Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
aandeel: aandeel als bedoeld in:
-
a.
artikel 5:33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht, in geval van een beursgenoteerde onderneming; of
-
b.
artikel 82, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in geval van een naamloze vennootschap, niet zijnde een beursgenoteerde onderneming als bedoeld in onderdeel a, of
-
c.
artikel 175 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in geval van een besloten vennootschap, niet zijnde een beursgenoteerde onderneming als bedoeld in onderdeel a;
-
a.
-
aandelenbelang: bepaalde hoeveelheid aandelen, waaronder tevens begrepen een tegoed ter zake van een hoeveelheid van aandelen dat wordt aangehouden bij een partij in de bewaarketen;
-
beheerder van een bedrijfscampus: onderneming die een terrein beheert waarop een verzameling van ondernemingen actief is en waar publiek-privaat wordt samengewerkt aan technologieën en toepassingen die van economisch en strategisch belang zijn voor Nederland;
-
beursgenoteerde doelonderneming: een doelonderneming die tevens beursgenoteerde onderneming is;
-
beursgenoteerde onderneming: onderneming waarvan de aandelen worden verhandeld met gebruikmaking van een effectenafwikkelingssysteem;
-
centraal instituut: een centrale effectenbewaarinstelling als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257);
-
doelonderneming:
-
a.
de in Nederland gevestigde onderneming waarin een verwerver een investering doet, die partij is bij een fusie of splitsing als bedoeld in de onderdelen b en d, of die betrokken is bij de totstandkoming van een gemeenschappelijke onderneming;
-
b.
de onderneming die ontstaat na een fusie tussen twee of meer voorheen van elkaar onafhankelijke ondernemingen waarvan er ten minste een in Nederland gevestigd is;
-
c.
de tot stand gebrachte gemeenschappelijke onderneming die in Nederland is gevestigd;
-
d.
de onderneming die na een splitsing als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, of artikel 3, onderdeel b, een in Nederland gevestigde onderneming is;
-
e.
de in Nederland gevestigde onderneming of de persoon handelend voor de in Nederland gevestigde onderneming die is opgehouden te bestaan, waarvan vermogensbestanddelen worden vervreemd; of
-
f.
de in Nederland gevestigde onderneming die, geheel of gedeeltelijk, voorwerp is van een verkrijging onder algemene titel;
-
a.
-
effectenafwikkelingssysteem: een effectenafwikkelingssysteem als bedoeld in punt 3 van afdeling A van de bijlage van de Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257) of een daarmee vergelijkbaar systeem dat wordt geëxploiteerd door een instelling buiten de Europese Economische Ruimte met een functie vergelijkbaar met die van een centrale effectenbewaarinstelling als bedoeld in artikel 2 van die verordening;
-
investering: verwerving van participaties in het kapitaal of vermogensbestanddelen, door een of meer personen, bij overeenkomst of op elke andere wijze, rechtstreeks of middellijk, over een of meer ondernemingen of delen daarvan;
-
meldingsplichtige:
-
a.
verwerver;
-
b.
doelonderneming;
-
a.
-
nationale veiligheid: de nationale veiligheid als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, openbare veiligheid als bedoeld in de artikelen 45, derde lid, 52, eerste lid, en 65, eerste lid, onderdeel b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of de wezenlijke belangen van de veiligheid van de staat als bedoeld in artikel 346, eerste lid, onderdeel a, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die strekken tot bescherming van de belangen die binnen Nederland wezenlijk zijn voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat, of voor de instandhouding van de maatschappelijke stabiliteit, voor zover die zien op het raakvlak tussen economie en veiligheid, te weten:
-
i.
de instandhouding van de continuïteit van vitale processen;
-
ii.
het behoud van de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie met kritieke of strategische betekenis voor Nederland; of
-
iii.
het voorkomen van ongewenste strategische afhankelijkheden van Nederland van andere landen;
-
i.
-
onderneming: een onderneming in de zin van artikel 101, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
-
Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;
-
stemmen:
-
a.
bij een beursgenoteerde onderneming, niet toebehorende aan een besloten vennootschap als bedoeld in onderdeel b: stemmen als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op het financieel toezicht, met inbegrip van stemmen waarover een persoon beschikt of geacht wordt te beschikken op grond van artikel 5:45, eerste tot en met elfde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
-
b.
bij een besloten vennootschap waarop artikel 187 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is: stemmen die op aandelen kunnen worden uitgebracht, waarbij de artikelen 5:33, eerste lid, onderdeel d, en 5:45, eerste tot en met elfde lid, van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing zijn;
-
c.
bij een niet-beursgenoteerde onderneming: stemmen die op aandelen kunnen worden uitgebracht, waarbij de artikelen 5:33, eerste lid, onderdeel d, en 5:45, eerste tot en met elfde lid, van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing zijn;
-
d.
bij een vereniging of coöperatie: stemmen die kunnen worden uitgebracht in de algemene vergadering, waarbij de artikelen 5:45, vijfde, zesde en negende lid, van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing zijn;
-
a.
-
sensitieve technologie: sensitieve technologie als bedoeld in artikel 8;
-
significante invloed: significante invloed als bedoeld in artikel 4, eerste tot en met vierde lid;
-
toetsingsbesluit: besluit waarin wordt bepaald dat:
-
a.
een verwervingsactiviteit wordt:
-
1°.
toegelaten op voorwaarde dat aan bepaalde eisen of nadere voorschriften als bedoeld in artikel 23 of artikel 24 wordt voldaan; of
-
2°.
verboden; of
-
1°.
-
b.
wordt verboden dat de zeggenschap of significante invloed wordt gehouden, indien er sprake is van een verwervingsactiviteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel g, of artikel 3, onderdeel d;
-
a.
-
verordening 806/2014: verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225);
-
verwerver:
-
a.
de investeerder of investeerders die met een investering in de doelonderneming zeggenschap willen verkrijgen of significante invloed willen verkrijgen of vergroten;
-
b.
de partijen die willen fuseren waardoor de doelonderneming ontstaat;
-
c.
de partijen die een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult, tot stand willen brengen;
-
d.
de partij of partijen die willen splitsen waardoor na de splitsing een doelonderneming zal ontstaan;
-
e.
de partij of partijen die de vermogensbestanddelen van een doelonderneming willen verwerven, indien deze essentieel zijn voor de doelonderneming om te kunnen functioneren als vitale aanbieder of op het gebied van sensitieve technologie;
-
f.
de partij of partijen die door andere rechtshandelingen dan die als bedoeld onder a tot en met e, in de doelonderneming zeggenschap verkrijgen of significante invloed verkrijgen of vergroten.
-
g.
de partij die onder algemene titel als bedoeld in artikel 80, tweede lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van een fusie of splitsing, in de doelonderneming goederen als bedoeld in artikel 1 van dat wetboek wil verkrijgen om zeggenschap te verkrijgen of significante invloed op de doelonderneming te verkrijgen of te vergroten;
-
a.
-
verwervingsactiviteit: activiteit als omschreven in artikel 2 of artikel 3, waarbij een verwerver betrokken is;
-
vitale aanbieder: onderneming die een dienst exploiteert, beheert of beschikbaar stelt waarvan de continuïteit van vitaal belang is voor de Nederlandse samenleving;
-
zeggenschap: zeggenschap als bedoeld in artikel 26 van de Mededingingswet.