Besluit van 27 augustus 2021 tot uitvoering van de Wet inburgering 2021 (Besluit inburgering 2021)

Besluit inburgering 2021

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 maart 2021, nr. 2021000492
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 juni 2021, nr. W12.21.0078/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 augustus 2021, nr. 2021-0000133440,

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • asielstatushouders: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet;

  • B1-route: de leerroute, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • Besluit inburgering: Besluit inburgering, zoals dat luidde de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit, tenzij anders is vermeld;

  • cursus Nederlands als tweede taal: door een cursusinstelling aangeboden cursus die een inburgeringsplichtige in staat stelt mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven, teneinde zijn leerroute te behalen;

  • gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19, van de wet;

  • inburgeringscertificaat: het certificaat, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet;

  • inburgeringsdiploma: het diploma, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet;

  • inburgeringsvoorzieningen: voorzieningen die bijdragen aan het voldoen aan de inburgeringsplicht;

  • landelijke halfjaarlijkse huisvestingstaakstelling: het door Onze Minister van Justitie en Veiligheid in de Staatscourant bekendgemaakte totale aantal vergunninghouders in wier huisvesting in het daarbij aangegeven kalenderhalfjaar naar verwachting voorzien zal moeten worden;

  • lening: lening, bedoeld in artikel 20, van de wet;

  • wet: de Wet inburgering 2021.

Hoofdstuk

2

Inburgeringsplichtig

Afdeling

1

Inburgeringsplichtig

Artikel

2.1

Voortduren inburgeringsplicht bij tijdelijke beëindiging

Artikel

2.2

Tijdelijke verblijfsdoelen

Afdeling

2

Vrijstellingen

Artikel

2.3

Vrijstelling aantoonbaar voldoende ingeburgerd

Onze Minister verleent de vrijstelling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de wet, indien:

  • a.

    de inburgeringsplichtige volgens de basisregistratie personen ten minste 10 jaar onafgebroken als ingezetene ingeschreven is geweest;

  • b.

    de inburgeringsplichtige aantoonbaar gedurende ten minste 5 jaar betaald werk of vrijwilligerswerk heeft verricht in Nederland; en

  • c.

    in een gesprek is vastgesteld dat de inburgeringsplichtige beheerst over spreekvaardigheid en luistervaardigheid in de Nederlandse taal op ten minste het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen.

Artikel

2.4

Aanwijzing adviserende instelling over vrijstellende opleidingen

De advisering met betrekking tot voor de inburgeringsplicht vrijstellende buitenlandse diploma’s, certificaten of andere documenten, wordt uitgevoerd door een of meer bij ministeriële regeling aangewezen organisaties.

Artikel

2.5

Aanvraag tot vrijstelling

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de procedure voor een aanvraag tot vrijstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet.

Afdeling

3

Verblijf in Nederland tijdens de leer- of kwalificatieplichtige leeftijd

Afdeling

4

Ontheffingen

Artikel

2.7

Medische ontheffing

Artikel

2.8

Ontheffing bijzondere individuele omstandigheden

Hoofdstuk

3

De inburgeringsplicht

Afdeling

1

Participatieverklaringstraject

Artikel

3.1

Inhoud en vormgeving participatieverklaringstraject

Afdeling

2

Module arbeidsmarkt en participatie

Artikel

3.2

Inhoud en vormgeving module Arbeidsmarkt en Participatie

Afdeling

3

Inburgeringsexamen

§

1

Inhoud van het inburgeringsexamen

Artikel

3.3

Inhoud examen mondelinge en schriftelijke vaardigheden

Het inburgeringsexamen bestaat wat betreft de examinering van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal, uit de volgende examenonderdelen:

  • a.

    leesvaardigheid;

  • b.

    luistervaardigheid;

  • c.

    schrijfvaardigheid; en

  • d.

    spreekvaardigheid.

Artikel

3.4

Inhoud examen kennis van de Nederlandse maatschappij

§

2

Vaststellen en afleggen van het inburgeringsexamen

Artikel

3.5

Vaststellen en afnemen van examen

Artikel

3.6

Aanmelding examen

Artikel

3.7

Examengeld

Artikel

3.9

Aangepaste examenomstandigheden

Artikel

3.10

Onregelmatigheden

§

3

Kwaliteit van het inburgeringsexamen

Artikel

3.11

Normen voor de kwaliteit van de examinering

Bij ministeriële regeling worden normen voor de kwaliteit van de examinering van de examens, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, vastgesteld die in ieder geval betrekking hebben op:

  • a.

    de afname van de examens;

  • b.

    de voorwaarden voor toelating tot de examens;

  • c.

    de deskundigheid van de beoordelaars;

  • d.

    het vaststellen van de uitslag van de examens;

  • e.

    de waarborging van de kwaliteit van de examinering;

  • f.

    de procedures en sancties bij onregelmatigheden.

§

4

Gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen

Artikel

3.12

Aanvraag gedeeltelijke vrijstelling van examen

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de procedure tot een aanvraag van een gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet.

Artikel

3.13

Aanwijzing adviserende instelling over vrijstellende opleidingen

De advisering met betrekking tot voor onderdelen van het inburgeringsexamen vrijstellende buitenlandse diploma’s, certificaten of andere documenten, wordt uitgevoerd door een of meer bij ministeriële regeling aangewezen organisaties.

Afdeling

4

De zelfredzaamheidsroute

Artikel

3.14

Inhoud en vormgeving zelfredzaamheidsroute

Afdeling

5

Diploma en certificaat

Artikel

3.15

Het inburgeringsdiploma

Artikel

3.16

Het inburgeringscertificaat

Afdeling

6

Voorbereiding op de inburgering

Artikel

3.17

Aanbod tot voorbereiding op de inburgering

Artikel

3.18

Bekostiging voorbereiding op de inburgering

Afdeling

7

Internationale diplomawaardering en indicatie onderwijsniveau

Artikel

3.19

Internationale diplomawaardering en indicatie onderwijsniveau

Op verzoek van de inburgeringsplichtige zullen de door Onze Minister aangewezen organisaties kosteloos het door de inburgeringsplichtige behaalde internationale diploma of de behaalde opleidingsjaren waarderen dan wel een indicatie geven van het door de inburgeringsplichtige behaalde onderwijsniveau.

Hoofdstuk

4

Verlenging van de inburgeringstermijnen

Artikel

4.2

Verlenging termijn na tijdelijke beëindiging

De termijn wordt verlengd met de duur van de periode, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid.

Artikel

4.3

Verlenging bij geen verwijtbaarheid

Artikel

4.4

Verlenging na aanzienlijke inspanningen bij bijna afgeronde inburgeringsplicht

Artikel

4.5

Procedure verlenging

Hoofdstuk

5

De taak van het college

Afdeling

1

Maatschappelijke begeleiding

Artikel

5.1

Inhoud en vormgeving maatschappelijke begeleiding

De maatschappelijke begeleiding, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet, bevat in ieder geval de volgende componenten:

  • a.

    praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen: ondersteuning en begeleiding bij het regelen van praktische zaken ten aanzien van voorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen, onderwijs en kennismaking met de lokale woonomgeving;

  • b.

    voorlichting over basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving: voorlichting over basisvoorzieningen en thema’s zoals wonen, inkomen, werk, zorg, onderwijs, opvoeding en kennismaking met maatschappelijke organisaties.

Afdeling

2

De brede intake

Artikel

5.2

Inhoud en verslaglegging brede intake

Afdeling

3

Het persoonlijk plan inburgering en participatie

Artikel

5.3

Persoonlijk plan inburgering en participatie

Afdeling

4

Ondersteuning en begeleiding

Artikel

5.4

Termijn en gevolgen van wijzigen van leerroute

Artikel

5.5

Afschalen naar niveau A2

Hoofdstuk

6

Sociale lening

Afdeling

1

Vaststelling van de lening

Artikel

6.1

Voorwaarden recht op lening

Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de bepalingen in dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing op de persoon, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet, die rechtmatig verblijf verkrijgt als bedoeld in artikel 8, onderdeel e, van de Vreemdelingenwet 2000 en die:

Artikel

6.2

Hoogte en aanwending van de lening

Artikel

6.3

Duur en betaling van de lening

Artikel

6.4

Aanvraag van de lening

Artikel

6.5

Vaststelling van de lening

Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

Afdeling

2

Terugbetaling van de lening

Artikel

6.6

Rente

Artikel

6.7

Terugbetalingsperiode lening

Artikel

6.8

Maandelijks termijnbedrag

Artikel

6.9

Beschikking tot terugbetaling

Artikel

6.10

Aanvraag vaststelling draagkracht debiteur

Indien de debiteur niet in staat is het overeenkomstig artikel 6.9 vastgestelde termijnbedrag te voldoen, kan hij bij Onze Minister een aanvraag indienen om zijn draagkracht vast te stellen voor de resterende terugbetalingsperiode.

Artikel

6.11

Berekening draagkracht debiteur

Artikel

6.12

Beschikking aanpassing draagkracht

Artikel

6.13

Verzuim, aanmaning en invordering

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent verzuim, aanmaning en de invordering van de schuld.

Artikel

6.14

Van rechtswege tenietgaan schuld

§

3

Slotbepaling

Hoofdstuk

7

Handhaving

Artikel

7.1

Hoogte boete bij niet meewerken tijdens inburgeringstraject

Artikel

7.2

Hoogte boete bij niet tijdig voldoen aan inburgeringsplicht

Hoofdstuk

8

Overheidscertificering en keurmerk

Artikel

8.1

Criteria voor aanwijzing instelling voor afgifte keurmerk

Artikel

8.2

Eisen keurmerk

Artikel

8.3

Vergoeding voor het keurmerk

Hoofdstuk

9

Informatiebepalingen

Artikel

9.1

Gegevensuitwisseling ten behoeve van het vaststellen van de inburgeringsplicht

Artikel

9.2

Gegevensuitwisseling ten behoeve van de uitvoering van de inburgeringsplicht

Artikel

9.3

Gegevensuitwisseling ten behoeve van het vaststellen en verlengen van de inburgeringstermijn

Artikel

9.4

Gegevensuitwisseling ten behoeve van de uitvoering van de taken van het college

Artikel

9.5

Gegevensuitwisseling ten behoeve van het vaststellen en beheren van de sociale lening

Artikel

9.6

Gegevensuitwisseling ten behoeve van de handhaving van de inburgeringsplicht

Artikel

9.7

Gegevensuitwisseling ten behoeve van het verblijfsrecht en het verkrijgen van het Nederlanderschap

Ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 33, onderdeel b, van de wet, verstrekt Onze Minister aan Onze Minister van Justitie en Veiligheid gegevens over:

  • a.

    de status van de inburgeringsplicht; en

  • b.

    de datum waarop aan de inburgeringsplicht is voldaan.

Artikel

9.9

Bewaartermijnen

Artikel

9.11

De verwerking van bijzondere persoonsgegevens

Bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens, bedoeld in artikel 37 van de wet, wordt de toegang tot deze gegevens beveiligd tegen ongeautoriseerd gebruik door:

  • a.

    het toekennen van autorisaties aan alleen die personen, die voor het uitoefenen van hun taak toegang tot de opgeslagen informatie moeten hebben;

  • b.

    het bewaren van een reservebestand op een voor niet-geautoriseerde personen ontoegankelijke plaats.

Artikel

9.12

Statistiek, monitoring en evaluatie

De instanties, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet, die aan Onze Minister gegevens en inlichtingen verstrekken ten behoeve van statistiek, monitoring en evaluatie, betreffen:

Hoofdstuk

10

Financiële bepalingen

Artikel

10.1

Berekening voorlopige uitkering gemeente

Artikel

10.2

Berekening definitieve uitkering gemeente

Artikel

10.3

Nadere bepalingen voor de berekening van de uitkering

Artikel

10.4

Bronnen en peildata gehanteerde gegevens voor de berekening van de uitkering

Voor de variabelen in de formules, bedoeld in de artikelen 10.1 en 10.2, geldt dat:

  • a.

    het aantal gezinsmigranten en overige migranten in de gemeente, bedoeld in artikel 10.1, tweede lid, onderdeel a, wordt bepaald aan de hand van gegevens van DUO met als peildatum voor de woongemeente ultimo jaar t-2;

  • b.

    het aantal gezinsmigranten en overige migranten in de gemeente, bedoeld in artikel 10.2, eerste lid, onderdeel a, wordt bepaald aan de hand van gegevens van DUO met als peildatum voor de woongemeente ultimo jaar t;

  • c.

    de landelijke huisvestingstaakstelling, bedoeld in artikel 10.1, vijfde lid, onderdeel c, bepaald wordt aan de hand van de op die jaren betrekking hebbende landelijke halfjaarlijkse huisvestingstaakstellingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • d.

    de landelijke prognose aantal asielstatushouders, bedoeld in artikel 10.1, vijfde lid, onderdeel a, wordt afgeleid van het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat voor het jaar t van onze Minister zoals bekend op de derde dinsdag van september voorafgaand aan het betreffende jaar;

  • e.

    de gemeentelijke prognose aantal asielstatushouders, bedoeld in artikel 10.1, vierde lid, onderdeel a, wordt vastgesteld op basis van de landelijke prognose aantal asielstatushouders, bedoeld in artikel 10.1, vijfde lid, onderdeel a, en wordt verdeeld onder gemeenten op basis van het aantal inwoners conform de formule, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, met dien verstande dat voor de toepassing van deze formule in plaats van «vg» moet worden gelezen «landelijke prognose aantal asielstatushouders»;

  • f.

    het landelijk voorlopig aantal asielstatushouders, bedoeld in artikel 10.1, vijfde lid, onderdeel c, en het voorlopig aantal asielstatushouders, bedoeld in artikel 10.1, vierde lid, onderdeel c, worden bepaald aan de hand van gegevens van DUO met als peildatum voor de woongemeente jaar t-2;

  • g.

    het landelijk aantal asielstatushouders, bedoeld in artikel 10.2, tweede lid, onderdeel a, en het aantal asielstatushouders, bedoeld in artikel 10.2, derde lid, onderdeel a, worden bepaald aan de hand van gegevens van DUO met als peildatum voor de woongemeente jaar t;

  • h.

    het aantal met een inburgeringsdiploma of inburgeringscertificaat afgeronde inburgeringstrajecten van asielstatushouders, bedoeld in de artikelen 10.1, vierde lid, onderdeel e, en 10.2, derde lid, onderdeel c, wordt bepaald aan de hand van cijfers van DUO over het gehele jaar t-2.

Artikel

10.5

Reserveringsregeling

Indien in een kalenderjaar de uitkering, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet, niet volledig is besteed aan inburgeringsvoorzieningen, kan het college het niet bestede bedrag tot maximaal 100% van de voor dat jaar toegekende uitkering reserveren voor besteding aan inburgeringsvoorzieningen in het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel

10.6

Doorschuiven van uitkering overstijgende lasten

Indien in een kalenderjaar de netto lasten van gemeenten ten behoeve van inburgeringsvoorzieningen, de uitkering, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet overstijgt, dan worden de lasten administratief door Onze Minister toegerekend aan het volgende kalenderjaar.

Artikel

10.7

Bepalingen omtrent de verantwoordingsinformatie

Artikel

10.8

Betaalbaarstelling van de uitkering

Hoofdstuk

11

Wijziging van andere algemene maatregelen van bestuur

Artikel

11.2

Wijziging van het Besluit SUWI

Wijzigt het Besluit SUWI.

Hoofdstuk

12

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

12.1a

Overgangsrecht Besluit inburgering

Artikel

12.2

Inwerkingtredingsbepaling

Artikel

12.3

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit inburgering met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin het zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Bijlage

Participatieverklaring als bedoeld in artikel 3.1, zesde lid