestaat uit een samenstel van activiteiten gericht op het realiseren van een of meer onderzoeks-, ontwikkelings-, of innovatiedoelstellingen;

  • O&O&I-kaderregeling: Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198);

  • programmasubsidie: geldmiddelen die de minister ter beschikking stelt voor de uitvoering van:

    • a.

      onderzoeksprogramma’s, of

    • b.

      programma’s voor wettelijke onderzoekstaken;

  • rentecap: derivaat tussen twee partijen inzake een financiering, waarbij de koper tegen betaling van een geldsom gedurende een bij dat derivaat overeengekomen periode de garantie van een maximaal te betalen rentetarief verkrijgt;

  • renteswap: derivaat tussen twee partijen om gedurende een bij dat derivaat overeengekomen vastgestelde periode kasstromen in de vorm van rentebetalingen uit te wisselen;

  • valutaoptie: derivaat tussen twee partijen waarbij sprake is van een eenzijdige verplichting van de ene contractpartij en daartegenover een eenzijdig recht van de andere contractpartij waarbij de laatstgenoemde tegen een vastgestelde valutakoers een valutatransactie mag afsluiten;

  • valutatermijncontract: derivaat tussen twee partijen, waarbij zij een wederzijdse verplichting aangaan om op enig tijdstip in de toekomst een vooraf bepaald bedrag in een valuta te ruilen tegen een vooraf bepaald bedrag in een andere valuta;

  • Verordening 1060/2009: Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PbEU 2009, L 302);

  • Verordening 1388/2014: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 369);

  • Verordening 651/2014: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • Verordening 702/2014: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

  • wettelijke onderzoekstaak: niet economische dienst van algemeen belang in de vorm van onderzoek, advisering of inzet van onderzoeksfaciliteiten, onlosmakelijk verbonden met de uitoefening van taken, met inbegrip van de uitoefening van openbaar gezag, door de minister of andere ministers die het aangaat of instellingen of organen van de Europese Unie, opgenomen in bijlage 1 en ingericht en gefinancierd overeenkomstig de aanwijzingen en vergoedingen die door de minister worden vastgesteld overeenkomstig deze regeling.

Artikel

3

Artikel

4

In aanvulling op artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht bevat het activiteitenplan:

  • a.

    een weergave van de omvang van de activiteiten, bedoeld in randnummer 19 van de O&O&I-kaderregeling, uitgedrukt in de hoeveelheid voltijdsequivalent die op deze activiteiten wordt ingezet,

  • b.

    een weergave van de omvang van de economische activiteiten, uitgedrukt in:

    • 1°.

      het aantal uren dat onderzoeksinfrastructuur waarvoor instituutssubsidie wordt aangewend binnen de reikwijdte van de definitie van instituutssubsidie in artikel 1, onderdeel b, in werking zal zijn,

    • 2°.

      de hoeveelheid voltijdsequivalent die op een bepaald onderzoeksprogramma, waarvoor programmasubsidie wordt aangewend, binnen de reikwijdte van de definitie van programmasubsidie in artikel 1, onderdeel a, wordt ingezet, en

    • 3°.

      het aantal uren dat een afzonderlijke entiteit onderzoeksinfrastructuur waarvoor infrastructuursubsidie wordt aangewend in werking zal zijn,

  • c.

    een raming van de opbrengsten van de economische activiteiten, uitgedrukt in kosten die in rekening worden gebracht overeenkomstig artikel 8, eerste lid, verhoogd met een redelijke winstopslag, voor zover deze opslag van toepassing is, en

  • d.

    een beschrijving van de methode, bedoeld in artikel 29, tweede en derde lid, die het instituut gebruikt bij economische activiteiten en hoe deze wordt toegepast, zodat het instituut bewerkstelligt dat het voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 29, eerste lid.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

§

2

Instituutssubsidie

Artikel

9

Artikel

10

Indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor subsidiabele kosten die gefinancierd kunnen worden uit een instituutssubsidie, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat:

het totale bedrag aan subsidies

  • a.

    in het geval van niet economische activiteiten de subsidiabele kosten niet overschrijdt, en

  • b.

    in het geval van economische activiteiten het op de activiteit van toepassing zijnde maximale steunpercentage niet overschrijdt.

§

3

Programmasubsidie

Artikel

11

De minister verstrekt, in overeenstemming met de minister die het mede aangaat, op aanvraag programmasubsidie aan een instituut voor de uitvoering van

  • a.

    onderzoeksprogramma’s met een bepaald onderzoeksthema, of

  • b.

    programma’s voor wettelijke onderzoekstaken.

Artikel

12

Artikel

13

De activiteiten die vanuit een programmasubsidie gesubsidieerd worden, binnen de reikwijdte van de definitie van programmasubsidie in artikel 1, onderdeel a, bestaan uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten van een activiteit in een programma, waarvoor programmasubsidie wordt aangewend, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies:

  • a.

    in het geval van niet-economische activiteiten de subsidiabele kosten niet overschrijdt, en

  • b.

    in het geval van economische activiteiten het op de activiteit van toepassing zijnde maximale steunpercentage niet overschrijdt.

§

4

Infrastructuursubsidie

Artikel

17

Artikel

18

§

5

Afwijzingsgronden

Artikel

19

De minister wijst een aanvraag om subsidie af indien de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde regels.

Artikel

20

De minister wijst een aanvraag om subsidie af voor zover:

  • a.

    het activiteitenplan niet voldoende aansluit bij de doelstellingen van het strategisch plan;

  • b.

    het activiteitenplan onvoldoende aansluit bij de definitie van instituut in artikel 1 en de vereisten en activiteiten waaraan in deze definitie wordt gerefereerd;

  • c.

    de activiteiten in een onderzoeksprogramma met voldoende diepgang door de markt kunnen worden opgepakt;

  • d.

    de activiteiten in een onderzoeksprogramma onvoldoende aansluiten bij een hieraan verbonden onderzoeksthema;

  • e.

    de activiteiten in een onderzoeksprogramma onvoldoende bijdragen aan de onderzoeks-, ontwikkelings-, of innovatiedoelstellingen van de minister.

§

6

Subsidieverplichtingen

§

6.1

Algemeen

Artikel

22

Artikel

23

Indien een instituut inkomsten verwerft uit onderzoek dat met instituutssubsidie is bekostigd, worden deze uitsluitend ingezet onder dezelfde voorwaarden als instituutssubsidie.

§

6.2

Staatssteun

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

§

6.3

Derivaten

Artikel

32

Artikel

33

Een instituut dat derivaten aanhoudt, draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de wijze waarop en de mate waarin derivaten worden aangehouden, bijdraagt aan het beperken van renterisico’s of valutarisico’s bij het financiële beleid en beheer;

  • b.

    de interne organisatiestructuur zodanig ingericht is dat het instituut overeenkomsten inzake derivaten op een verantwoorde wijze af kan sluiten en derivaten op een verantwoorde wijze kan gebruiken;

  • c.

    voldoende interne professionaliteit aanwezig is in de organisatie met betrekking tot derivaten, ook binnen het orgaan waaraan het toezicht op het bestuur is opgedragen, en;

  • d.

    beheersingsstructuren aanwezig zijn rond de risico’s van derivaten.

Artikel

34

Artikel

35

Een instituut sluit geen overeenkomsten inzake derivaten af waarin:

  • a.

    clausules zijn opgenomen die op enigerlei wijze de uitvoering van het toezicht op het instituut kunnen belemmeren;

  • b.

    additionele eenzijdige opzeggingsmogelijkheden vanuit de financiële onderneming zijn opgenomen;

  • c.

    een verplichting tot onderpand voor het instituut is opgenomen.

Artikel

36

Artikel

37

Een instituut dat derivaten aanhoudt, verantwoordt zich hierover in zijn jaarverslag op een transparante, complete en inzichtelijke wijze.

Artikel

38

§

7

Begrotingsvoorbehoud

§

8

Bevoorschotting

Artikel

40

§

9

Subsidievaststelling

Artikel

41

Artikel

43

§

10

Evaluatie

Artikel

44

§

11

Slotbepalingen

Artikel

45

Artikel

47

Deze regeling vervalt met ingang van 1 april 2023, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel

48

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2018.

Artikel

49

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Bijlage

1

behorende bij artikel 1 (lijst van wettelijke onderzoekstaken)

Wageningen Research

WOT Economische informatievoorziening

Het Centrum voor Economische Informatievoorziening (CEI), onderdeel van Wageningen Research, verzamelt en ontsluit primaire data en statistieken over de economische en duurzaamheidssituatie van de Nederlandse land- en tuinbouw, visserij en bosbeheer om te kunnen voldoen aan internationale en nationale (rapportage)verplichtingen.

WOT Natuur en milieu

De WOT-unit Natuur en milieu, onderdeel van Wageningen Research, richt zich op dataverzameling en data-analyse op het gebied van agromilieu voor wetgeving (gewasbescherming en mest) en internationale afspraken als UNFCC en Kyoto. Daarnaast verzamelt zij gegevens in het kader van internationale rapportageverplichtingen ten aanzien van natuur en biodiversiteit en draagt ze bij aan de Balans van de Leefomgeving (Natuurplanbureaufunctie) en de Natuurverkenning (Natuurplanbureaufunctie).

WOT Visserijonderzoek

Het Centrum voor Visserijonderzoek (CVO), onderdeel van Wageningen Research, verricht onderzoek gericht op het verzamelen en bewerken van data over de (recreatieve) visserij, vis- en schelpdierbestanden en aquatische ecosystemen. Daarnaast adviseert het CVO de minister de Europese Commissie over het beheer van de visserij en aquatische ecosystemen. Het gaat hierbij om de zeevisserij en de binnenvisserij (inclusief aalvisserij, schelpdiervisserij, recreatieve visserij op kabeljauw, haaien en aal).

WOT Besmettelijke dierziekten

Wageningen Bioveterinary Research, inclusief de High Containment Unit (HCU), onderdeel van Wageningen Research, functioneert voor deze WOT als test- en referentielaboratorium voor besmettelijke dierziekten, zoönosen en antimicrobiële resistentie. Het vervult de functies van crisisorganisatie (24/7 beschikbaarheid), van Nationaal Referentie Laboratorium voor aangifteplichtige dierziekten en (vanaf 2020) als Europees Referentie Laboratorium voor aangifteplichtige pluimveeziekten. Tevens zorgt het voor erkenning van en toezicht op private laboratoria en adviseert het over de beschikbaarheid van vaccins en diagnostica. Daarnaast zorgt het voor de ontwikkeling en instandhouding van kennis over besmettelijke dierziekten, zoönosen en antimicrobiële resistentie.

WOT Voedselveiligheid

Het RIKILT, onderdeel van Wageningen Research, voert de functie uit van test- en referentielaboratorium op het vlak van voedselveiligheid (inclusief diervoeders) en voert daarbij de functies uit van crisisorganisatie (24/7 beschikbaarheid) Europees Referentielaboratorium en Nationaal Referentie Laboratorium. Naast monsteronderzoek, zorgt het RIKILT voor de ontwikkeling en instandhouding van kennis, modellen, dataverzamelingen en methoden ten behoeve van bestaande en nieuwe (risico)analyses op het gebied van voedselveiligheid en -fraude.

WOT Genetische bronnen

Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN), onderdeel van Wageningen Research, ontwikkelt en onderhoudt de benodigde expertise op het gebied van behoud en duurzaam gebruik van genetisch materiaal. De focus ligt op de collectieopbouw, beheer en distributie (van genetisch materiaal) van gewassen, landbouwhuisdierrassen en bomen en struiken. Daarnaast bevordert en ondersteunt het CGN het gebruik en behoud van genetische bronnen door andere partijen en organisaties. Ook vervult het CGN de functie van Nationaal Informatiecentrum Genetische Bronnen.

Bijlage

2

behorende bij artikel 9, tweede lid (subsidieplafonds instituutssubsidie)

Bijlage

3

behorende bij artikel 12, eerste lid (subsidieplafonds programmasubsidie)

Bijlage

4

behorende bij artikel 17, tweede lid (subsidieplafonds infrastructuursubsidie)

Bijlage

5

behorende bij artikel 42, tweede lid (controleprotocol)

Controleprotocol subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek

1

Uitgangspunten

1.1

Doelstelling

Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, belast met de controle van de door de subsidieontvanger bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) of het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in te dienen aanvraag tot subsidievaststelling ingevolge de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek. Het betreft de accountantswerkzaamheden die de accountants van de Toegepaste Onderzoeksorganisaties TNO, Wageningen Research, Deltares, ECN, NLR en Marin (TO2) uitvoeren ten behoeve van de departementen die deze organisaties financieren door middel van de Instituutssubsidie, Programmasubsidie dan wel Infrastructuursubsidie. Daarnaast kunnen subsidies worden verstrekt voor de uitvoering van wettelijke onderzoekstaken (WOT’s) en voor specifieke activiteiten (projectsubsidies). Financiële afrekening vindt plaats op basis van een aanvraag tot subsidievaststelling zoals bedoeld in artikel 41 van de onderhavige subsidieregeling, voorzien van een controleverklaring van de accountant, conform het in dit protocol opgenomen format. Object van het onderzoek van de accountant is het in de aanvraag tot subsidievaststelling opgenomen financieel verslag.

Elk instituut ontvangt jaarlijks een subsidiebeschikking. In deze beschikking kunnen, bovenop de bepalingen zoals die in dit protocol zijn opgenomen, aanvullende eisen worden gesteld met betrekking tot de controle. Die eisen hebben in de betreffende gevallen enkel en alleen betrekking op het desbetreffende instituut. Daarom zijn die eisen niet opgenomen in dit controleprotocol.

1.2

Definities

  • Accountant: een registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aan wie de subsidieontvanger de opdracht heeft toegekend de aanvraag tot subsidievaststelling te controleren.

  • Subsidieontvanger: een natuurlijke of rechtspersoon of diens gemachtigde aan wie namens EZK of LNV een subsidie is verstrekt.

  • Controleverklaring: een schriftelijke verklaring van de accountant inhoudende een oordeel omtrent de juistheid, volledigheid en financiële rechtmatigheid van het financieel verslag bij de aanvraag tot subsidievaststelling.

1.3

Wet- en regelgeving

Voor de controle van het financieel verslag is de volgende wet- en regelgeving van toepassing:

  • De voorwaarden en verplichtingen, zoals opgenomen in de (bijlagen bij de) beschikking tot subsidieverlening voor zover deze vallen onder de reikwijdte van dit protocol;

  • De Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek (subsidieregeling), zoals verderop in deze paragraaf uitgewerkt per subsidieartikel;

  • Aanbestedingswetgeving (zowel Europees, als nationaal: Aanbestedingswet 2012, Aanbestedingsbesluit en Gids Proportionaliteit).

Bij de uitvoering van de controle stelt de accountant vast dat:

  • a.

    in het financieel verslag omtrent de kosten en opbrengsten:

Toelichting:

Artikel 7: met redelijk gemaakte kosten, winst- of continuïteitsopslagen voor zover gebruikelijk en kosten op basis van bedrijfseconomische grondslagen wordt bedoeld dat deze kosten of opslagen gebaseerd dienen te zijn op de reeds bestaande kostprijssystematiek die ook in het kader van de reguliere jaarrekening van de betreffende instelling wordt gebruikt. Kortom, het is niet toegestaan dat voor het financieel verslag andere grondslagen of methodieken worden gehanteerd dan voor de jaarrekening.

Artikel 8: met een voor het instituut gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die het instituut stelselmatig toepast wordt bedoeld dat deze gebaseerd dient te zijn op de reeds bestaande kostprijssystematiek die ook in het kader van de reguliere jaarrekening van de betreffende instelling wordt gebruikt. Kortom, het is niet toegestaan dat voor het financieel verslag andere grondslagen of methodieken worden gehanteerd dan voor de jaarrekening.

Van de overige artikelen wordt de accountant alleen geacht kennis te hebben genomen, voor zover relevant voor zijn controle.

  • b.

    de subsidieontvanger opgave doet van alle inkomsten, waaronder subsidies, waarmee het programma / de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft, mede is gefinancierd;

  • c.

    ingeval de subsidie strekt tot uitvoering van een project, het project is uitgevoerd overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft, echter uitsluitend indien en voor zover het projectplan bepalingen bevat die zijn opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening;

  • d.

    voor aanbestedingen die boven de Europese drempelbedragen vallen gelden de controletoleranties die in de tabel van paragraaf 2.2 van dit protocol zijn uitgewerkt. Voor de aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen geldt een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de accountant de AO/IB rondom deze aanbestedingen beoordeelt en daarover rapporteert aan het bestuur van de instelling.

2

Controleaanpak

2.1

Eisen voor de controleaanpak

De controle moet voldoen aan de nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld.

2.2

Materialiteit: goedkeuringstoleranties en gewenste zekerheid

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, wordt een betrouwbaarheid van 95 procent gehanteerd.

Een controleverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de maximale afwijking niet groter is dan één procent van het totaalbedrag aan subsidiabele kosten dat in het financieel verslag wordt verantwoord. De hierna vermelde goedkeuringstoleranties zijn van toepassing.

Afwijkingen in de verantwoording (fouten)

<1%

> 1% en < 3%

N.v.t.

> 3%

Het niet in staat zijn om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen (onzekerheden in de controle)

<3%

> 3% en <10%

> 10%

N.v.t.

Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo).

3

Verslaglegging

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een controleverklaring. Hiervoor wordt de meest actuele NBA voorbeeldtekst HRA 3 sectie II hoofdstuk 10.3: ‘Controleverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector’ gehanteerd. Verwezen wordt naar de voorbeeldtekst bij dit controleprotocol.

4

Reviewbeleid

De Auditdienst Rijk (ADR) kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de ADR desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden1Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft EZ bij rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt het recht kennis te nemen van jaarrekeningen, jaarverslagen en daaraan toegevoegde overige gegevens, verantwoordingen, gegevens en documenten nodig voor vaststelling van subsidies, leningen en garanties en verslagen van onderzoeken van accountants hiernaar en naar aanleiding hiervan nadere inlichtingen in te winnen en is EZK of LNV bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. EZK of LNV is bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van EZK of LNV.

Voorbeeldtekst goedkeurende controleverklaring Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek

Afgegeven ten behoeve van ... (naam subsidiegever)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Ons oordeel

Wij hebben bijgaand, in de aanvraag tot subsidievaststelling opgenomen financieel verslag 2Afhankelijk van de subsidieregeling te vervangen door een andere benaming. Deze opmerking geldt voor elke plaats in deze voorbeeldtekst waar de term 'financieel verslag’ wordt gebruikt. ingevolge de beschikking tot subsidieverlening (kenmerk en datum) van .. (naam subsidieontvanger) te .. (vestigingsplaats) over 201X inzake3Optioneel, bijvoorbeeld naam project zoals vermeld in het financieel verslag, afhankelijk van de beschikking tot subsidieverlening... gecontroleerd.

Naar ons oordeel is financieel verslag ingevolge de beschikking tot subsidieverlening (kenmerk en datum) van (naam subsidieontvanger) over 201X inzake .. 4Optioneel, bijvoorbeeld naam project zoals vermeld in het financieel verslag, afhankelijk van de beschikking tot subsidieverlening. in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met ..5Aan te vullen met een verwijzing naar de betreffende subsidieregeling en zo nodig (aanvullende) subsidievoorwaarden.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van het financieel verslag’.

Wij zijn onafhankelijk van .. (naam subsidieontvanger) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Andere informatie

De aanvraag tot subsidievaststelling omvat andere informatie, die bestaat uit een activiteitenverslag.

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de controle of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat. Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij het financieel verslag.

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie in overeenstemming met ..6Aan te vullen met een verwijzing naar de betreffende subsidieregeling en zo nodig (aanvullende) subsidievoorwaarden.].

Beperking in gebruik en verspreidingskring

Het financieel verslag is opgesteld voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat / het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit7Doorhalen wat niet van toepassing is. met als doel ... (Naam subsidieontvanger) in staat te stellen te voldoen aan ... (omschrijving vereisten, doel, contract, etc.). Hierdoor is het financieel verslag mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam subsidieontvanger) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat / het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit8Doorhalen wat niet van toepassing is. en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen. Ons oordeel is niet aangepast als gevolg van deze aangelegenheid.

Verantwoordelijkheden van het bestuur voor het financieel verslag

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van financieel verslag in overeenstemming met ..9Aan te vullen met een verwijzing naar de betreffende subsidieregeling en zo nodig (aanvullende) subsidievoorwaarden. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opstellen van het financieel verslag mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van het financieel verslag

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van dit financieel verslag nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, het Controleprotocol Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:

  • het identificeren en inschatten van de risico’s dat het financieel verslag afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;

  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de organisatie;

  • het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor het opstellen van het financieel verslag en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in het financieel verslag staan;

  • het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van het financieel verslag en de daarin opgenomen toelichtingen; en

  • het evalueren of het financieel verslag de onderliggende transacties en gebeurtenissen zonder materiële afwijkingen weergeeft.

Plaats en datum

... (naam accountantspraktijk)

... (naam accountant)