Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2022, nr. WJZ/ 22015438, houdende regels over diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen 2022)

Regeling diergeneesmiddelen 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), de artikelen 2.20, tweede lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, en 9.1 van de Wet dieren, de artikelen 4.9, eerste lid, 5.8, 6.2, tweede lid, 9.3, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • besluit: Besluit diergeneesmiddelen 2022;

  • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • richtlijn 96/22/EG: Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);

  • verordening (EG) nr. 470/2009: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 152);

  • verordening (EU) nr. 2018/1882: Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PbEU 2018, L 308);

  • verordening (EU) nr. 2023/361: Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/361 van de Commissie van 28 november 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten (PbEU 2023, L 52);

  • wachttijd: wachttijd als bedoeld in artikel 4, onderdeel 34, van verordening (EU) nr. 2019/6.

Hoofdstuk

2

In de handel brengen van diergeneesmiddelen

Artikel

2.1

Geen vergunning voor het in de handel brengen vereist

Artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die bestemd zijn voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen, mits:

  • a.

    voor de diergeneesmiddelen geen diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6;

  • b.

    de diergeneesmiddelen voldoen aan artikel 2.2 en de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, derde en vierde lid, 12, 13 en 14 van verordening (EU) nr. 2019/6; en

  • c.

    de diergeneesmiddelen bij de minister zijn geregistreerd.

Artikel

2.2

Identificatiecode op primaire verpakking en buitenverpakking van diergeneesmiddelen

Artikel

2.3

Vermelden kanalisatie in de bijsluiter

In de bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt, indien van toepassing, vermeld dat het diergeneesmiddel:

Artikel

2.4

Vorm van de bijsluiter

De bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt op papier of in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.

Artikel

2.5

Vergunning voor parallelhandel

Hoofdstuk

3

Kleinhandel in diergeneesmiddelen en gebruik van diergeneesmiddelen

§

1

Kleinhandel

Artikel

3.1

Levering van diergeneesmiddelen

Artikel

3.2

Verpakking bij levering

Artikel

3.3

Lokalen

Artikel

3.4

Plaats van afleveren van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen

Een kleinhandelaar levert voorschriftplichtige diergeneesmiddelen uitsluitend af aan een houder van een dier:

  • a.

    in een lokaal als bedoeld in artikel 3.3; of

  • b.

    vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 3.3 bij het bedrijf, met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer.

§

2

Gebruik van diergeneesmiddelen

Artikel

3.6

Gebruik van diergeneesmiddelen

Vervallen

Artikel

3.7

Eisen aan afleveren en toepassen van immunologische diergeneesmiddelen aan houders van varkens

Een dierenarts levert immunologische diergeneesmiddelen die worden toegepast bij varkens ter voorkoming van, onderscheidenlijk, bij een besmetting met influenza, vlekziekte, Porcine reproductive and Respiratory syndrome, Atrofische rhinitis, Escherichia coli, Clostridium perfringens, Mycoplasma hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae, parvovirus, rotavirus, de ziekte van Glässer, Lawsonia intracellularis, Porcine Circo Virus type 2 of berengeur slechts af aan de houder van een varken indien:

  • a.

    de dierenarts een schriftelijke overeenkomst heeft met de houder:

    • 1°.

      waarin de houder is verplicht de immunologische diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten of een apotheker op basis van een diergeneeskundig voorschrift van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten;

    • 2°.

      waarin de houder is verplicht de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokalen waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in de diergeneesmiddelenadministratie;

    • 3°.

      die de dierenarts en de houder verplicht zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in dit artikel opgenomen verplichtingen door een instelling die:

      • a.

        door de Raad voor Accreditatie of een andere accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PBEU 2008 L 218) op basis van NEN-EN-ISO 17020:2004 of NEN-EN-ISO 17020:2012 is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;

      • b.

        onverwijld de minister op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder; en

    • 4°.

      die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel 3°;

  • b.

    de dierenarts:

    • 1°.

      de diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven voor een periode van ten hoogste vier weken;

    • 2°.

      ten minste eenmaal per vier weken alle lokalen bezoekt waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval wordt onderzocht:

      • a.

        de noodzaak tot het toepassen van immunologische diergeneesmiddelen;

      • b.

        nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;

    • 3°.

      een verslag maakt van elk bezoek als bedoeld in onderdeel 2° en dat verslag bewaart tot ten minste één jaar na het bezoek;

    • 4°.

      de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bijschoolt.

  • c.

    de houder:

    • 1°.

      zich voorafgaand aan het eerste gebruik heeft laten scholen in het verantwoord toepassen van immunologische diergeneesmiddelen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van immunologische diergeneesmiddelen;

    • 2°.

      het immunologische diergeneesmiddel bewaart en dit bij varkens toepast overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;

    • 3°.

      uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;

    • 4°.

      uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen gedurende de door de dierenarts voorgeschreven termijn.

§

3

Gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen door houders van dieren

Artikel

3.8

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • varken: varken dat wordt gehouden op een bedrijf dat varkens houdt met het oog op de fokkerij of mesterij;

  • vleeskalf: rund dat niet ouder is dan twaalf maanden en dat wordt gehouden met het oog op de productie van vlees;

  • melkveerund: rund dat wordt gehouden op een bedrijf dat runderen houdt met het oog op de productie van melk of een verwerking daarvan, bestemd voor humane consumptie, met inbegrip van kalveren van deze dieren die op dit bedrijf aanwezig zijn;

  • vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden op een bedrijf dat pluimvee houdt met het oog op de productie van vlees;

  • konijn: konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees;

  • geit: geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij of de productie van melk of vlees;

  • kalkoen: kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.

Artikel

3.9

Gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel

Artikel

3.10

Overeenkomst dierhouder en dierenarts bij gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel

Artikel

3.11

Diergeneeskundige zorg

De houder:

  • a.

    neemt alle diergeneeskundige zorg die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1 van de wet uitsluitend door een dierenarts wordt uitgevoerd, af van de dierenarts met wie hij de overeenkomst sluit, met uitzondering van die gevallen waarin:

    • 1°.

      een diergeneeskundige noodzaak vereist dat hiervan wordt afgeweken;

    • 2°.

      een dierenarts bij de uitvoering van de overeenkomst en na instemming van de houder zich laat bijstaan door een andere dierenarts met specifieke kundigheid, expertise of ervaring.

  • b.

    verschaft de dierenarts toegang tot alle ruimten waar de houder dieren houdt waar de overeenkomst betrekking op heeft;

  • c.

    verschaft de dierenarts inzage in de registers, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.

Artikel

3.12

Regelmatig bedrijfsbezoek

Artikel

3.13

Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan

Artikel

3.14

Beëindiging van de overeenkomst

Artikel

3.15

Melding van de overeenkomst

De dierenarts doet binnen tien werkdagen na het sluiten of eindigen van de overeenkomst bij de minister melding van de volgende gegevens:

  • a.

    de naam van de houder en het nummer waaronder zijn bedrijf is geregistreerd bij de minister;

  • b.

    de naam van de dierenarts en het nummer waaronder hij is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.

Artikel

3.16

Uitzonderingen bij structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen

§

4

Gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van dierziekten

Artikel

3.17

Hoofdstuk

4

Retributies

§

1

Instandhouding vergunningen en registraties

Artikel

4.1

Instandhouding vergunningen en registraties

§

2

Diergeneesmiddelen bestemd voor voedselproducerende dieren

Artikel

4.2

Reikwijdte

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor voedselproducerende dieren.

Artikel

4.3

Vergunning voor het in de handel brengen

Artikel

4.4

Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel

Artikel

4.5

Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel

Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 6.220,00.

Artikel

4.6

Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel

Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.308,00.

Artikel

4.7

Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt

§

3

Diergeneesmiddelen bestemd voor niet-voedselproducerende dieren

Artikel

4.8

Reikwijdte

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor niet-voedselproducerende dieren.

Artikel

4.9

Vergunning voor het in de handel brengen

Artikel

4.10

Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel

Artikel

4.11

Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel

Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 2.677,00.

Artikel

4.12

Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel

Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.308,00.

Artikel

4.12a

Registratie van een diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten

Voor de behandeling van een aanvraag voor registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 654,00.

Artikel

4.13

Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt

§

4

Overige bepalingen over retributies

Artikel

4.14

Wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen voor diergeneesmiddel

Artikel

4.15

Meerdere wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is

Indien een aanvrager uitsluitend met het oog op eenzelfde wijziging waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, voor verschillende vergunningen voor het in de handel brengen gelijktijdig meerdere wijzigingen aanvraagt, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.259,00.

Artikel

4.16

Overdracht vergunning voor het in de handel brengen aan andere houder

Artikel

4.17

Parallelhandel in diergeneesmiddelen

Artikel

4.18

Mondelinge toelichting op de beoordeling van een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen

Artikel

4.18a

Wijziging registratie van diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten of homeopathisch diergeneesmiddel

Artikel

4.19

Controle van de kwaliteit van immunologische diergeneesmiddelen

Artikel

4.20

Vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel

Artikel

4.20a

Wijziging vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel

Artikel

4.21

Vergunning voor proeven

Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:

  • a.

    € 314,00 voor de administratieve behandeling van de aanvraag;

  • b.

    € 1.253,00 voor de beoordeling van een aanvraag;

  • c.

    € 314,00 voor de administratieve behandeling van een aanvraag tot wijziging of verlenging.

Artikel

4.22

Preventief onderzoek

Vervallen

Artikel

4.23

Inspectie bij certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging en goedkeuringscertificaat

Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 94 of artikel 125 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager van een certificaat een retributie verschuldigd van € 1.138,00 per halve dag.

Artikel

4.24

Certificaten of verklaringen met betrekking tot diergeneesmiddelen

Voor de behandeling van een aanvraag voor een certificaat als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 of een ander certificaat of een andere verklaring met betrekking tot diergeneesmiddelen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 61,00.

Artikel

4.25

Importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen

Artikel

4.25a

Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen

Artikel

4.26

Algemene regels over retributies

Hoofdstuk

5

Overige bepalingen

Artikel

5.1

Melding vermoedelijke ongewenste effecten door dierenarts

Een dierenarts stelt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de minister onverwijld doch uiterlijk binnen vijftien dagen in kennis van de volgende vermoedelijke ongewenste effecten:

  • a.

    elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;

  • b.

    elke vaststelling van een gebrek aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel na toediening ervan aan een dier, al dan niet in overeenstemming met de samenvatting van productkenmerken;

  • c.

    elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;

  • d.

    elke vaststelling van de van de aanwezigheid van een farmacologisch werkzame stof of een indicatorresidu in een product van dierlijke oorsprong in hogere hoeveelheden dan de overeenkomstig verordening (EG) nr. 470/2009 vastgestelde maximale waarden voor residuen, nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen.

Artikel

5.2

Melding gebruik diergeneesmiddel uit derde land door dierenarts

Artikel

5.3

Met aangewezen substanties behandelde dieren

Artikel

5.4

Indienen aanvraag voor erkenning voor verrichten van handelingen met gemedicineerde diervoeders

Een aanvraag voor erkenning als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/4, dan wel tot wijziging daarvan, wordt ingediend bij de minister.

Artikel

5.5

Aanwijzing van nationale referentielaboratoria

De minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 5.3 betreffen.

Artikel

5.6

Website waarop besluiten worden medegedeeld

De website van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is de website, bedoeld in artikel 8.3 van het besluit.

Artikel

5.7

Betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van vergunningen voor het in de handel brengen

Een vergunning als bedoeld in de artikelen 47, 49, 52 en 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt verleend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Hoofdstuk

5a

Ziekteverwekkers

Artikel

5a.1

Aanwijzing ziekteverwekkers waarvoor een meldplicht voor laboratoria geldt

Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.1 van het besluit worden aangewezen de in de bijlage genoemde ziekteverwekkers.

Artikel

5a.2

Aangewezen ziekteverwekkers

Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen:

  • a.

    het mond- en klauwzeervirus;

  • b.

    het Afrikaanse varkenspestvirus;

  • c.

    het klassieke varkenspestvirus;

  • d.

    het aviaire influenzavirus.

Artikel

5a.3

Erkenning laboratorium, voorziening of andere ruimte voor werken met ziekteverwekkers

Hoofdstuk

6

Wijziging andere ministeriële regelingen

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

7.1

Overgangsrecht identificatiecode

Zolang de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 nog niet van toepassing zijn, wordt als identificatiecode op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel de European Article Numbering-code vermeld.

Artikel

7.2

Overgangsrecht bijsluiter

Artikel

7.3

Overgangsrecht kanalisatie

Vervallen

Artikel

7.5

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 januari 2022.

Artikel

7.6

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergeneesmiddelen 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Bijlage

Aangewezen ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.1

  • 1.

    Virussen

    • Afrikaanse paardenpest virus

    • Afrikaanse varkenspest virus

    • Aviaire influenza virus typen H5 en H7

    • Blauwtong virus

    • Ebola virus

    • Geitenpokken virus

    • Klassieke varkenspest virus

    • Marburg virus

    • Mond- en klauwzeer virus

    • Newcastle disease virus

    • Nodulaire dermatose virus

    • Peste des petits ruminant virus / pest van kleine herkauwer virus

    • Pseudorabies virus (virus van de ziekte van Aujeszky)

    • Rabies virus / Lyssa virus

    • Rift valley virus

    • Runderpest virus

    • SARS-gerelateerd corona virus

    • Schapenpokken virus

    • Virale paardenencefalomyelitiden virussen (Japanese, Eastern, Venezualan en western equine encephalitis virus)

    • Virus van enzoötische hemorraghische ziekte bij herten

    • Westnile virus

  • 2.

    Bacteriën

    • Bacillus anthracis

    • Brucella abortus

    • Brucella canis

    • Brucella melitensis

    • Brucella suis

    • Burkholderia mallei

    • Chlamydia psittaci

    • Coxiella burnetii

    • Francisella tularensis

    • Yersinia pesti

  • 3.

    Overig

    • Transmissible spongiform encephalopathies (TSEs)

    • Trichinella spp