Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 18 november 2022, nr. IENW/BSK-2022/203483, houdende vaststelling van de Regeling bodemkwaliteit 2022

Regeling bodemkwaliteit 2022

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

1.2

(verantwoordelijkheden van de normadressaten)

Artikel

1.3

(Uitgaven normdocumenten)

Als in deze regeling naar normdocumenten wordt verwezen, worden de volgende uitgaven bedoeld:

  • a.

    als het een in bijlage C aangewezen normdocument betreft: de uitgave van het normdocument die in bijlage C is vermeld; en

  • b.

    als het een niet in bijlage C aangewezen normdocument betreft: de uitgave van het normdocument die in bijlage D is vermeld.

Hoofdstuk

2

Kwaliteit van de uitvoering

Artikel

2.2

(vereiste van een erkenning bodemkwaliteit)

Artikel

2.3

(certificatie, accreditatie)

Artikel

2.4

(persoonsregistratie)

Als handelingen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van het besluit, waarvoor in een erkenning bodemkwaliteit die aan een persoon of instelling is verleend, de naam moet worden vermeld van de natuurlijke persoon die bij de erkende persoon of instelling werkzaam is en een dergelijke handeling uitvoert, zijn aangewezen: de handelingen waarvoor het vereiste van persoonsregistratie achter de omschrijving van de werkzaamheid in bijlage C is vermeld.

Artikel

2.6

(werkzaamheden die in onafhankelijkheid moeten worden verricht)

Hoofdstuk

3

Bepaling van het type materiaal

Afdeling

3.1

Bouwstoffen

Paragraaf

3.1.1

Bepaling of sprake is van een bouwstof

Artikel

3.1

(bepaling of sprake is van een bouwstof)

Artikel

3.2

(monsterneming en voorbehandeling)

Artikel

3.3

(monsterneming en voorbehandeling: elementen en proefstukken)

Artikel

3.4

(analyse)

Artikel

3.5

(rapportage)

Paragraaf

3.1.2

Bepaling of een bouwstof vormgegeven is

Artikel

3.6

(criteria voor vormgegeven bouwstoffen)

Artikel

3.7

(bepaling volume kleinste eenheid op basis van afmetingen)

Artikel

3.8

(bepaling volume kleinste eenheid op basis van zeefproef)

Artikel

3.9

(bepaling duurzame vormvastheid)

Artikel

3.10

(rapportage)

Paragraaf

3.3

Grond en baggerspecie

Artikel

3.11

(bepaling of sprake is van grond of baggerspecie)

Artikel

3.12

(rapportage)

Hoofdstuk

4

Het afgeven van een milieuverklaring bodemkwaliteit voor partijen bouwstoffen

Paragraaf

4.1

Verklaring op grond van een partijkeuring

Artikel

4.1

(toepassingsgebied)

Artikel

4.2

(omschrijving partijkeuring)

In een partijkeuring wordt onderzocht in hoeverre de partij van een bouwstof:

  • a.

    voor alle stoffen, uitgezonderd asbest, die in bijlage A zijn vermeld, voldoet aan de kwaliteitseisen die daarin voor die stoffen zijn opgenomen;

  • b.

    ingeval de bouwstof blijkens een verkennend onderzoek als bedoeld in NEN 5897 verdacht is op de aanwezigheid van asbest, voldoet aan de kwaliteitseis die voor asbest is opgenomen in bijlage A; en

  • c.

    andere verontreinigende stoffen dan in bijlage A vermeld of andere relevante parameters bevat.

Artikel

4.3

(grootte van de partij)

Artikel

4.4

(monsterneming en voorbehandeling)

Artikel

4.5

(bepaling emissies)

Artikel

4.6

(bepaling emissies uit slecht doorlatende bouwstoffen)

Als bij een kolomproef als bedoeld in artikel 4.5, eerste of vijfde lid, door slechte doorlatendheid van de bouwstof onvoldoende vloeistof door de kolom stroomt, worden de emissies van de te onderzoeken stoffen uit de bouwstof berekend met toepassing van de formule in bijlage K.

Artikel

4.7

(bepaling samenstelling)

De concentraties, gehalten en waarden van de te onderzoeken stoffen die in bijlage A zijn vermeld, andere verontreinigende stoffen dan in bijlage A vermeld en andere relevante parameters in de volgens artikel 4.4 verkregen mengmonsters worden bepaald met toepassing van de technieken, beschreven in AP 04 of, als hiervoor in AP 04 geen methode wordt beschreven, de best beschikbare technieken.

Artikel

4.8

(toetsing)

Artikel

4.9

(rapportage partijkeuring)

Artikel

4.10

(voorwaarden voor het afgeven van een verklaring op grond van een partijkeuring)

Artikel

4.11

(inhoud verklaring op grond van een partijkeuring)

Artikel

4.12

(samenvoeging van partijen)

Artikel

4.13

(splitsing van een partij)

Paragraaf

4.2

Erkende kwaliteitsverklaring

Artikel

4.14

(toepassingsgebied)

Artikel

4.15

(voorwaarden voor het afgeven van een erkende kwaliteitsverklaring)

Artikel

4.16

(vereisten voor het toelatingsonderzoek)

Artikel

4.17

(toelatingsonderzoek: productcontrole)

Artikel

4.18

(toelatingsonderzoek: beoordeling systeem van kwaliteitsbewaking)

Artikel

4.19

(toelatingsonderzoek: keuringsfrequentie voor in bijlage A vermelde stoffen)

Artikel

4.20

(toelatingsonderzoek: bijzondere bepalingsmethoden voor de keuringsfrequenties voor in bijlage A vermelde stoffen)

Artikel

4.21

(toelatingsonderzoek: keuringsfrequenties voor niet in bijlage A vermelde stoffen en andere parameters)

Als bij de partijkeuringen in het kader van de productcontrole in een partij van een bouwstof andere verontreinigende stoffen dan in bijlage A vermeld of andere relevante parameters zijn aangetroffen, geldt voor elk van die stoffen en andere parameters voor het verrichten van de verificatiekeuringen de hoogste keuringsfrequentie die voor enige stof die in bijlage A is vermeld en waarvoor verificatiekeuringen worden verricht, volgens artikel 4.19 is bepaald.

Artikel

4.22

(toelatingsonderzoek: rapportage)

Artikel

4.23

(aanvraag van een erkenning bodemkwaliteit voor het produceren van bouwstoffen)

Bij de aanvraag om een erkenning bodemkwaliteit voor de werkzaamheid ‘produceren van een bepaald producttype van een bouwstof’, aangewezen in categorie 10 van bijlage C, worden naast de informatie die op grond van andere wettelijke bepalingen moet worden verstrekt, tevens de volgende documenten verstrekt:

  • a.

    het productcertificaat voor het producttype van de bouwstof waarop de aanvraag betrekking heeft, dat is verleend op grond van het normdocument voor de bouwstof, aangewezen in categorie 2 van bijlage C; en

  • b.

    het rapport, bedoeld in artikel 4.22, eerste lid, behoudens, in afwijking van artikel 4.22, derde lid, de rapporten van de partijkeuringen die in het kader van het toelatingsonderzoek zijn verricht.

Artikel

4.24

(recht op afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring)

Artikel

4.25

(inhoud erkende kwaliteitsverklaring)

Artikel

4.26

(afleverbon)

Artikel

4.27

(splitsing van een partij)

Artikel

4.28

(bewaarplicht)

Een producent die is erkend voor de werkzaamheid ‘produceren van een bepaald producttype van een bouwstof’, aangewezen in categorie 10 van bijlage C, bewaart gedurende ten minste vijf jaar nadat aan de erkenning bodemkwaliteit een eind is gekomen, de volgende informatie:

Artikel

4.29

(verificatiekeuring)

Artikel

4.30

(verificatiekeuring: bijzondere keuringsfrequenties)

Artikel

4.31

(verificatiekeuring: wisseling van keuringsfrequentie)

Als voor een stof die in bijlage A is vermeld, in het kader van de verificatiekeuring volgens bijlage H voor elke partij een partijkeuring moest worden verricht, mag op een lagere keuringsfrequentie worden overgestapt wanneer die keuringsfrequentie volgens bijlage H volgt uit de k-waarde die is berekend op grond van ten minste tien partijkeuringen, waarvan ten minste vijf partijkeuringen voor opeenvolgend geproduceerde partijen zijn verricht.

Artikel

4.32

(opschorting van recht op afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring)

De producent van bouwstoffen aan wie een erkenning bodemkwaliteit voor de werkzaamheid ‘produceren van een bepaald producttype van een bouwstof’, aangewezen in categorie 10 van bijlage C, is verleend, kan tijdelijk geen gebruik maken van het recht om voor het producttype van de bouwstof waarop de erkenning bodemkwaliteit betrekking heeft, een erkende kwaliteitsverklaring af te geven zo lang hij niet heeft voldaan aan de verplichting op grond van artikel 4.29, eerste lid, om verificatiekeuringen te verrichten.

Paragraaf

4.3

Fabrikant-eigenverklaring

Artikel

4.33

(toepassingsgebied)

Artikel

4.34

(verplichting om toelatingsonderzoek te verrichten)

Artikel

4.35

(toelatingsonderzoek: productcontrole)

Artikel

4.36

(toelatingsonderzoek: eerdere productcontrole)

Artikel

4.37

(toelatingsonderzoek: beoordeling systeem van kwaliteitsbewaking)

Artikel

4.38

(toelatingsonderzoek: rapportage)

Artikel

4.39

(recht op afgifte van een fabrikant-eigenverklaring)

Artikel

4.40

(inhoud fabrikant-eigenverklaring)

Artikel

4.41

(afleverbon)

Artikel

4.42

(splitsing van een partij)

Artikel

4.43

(bewaarplicht)

Een producent die het recht heeft verkregen om een fabrikant-eigenverklaring af te geven, bewaart gedurende ten minste vijf jaar na de einddatum van de periode waarin gebruik mag worden gemaakt van het recht om de verklaring af te geven, met inbegrip van de periode waarin dat recht volgens artikel 4.44 is verlengd, de volgende informatie:

Artikel

4.44

(verlenging)

Artikel

4.45

(tussentijdse wijzigingen)

Hoofdstuk

5

Het afgeven van een milieuverklaring bodemkwaliteit voor partijen grond en baggerspecie

Paragraaf

5.1

Verklaring op grond van een partijkeuring

Artikel

5.1

(toepassingsgebied)

Artikel

5.2

(omschrijving partijkeuring)

In een partijkeuring wordt voor een partij grond of baggerspecie onderzocht:

  • a.

    in welke kwaliteitsklassen de partij moet worden ingedeeld;

  • b.

    in hoeverre de partij een specifieke kwaliteit bezit, als de wens bestaat deze in de verklaring op grond van een partijkeuring te vermelden;

  • c.

    in hoeverre de partij andere verontreinigende stoffen dan in bijlage B vermeld of andere relevante parameters bevat; en

  • d.

    in hoeverre de partij bodemvreemd materiaal bevat.

Artikel

5.3

(grootte van de partij)

Artikel

5.4

(uitvoering vooronderzoek)

Artikel

5.5

(rapportage vooronderzoek)

Artikel

5.6

(uitvoering onderzoek)

Artikel

5.7

(monsterneming en voorbehandeling)

Artikel

5.8

(bepaling samenstelling)

Artikel

5.9

(omrekening voor lutum en organische stof)

Artikel

5.10

(bepaling emissies)

Artikel

5.11

(indeling in een kwaliteitsklasse)

Artikel

5.12

(toetsing specifieke kwaliteit)

Artikel

5.13

(rapportage partijkeuring)

Artikel

5.14

(voorwaarden voor het afgeven van een verklaring op grond van een partijkeuring)

Artikel

5.15

(inhoud verklaring op grond van een partijkeuring)

Artikel

5.16

(splitsing van een partij)

Paragraaf

5.2

Verklaring op grond van een bodemonderzoek

Artikel

5.17

(toepassingsgebied)

Het afgeven van een verklaring op grond van een bodemonderzoek voor een partij grond of baggerspecie en het verrichten van bodemonderzoek op een ontgravingslocatie vinden plaats volgens de bepalingen van deze paragraaf.

Artikel

5.18

(omschrijving bodemonderzoek)

In het bodemonderzoek wordt voor een partij grond of baggerspecie die uit de te onderzoeken bodemlocatie wordt ontgraven, onderzocht:

  • a.

    in welke kwaliteitsklassen de partij moet worden ingedeeld;

  • b.

    in hoeverre de partij een specifieke kwaliteit bezit, als de wens bestaat deze in de verklaring op grond van een bodemonderzoek te vermelden;

  • c.

    in hoeverre de partij andere verontreinigende stoffen dan in bijlage B vermeld of andere relevante parameters bevat; en

  • d.

    in hoeverre de partij bodemvreemd materiaal bevat.

Artikel

5.19

(uitvoering vooronderzoek)

Artikel

5.20

(rapportage vooronderzoek)

Artikel

5.21

(uitvoering bodemonderzoek)

Artikel

5.22

(bepaling samenstelling)

Artikel

5.23

(omrekening voor lutum en organische stof)

Artikel

5.24

(bepaling emissies)

Artikel

5.25

(indeling van een partij grond of baggerspecie in een kwaliteitsklasse)

Artikel

5.26

(toetsing specifieke kwaliteit)

Artikel

5.27

(rapportage bodemonderzoek)

Artikel

5.28

(voorwaarden voor het afgeven van een verklaring op grond van een bodemonderzoek)

Artikel

5.29

(inhoud verklaring op grond van een bodemonderzoek)

Artikel

5.30

(Splitsing van een partij)

Paragraaf

5.3

Verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart

Artikel

5.31

(toepassingsgebied)

Het afgeven van een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart over de kwaliteit van een partij grond of baggerspecie die wordt ontgraven uit een ontgravingslocatie die is gelegen in een gebied waarvoor een bodemkwaliteitskaart is vastgesteld, en het verrichten van een vooronderzoek met betrekking tot de ontgravingslocatie vinden plaats volgens de bepalingen van deze paragraaf.

Artikel

5.32

(voorwaarden voor gebruik van de bodemkwaliteitskaart)

Artikel

5.33

(uitvoering vooronderzoek en aanvullend onderzoek)

Artikel

5.34

(rapportage vooronderzoek en aanvullend onderzoek)

Artikel

5.35

(voorwaarden voor het afgeven van een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart)

Artikel

5.36

(inhoud verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart)

Artikel

5.37

(splitsing van een partij)

Paragraaf

5.4

Erkende kwaliteitsverklaring

Artikel

5.38

(toepassingsgebied)

Artikel

5.39

(voorwaarden voor het afgeven van een erkende kwaliteitsverklaring)

Artikel

5.40

(vereisten voor toelatingsonderzoek)

Artikel

5.41

(toelatingsonderzoek: productcontrole)

Artikel

5.42

(toelatingsonderzoek: beoordeling systeem van kwaliteitsbewaking)

Artikel

5.43

(toelatingsonderzoek: keuringsfrequentie voor in bijlage B vermelde stoffen)

Artikel

5.44

(toelatingsonderzoek: bijzondere bepalingsmethoden voor de keuringsfrequenties voor in bijlage B vermelde stoffen en andere parameters)

Artikel

5.45

(toelatingsonderzoek: keuringsfrequenties voor niet in bijlage B vermelde stoffen en andere parameters)

Als bij de partijkeuringen in het kader van de productcontrole in een partij grond of baggerspecie andere verontreinigende stoffen dan in bijlage B vermeld en andere relevante parameters zijn aangetroffen, geldt voor elk van die stoffen en andere parameters voor het verrichten van de verificatiekeuringen de hoogste keuringsfrequentie die voor enige stof die in bijlage B is vermeld en waarvoor verificatiekeuringen moeten worden verricht, volgens artikel 5.43 is bepaald.

Artikel

5.46

(rapportage toelatingsonderzoek)

Artikel

5.47

(aanvraag van een erkenning bodemkwaliteit voor het produceren van grond of baggerspecie)

Bij de aanvraag om een erkenning bodemkwaliteit voor de werkzaamheid ‘produceren van een bepaald producttype grond of baggerspecie’, aangewezen in categorie 10 van bijlage C, worden naast de informatie die op grond van andere wettelijke bepalingen moet worden verstrekt, tevens de volgende documenten verstrekt:

  • a.

    het productcertificaat voor het producttype grond of baggerspecie waarop de aanvraag betrekking heeft, dat is verleend op grond van een normdocument als genoemd in artikel 5.38, tweede lid; en

  • b.

    het rapport, bedoeld in artikel 5.46, eerste lid, behoudens, in afwijking van artikel 5.46, derde lid, de rapporten van de partijkeuringen die in het kader van het toelatingsonderzoek zijn verricht.

Artikel

5.48

(recht op afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring)

Artikel

5.49

(inhoud erkende kwaliteitsverklaring)

Artikel

5.50

(afleverbon)

Artikel

5.51

(splitsing van een partij)

Artikel

5.52

(bewaarplicht)

Een producent die is erkend voor de werkzaamheid ‘produceren van een bepaald producttype grond of baggerspecie’, aangewezen in categorie 10 van bijlage C, bewaart gedurende ten minste vijf jaar nadat aan de erkenning bodemkwaliteit een eind is gekomen, de volgende informatie:

Artikel

5.53

(verificatiekeuring)

Artikel

5.54

(verificatiekeuring: bijzondere keuringsfrequenties)

Artikel

5.55

(verificatiekeuring: wisseling van keuringsfrequentie)

Als voor een stof in het kader van de verificatiekeuring volgens bijlage H voor elke partij een partijkeuring moest worden verricht, mag op een lagere keuringsfrequentie worden overgestapt wanneer die keuringsfrequentie volgens bijlage H volgt uit de k-waarde die is berekend op grond van ten minste tien partijkeuringen, waarvan ten minste vijf partijkeuringen voor opeenvolgend geproduceerde partijen zijn verricht.

Artikel

5.56

(opschorting van het recht op afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring)

De producent van grond of baggerspecie aan wie een erkenning bodemkwaliteit voor de werkzaamheid ‘produceren van een bepaald producttype grond of baggerspecie’, aangewezen in categorie 10 van bijlage C, is verleend, kan tijdelijk geen gebruik maken van het recht om voor het producttype grond of baggerspecie waarop de erkenning bodemkwaliteit betrekking heeft, een erkende kwaliteitsverklaring af te geven zo lang hij niet heeft voldaan aan de verplichting op grond van artikel 5.53, eerste lid, om verificatiekeuringen te verrichten.

Paragraaf

5.5

Fabrikant-eigenverklaring

Artikel

5.57

(toepassingsgebied)

Artikel

5.58

(verplichting om toelatingsonderzoek te verrichten)

Artikel

5.59

(toelatingsonderzoek: productcontrole)

Artikel

5.60

(toelatingsonderzoek: eerdere productcontrole)

Artikel

5.61

(toelatingsonderzoek: beoordeling systeem van kwaliteitsbewaking)

Artikel

5.62

(rapportage toelatingsonderzoek)

Artikel

5.63

(recht op afgifte van een fabrikant-eigenverklaring)

Artikel

5.64

(inhoud fabrikant-eigenverklaring)

Artikel

5.65

(afleverbon)

Artikel

5.66

(splitsing van een partij)

Artikel

5.67

(bewaarplicht)

Een producent die het recht heeft verkregen om een fabrikant-eigenverklaring af te geven, bewaart gedurende ten minste vijf jaar na de einddatum van de periode waarin gebruik mag worden gemaakt van het recht om de verklaring af te geven, met inbegrip van de periode waarin dat recht volgens artikel 5.68 is verlengd, de volgende informatie:

Artikel

5.68

(verlenging)

Artikel

5.69

(tussentijdse wijzigingen)

Hoofdstuk

6

Het afgeven van een milieuverklaring bodemkwaliteit voor partijen mijnsteen en vermengde mijnsteen ten behoeve van toepassing in de voormalige mijnbouwgebieden

Artikel

6.1

(toepassingsgebied)

Artikel

6.2

(van overeenkomstige toepassing verklaring van paragraaf 5.1)

Op het afgeven van een verklaring op grond van een partijkeuring voor een partij mijnsteen of vermengde mijnsteen en het verrichten van het onderzoek ter voorbereiding van de afgifte van de verklaring is paragraaf 5.1 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in de verklaring als specifieke kwaliteit alleen de kwaliteit ‘emissiearme mijnsteen’ of ‘emissiearme vermengde mijnsteen’ kan worden vermeld.

Artikel

6.3

(van overeenkomstige toepassing verklaring van paragraaf 5.2)

Op het afgeven van een verklaring op grond van een bodemonderzoek voor een partij mijnsteen of vermengde mijnsteen en het verrichten van het onderzoek ter voorbereiding van de afgifte van de verklaring is paragraaf 5.2 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in de verklaring als specifieke kwaliteit alleen de kwaliteit ‘emissiearme mijnsteen’ of ‘emissiearme vermengde mijnsteen’ kan worden vermeld.

Artikel

6.4

(van overeenkomstige toepassing verklaring van paragraaf 5.4)

Op het afgeven van een erkende kwaliteitsverklaring voor een partij mijnsteen of vermengde mijnsteen en het verrichten van het onderzoek ter voorbereiding van de afgifte van de verklaring is paragraaf 5.4 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in de verklaring als specifieke kwaliteit alleen de kwaliteit ‘emissiearme mijnsteen’ of ‘emissiearme vermengde mijnsteen’ kan worden vermeld.

Hoofdstuk

7

Het afgeven van een milieuverklaring bodemkwaliteit voor de ontvangende bodem

Paragraaf

7.1

Verklaring op grond van een bodemonderzoek

Artikel

7.1

(toepassingsgebied)

Het afgeven van een verklaring op grond van een bodemonderzoek over de kwaliteit van de ontvangende bodem waarop grond of baggerspecie wordt toegepast, en het verrichten van bodemonderzoek op de toepassingslocatie vinden plaats volgens de bepalingen van deze paragraaf.

Artikel

7.2

(omschrijving bodemonderzoek)

In het bodemonderzoek wordt voor de toepassingslocatie onderzocht in welke kwaliteitsklasse de ontvangende bodem moet worden ingedeeld.

Artikel

7.3

(uitvoering vooronderzoek)

Artikel

7.4

(rapportage vooronderzoek)

Artikel

7.5

(uitvoering bodemonderzoek)

Artikel

7.6

(bepaling samenstelling)

De concentraties van de volgens artikel 7.5, tweede lid, te onderzoeken stoffen als vermeld in bijlage B in de volgens artikel 7.5, vierde lid, voorbehandelde mengmonsters en monsters worden bepaald met toepassing van de technieken, beschreven in AP 04, of wanneer daarnaar in NEN 5740 wordt verwezen, AS 3000 of, als hiervoor in AP 04, onderscheidenlijk AS 3000, geen methode wordt beschreven, de best beschikbare technieken.

Artikel

7.7

(omrekening voor lutum en organische stof)

Artikel

7.8

(indeling van de bodemlocatie in een kwaliteitsklasse)

Artikel

7.9

(rapportage bodemonderzoek)

Artikel

7.10

(voorwaarden voor het afgeven van een verklaring op grond van een bodemonderzoek)

Artikel

7.11

(inhoud verklaring op grond van een bodemonderzoek)

Een verklaring op grond van een bodemonderzoek die voor de toepassingslocatie wordt afgegeven, bevat de volgende informatie:

  • a.

    een in het oog springende vermelding dat de verklaring op de ontvangende bodem van de toepassingslocatie betrekking heeft;

  • b.

    de naam en het adres van de persoon die het bodemonderzoek heeft verricht;

  • c.

    de naam en het adres van de persoon die de verklaring heeft afgegeven;

  • d.

    het unieke nummer van het rapport, bedoeld in artikel 7.4, eerste lid;

  • e.

    het unieke nummer van het rapport, bedoeld in artikel 7.9, eerste lid;

  • f.

    de volgende informatie uit het rapport, bedoeld in artikel 7.9, eerste lid:

    • een nauwkeurige aanduiding of omschrijving van de toepassingslocatie, waaronder het adres en de coördinaten;

    • een vermelding van de kwaliteitsklasse waarin de toepassingslocatie is ingedeeld; en

    • wanneer de indeling in de kwaliteitsklasse ‘industrie’ heeft plaatsgevonden volgens artikel 7.8, elfde lid, een vermelding van die omstandigheid;

  • g.

    een uniek nummer van de verklaring; en

  • h.

    een originele ondertekening door de natuurlijke persoon die daartoe is geautoriseerd door de persoon die de verklaring heeft afgegeven, dan wel de natuurlijke persoon die de verklaring onder eigen naam en verantwoordelijkheid heeft afgegeven, en de vermelding van de naam van de ondertekenaar en de datum van ondertekening.

Paragraaf

7.2

Verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart

Artikel

7.12

(toepassingsgebied)

Het afgeven van een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart over de kwaliteit van de ontvangende bodem op de toepassingslocatie waar grond of baggerspecie wordt toegepast, en het verrichten van een vooronderzoek met betrekking tot de toepassingslocatie vinden plaats volgens de bepalingen van deze paragraaf.

Artikel

7.13

(voorwaarden waaraan de bodemkwaliteitskaart moet voldoen)

Artikel

7.14

(uitvoering vooronderzoek)

Artikel

7.15

(rapportage vooronderzoek)

Artikel

7.16

(voorwaarden voor het afgeven van een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart)

Artikel

7.17

(inhoud verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart)

Een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart die over de kwaliteit van de bodem op de toepassingslocatie wordt afgegeven, bevat de volgende informatie:

  • a.

    een in het oog springende vermelding dat de verklaring op de ontvangende bodem van de toepassingslocatie betrekking heeft;

  • b.

    de naam en het adres van de persoon die de verklaring heeft afgegeven;

  • c.

    een vermelding van de bodemkwaliteitskaart die de grondslag biedt voor het afgeven van de verklaring;

  • d.

    een nauwkeurige aanduiding en omschrijving van de toepassingslocatie waarop de verklaring betrekking heeft, waaronder het adres en de coördinaten en de bodemlaag;

  • e.

    de naam en het adres van de persoon die het vooronderzoek heeft verricht;

  • f.

    het unieke nummer van het rapport, bedoeld in artikel 7.15, eerste lid;

  • g.

    een vermelding van de kwaliteitsklasse waarin de ontvangende bodem op de toepassingslocatie waarop de verklaring betrekking heeft volgens de bodemkwaliteitskaart is ingedeeld;

  • h.

    een uniek nummer van de verklaring; en

  • i.

    een originele ondertekening door de natuurlijke persoon die daartoe is geautoriseerd door de persoon die de verklaring heeft afgegeven, dan wel de natuurlijke persoon die de verklaring onder eigen naam en verantwoordelijkheid heeft afgegeven, en de vermelding van de naam van de ondertekenaar en de datum van ondertekening.

Hoofdstuk

8

Slotbepalingen

Artikel

8.3

(citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bodemkwaliteit 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

Bijlage

A

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Kwaliteitseisen voor bouwstoffen

Tabel 1. Kwaliteitseisen voor bouwstoffen voor anorganische stoffen

antimoon (Sb)

8,7

0,32

arseen (As)

260

0,9

barium (Ba)

1.500

22

cadmium (Cd)

3,8

0,04

chroom (Cr)

120

0,63

kobalt (Co)

60

0,54

koper (Cu)

98

0,9

kwik (Hg)

1,4

0,02

lood (Pb)

400

2,3

molybdeen (Mo)

144

1

nikkel (Ni)

81

0,44

seleen (Se)

4,8

0,15

tin (Sn)

50

0,4

vanadium (V)

3201

1,82

zink (Zn)

800

4,5

bromide (Br)

6701

202

chloride (Cl)

110.0001

6162

fluoride (F)

2.5001

552

sulfaat (SO4)

165.0001

2.4302

1 Voor de emissie van vanadium uit een vormgegeven bouwstof geldt in afwijking van de kwaliteitseis 320 mg/m2 die in kolom 2 van tabel 1 is opgenomen, de kwaliteitseis 460 mg/m2 als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing in grote oppervlaktewaterlichamen die volgens de waterbeheerder geen bijzondere bescherming behoeven en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

Voor de emissie van chloride of bromide uit een vormgegeven bouwstof geldt geen kwaliteitseis als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing op plaatsen waar een direct contact (mogelijk) is met zeewater of brak water met een chloride-gehalte dat van nature meer dan 5.000 mg/l bedraagt, en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

Voor de emissie van fluoride uit een vormgegeven bouwstof geldt in afwijking van de kwaliteitseis 2.500 mg/m2 die in kolom 2 van tabel 1 is opgenomen, de kwaliteitseis 10.000 mg/m2 als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing op plaatsen waar een direct contact (mogelijk) is met zeewater of brak water met een chloride-gehalte dat van nature meer dan 5.000 mg/l bedraagt, en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

Voor de emissie van sulfaat uit een vormgegeven bouwstof geldt in afwijking van de kwaliteitseis 165.000 mg/m2 die in kolom 2 van tabel 1 is opgenomen, de kwaliteitseis 660.000 mg/m2 als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing op plaatsen waar een direct contact (mogelijk) is met zeewater of brak water met een chloride-gehalte dat van nature meer dan 5.000 mg/l bedraagt, en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

2 Voor de emissie van vanadium uit een niet-vormgegeven bouwstof geldt in afwijking van de kwaliteitseis 1,8 mg/kg droge stof die in kolom 3 van tabel 1 is opgenomen, de kwaliteitseis 4,6 mg/kg droge stof als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing in grote oppervlaktewaterlichamen die volgens de waterbeheerder geen bijzondere bescherming behoeven en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

Voor de emissie bromide en chloride uit een niet-vormgegeven bouwstof geldt geen kwaliteitseis als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing op plaatsen waar een direct contact (mogelijk) is met zeewater of brak water met een chloride-gehalte dat van nature meer dan 5.000 mg/l bedraagt, en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

Voor de emissie van chloride uit een niet-vormgegeven bouwstof geldt in afwijking van de kwaliteitseis 616 mg/kg droge stof die in kolom 3 van tabel 1 is opgenomen, de kwaliteitseis 1.070 mg/kg droge stof als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing in grote oppervlaktewaterlichamen die volgens de waterbeheerder geen bijzondere bescherming behoeven en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden

Voor de emissie van fluoride uit een niet-vormgegeven bouwstof geldt in afwijking van de kwaliteitseis 55 mg/kg droge stof die in kolom 3 van tabel 1 is opgenomen, de kwaliteitseis 220 mg/kg droge stof als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing op plaatsen waar een direct contact (mogelijk) is met zeewater of brak water met een chloride-gehalte dat van nature meer dan 5.000 mg/l bedraagt, en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

Voor de emissie van sulfaat uit een niet-vormgegeven bouwstof geldt in afwijking van de kwaliteitseis 2.430 mg/kg droge stof die in kolom 2 van tabel 1 is opgenomen, de kwaliteitseis 9.720 mg/kg droge stof als de bouwstof uitsluitend geschikt is voor toepassing op plaatsen waar een direct contact (mogelijk) is met zeewater of brak water met een chloride-gehalte dat van nature meer dan 5.000 mg/l bedraagt, en de wens bestaat om zodanige geschiktheid met het oog op een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

Tabel 2. Kwaliteitseisen voor bouwstoffen voor organische stoffen en asbest1

Aromatische stoffen

benzeen

12

ethylbenzeen

1,253, 2

tolueen

1,252

xylenen (som)

1,254, 2, 3

fenol

1,255

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

56

fenantreen

206

antraceen

106

fluoranteen

356

chryseen

106

benzo(a)antraceen

406

benzo(a)pyreen

106

benzo(k)fluoranteen

406

indeno (1,2,3cd) pyreen

406

benzo(ghi)peryleen

406

PAK’s (som)

507, 4

Overige parameters

PCB’s (som)

0,54

minerale olie

5008

asbest

1009

1 In de noten bij deze tabel wordt verstaan onder:

bitumenproducten: bitumen dakbedekkings- en afdichtingsmaterialen, vormgegeven bouwstoffen met een bitumen coating, en secundair bitumengranulaat dat zodanig is toegepast dat in de eindtoepassing een functionele constructie van samenhangend bitumengranulaat ontstaat;

asfaltproducten: asfalt, asfaltbeton, asfaltgranulaat en civieltechnisch functionele mengsels met asfaltgranulaat;

granulaten: menggranulaat, hydraulisch menggranulaat, betongranulaat, metselwerkgranulaat, brekerzeefzand en recyclingbrekerzand.

rubberproducten: rubbergranulaat van personen- en bedrijfsautobanden (SBR-rubber), rubbergranulaat op basis van thermoplastisch-elastomeren (TPE) en rubbergranulaat op basis van elastomeren (EPDM) en functionele mengsels met rubbergranulaat.

2 Deze maximale concentratiewaarden gelden niet voor bitumenproducten.

3 Voor polymeerbeton geldt een maximale concentratiewaarde van 20 mg/kg droge stof voor de stof ethylbenzeen en xylenen (som).

4 De definitie van de somparameters wordt gegeven in bijlage E.

5 Voor vormzand geldt een maximale concentratiewaarde van 3,75 mg/kg droge stof.

6 Deze maximale concentratiewaarden gelden niet voor bitumenproducten.

7 Voor bitumenproducten en asfaltproducten geldt een maximale concentratiewaarde van 75 mg/kg droge stof voor PAK’s (som).

8 Voor minerale olie geldt geen maximale concentratiewaarde voor bouwstoffen zijnde rubberproducten voor de toepassing op of onder kunstgrasvelden, bitumenproducten en asfaltproducten. Voor bouwstoffen zijnde granulaten en vormzand geldt een maximale concentratiewaarde van 1.000 mg/kg droge stof.

9 Gewogen norm (concentratie serpentijn asbest + 10 x concentratie amfibool asbest). Deze maximale concentratiewaarde bedraagt 0 mg/kg d.s. indien niet is voldaan aan artikel 2, onder b, van het Productenbesluit Asbest.

Bijlage

B

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Kwaliteitseisen voor bodem, grond en baggerspecie

In de tabellen die in deze bijlage zijn opgenomen, wordt onder somparameter verstaan: de somparameter die de stoffen omvat die zijn genoemd in bijlage E en waarvan de concentratie met toepassing van die bijlage is berekend.

Tabel 1. Kwaliteitseisen1 voor de indeling van de landbodem en van grond en baggerspecie in kwaliteitsklassen ten behoeve van toepassing van grond en baggerspecie op de landbodem

Anorganische stoffen

1. Metalen

antimoon (Sb)

4,0

15

22

22

22

arseen (As)

20

27

76

76

76

barium (Ba)

1

1

1

1

1

cadmium (Cd)

0,60

1,2

4,3

13

13

chroom (Cr)

55

62

180

180

180

kobalt (Co)

15

35

190

190

190

koper (Cu)

40

54

190

190

190

kwik (Hg)

0,15

0,83

4,8

36

36

lood (Pb)

50

210

530

530

530

molybdeen (Mo)

1,5

88

190

190

190

nikkel (Ni)

35

39

100

100

100

tin (Sn)

6,5

180

900

1

1

vanadium (V)

80

97

250

1

1

zink (Zn)

140

200

720

720

720

2. Overige anorganische stoffen

chloride2

1

1

1

1

1

cyanide (vrij)

3,0

3,0

20

20

20

cyanide (complex)3

5,5

5,5

50

50

50

thiocyanaten

6,0

6,0

20

20

20

Organische stoffen

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,20

0,20

1

1,1

1,1

ethylbenzeen

0,20

0,20

1,25

110

110

tolueen4

0,20

0,20

1,25

32

32

xylenen (som)

0,45

0,45

1,25

17

17

styreen (vinylbenzeen)

0,25

0,25

2,5

86

86

fenol4

0,25

0,25

1,25

14

14

cresolen (som)4

0,30

0,30

5

13

13

dodecylbenzeen

0,35

0,35

0,35

1

1

1, 2, 3-trimethyl-benzeen

0,45

0,45

0,45

1

1

1, 2, 4-trimethylbenzeen

0,45

0,45

0,45

1

1

1, 3, 5-trimethylbenzeen

0,45

0,45

0,45

1

1

2-ethyltolueen

0,45

0,45

0,45

1

1

3-ethyltolueen

0,45

0,45

0,45

1

1

4-ethyltolueen

0,45

0,45

0,45

1

1

isopropylbenzeen

0,45

0,45

0,45

1

1

propylbenzeen

0,45

0,45

0,45

1

1

aromatische oplosmiddelen (som)

2,5

2,5

2,5

1

1

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

1

1

1

1

1

fenantreen

1

1

1

1

1

antraceen

1

1

1

1

1

fluorantheen

1

1

1

1

1

chryseen

1

1

1

1

1

benzo(a)antraceen

1

1

1

1

1

benzo(a)pyreen

1

1

1

1

1

benzo(k)fluorantheen

1

1

1

1

1

indeno(1,2,3cd)pyreen

1

1

1

1

1

benzo(ghi)peryleen

1

1

1

1

1

PAK’s totaal (som 10)

1,5

6,8

40

40

40

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)

0,10

0,10

0,10

0,10

0,10

dichloormethaan

0,10

0,10

3,9

3,9

3,9

1,1-dichloorethaan

0,20

0,20

0,20

15

15

1,2-dichloorethaan

0,20

0,20

4

6,4

6,4

1,1-dichlooretheen

0,30

0,30

0,30

0,30

0,30

1,2-dichlooretheen (som)

0,30

0,30

0,30

1

1

dichloorpropanen (som)

0,80

0,80

0,80

2

2

trichloormethaan (chloroform)

0,25

0,25

3

5,6

5,6

1,1,1-trichloorethaan

0,25

0,25

0,25

15

15

1,1,2-trichloorethaan

0,30

0,30

0,30

10

10

trichlooretheen (Tri)

0,25

0,25

2,5

2,5

2,5

tetrachloormethaan (Tetra)

0,30

0,30

0,7

0,7

0,7

tetrachlooretheen (Per)

0,15

0,15

4

8,8

8,8

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,20

0,20

5

15

15

dichloorbenzenen (som)

2,0

2,0

5

19

19

trichloorbenzenen (som)

0,015

0,015

5

11

11

tetrachloorbenzenen (som)

0,0090

0,0090

2,2

2,2

2,2

pentachloorbenzeen

0,0025

0,0025

5

6,7

6,7

hexachloorbenzeen

0,0085

0,027

1,4

2,0

2,0

chloorbenzenen (som)

1

1

1

1

1

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,045

0,045

5,4

5,4

5,4

dichloorfenolen (som)

0,20

0,20

6

22

22

trichloorfenolen (som)

0,0030

0,0030

6

22

22

tetrachloorfenolen (som)

0,015

1

6

21

21

pentachloorfenol

0,0030

1,4

5

12

12

chloorfenolen (som)

1

1

1

1

1

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

1

1

1

1

1

PCB 52

1

1

1

1

1

PCB 101

1

1

1

1

1

PCB 118

1

1

1

1

1

PCB 138

1

1

1

1

1

PCB 153

1

1

1

1

1

PCB 180

1

1

1

1

1

PCB’s (som 7)

0,020

0,040

0,5

1

1

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)5

0,20

0,20

0,20

50

50

pentachlooraniline

0,15

0,15

0,15

1

1

dioxine (som TEQ)6

0,000055

0,000055

0,000055

0,00018

0,00018

chloornaftaleen (som)

0,070

0,070

10

23

23

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan (som)

0,0020

0,0020

0,1

4

4

DDT (som)

0,20

0,20

1

1,7

1,7

DDE (som)

0,10

0,13

1,3

2,3

2,3

DDD (som)

0,020

0,84

34

34

34

DDT/DDE/DDD (som)

1

1

1

1

1

aldrin7

1

1

1

0,32

0,32

dieldrin

1

1

1

1

1

endrin

1

1

1

1

1

isodrin

1

1

1

1

1

telodrin

1

1

1

1

1

drins (som)

0,015

0,04

0,14

4

4

endosulfansulfaat

1

1

1

1

1

α-endosulfan

0,00090

0,00090

0,1

4

4

α-HCH

0,0010

0,0010

0,5

17

17

β-HCH

0,0020

0,0020

0,5

1,6

1,6

γ-HCH (lindaan)

0,0030

0,04

0,5

1,2

1,2

δ-HCH

1

1

1

1

1

HCH-verbindingen (som)

1

1

1

1

1

heptachloor

0,00070

0,00070

0,1

4

4

heptachloorepoxide (som)

0,0020

0,0020

0,1

4

4

hexachloorbutadieen

0,003

1

1

1

1

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som landbodem)

0,40

1

1

1

1

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,0075

0,0075

0,0075

1

1

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin verbindingen (som)8

0,15

0,5

2,5

2,5

2,5

tributyltin (TBT)8

0,065

0,065

0,065

1

1

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,55

0,55

0,55

4

4

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,035

0,035

0,5

0,71

0,71

carbaryl

0,15

0,15

0,45

0,45

0,45

carbofuran

0,017

0,017

0,017

0,017

0,017

4-chloormethylfenolen (som)

0,60

0,60

0,60

1

1

organostikstof- en organofosforbestrijdings-middelen (som)

0,090

0,090

0,5

1

1

7. Overige stoffen

asbest9

9

100

100

100

100

cyclohexanon

2,0

2,0

150

150

150

dimethyl ftalaat

0,045

9,2

60

82

82

diethyl ftalaat

0,045

5,3

53

53

53

di-isobutylftalaat

0,045

1,3

17

17

17

dibutyl ftalaat

0,070

5,0

36

36

36

butyl benzylftalaat

0,070

2,6

48

48

48

dihexyl ftalaat

0,070

18

60

220

220

di(2-ethylhexyl)ftalaat

0,045

8,3

60

60

60

minerale olie10,4

190

190

500

5000

5000

pyridine

0,15

0,15

1

11

11

tetrahydrofuran

0,45

0,45

2

7

7

tetrahydrothiofeen

1,5

1,5

8,8

8,8

8,8

tribroommethaan (bromoform)

0,20

0,20

0,20

75

75

ethyleenglycol

5,0

5,0

5,0

1

1

diethyleenglycol

8,0

8,0

8,0

1

1

acrylonitril

0,1

0,1

0,1

1

1

formaldehyde

0,1

0,1

0,1

1

1

isopropanol (2-propanol)

0,75

0,75

0,75

1

1

methanol

3,0

3,0

3,0

1

1

butanol (1-butanol)

2,0

2,0

2,0

1

1

butylacetaat

2,0

2,0

2,0

1

1

ethylacetaat

2,0

2,0

2,0

1

1

methyl-tert-butyl ether (MTBE)

0,20

0,20

0,20

1

1

methylethylketon

2,0

2,0

2,0

1

1

1 Tabelnoot 1 heeft betrekking op verschillende situaties, die alleen gemeenschappelijk hebben dat voor een bepaalde stof in ten minste een van de kolommen 2 t/m 6 naar tabelnoot 1 wordt verwezen.

Dit betekent dat voor de desbetreffende stof geen kwaliteitseis is opgenomen voor het indelen van de landbodem of een partij grond of baggerspecie in de kwaliteitsklasse waarop de desbetreffende kolom betrekking heeft.

Hieronder wordt beschreven hoe bij het indelen van de landbodem of een partij grond of baggerspecie in een kwaliteitsklasse in de onderscheiden situaties met de desbetreffende stof moet worden omgegaan.

Op elke stof kan maar één situatiebeschrijving tegelijkertijd van toepassing zijn.

Voor een stof waarvoor in een van de kolommen 2 t/m 6 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, geldt het volgende.

– Als in alle kolommen 2 t/m 6 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet bij het indelen betrokken wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in een van de kolommen 2 t/m 6 wordt verwezen naar tabelnoot 1 en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen bij het indelen betrokken:

• als deel van de desbetreffende somparameter wanneer de stof volgens bijlage E bij het bepalen van de somparameter moet worden meegenomen; en

• als stof tevens voor zover voor de stof in een van de kolommen 2 t/m 6 een kwaliteitseis is opgenomen.

– Als alleen in kolom 5 en 6 wordt verwezen naar tabelnoot 1 en de volgens bijlage G omgerekende concentratie van de stof groter is dan de kwaliteitseis voor de kwaliteitsklasse ‘industrie’, dan wordt bij het indelen voor die stof de kwaliteitsklasse ‘matig verontreinigd’ gehanteerd.

– Als alleen in de kolommen 3 t/m 6 wordt verwezen naar tabelnoot 1 en de volgens bijlage G omgerekende concentratie groter is dan de kwaliteitseis voor de kwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur’, dan wordt bij het indelen voor die stof de kwaliteitsklasse ‘industrie’ gehanteerd.

2 Voor zand uit de zee geldt voor de stof chloride een kwaliteitseis van 200 mg/kg droge stof voor alle kolommen 2 t/m 6 van tabel 1. Deze kwaliteitseis geldt echter niet in geval de wens bestaat om in een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op zand uit de zee, te vermelden dat het zand vanwege het gehalte chloride uitsluitend geschikt is voor toepassing op plaatsen waar direct contact mogelijk is met zeewater of brak water waarvan het gehalte chloride van nature meer dan 5.000 mg/l bedraagt.

3 Het gehalte cyanide-complex is gelijk aan het gehalte cyanide-totaal minus het gehalte cyanide-vrij, bepaald conform NEN-EN-ISO 14403-1:2012, NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en NEN-EN-ISO 17380:2013. Wanneer geen cyanide-vrij wordt verwacht, mag het gehalte cyanide-complex gelijk worden gesteld aan het gehalte cyanide-totaal.

4 Voor tarragrond gelden voor de stoffen cresolen (som), fenol, tolueen en minerale olie geen kwaliteitseisen als de aanwezigheid van die stoffen een gevolg is van natuurlijke processen.

5 Voor tarragrond die is behandeld met chloorprofam, geldt voor de stof monochlooranilinen (som) geen kwaliteitseis.

6 De som TEQ voor dioxines worden berekend door de concentraties van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s eerst voor elke afzonderlijke stof om te rekenen door ze te vermenigvuldigen met de Toxiciteits Equivalentie Factor die is gegeven in tabel 4, en vervolgens de omgerekende concentraties van elke individuele stof te sommeren.

7 De stof aldrin wordt uitsluitend voor het bepalen van de concentratie van de somparameter waar de stof aldrin overeenkomstig bijlage E toe behoort betrokken bij het indelen van de landbodem, grond en baggerspecie in een kwaliteitsklasse, tenzij de overeenkomstig bijlage G omgerekende concentratie aldrin groter is dan 0,32 mg/kg droge stof, in welk geval de landbodem, grond en baggerspecie voor de stof aldrin wordt ingedeeld in de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’.

8 De kwaliteitseis voor organotin verbindingen (som) en tributyltin (TBT) is uitgedrukt in mg Sn/kg droge stof, met uitzondering van de kwaliteitseisen voor organotin verbindingen (som) voor de kwaliteitsklassen ‘industrie’, ‘matig verontreinigd’ en ‘sterk verontreinigd’, die zijn uitgedrukt in organotin in mg/kg droge stof.

9 Voor een toetsing van de concentratie asbest aan de kwaliteitseisen voor de verschillende kwaliteitsklassen wordt de concentratie als volgt berekend: concentratie serpentijnasbest + 10 x concentratie amfiboolasbest. Voor asbest dat opzettelijk is toegevoegd, geldt als kwaliteitseis voor de verschillende kwaliteitsklassen de waarde 0 mg/kg droge stof.

Voor de indeling van de landbodem, grond of baggerspecie in de kwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur’ wordt de stof asbest niet betrokken, tenzij de berekende concentratie asbest hoger is dan 100 mg/kg droge stof, in welk geval de landbodem, grond of baggerspecie wordt ingedeeld in de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’.

10 Voor minerale olie in baggerspecie geldt voor de kwaliteitsklasse ‘industrie’ als kwaliteitseis de waarde 2.000 mg/kg droge stof als de wens bestaat om in de milieuverklaring bodemkwaliteit de kwaliteitsklasse ‘industrie’ te vermelden ten behoeve van het grootschalig toepassing van de grond of baggerspecie op de landbodem overeenkomstig artikel 4.1274 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Tabel 2. Kwaliteitseisen1 voor de indeling van de waterbodem en van grond en baggerspecie in kwaliteitsklassen ten behoeve van toepassing van grond en baggerspecie op de waterbodem

Anorganische stoffen

1. Metalen

antimoon (Sb)

4,0

1

15

15

arseen (As)

20

29

85

85

barium (Ba)

1

1

1

1

cadmium (Cd)

0,60

4

14

14

chroom (Cr)

55

120

380

380

kobalt (Co)

15

25

240

240

koper (Cu)

40

96

190

190

kwik (Hg)

0,15

1,2

10

10

lood (Pb)

50

138

580

580

molybdeen (Mo)

1,5

5

200

200

nikkel (Ni)

35

50

210

210

tin (Sn)

6,5

1

1

1

vanadium (V)

80

1

1

1

zink (Zn)

140

563

2000

2000

2. Overige anorganische stoffen

chloride2

1

1

1

1

cyanide (vrij)

3,0

1

20

20

cyanide (complex)3

5,5

1

50

50

thiocyanaten

6,0

1

20

20

Organische stoffen

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,20

1

1

1

ethylbenzeen

0,20

1

50

50

tolueen

0,20

1

130

130

xylenen (som)

0,45

1

25

25

styreen (vinylbenzeen)

0,25

1

100

100

fenol

0,25

1

40

40

cresolen (som)

0,30

1

5

5

dodecylbenzeen

0,35

1

1

1

1, 2, 3-trimethyl-benzeen

0,45

1

1

1

1, 2, 4-trimethylbenzeen

0,45

1

1

1

1, 3, 5-trimethylbenzeen

0,45

1

1

1

2-ethyltolueen

0,45

1

1

1

3-ethyltolueen

0,45

1

1

1

4-ethyltolueen

0,45

1

1

1

isopropylbenzeen

0,45

1

1

1

propylbenzeen

0,45

1

1

1

aromatische oplosmiddelen (som)

2,5

1

1

1

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

1

1

1

1

fenantreen

1

1

1

1

antraceen

1

1

1

1

fluorantheen

1

1

1

1

chryseen

1

1

1

1

benzo(a)antraceen

1

1

1

1

benzo(a)pyreen

1

1

1

1

benzo(k)fluorantheen

1

1

1

1

indeno(1,2,3cd)pyreen

1

1

1

1

benzo(ghi)peryleen

1

1

1

1

PAK’s totaal (som 10)

1,5

9

40

40

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)

0,10

1

0,1

0,1

dichloormethaan

0,10

1

10

10

1,1-dichloorethaan

0,20

1

15

15

1,2-dichloorethaan

0,20

1

4

4

1,1-dichlooretheen

0,30

1

0,3

0,3

1,2-dichlooretheen (som)

0,30

1

1

1

dichloorpropanen (som)

0,80

1

2

2

trichloormethaan (chloroform)

0,25

1

10

10

1,1,1-trichloorethaan

0,25

1

15

15

1,1,2-trichloorethaan

0,30

1

10

10

trichlooretheen (Tri)

0,25

1

60

60

tetrachloormethaan (Tetra)

0,30

1

1

1

tetrachlooretheen (Per)

0,15

1

4

4

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,20

1

1

1

dichloorbenzenen (som)

2,0

1

1

1

trichloorbenzenen (som)

0,015

1

1

1

tetrachloorbenzenen (som)

0,0090

1

1

1

pentachloorbenzeen

0,0025

0,007

1

1

hexachloorbenzeen

0,0085

0,044

1

1

chloorbenzenen (som)

2,0

1

30

30

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,045

1

1

1

dichloorfenolen (som)

0,20

1

1

1

trichloorfenolen (som)

0,0030

1

1

1

tetrachloorfenolen (som)

0,015

1

1

1

pentachloorfenol

0,0030

0,016

5

5

chloorfenolen (som)

0,20

1

10

10

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

0,0015

0,014

1

1

PCB 52

0,0020

0,015

1

1

PCB 101

0,0015

0,023

1

1

PCB 118

0,0045

0,016

1

1

PCB 138

0,0040

0,027

1

1

PCB 153

0,0035

0,033

1

1

PCB 180

0,0025

0,018

1

1

PCB’s (som 7)

0,020

0,139

1

1

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)

0,20

1

50

50

pentachlooraniline

0,15

1

1

1

dioxine (som TEQ)4

0,000055

1

1

1

chloornaftaleen (som)

0,070

1

10

10

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan (som)

0,0020

1

4

4

DDT (som)

1

1

1

1

DDE (som)

1

1

1

1

DDD (som)

1

1

1

1

DDT/DDE/DDD (som)

0,30

0,30

4

4

aldrin

0,00080

0,0013

1

1

dieldrin

0,0080

0,0080

1

1

endrin

0,0035

0,0035

1

1

isodrin

0,0010

1

1

1

telodrin

0,00050

1

1

1

drins (som)

0,015

0,015

4

4

endosulfansulfaat

1

1

1

1

α-endosulfan

0,00090

0,0021

4

4

α-HCH

0,0010

0,0012

1

1

β-HCH

0,0020

0,0065

1

1

γ-HCH (lindaan)

0,0030

0,003

1

1

δ-HCH

1

1

1

1

HCH-verbindingen (som)

0,010

0,010

2

2

heptachloor

0,00070

0,004

4

4

heptachloorepoxide (som)

0,0020

0,004

4

4

hexachloorbutadieen

0,003

0,0075

1

1

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som waterbodem)

0,40

1

1

1

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,0075

1

1

1

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin verbindingen (som)5

0,15

1

2,5

2,5

tributyltin (TBT)5

0,065

0,25

1

1

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,55

1

4

4

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,035

1

6

6

carbaryl

0,15

1

5

5

carbofuran

0,017

1

2

2

4-chloormethylfenolen (som)

0,60

1

1

1

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

0,090

1

1

1

7. Overige stoffen

asbest6

6

100

100

100

cyclohexanon

2,0

1

45

45

dimethyl ftalaat

1

1

1

1

diethyl ftalaat

1

1

1

1

di-isobutylftalaat

1

1

1

1

dibutyl ftalaat

1

1

1

1

butyl benzylftalaat

1

1

1

1

dihexyl ftalaat

1

1

1

1

di(2-ethylhexyl)ftalaat

1

1

1

1

ftalaten (som)

0,25

1

60

60

minerale olie

190

1250

5000

5000

pyridine

0,15

1

0,5

0,5

tetrahydrofuran

0,45

1

2

2

tetrahydrothiofeen

1,5

1

90

90

tribroommethaan (bromoform)

0,20

1

75

75

ethyleenglycol

5,0

1

1

1

diethyleenglycol

8,0

1

1

1

acrylonitril

0,1

1

1

1

formaldehyde

0,1

1

1

1

isopropanol (2-propanol)

0,75

1

1

1

methanol

3,0

1

1

1

butanol (1-butanol)

2,0

1

1

1

butylacetaat

2,0

1

1

1

ethylacetaat

2,0

1

1

1

methyl-tert-butyl ether (MTBE)

0,20

1

1

1

methylethylketon

2,0

1

1

1

1 Tabelnoot 1 heeft betrekking op verschillende situaties, die alleen gemeenschappelijk hebben dat voor een bepaalde stof in ten minste een van de kolommen 2 t/m 5 naar tabelnoot 1 wordt verwezen. Dit betekent dat voor de desbetreffende stof geen kwaliteitseis is opgenomen voor het indelen van de waterbodem of een partij grond of baggerspecie in de kwaliteitsklasse waarop de desbetreffende kolom betrekking heeft. Hieronder wordt beschreven hoe bij het indelen van de waterbodem of een partij grond of baggerspecie in een kwaliteitsklasse in de onderscheiden situaties met de desbetreffende stof moet worden omgegaan.

Op elke stof kan maar één situatiebeschrijving tegelijkertijd van toepassing zijn.

Voor een stof waarvoor in een van de kolommen 2 t/m 5 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, geldt het volgende.

– Als in alle kolommen 2 t/m 5 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet bij het indelen betrokken wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in een van de kolommen 2 t/m 5 wordt verwezen naar tabelnoot 1 en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen bij het indelen betrokken:

• als deel van de desbetreffende somparameter wanneer de stof volgens bijlage E bij het bepalen van de somparameter moet worden meegenomen; en

• als stof tevens voor zover voor de stof in een van de kolommen 2 t/m 5 een kwaliteitseis is opgenomen.

– Als alleen in kolom 3 wordt verwezen naar tabelnoot 1 en de volgens bijlage G omgerekende concentratie van de stof groter is dan de kwaliteitseis voor de kwaliteitsklasse ‘niet verontreinigd’ (als het bodem betreft), onderscheidenlijk ‘algemeen toepasbaar’ (als het een partij grond of baggerspecie betreft), dan wordt bij het indelen voor die stof de kwaliteitsklasse ‘matig verontreinigd’ gehanteerd. Als de volgens bijlage G omgerekende concentratie van de stof groter is dan de kwaliteitseis voor de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’ wordt in afwijking van de eerste volzin bij het indelen voor die stof de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’ gehanteerd.

– Als alleen in de kolommen 4 en 5 wordt verwezen naar tabelnoot 1 en de volgens bijlage G omgerekende concentratie van de stof groter is dat de kwaliteitseis voor de kwaliteitsklasse ‘licht verontreinigd’, dan wordt bij het indelen voor die stof de kwaliteitsklasse ‘matig verontreinigd’ gehanteerd.

2 Voor zand uit de zee geldt voor de stof chloride een kwaliteitseis van 200 mg/kg droge stof voor alle kolommen 2 t/m 5 van tabel 2. Deze kwaliteitseis geldt echter niet in geval de wens bestaat om in een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op zand uit de zee, te vermelden dat het zand vanwege het gehalte chloride uitsluitend geschikt is voor toepassing op plaatsen waar direct contact mogelijk is met zeewater of brak water waarvan het gehalte chloride van nature meer dan 5.000 mg/l bedraagt.

3 Het gehalte cyanide-complex is gelijk aan het gehalte cyanide-totaal minus het gehalte cyanide-vrij, bepaald conform NEN-EN-ISO 14403-1:2012, NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en NEN-EN-ISO 17380:2013. Wanneer geen cyanide-vrij wordt verwacht, mag het gehalte cyanide-complex gelijk worden gesteld aan het gehalte cyanide-totaal.

4 De som TEQ voor dioxines wordt berekend door de concentraties van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s eerst voor elke afzonderlijke stof om te rekenen door ze te vermenigvuldigen met de Toxiciteits Equivalentie Factor die is gegeven in tabel 4, en vervolgens de omgerekende concentraties van elke individuele stof te sommeren.

5 De kwaliteitseis voor organotin verbindingen (som) en tributyltin (TBT) is uitgedrukt in mg Sn/kg droge stof, met uitzondering van de kwaliteitseis voor organotin verbindingen(som) voor de kwaliteitsklassen ‘matig verontreinigd’ en ‘sterk verontreinigd’, welke is uitgedrukt in organotin in mg/kg droge stof.

6 Voor een toetsing van de concentratie asbest aan de kwaliteitseisen voor de verschillende kwaliteitsklassen wordt de concentratie als volgt berekend: concentratie serpentijnasbest + 10 x concentratie amfiboolasbest. Voor asbest dat opzettelijk is toegevoegd, geldt als kwaliteitseis voor de verschillende kwaliteitsklassen de waarde 0 mg/kg droge stof.

Voor de indeling van de waterbodem, grond of baggerspecie in de kwaliteitsklasse ‘niet verontreinigd’ of ‘algemeen toepasbaar’ wordt de stof asbest niet betrokken, tenzij de berekende concentratie asbest hoger is dan 100 mg/kg droge stof, in welk geval de waterbodem, grond of baggerspecie wordt ingedeeld in de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’.

Tabel 3a. kwaliteitseisen1 voor de kwaliteit ‘emissiearme grond’, ‘emissiearme baggerspecie’, ‘emissiearme mijnsteen’ of ‘emissiearme vermengde mijnsteen’.

antimoon (Sb)

9

0,07

arseen (As)

42

0,61

barium (Ba)

2

2

cadmium (Cd)

4,3

0,051

chroom (Cr)

180

0,17

kobalt (Co)

130

0,24

koper (Cu)

113

1

kwik (Hg)

4,8

0,49

lood (Pb)

308

15

molybdeen (Mo)

105

0,48

nikkel (Ni)

100

0,21

tin (Sn)

450

0,093

vanadium (V)

146

1,9

zink (Zn)

430

2,1

1 Aan de kwaliteitseisen voor ‘emissiearme grond’, ‘emissiearme baggerspecie’, ‘emissiearme mijnsteen’ onderscheidenlijk ‘emissiearme vermengde mijnsteen’ is voldaan als:

a. de concentraties van alle onderzochte stoffen voldoen aan de emissietoetswaarden zoals opgenomen in kolom 2 van tabel 3a;

of

b. in geval de concentratie van een van de onderzochte stoffen niet voldoet aan de toepasselijke emissietoetswaarde die is opgenomen in kolom 2 van tabel 3a: de gemeten emissie van die stof voldoet aan de maximale emissiewaarde die voor de stof is opgenomen in kolom 3 van tabel 3a.

Aan de emissietoetswaarden voor ‘emissiearme baggerspecie’ wordt geacht te zijn voldaan als het baggerspecie betreft die onder het waterniveau wordt toegepast:

a. in een oppervlaktewaterlichaam waarvoor het waterkwaliteitsbeheer berust bij hetzelfde waterschap dat verantwoordelijk is voor het waterkwaliteitsbeheer van het oppervlaktewaterlichaam waaruit de baggerspecie afkomstig is;

b. in een oppervlaktewaterlichaam waarvoor het waterkwaliteitsbeheer berust bij het Rijk en de baggerspecie afkomstig is uit een oppervlaktewaterlichaam waarvoor het waterkwaliteitsbeheer eveneens bij het Rijk berust.

2 De stof barium wordt niet betrokken bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘emissiearme grond’, ‘emissiearme baggerspecie’, ‘emissiearme mijnsteen’ of ‘emissiearme vermengde mijnsteen’

Tabel 3b. Kwaliteitseisen1 voor de kwaliteit voor verspreiden op de landbodem geschikte baggerspecie

Anorganische stoffen

1. Metalen

antimoon (Sb)

22

De toxische druk voor alle in kolom 4 met ‘ja’ aangeduide metalen tezamen bedraagt ≤ 50%

ja

arseen (As)

76

ja

barium (Ba)

1

ja

cadmium (Cd)

2,7

ja

chroom (Cr)

180

ja

kobalt (Co)

190

ja

koper (Cu)

190

ja

kwik (Hg)

2,9

ja

lood (Pb)

183

ja

molybdeen (Mo)

7

ja

nikkel (Ni)

58

ja

tin (Sn)

900

ja

vanadium (V)

250

ja

zink (Zn)

720

ja

2. Overige anorganische stoffen

chloride

1

nee

cyanide (vrij)4

3,0

nee

cyanide (complex)4

5,5

nee

thiocyanaten

6,0

nee

Organische stoffen

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,20

De toxische druk voor alle in kolom 4 met ‘ja’ aangeduide organische stoffen tezamen bedraagt ≤ 15%

nee

ethylbenzeen

0,20

nee

tolueen

0,20

nee

xylenen (som)

0,45

nee

styreen (vinylbenzeen)

0,25

nee

fenol

0,25

nee

cresolen (som)

0,30

nee

Dodecylbenzeen

0,35

nee

1, 2, 3-trimethyl-benzeen

0,45

nee

1, 2, 4-trimethylbenzeen

0,45

nee

1, 3, 5-trimethylbenzeen

0,45

nee

2-ethyltolueen

0,45

nee

3-ethyltolueen

0,45

nee

4-ethyltolueen

0,45

nee

isopropylbenzeen

0,45

nee

propylbenzeen

0,45

nee

aromatische oplosmiddelen (som)

2,5

nee

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

1

ja

fenantreen

1

ja

antraceen

1

ja

fluorantheen

1

ja

chryseen

1

ja

benzo(a)antraceen

1

ja

benzo(a)pyreen

1

ja

benzo(k)fluorantheen

1

ja

indeno(1,2,3cd)pyreen

1

ja

benzo(ghi)peryleen

1

ja

PAK’s totaal (som 10)

40

nee

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)

0,10

nee

dichloormethaan

0,10

nee

1,1-dichloorethaan

0,20

nee

1,2-dichloorethaan

0,20

nee

1,1-dichlooretheen

0,30

nee

1,2-dichlooretheen (som)

0,30

nee

dichloorpropanen (som)

0,80

nee

trichloormethaan (chloroform)

0,25

nee

1,1,1-trichloorethaan

0,25

nee

1,1,2-trichloorethaan

0,30

nee

trichlooretheen (Tri)

0,25

nee

tetrachloormethaan (Tetra)

0,30

nee

tetrachlooretheen (Per)

0,15

nee

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,20

nee

dichloorbenzenen (som)

2,0

nee

trichloorbenzenen (som)

0,015

nee

tetrachloorbenzenen (som)

0,0090

nee

pentachloorbenzeen

6,7

ja

hexachloorbenzeen

2,0

ja

chloorbenzenen (som)

1

nee

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,045

nee

dichloorfenolen (som)

0,20

nee

trichloorfenolen (som)

0,0030

nee

tetrachloorfenolen (som)

0,015

nee

pentachloorfenol

12

ja

chloorfenolen (som)

1

nee

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

1

ja

PCB 52

1

ja

PCB 101

1

ja

PCB 118

1

ja

PCB 138

1

ja

PCB 153

1

ja

PCB 180

1

ja

PCB’s (som 7)

0,24

nee

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)

0,20

nee

pentachlooraniline

0,15

nee

dioxine (som TEQ)5

0,000055

nee

chloornaftaleen (som)

0,070

nee

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan (som)

4

ja

2,4 DDT

1

ja

4,4 DDT

1

ja

DDT (som)

1.7

nee

2,4 DDE

1

ja

4,4 DDE

1

ja

DDE (som)

2,3

nee

2,4 DDD

1

ja

4,4 DDD

1

ja

DDD (som)

34

nee

DDT/DDE/DDD (som)

1

nee

aldrin

0,32

ja

dieldrin

1

ja

endrin

1

ja

isodrin

1

ja

telodrin

1

ja

drins (som)

4

nee

endosulfansulfaat

1

ja

α-endosulfan

4

ja

α-HCH

17

ja

β-HCH

1,6

ja

γ-HCH (lindaan)

1,2

ja

δ-HCH

1

ja

HCH-verbindingen (som)

1

nee

heptachloor

4

ja

heptachloorepoxide (som)

4

ja

hexachloorbutadieen

1

ja

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som landbodem)

1

nee

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,0075

nee

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin verbindingen (som)6

0,15

nee

tributyltin (TBT)6

0,065

nee

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,55

nee

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,035

nee

carbaryl

0,15

nee

carbofuran

0,017

nee

4-chloormethylfenolen (som)

0,060

nee

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

0,090

nee

7. Overige stoffen

asbest7

100

nee

cyclohexanon

2,0

nee

dimethyl ftalaat

0,045

nee

diethyl ftalaat

0,045

nee

di-isobutylftalaat

0,045

nee

dibutyl ftalaat

0,070

nee

butyl benzylftalaat

0,070

nee

dihexyl ftalaat

0,070

nee

di(2-ethylhexyl)ftalaat

0,045

nee

minerale olie

1250

nee

pyridine

0,15

nee

tetrahydrofuran

0,45

nee

tetrahydrothiofeen

1,5

nee

tribroommethaan (bromoform)

0,20

nee

ethyleenglycol

5,0

nee

diethyleenglycol

8,0

nee

acrylonitril

0,1

nee

formaldehyde

0,1

nee

isopropanol (2-propanol)

0,75

nee

methanol

3,0

nee

butanol (1-butanol)

2,0

nee

butylacetaat

2,0

nee

ethylacetaat

2,0

nee

methyl-tert-butyl ether (MTBE)

0,20

nee

methylethylketon

2,0

nee

1 Bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseisen voor ‘voor verspreiden op de landbodem geschikte baggerspecie’ gelden de volgende toetsingsregels.

Er is aan de kwaliteitseisen voldaan als de baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseisen voor zowel de maximale concentraties van stoffen (kolom 2 van tabel 3b) als de maximale toxische druk (kolom 3 van tabel 3b).

Aan de kwaliteitseisen voor de maximale concentraties van stoffen is voldaan als:

a. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht en in kolom 4 van tabel 3b met een ‘ja’ zijn aangeduid, alsmede de stoffen PAK (som), minerale olie, PCB’s (som), DDT (som), DDE (som), DDD (som), Drins (som) en asbest voldoen aan de toepasselijke kwaliteitseis die is opgenomen in kolom 2 van tabel 3b;

en

b. alle stoffen, uitgezonderd de stoffen PAK (som), minerale olie, PCB’s (som), DDT (som), DDE (som), DDD (som), Drins (som) en asbest, die volgens deze regeling zijn onderzocht en die in kolom 4 met ‘nee’ zijn aangeduid, voldoen aan de toepasselijke kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 2 van tabel 3b, met dien verstande dat aan de kwaliteitseis is voldaan als:

1° in geval ten minste 2 stoffen en ten hoogste 6 stoffen zijn onderzocht: de concentratie van ten hoogste 1 stof de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3b overschrijdt;

2° in geval ten minste 7 stoffen en ten hoogste 15 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 2 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3b;

3° in geval ten minste 16 stoffen en ten hoogste 26 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 3 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3b;

4° in geval ten minste 27 stoffen en ten hoogste 36 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 4 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3b; en

5° in geval ten minste 37 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 5 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3b.

In geval van een overschrijding als onder 1° t/m 5° bedoeld, geldt voor de overschrijdende stof als kwaliteitseis dat de concentratie daarvan niet meer bedraagt dan twee maal de concentratie die als kwaliteitseis voor die stof in kolom 2 van tabel 3b is opgenomen, met dien verstande dat voor die stof tevens geldt dat de concentratie niet hoger is dan de concentratiewaarde die in tabel 1 van bijlage B is opgenomen als bovengrens voor de kwaliteitsklasse ‘wonen’. Voor de toepassing onder 1° t/m 5° worden tot het aantal stoffen die zijn onderzocht gerekend de stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht en die in kolom 4 van tabel 3b met een ‘ja’ zijn aangeduid of, waarvoor in kolom 2 van tabel 3b een kwaliteitseis is opgenomen tenzij het een somparameter betreft als beschreven in bijlage E waarvan een stof die onderdeel uitmaakt van de somparameter in kolom 4 van tabel 3b met een ‘ja’ is aangeduid.

Voor een stof waarvoor in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, geldt bij de toepassing van de onderdelen a en b het volgende:

– Als in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden op de landbodem geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als alleen in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden op de landbodem geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

Aan de kwaliteitseisen voor de toxische druk is voldaan als alle in kolom 4 met ‘ja’ aangeduide stoffen voldoen aan de kwaliteitseisen die daarvoor in kolom 3 van tabel 3b zijn opgenomen, waarbij:

a. voor elke stof die in kolom 4 met ‘ja’ is aangeduid en die volgens deze regeling is onderzocht, bij het berekenen van de toxische druk wordt gerekend met de volgens bijlage G naar standaardbodem gecorrigeerde concentratie van de stof;

en

b. voor elke stof die in kolom 4 met ‘ja’ is aangeduid en die niet is onderzocht, bij het berekenen van de toxische druk wordt gerekend met een concentratie van 0,7 maal de bepalingsgrens die voor de stof is opgenomen in bijlage L.

2 In deze kolom is gebruik gemaakt van 3 typen kwaliteitseisen. Als de kwaliteitseis is gebaseerd op de bovengrens voor de kwaliteitsklasse ‘matig verontreinigd’ is de betreffende kwaliteitseis cursief weergegeven. Als de kwaliteitseis is gebaseerd op een bovengrens voor landbouwkundig gebruik, is de betreffende kwaliteitseis vetgedrukt weergegeven. De niet cursief en niet vetgedrukte kwaliteitseisen zijn gebaseerd op de bovengrens voor de kwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur’. Voor Sn en V is de kwaliteitseis gebaseerd op de bovengrens voor de kwaliteitsklasse industrie.

3 Onder toxische druk wordt verstaan: de nadelige effecten die een concentratie van een stof of mengsel van stoffen voor bodemorganismen heeft, uitgedrukt in (ms-)PAF (meer stoffen Potentieel Aangetaste Fractie). De ms PAF wordt berekend met toepassing van Deltares rapport 1203510-000-ZWS-0017, Versie 4, 27 maart 2013, definitief.

4 Het gehalte cyanide-complex is gelijk aan het gehalte cyanide-totaal minus het gehalte cyanide-vrij, bepaald conform NEN-EN-ISO 14403-1:2012, NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en NEN-EN-ISO 17380:2013. Wanneer geen cyanide-vrij wordt verwacht, mag het gehalte cyanide-complex gelijk worden gesteld aan het gehalte cyanide-totaal.

5 De som TEQ voor dioxines worden berekend door de concentraties van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s eerst voor elke afzonderlijke stof om te rekenen door ze te vermenigvuldigen met de Toxiciteits Equivalentie Factor die is gegeven in tabel 4, en vervolgens de omgerekende concentraties van elke individuele stof te sommeren.

6 De eenheid voor organotin verbindingen (som) en tributyltin (TBT) is uitgedrukt in mg Sn/kg droge stof.

7 Voor een toetsing van de concentratie asbest aan de kwaliteitseisen voor de verschillende kwaliteitsklassen wordt de concentratie als volgt berekend: concentratie serpentijnasbest + 10 x concentratie amfiboolasbest. Voor asbest dat opzettelijk is toegevoegd, geldt als kwaliteitseis voor de verschillende kwaliteitsklassen de waarde 0 mg/kg droge stof.

Tabel 3c. Kwaliteitseisen voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zoet oppervlaktewater geschikte baggerspecie’1 en voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’2

anorganische stoffen

1. Metalen

antimoon (Sb)

4,0

1

2

15

arseen (As)

1

29

29

85

barium (Ba)

1

1

2

2

cadmium (Cd)

1

4

4

14

chroom (Cr)

1

120

120

380

kobalt (Co)

1

25

2

240

koper (Cu)

1

96

60

190

kwik (Hg)

1

1,2

1,2

10

lood (Pb)

1

138

110

580

molybdeen (Mo)

1

5

2

200

nikkel (Ni)

1

50

45

210

tin (Sn)

6,5

1

2

2

vanadium (V)

80

1

2

2

zink (Zn)

1

563

365

2000

2. Overige anorganische stoffen

chloride

1

1

2

2

cyanide (vrij)

3,0

1

2

20

cyanide (complex)3

5,5

1

2

50

thiocyanaten

6,0

1

2

20

organische stoffen

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,20

1

2

1

ethylbenzeen

0,20

1

2

50

tolueen

0,20

1

2

130

xylenen (som)

0,45

1

2

25

styreen (vinylbenzeen)

0,25

1

2

100

fenol

0,25

1

2

40

cresolen (som)

0,30

1

2

5

dodecylbenzeen

0,35

1

2

2

1, 2, 3-trimethyl-benzeen

0,45

1

2

2

1, 2, 4-trimethylbenzeen

0,45

1

2

2

1, 3, 5-trimethylbenzeen

0,45

1

2

2

2-ethyltolueen

0,45

1

2

2

3-ethyltolueen

0,45

1

2

2

4-ethyltolueen

0,45

1

2

2

isopropylbenzeen

0,45

1

2

2

propylbenzeen

0,45

1

2

2

aromatische oplosmiddelen (som)

2,5

1

2

2

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

1

1

2

2

fenantreen

1

1

2

2

antraceen

1

1

2

2

fluorantheen

1

1

2

2

chryseen

1

1

2

2

benzo(a)antraceen

1

1

2

2

benzo(a)pyreen

1

1

2

2

benzo(k)fluorantheen

1

1

2

2

indeno(1,2,3cd)pyreen

1

1

2

2

benzo(ghi)peryleen

1

1

2

2

PAK’s totaal (som 10)

1

9

8

40

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)

0,10

1

2

0,1

dichloormethaan

0,10

1

2

10

1,1-dichloorethaan

0,20

1

2

15

1,2-dichloorethaan

0,20

1

2

4

1,1-dichlooretheen

0,30

1

2

0,3

1,2-dichlooretheen (som)

0,30

1

2

1

dichloorpropanen (som)

0,80

1

2

2

trichloormethaan (chloroform)

0,25

1

2

10

1,1,1-trichloorethaan

0,25

1

2

15

1,1,2-trichloorethaan

0,30

1

2

10

trichlooretheen (Tri)

0,25

1

2

60

tetrachloormethaan (Tetra)

0,30

1

2

1

tetrachlooretheen (Per)

0,15

1

2

4

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,20

1

2

2

dichloorbenzenen (som)

2,0

1

2

2

trichloorbenzenen (som)

0,015

1

2

2

tetrachloorbenzenen (som)

0,0090

1

2

2

pentachloorbenzeen

1

0,007

2

2

hexachloorbenzeen

1

0,044

0,02

2

chloorbenzenen (som)

2,0

1

2

30

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,045

1

2

2

dichloorfenolen (som)

0,20

1

2

2

trichloorfenolen (som)

0,0030

1

2

2

tetrachloorfenolen (som)

0,015

1

2

2

pentachloorfenol

1

0,016

2

5

chloorfenolen (som)

0,20

1

2

10

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

1

0,014

2

2

PCB 52

1

0,015

2

2

PCB 101

1

0,023

2

2

PCB 118

1

0,016

2

2

PCB 138

1

0,027

2

2

PCB 153

1

0,033

2

2

PCB 180

1

0,018

2

2

PCB’s (som 7)

1

0,139

0,1

1

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)

0,20

1

2

50

pentachlooraniline

0,15

1

2

2

dioxine (som TEQ)4

0,000055

1

2

2

chloornaftaleen (som)

0,070

1

2

10

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan (som)

0,0020

1

2

4

DDT (som)

1

1

2

2

DDE (som)

1

1

2

2

DDD (som)

1

1

2

2

DDT/DDE/DDD (som)

1

0,30

0,02

4

aldrin

1

0,0013

2

2

dieldrin

1

0,0080

2

2

endrin

1

0,0035

2

2

isodrin

0,0010

1

2

2

telodrin

0,00050

1

2

2

drins (som)

1

0,015

2

4

endosulfansulfaat

1

1

2

2

α-endosulfan

1

0,0021

2

4

α-HCH

1

0,0012

2

2

β-HCH

1

0,0065

2

2

γ-HCH (lindaan)

1

0,003

2

2

δ-HCH

1

1

2

2

HCH-verbindingen (som)

1

0,010

2

2

heptachloor

1

0,004

2

4

heptachloorepoxide (som)

1

0,004

2

4

hexachloorbutadieen

1

0,0075

2

2

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som waterbodem)

0,40

1

2

2

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,0075

1

2

2

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin verbindingen (som)5

0,15

1

2

2,5

tributyltin (TBT)65

1

0,25

0,115

2

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,55

1

2

4

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,035

1

2

6

carbaryl

0,15

1

2

5

carbofuran

0,017

1

2

2

4-chloormethylfenolen (som)

0,60

1

2

2

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

0,090

1

2

2

7. Overige stoffen

asbest7

1

100

100

100

cyclohexanon

2,0

1

2

45

dimethyl ftalaat

1

1

2

2

diethyl ftalaat

1

1

2

2

di-isobutylftalaat

1

1

2

2

dibutyl ftalaat

1

1

2

2

butyl benzylftalaat

1

1

2

2

dihexyl ftalaat

1

1

2

2

di(2-ethylhexyl)ftalaat

1

1

2

2

ftalaten (som)

0,25

1

2

60

minerale olie

1

1250

1250

5000

pyridine

0,15

1

2

0,5

tetrahydrofuran

0,45

1

2

2

tetrahydrothiofeen

1,5

1

2

90

tribroommethaan (bromoform)

0,20

1

2

75

ethyleenglycol

5,0

1

2

2

diethyleenglycol

8,0

1

2

2

acrylonitril

0,1

1

2

2

formaldehyde

0,1

1

2

2

isopropanol (2-propanol)

0,75

1

2

2

methanol

3,0

1

2

2

butanol (1-butanol)

2,0

1

2

2

butylacetaat

2,0

1

2

2

ethylacetaat

2,0

1

2

2

methyl-tert-butyl ether (MTBE)

0,20

1

2

2

methylethylketon

2,0

1

2

2

1 Bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseisen voor ‘voor verspreiden in zoet oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ gelden de volgende toetsingsregels.

Aan de kwaliteitseisen voor ‘voor verspreiden in zoet oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ is voldaan als:

a. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht, voldoen aan kwaliteitseis die in kolom 3 van tabel 3c voor de stof is opgenomen;

en

b. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht, voldoen aan de toepasselijke kwaliteitseis die in kolom 2 van tabel 3c voor de stof is opgenomen, met dien verstande dat aan de kwaliteitseis is voldaan als:

1° in geval ten minste 2 stoffen en ten hoogste 6 stoffen zijn onderzocht: de concentratie van ten hoogste 1 stof de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3c overschrijdt;

2° in geval ten minste 7 stoffen en ten hoogste 15 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 2 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3c;

3° in geval ten minste 16 stoffen en ten hoogste 26 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 3 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3c;

4° in geval ten minste 27 stoffen en ten hoogste 36 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 4 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3c; en

5° in geval ten minste 37 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 5 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3c.

In geval van een overschrijding als hiervoor onder 1° t/m 5° bedoeld van de kwaliteitseisen in kolom 2 van tabel 3c bedraagt de concentratie van de overschrijdende stof niet meer dan twee maal de kwaliteitseis die voor die stof in kolom 2 van tabel 3c is opgenomen, met dien verstande dat voor alle stoffen, met uitzondering van nikkel (Ni), tevens geldt dat de concentratie van een stof niet hoger is dan de concentratiewaarde die in tabel 1, van bijlage B is opgenomen als bovengrens voor de kwaliteitsklasse ‘wonen’. Voor de toepassing onder b onder 1° t/m 5° worden tot het aantal stoffen die zijn onderzocht gerekend, de stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht en waarvoor tevens in kolom 2 van tabel 2 van bijlage B een kwaliteitseis is opgenomen.

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 2 of 3 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 1 geldt het volgende:

– Als in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zoet oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zoet oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

– Als in kolom 3 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zoet oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 3 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zoet oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

2 Bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseisen voor ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ gelden de volgende toetsingsregels.

Aan de kwaliteitseisen voor ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ is voldaan als:

a. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 4 van tabel 3c, met dien verstande dat voor het toetsen aan deze kwaliteitseis de gemeten gehalten worden gebruikt en met dien verstande dat voor ten hoogste twee niet-prioritaire stoffen in de zin van de Kaderrichtlijn water aan de kwaliteitseis is voldaan als wordt voldaan aan anderhalf maal de kwaliteitseis die voor die stof is opgenomen in kolom 4 van tabel 3c. De kwaliteitseis voor niet-prioritaire stoffen in de zin van de Kaderrichtlijn water in kolom 4 van tabel 3c zijn cursief weergegeven;

en

b. geen enkele stof die volgens deze regeling is onderzocht de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 5 van tabel 3c overschrijdt.

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 4 of 5 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 2 geldt het volgende:

– Als in kolom 4 naar tabelnoot 2 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 4 naar tabelnoot 2 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

– Als in kolom 5 naar tabelnoot 2 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 5 naar tabelnoot 2 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

3 Het gehalte cyanide-complex is gelijk aan het gehalte cyanide-totaal minus het gehalte cyanide-vrij, bepaald conform NEN-EN-ISO 14403-1:2012, NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en NEN-EN-ISO 17380:2013. Wanneer geen cyanide-vrij wordt verwacht, mag het gehalte cyanide-complex gelijk worden gesteld aan het gehalte cyanide-totaal.

4 De som TEQ voor dioxines worden berekend door de concentraties van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s eerst voor elke afzonderlijke stof om te rekenen door ze te vermenigvuldigen met de Toxiciteits Equivalentie Factor die is gegeven in tabel 4, en vervolgens de omgerekende concentraties van elke individuele stof te sommeren.

5 Voor Tributyltin geldt in afwijking van de kwaliteitseis 0,115 mg Sn/kg droge stof die in kolom 4 van tabel 3c is opgenomen, de kwaliteitseis van 0,25 mg Sn/kg droge stof als de baggerspecie uitsluitend geschikt is voor verspreiden in zout oppervlaktewater in de Waddenzee en de Zeeuwse Delta en de wens bestaat om zodanige geschiktheid ten behoeve van een dergelijke toepassing in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden.

6 De eenheid voor organotin verbindingen (som) en tributyltin (TBT) is mg Sn/kg droge stof, met uitzondering van de kwaliteitseis voor organotin verbindingen(som) voor de kwaliteitseis in kolom 5 voor ‘verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’, welke is uitgedrukt in organotin in mg/kg droge stof.

7 Voor een toetsing van de concentratie asbest aan de kwaliteitseisen voor de verschillende kwaliteitsklassen wordt de concentratie als volgt berekend: concentratie serpentijnasbest + 10 x concentratie amfiboolasbest. Voor asbest dat opzettelijk is toegevoegd, geldt als kwaliteitseis voor de verschillende kwaliteitsklassen de waarde 0 mg/kg droge stof.

Tabel 3d. Kwaliteitseisen voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte grond’1 en de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond’2, 3

anorganische stoffen

1. Metalen

antimoon (Sb)

15

4,0

2

arseen (As)

20

20

29

barium (Ba)

1

2

2

cadmium (Cd)

1,2

0,60

4

chroom (Cr)

62

55

120

kobalt (Co)

35

15

25

koper (Cu)

54

40

96

kwik (Hg)

0,83

0,15

1,2

lood (Pb)

210

50

138

molybdeen (Mo)

88

1,5

5

nikkel (Ni)

39

35

50

tin (Sn)

180

6,5

2

vanadium (V)

97

80

2

zink (Zn)

200

140

563

2. Overige anorganische stoffen

chloride

1

2

2

cyanide (vrij)4

3,0

3,0

2

cyanide (complex)4

5,5

5,5

2

thiocyanaten

6,0

6,0

2

organische stoffen

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,20

0,20

2

ethylbenzeen

0,20

0,20

2

tolueen

0,20

0,20

2

xylenen (som)

0,45

0,45

2

styreen (vinylbenzeen)

0,25

0,25

2

fenol

0,25

0,25

2

cresolen (som)

0,30

0,30

2

dodecylbenzeen

0,35

0,35

2

1, 2, 3-trimethyl-benzeen

0,45

0,45

2

1, 2, 4-trimethylbenzeen

0,45

0,45

2

1, 3, 5-trimethylbenzeen

0,45

0,45

2

2-ethyltolueen

0,45

0,45

2

3-ethyltolueen

0,45

0,45

2

4-ethyltolueen

0,45

0,45

2

isopropylbenzeen

0,45

0,45

2

propylbenzeen

0,45

0,45

2

aromatische oplosmiddelen (som)

2,5

2,5

2

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

1

2

2

fenantreen

1

2

2

antraceen

1

2

2

fluorantheen

1

2

2

chryseen

1

2

2

benzo(a)antraceen

1

2

2

benzo(a)pyreen

1

2

2

benzo(k)fluorantheen

1

2

2

indeno(1,2,3cd)pyreen

1

2

2

benzo(ghi)peryleen

1

2

2

PAK’s totaal (som 10)

6,8

1,5

9

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)

0,10

0,10

2

dichloormethaan

0,10

0,10

2

1,1-dichloorethaan

0,20

0,20

2

1,2-dichloorethaan

0,20

0,20

2

1,1-dichlooretheen

0,30

0,30

2

1,2-dichlooretheen (som)

0,30

0,30

2

dichloorpropanen (som)

0,80

0,80

2

trichloormethaan (chloroform)

0,25

0,25

2

1,1,1-trichloorethaan

0,25

0,25

2

1,1,2-trichloorethaan

0,30

0,30

2

trichlooretheen (Tri)

0,25

0,25

2

tetrachloormethaan (Tetra)

0,30

0,30

2

tetrachlooretheen (Per)

0,15

0,15

2

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,20

0,20

2

dichloorbenzenen (som)

2,0

2,0

2

trichloorbenzenen (som)

0,015

0,015

2

tetrachloorbenzenen (som)

0,0090

0,0090

2

pentachloorbenzeen

0,0025

0,0025

0,007

hexachloorbenzeen

0,027

0,0085

0,044

chloorbenzenen (som)

1

2,0

2

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,045

0,045

2

dichloorfenolen (som)

0,20

0,20

2

trichloorfenolen (som)

0,0030

0,0030

2

tetrachloorfenolen (som)

1

0,015

2

pentachloorfenol

1,4

0,0030

0,016

chloorfenolen (som)

1

0,20

2

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

1

0,0015

0,014

PCB 52

1

0,0020

0,015

PCB 101

1

0,0015

0,023

PCB 118

1

0,0045

0,016

PCB 138

1

0,0040

0,027

PCB 153

1

0,0035

0,033

PCB 180

1

0,0025

0,018

PCB’s (som 7)

0,04

0,02

0,139

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)

0,20

0,20

2

pentachlooraniline

0,15

0,15

2

dioxine (som TEQ)5

0,000055

0,000055

2

chloornaftaleen (som)

0,070

0,070

2

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan (som)

0,0020

0,0020

2

DDT (som)

0,20

2

2

DDE (som)

0,13

2

2

DDD (som)

0,84

2

2

DDT/DDE/DDD (som)

1

0,30

0,30

aldrin

1

0,00080

0,0013

dieldrin

1

0,0080

0,0080

endrin

1

0,0035

0,0035

isodrin

1

0,0010

2

telodrin

1

0,00050

2

drins (som)

0,04

0,015

0,015

endosulfansulfaat

1

2

2

α-endosulfan

0,00090

0,00090

0,0021

α-HCH

0,0010

0,0010

0,0012

β-HCH

0,0020

0,0020

0,0065

γ-HCH (lindaan)

0,04

0,0030

0,0030

δ-HCH

1

2

2

HCH-verbindingen (som)

1

0,010

0,010

heptachloor

0,00070

0,00070

0,004

heptachloorepoxide (som)

0,0020

0,0020

0,004

hexachloorbutadieen

0,003

0,003

0,0075

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som waterbodem)

0,4

0,4

2

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,0075

0,0075

2

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin verbindingen (som)6

0,5

0,15

2

tributyltin (TBT)6

0,065

0,065

0,065

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,55

0,55

2

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,035

0,035

2

carbaryl

0,15

0,15

2

carbofuran

0,017

0,017

2

4-chloormethylfenolen (som)

0,60

0,60

2

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

0,090

0,090

2

7. Overige stoffen

asbest7

100

7

100

cyclohexanon

2,0

2,0

2

dimethyl ftalaat

9,2

2

2

diethyl ftalaat

5,3

2

2

di-isobutylftalaat

1,3

2

2

dibutyl ftalaat

5,0

2

2

butyl benzylftalaat

2,6

2

2

dihexyl ftalaat

18

2

2

di(2-ethylhexyl)ftalaat

8,3

2

2

ftalaten (som)

1

0.25

2

minerale olie

190

190

500

pyridine

0,15

0,15

2

tetrahydrofuran

0,45

0,45

2

tetrahydrothiofeen

1,5

1,5

2

tribroommethaan (bromoform)

0,20

0,20

2

ethyleenglycol

5,0

5,0

2

diethyleenglycol

8,0

8,0

2

acrylonitril

0,1

0,1

2

formaldehyde

0,1

0,1

2

isopropanol (2-propanol)

0,75

0,75

2

methanol

3,0

3,0

2

butanol (1-butanol)

2,0

2,0

2

butylacetaat

2,0

2,0

2

ethylacetaat

2,0

2,0

2

methyl-tert-butyl ether (MTBE)

0,20

0,20

2

methylethylketon

2,0

2,0

2

1 Bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseisen voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte grond’ gelden de volgende toetsingsregels:

a. Aan de kwaliteitseisen voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte grond’ is voldaan als alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 2 van tabel 3d.

b. Voor de stoffen nikkel, hexachloorbutadien en organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som waterbodem) geldt dat bij overschrijding van de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte grond’ die daarvoor is opgenomen in kolom 2 van tabel 3d, wel aan de kwaliteitseisen voor ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte grond’ die daarvoor is opgenomen in kolom 2 van tabel 3d, is voldaan als de partij op grond van tabel 2 is ingedeeld in de kwaliteitsklasse ‘algemeen toepasbaar’.

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 2 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 1 geldt het volgende:

– Als in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte grond’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte grond’ als deel van de desbetreffende somparameter.

2 Bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseisen voor ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond’ gelden de volgende toetsingsregels.

Aan de kwaliteitseisen voor ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond’ is voldaan als:

a. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 3 van tabel 3d, met dien verstande dat aan de kwaliteitseis is voldaan als:

1° in geval ten minste 2 stoffen en ten hoogste 6 stoffen zijn onderzocht: de concentratie van ten hoogste 1 stof de kwaliteitseis in kolom 3 van tabel 3d overschrijdt;

2° in geval ten minste 7 stoffen en ten hoogste 15 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 2 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 3 van tabel 3d;

3° in geval ten minste16 stoffen en ten hoogste 26 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 3 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 3 van tabel 3d;

4° in geval ten minste 27 stoffen en ten hoogste 36 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 4 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 3 van tabel 3d; en

5° in geval ten minste 37 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 5 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 3 van tabel 3d.

In geval van een overschrijding als hiervoor onder 1° t/m 5° bedoeld van de kwaliteitseisen in kolom 3 van tabel 3d bedraagt de concentratie van de desbetreffende stof niet meer dan twee maal de kwaliteitseis die voor die stof in kolom 3 van tabel 3d is opgenomen, met dien verstande dat voor alle stoffen, met uitzondering van nikkel (Ni), tevens geldt dat de concentratie van een stof niet hoger is dan de concentratiewaarde die in tabel 1, van bijlage B is opgenomen als bovengrens voor de kwaliteitsklasse ‘wonen’. Voor de toepassing onder 1° t/m 5° worden tot het aantal stoffen die zijn onderzocht gerekend, de stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht en waarvoor tevens in kolom 2 van tabel 2 van bijlage B een kwaliteitseis is opgenomen.

of

b. als het grond betreft die als afdeklaag in een niet-vrijliggende diepe plas wordt toegepast:

alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 4 van tabel 3d.

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 3 en 4 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 2 geldt het volgende:

– Als in kolom 3 naar tabelnoot 2 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 3 naar tabelnoot 2 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond’ als deel van de desbetreffende somparameter.

– Als in kolom 4 naar tabelnoot 2 wordt verwezen, dan geldt dat de kwaliteitseis en bijbehorende toetsing die voor de betreffende stof is opgenomen in kolom 3 wordt gehanteerd bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond’, tenzij betreffende stof onderdeel uitmaakt van een somparameter als omschreven in bijlage E en voor die somparameter een kwaliteitseis is opgenomen in kolom 4. In dat geval is bijlage E van toepassing voor het bepalen van de concentratie van de somparameter en wordt de somparameter betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond’.

– Als in kolom 3 en 4 naar tabelnoot 2 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 3 en 4 naar tabelnoot 2 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in diepe plas geschikte grond’ als deel van de desbetreffende somparameter.

3 Voor de toepassing van tabelnoot 2 wordt onder ‘vrijliggende diepe plas’ verstaan:

diepe plas, niet gelegen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, die boven de spronglaag nauwelijks gevoed worden door oppervlaktewater van elders waardoor de verblijftijd van het water voor 90% van het jaar langer is dan een maand. Als de diepe plas deel uitmaakt van een groter oppervlaktewaterlichaam wordt de rest van het oppervlaktewaterlichaam beschouwd als oppervlaktewater van elders.

Voor de toepassing van tabelnoot 2 wordt onder een ‘niet vrijliggende diepe plas’ verstaan:

diepe plas, gelegen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, of diepe plas die niet aan de definitie van vrijliggende plas voldoet

4 Het gehalte cyanide-complex is gelijk aan het gehalte cyanide-totaal minus het gehalte cyanide-vrij, bepaald conform NEN-EN-ISO 14403-1:2012, NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en NEN-EN-ISO 17380:2013. Wanneer geen cyanide-vrij wordt verwacht, mag het gehalte cyanide-complex gelijk worden gesteld aan het gehalte cyanide-totaal.

5 De som TEQ voor dioxines worden berekend door de concentraties van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s eerst voor elke afzonderlijke stof om te rekenen door ze te vermenigvuldigen met de Toxiciteits Equivalentie Factor die is gegeven in tabel 4, en vervolgens de omgerekende concentraties van elke individuele stof te sommeren.

6 De eenheid voor organotin verbindingen (som) en tributyltin (TBT) is mg Sn/kg droge stof,

7 Voor een toetsing van de concentratie asbest aan de kwaliteitseisen voor de verschillende kwaliteitsklassen wordt de concentratie als volgt berekend: concentratie serpentijnasbest + 10 x concentratie amfiboolasbest. Voor asbest dat opzettelijk is toegevoegd, geldt als kwaliteitseis voor de verschillende kwaliteitsklassen de waarde 0 mg/kg droge stof.

Voor het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis in kolom 3 voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een afdeklaag van een diepe plas geschikte grond’ wordt de stof asbest niet betrokken, tenzij de berekende concentratie asbest hoger is dan 100 mg/kg droge stof, in welk geval niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis in kolom 3 voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een afdeklaag van een diepe plas geschikte grond’

Tabel 3e. kwaliteitseisen voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’1, en de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plasgeschikte baggerspecie’2, 3

Anorganische stoffen

1. Metalen

antimoon (Sb)

4,0

1

15

4,0

2

arseen (As)

20

29

85

20

29

barium (Ba)

1

1

1

2

2

cadmium (Cd)

0,60

4

14

0,60

4

chroom (Cr)

55

120

380

55

120

kobalt (Co)

15

25

240

15

25

koper (Cu)

40

96

190

40

96

kwik (Hg)

0,15

1,2

10

0,15

1,2

lood (Pb)

50

138

580

50

138

molybdeen (Mo)

1,5

5

200

1,5

5

nikkel (Ni)

35

50

210

35

50

tin (Sn)

6,5

1

1

6,5

2

vanadium (V)

80

1

1

80

2

zink (Zn)

140

563

2000

140

563

2. Overige anorganische stoffen

chloride

1

1

1

2

2

cyanide (vrij)

3,0

1

20

3,0

2

cyanide (complex)4

5,5

1

50

5,5

2

Thiocyanaten

6,0

1

20

6,0

2

Organische stoffen

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,20

1

1

0,20

2

ethylbenzeen

0,20

1

50

0,20

2

tolueen

0,20

1

130

0,20

2

xylenen (som)

0,45

1

25

0,45

2

styreen (vinylbenzeen)

0,25

1

100

0,25

2

fenol

0,25

1

40

0,25

2

cresolen (som)

0,30

1

5

0,30

2

dodecylbenzeen

0,35

1

1

0,35

2

1, 2, 3-trimethyl-benzeen

0,45

1

1

0,45

2

1, 2, 4-trimethylbenzeen

0,45

1

1

0,45

2

1, 3, 5-trimethylbenzeen

0,45

1

1

0,45

2

2-ethyltolueen

0,45

1

1

0,45

2

3-ethyltolueen

0,45

1

1

0,45

2

4-ethyltolueen

0,45

1

1

0,45

2

isopropylbenzeen

0,45

1

1

0,45

2

propylbenzeen

0,45

1

1

0,45

2

aromatische oplosmiddelen (som)

2,5

1

1

2,5

2

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

1

1

1

2

2

fenantreen

1

1

1

2

2

antraceen

1

1

1

2

2

fluorantheen

1

1

1

2

2

chryseen

1

1

1

2

2

benzo(a)antraceen

1

1

1

2

2

benzo(a)pyreen

1

1

1

2

2

benzo(k)fluorantheen

1

1

1

2

2

indeno(1,2,3cd)pyreen

1

1

1

2

2

benzo(ghi)peryleen

1

1

1

2

2

PAK’s totaal (som 10)

1,5

9

40

1,5

9

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)

0,10

1

0,10

0,10

2

dichloormethaan

0,10

1

10

0,10

2

1,1-dichloorethaan

0,20

1

15

0,20

2

1,2-dichloorethaan

0,20

1

4

0,20

2

1,1-dichlooretheen

0,30

1

0,3

0,30

2

1,2-dichlooretheen (som)

0,30

1

1

0,30

2

dichloorpropanen (som)

0,80

1

2

0,80

2

trichloormethaan (chloroform)

0,25

1

10

0,25

2

1,1,1-trichloorethaan

0,25

1

15

0,25

2

1,1,2-trichloorethaan

0,30

1

10

0,30

2

trichlooretheen (Tri)

0,25

1

60

0,25

2

tetrachloormethaan (Tetra)

0,30

1

1

0,30

2

tetrachlooretheen (Per)

0,15

1

4

0,15

2

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,20

1

1

0,20

2

dichloorbenzenen (som)

2,0

1

1

2,0

2

trichloorbenzenen (som)

0,015

1

1

0,015

2

tetrachloorbenzenen (som)

0,0090

1

1

0,0090

2

pentachloorbenzeen

0,0025

0,007

1

0,0025

0,007

hexachloorbenzeen

0,0085

0,044

1

0,0085

0,044

chloorbenzenen (som)

2,0

1

30

2

2

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,045

1

1

0,045

2

dichloorfenolen (som)

0,20

1

1

0,20

2

trichloorfenolen (som)

0,0030

1

1

0,0030

2

tetrachloorfenolen (som)

0,015

1

1

0,015

2

pentachloorfenol

0,0030

0,016

5

0,0030

0,016

chloorfenolen (som)

1

1

10

2

2

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

0,0015

0,014

1

0,0015

0,014

PCB 52

0,0020

0,015

1

0,0020

0,015

PCB 101

0,0015

0,023

1

0,0015

0,023

PCB 118

0,0045

0,016

1

0,0045

0,016

PCB 138

0,0040

0,027

1

0,0040

0,027

PCB 153

0,0035

0,033

1

0,0035

0,033

PCB 180

0.0025

0,018

1

0.0025

0,018

PCB’s (som 7)

0,020

0,139

1

0,020

0,139

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)

0,20

1

50

0,20

2

pentachlooraniline

0,15

1

1

0,15

2

dioxine (som TEQ)5

0,000055

1

1

0,000055

2

chloornaftaleen (som)

0,070

1

10

0,070

2

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan (som)

0,002

1

4

0,002

2

DDT (som)

1

1

1

2

2

DDE (som)

1

1

1

2

2

DDD (som)

1

1

1

2

2

DDT/DDE/DDD (som)

0,30

0,30

4

0,30

0,30

aldrin

0,00080

0,0013

1

0,00080

0,0013

dieldrin

0,0080

0,0080

1

0,0080

0,0080

endrin

0,0035

0,0035

1

0,0035

0,0035

isodrin

0,0010

1

1

0,0010

2

telodrin

0,00050

1

1

0,00050

2

drins (som)

0,015

0,015

4

0,015

0,015

endosulfansulfaat

1

1

1

2

2

α-endosulfan

0,00090

0,0021

4

0,00090

0,0021

α-HCH

0,0010

0,0012

1

0,0010

0,0012

β-HCH

0,0020

0,0065

1

0,0020

0,0065

γ-HCH (lindaan)

0,0030

0,0030

1

0,0030

0,003

δ-HCH

1

1

1

2

2

HCH-verbindingen (som)

0,010

0,010

2

0.010

0,010

heptachloor

0,00070

0,004

4

0,00070

0,004

heptachloorepoxide (som)

0,0020

0,004

4

0,0020

0,004

hexachloorbutadieen

0,003

0,0075

1

0,003

0,0075

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som waterbodem)

0,40

1

1

0,40

2

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,0075

1

1

0,0075

2

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin verbindingen (som)6

0,15

1

2,5

0,15

2

tributyltin (TBT)6

0,065

0,25

1

0,065

0,25

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,55

1

4

0,55

2

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,035

1

6

0,035

2

carbaryl

0,15

1

5

0,15

2

carbofuran

0,017

1

2

0,017

2

4-chloormethylfenolen (som)

0,60

1

1

0,60

2

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

0,090

1

1

0,090

2

7. Overige stoffen

asbest7

7

100

100

7

100

cyclohexanon

2,0

1

45

2,0

2

dimethyl ftalaat

1

1

1

2

2

diethyl ftalaat

1

1

1

2

2

di-isobutylftalaat

1

1

1

2

2

dibutyl ftalaat

1

1

1

2

2

butyl benzylftalaat

1

1

1

2

2

dihexyl ftalaat

1

1

1

2

2

di(2-ethylhexyl)ftalaat

1

1

1

2

2

ftalaten (som)

0,25

1

60

0,25

2

minerale olie

190

1250

5000

190

1250

pyridine

0,15

1

0,5

0,15

2

tetrahydrofuran

0,45

1

2

0,45

2

tetrahydrothiofeen

1,5

1

90

1,5

2

tribroommethaan (bromoform)

0,20

1

75

0,20

2

ethyleenglycol

5

1

1

5

2

diethyleenglycol

8

1

1

8

2

acrylonitril

0,1

1

1

0,1

2

formaldehyde

0,1

1

1

0,1

2

isopropanol (2-propanol)

0,75

1

1

0,75

2

methanol

3

1

1

3

2

butanol (1-butanol)

2,0

1

1

2,0

2

butylacetaat

2,0

1

1

2,0

2

ethylacetaat

2,0

1

1

2,0

2

methyl-tert-butyl ether (MTBE)

0,20

1

1

0,20

2

methylethylketon

2,0

1

1

2,0

2

1 Bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseisen voor ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ gelden de volgende toetsingsregels.

Aan de kwaliteitseisen voor ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ is voldaan als:

a. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 2 van tabel 3e, met dien verstande dat aan de kwaliteitseis is voldaan als:

1° in geval ten minste 1 stof en ten hoogste 6 stoffen zijn onderzocht: de concentratie van ten hoogste 1 stof de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3e overschrijdt;

2° in geval ten minste 7 stoffen en ten hoogste 15 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 2 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3e;

3° in geval ten minste 16 stoffen en ten hoogste 26 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 3 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3e;

4° in geval ten minste 27 stoffen en ten hoogste 36 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 4 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3e; en

5° in geval ten minste 37 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 5 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 2 van tabel 3e.

In geval van een overschrijding als hiervoor onder 1° t/m 5° bedoeld van de kwaliteitseisen in kolom 2 van tabel 3e mag de concentratie van de desbetreffende stof niet meer bedragen dan twee maal de kwaliteitseis die voor die stof in kolom 2 van tabel 3e is opgenomen, met dien verstande dat voor alle stoffen, met uitzondering van nikkel (Ni), tevens geldt dat de concentratie van een stof niet hoger mag zijn dan de concentratiewaarde die in tabel 1, van bijlage B is opgenomen als bovengrens voor de kwaliteitsklasse wonen. Voor de toepassing onder a onder 1° t/m 5° worden tot het aantal stoffen die zijn onderzocht gerekend, de stoffen die volgens deze regeling zijn en waarvoor tevens in kolom 2 van tabel 2 van bijlage B een kwaliteitseis is opgenomen.

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 2 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 1 geldt het volgende:

– Als in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 2 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

of

b. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan kwaliteitseis die in kolom 3 van tabel 3e is opgenomen;

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 3 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 1 geldt het volgende:

– Als in kolom 3 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, en het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, of het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft dan geldt dat de kwaliteitseis en bijbehorende toetsing die voor de betreffende stof is opgenomen in kolom 2 wordt gehanteerd bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’.

– Als in kolom 3 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

– Als in kolom 2 en 3 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 2 en 3 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

of

c. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 4 van tabel 3e als het gebiedseigen baggerspecie betreft die uitsluitend geschikt is voor toepassing in een niet-vrijliggende diepe plas die geen invloed heeft op een kwetsbaar object. Voor gebiedseigen baggerspecie uit regionale wateren wordt voor arseen de kwaliteitseis in kolom 3 in plaats van in kolom 4 aangehouden.

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 4 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 1 geldt het volgende:

– Als in kolom 4 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, en het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, of het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft dan geldt dat de kwaliteitseis en bijbehorende toetsing die voor de betreffende stof is opgenomen in kolom 3 wordt gehanteerd bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’. Als ook in kolom 3 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, en het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, of het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft dan geldt dat de kwaliteitseis en bijbehorende toetsing die voor de betreffende stof is opgenomen in kolom 2 wordt gehanteerd bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’.

– Als in kolom 4 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

– Als in kolom 2, 3 en 4 naar tabelnoot 1 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 2, 3 en 4 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter

– Als in kolom 2, 3 en 4 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E en voor die somparameter is in kolom 4 geen en in kolom 3 wel een kwaliteitseis opgenomen dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter en wordt de kwaliteitseis voor de somparameter in kolom 3 betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’.

– Als in kolom 2, 3 en 4 naar tabelnoot 1 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E en voor die somparameter is in kolom 3 en 4 geen en in kolom 2 wel een kwaliteitseis opgenomen dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter en wordt de kwaliteitseis en bijbehorende toetsing voor de somparameter in kolom 2 betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’

2 Bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseisen voor ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie’ gelden de volgende toetsingsregels.

Aan de kwaliteitseisen voor ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie’ is voldaan als:

a. alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 5 van tabel 3e, met dien verstande dat aan de kwaliteitseis is voldaan als:

1° in geval tenminste 1 stof en ten hoogste 6 stoffen zijn onderzocht: de concentratie van ten hoogste 1 stof de kwaliteitseis in kolom 5 van tabel 3e overschrijdt;

2° in geval tenminste 7 stoffen en ten hoogste 15 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 2 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 5 van tabel 3e;

3° in geval tenminste 16 stoffen en ten hoogste 26 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 3 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 5 van tabel 3e;

4° in geval tenminste 27 stoffen en ten hoogste 36 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 4 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 5 van tabel 3e; en

5° in geval tenminste 37 stoffen zijn onderzocht: de concentraties van ten hoogste 5 stoffen overschrijden de kwaliteitseis in kolom 5 van tabel 3e.

In geval van een overschrijding als hiervoor onder 1° t/m 5° bedoeld van de kwaliteitseisen in kolom 5 van tabel 3e bedraagt de concentratie van de desbetreffende stof niet meer dan twee maal de kwaliteitseis die voor die stof in kolom 5 van tabel 3e is opgenomen, met dien verstande dat voor alle stoffen, met uitzondering van nikkel (Ni), tevens geldt dat de concentratie van een stof niet hoger is dan de concentratiewaarde die in tabel 1, van bijlage B is opgenomen als bovengrens voor de kwaliteitsklasse wonen. Voor de toepassing onder a onder 1° t/m 5° worden tot het aantal stoffen die zijn onderzocht gerekend, de stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht en waarvoor tevens in kolom 2 van tabel 2 van bijlage B een kwaliteitseis is opgenomen.

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 5 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 2 geldt het volgende:

– Als in kolom 5 naar tabelnoot 2 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 5 naar tabelnoot 2 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter.

of

b. als het baggerspecie betreft die als afdeklaag in een niet-vrijliggende diepe plas wordt toegepast: alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 6 van tabel 3e.

alle stoffen die volgens deze regeling zijn onderzocht voldoen aan de kwaliteitseis die daarvoor is opgenomen in kolom 6 van tabel 3e.

Voor het omgaan met stoffen waarvoor in kolom 6 in deze tabel wordt verwezen naar tabelnoot 2 geldt het volgende:

– Als in kolom 6 naar tabelnoot 2 wordt verwezen, en het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, of het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft dan geldt dat de kwaliteitseis en bijbehorende toetsing die voor de betreffende stof is opgenomen in kolom 5 wordt gehanteerd bij het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie’.

– Als in kolom 6 naar tabelnoot 2 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E, dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter ingeval voor die somparameter een kwaliteitseis is opgenomen in kolom 6.

– Als in kolom 5 en 6 naar tabelnoot 2 wordt verwezen, dan wordt de stof niet betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie’ wanneer:

• het een stof betreft die geen onderdeel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E; of

• het een somparameter als beschreven in bijlage E betreft.

– Als in kolom 5 en 6 naar tabelnoot 2 wordt verwezen en het een stof betreft die deel uitmaakt van een somparameter als beschreven in bijlage E en voor die somparameter is in kolom 6 geen en in kolom 5 wel een kwaliteitseis opgenomen dan wordt de stof alleen betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis voor de kwaliteit ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie’ als deel van de desbetreffende somparameter en wordt de kwaliteitseis en bijbehorende toetsing voor de somparameter in kolom 5 betrokken bij het toetsen aan de kwaliteitseis ‘voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie’.

3 Voor de toepassing van tabelnoot 1 en 2 wordt onder ‘vrijliggende diepe plas’ verstaan:

diepe plas, niet gelegen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, die boven de spronglaag nauwelijks gevoed worden door oppervlaktewater van elders waardoor de verblijftijd van het water voor 90% van het jaar langer is dan een maand. Als de diepe plas deel uitmaakt van een groter oppervlaktewaterlichaam wordt de rest van het oppervlaktewaterlichaam beschouwd als oppervlaktewater van elders.

Voor de toepassing van tabelnoot 1 en 2 wordt onder een ‘niet vrijliggende diepe plas’ verstaan:

diepe plas, gelegen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, of diepe plas die niet aan de definitie van vrijliggende plas voldoet

4 Het gehalte cyanide-complex is gelijk aan het gehalte cyanide-totaal minus het gehalte cyanide-vrij, bepaald conform NEN-EN-ISO 14403-1:2012, NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en NEN-EN-ISO 17380:2013. Wanneer geen cyanide-vrij wordt verwacht, mag het gehalte cyanide-complex gelijk worden gesteld aan het gehalte cyanide-totaal.

5 De som TEQ voor dioxines worden berekend door de concentraties van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s eerst voor elke afzonderlijke stof om te rekenen door ze te vermenigvuldigen met de Toxiciteits Equivalentie Factor die is gegeven in tabel 4, en vervolgens de omgerekende concentraties van elke individuele stof te sommeren.

6 De kwaliteitseis voor organotinverbindingen (som) en tributyltin (TBT) is uitgedrukt in mg Sn/kg droge stof, met uitzondering van de kwaliteitseis in kolom 4 voor organotinverbindingen(som) voor ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’, welke is uitgedrukt in organotin in mg/kg droge stof.

7 Voor een toetsing van de concentratie asbest aan de kwaliteitseisen voor de verschillende kwaliteitsklassen wordt de concentratie als volgt berekend: concentratie serpentijnasbest + 10 x concentratie amfiboolasbest. Voor asbest dat opzettelijk is toegevoegd, geldt als kwaliteitseis voor de verschillende kwaliteitsklassen de waarde 0 mg/kg droge stof.

Voor het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis in kolom 2 voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ wordt de stof asbest niet betrokken, tenzij de berekende concentratie asbest hoger is dan 100 mg/kg droge stof, in welk geval niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis in kolom 2 voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een afdeklaag van een diepe plas geschikte baggerspecie’

Voor het bepalen of wordt voldaan aan de kwaliteitseis in kolom 5 voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een afdeklaag van een diepe plas geschikte baggerspecie’ wordt de stof asbest niet betrokken, tenzij de berekende concentratie asbest hoger is dan 100 mg/kg droge stof, in welk geval niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis in kolom 4 voor de kwaliteit ‘voor toepassen in een afdeklaag van een diepe plas geschikte baggerspecie’

Tabel 4 Toxiciteits Equivalentie Factor (TEF) voor dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s

Gechlorineerde dibenzo-p-dioxines

2,3,7,8-TCDD

1

1,2,3,7,8-PeCDD

1

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

0,01

1,2,3,4,6,7,8,9-OCDD

0,0003

Gechlorineerde dibenzofuranen

2,3,7,8-TCDF

0,1

1,2,3,7,8-PeCDF

0,03

2,3,4,7,8-PeCDF

0,3

1,2,3,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

1,2,3,4,6,7,8,9-OCDF

0,0003

PCB’s

PCB77

0,0001

PCB81

0,0003

PCB105

0,00003

PCB114

0,00003

PCB1181

0,00003

PCB123

0,00003

PCB126

0,1

PCB156

0,00003

PCB157

0,00003

PCB167

0,00003

PCB169

0,03

PCB189

0,00003

1 Als PCB118 alleen als onderdeel van de som PCB’s wordt gemeten, wordt de som dioxines niet bepaald.

Bijlage

C

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Aanwijzen werkzaamheden en normdocumenten

Indien in de tabel voor een categorie van werkzaamheden een normdocument of een onderdeel van een normdocument in de derde kolom, onderscheidenlijk vierde kolom, cursief is weergegeven, geschiedt de aanwijzing van dat normdocument of onderdeel daarvan uitsluitend ten behoeve van de toepassing van de artikelen 9 en 15 van het Besluit bodemkwaliteit.

Indien in de tabel voor een categorie van werkzaamheden een normdocument of een onderdeel van een normdocument in de derde kolom, onderscheidenlijk vierde kolom, dikgedrukt is weergegeven, geschiedt de aanwijzing van dat normdocument of onderdeel daarvan uitsluitend ten behoeve van de toepassing van artikel 18 van het besluit (de wijze van uitvoering van een werkzaamheid). De aanwijzing heeft dan betrekking op essentiële eisen ILT-toezicht.

1

Aanleg van bodembeschermende voorzieningen als bedoeld in artikel 4.509 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

BRL SIKB 7700 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte bodemvoorziening, versie 3.0, vastgesteld op 23 maart 2023.

Tot 1 januari 2026 mag gebruik worden gemaakt van: BRL SIKB 7700 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 7701 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte bodemvoorziening met prefab betonelementen en/of een vloeistofdichte bedrijfsriolering, versie 3.0, vastgesteld op 23 maart 2023.

Protocol 7702 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte bodemvoorziening van beton en/of een vloeistofdichte bedrijfsriolering, versie 3.0, vastgesteld op 23 maart 2023.

Protocol 7703 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte bodemvoorziening bitumineus materiaal en/of een vloeistofdichte bedrijfsriolering, versie 3.0, vastgesteld op 23 maart 2023.

Protocol 7704 – Aanbrengen of herstel van kunstharsgebonden beschermsysteem voor het realiseren van een vloeistofdichte bodemvoorziening versie 3.0, vastgesteld op 23 maart 2023.

Protocol 7711 – Afdichten of herstel van voegen en naden in een vloeistofdichte bodemvoorziening versie 3.0, vastgesteld op 23 maart 2023.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art.17, lid 1 of lid 2.

Tot 1 januari 2026 mag gebruik worden gemaakt van:

Protocol 7701 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met prefab elementen, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7702 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening van beton, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7703 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met bitumineus materiaal, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7704 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte kunstharsgebonden beschermlaag, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7711 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voegafdichting, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

2

Verlenen van een productcertificaat voor het produceren van producten op grond van een nationale BRL

BRL 1004-01 Kalkzandsteen, versie van 25 mei 2016.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 2

BRL 1328-03 Pleistersystemen, versie van 30 juni 2016.

accreditatie

erkenning

BRL 2307-2 AEC-bodemas voor ongebonden toepassing in grond en wegenbouwkundige werken, versie van 3 juli 2017.

accreditatie

erkenning

BRL 2506-2 Recyclinggranulaten, versie van 15 juli 2019.

accreditatie

erkenning

BRL 5068 Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken, versie van 5 juli 1999, met wijzigingsblad van 9 juni 2016.

accreditatie

erkenning

BRL 5070 Vooraf vervaardigde betonproducten, versie van 16 april 2015.

accreditatie

erkenning

BRL 5071 Vooraf vervaardigde vezelcement producten, versie van 16 april 2015.

accreditatie

erkenning

BRL 5076 Vooraf vervaardigde polymeerbeton producten, versie van 16 april 2015.

accreditatie

erkenning

BRL 5077 vooraf vervaardigde geopolymeerbeton producten/ geopolymeerbeton voor ter plaatse gestorte producten, versie van 15 april 2017.

accreditatie

erkenning

BRL 5078 Groutmengsels voor het afdichten van boorgaten, versie van 26 juni 2019 met wijzigingsblad van 16 juli 2020

accreditatie

erkenning

BRL 5080: vooraf vervaardigde producten op basis van een CO2geactiveerd bindmiddel versie van 15 december 2022

accreditatie

erkenning

BRL 52230 Keramische producten, versie van 22 april 2015.

accreditatie

erkenning

BRL 9302-2 E-bodemas in ongebonden toepassing, versie van 8 mei 2015 met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

accreditatie

erkenning

BRL 9313 Zand uit dynamische wingebieden, versie van 26 juni 2019.

accreditatie

erkenning

BRL 9315 De milieuhygiënische kwaliteit van geëxpandeerde kleikorrels voor ongebonden toepassing in werken, versie van 9 april 2008, met wijzigingsblad van 3 juli 2017.

accreditatie

erkenning

BRL 9317 Poreus gesteente van vulkanische oorsprong, versie van 13 mei 2015.

accreditatie

erkenning

BRL 9320 Bitumineus gebonden mengsels, versie van 24 april 2009, met wijzigingsblad van 19 juni 2017.

accreditatie

erkenning

BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en (gebroken) industriegrind, versie van 4 november 2014, met wijzigingsblad van 27 oktober 2023.

In afwijking tot § 9.5.5 van BRL 9321 en wijzigingsblad geldt artikel 5.43 uit de Regeling bodemkwaliteit 2022

accreditatie

erkenning

BRL 9322 Mengsels van cementgebonden minerale reststoffen, versie van 1 maart 2016 met wijzigingsblad van 2 september 2016.

accreditatie

erkenning

BRL 9324 Groevesteen in ongebonden toepassing, versie van 13 mei 2015, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

accreditatie

erkenning

BRL 9326 Schelpen, versie van 15 september 2011, met wijzigingsblad van 13 mei 2015.

accreditatie

erkenning

BRL 9327 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineuze afdichtingsmaterialen voor toepassing in waterkerende en waterafdichtingssystemen, versie van 30 maart 2017.

accreditatie

erkenning

BRL 9331 Geblazen glasgranulaat, versie van 26 juni 2019.

accreditatie

erkenning

BRL9335 Grond, versie van 2 november 2021, en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versies van 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL 9335 Grond, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 2 november 2021, en de

bijbehorende SIKB-protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versies van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 2 november 2021. toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, SIKB Protocol 9335-1, SIKB Protocol 9335-2 onderscheidenlijk SIKB Protocol 9335-4, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

accreditatie

erkenning

BRL 9338 Cementgebonden mortel, versie van 17 juni 2016.

accreditatie

erkenning

BRL 9339 De milieuhygiënische kwaliteit van duurzaam waterglasgebonden grond voor in situ toepassing in bouwkundige en civieltechnische werken, versie van 11 november 2022

accreditatie

erkenning

BRL 9341 Steenachtige substraten, versie van 25 februari 2016.

accreditatie

erkenning

BRL 9345 Slakken en slakmengsels voor toepassing in GWWwerken, versie van 7 oktober 2015.

accreditatie

erkenning

BRL 9348 Nationale beoordelingsrichtlijn voor het NL BSB® Productcertificaat voor de milieuhygiënische kwaliteit van cementgebonden mortels uit verplaatsbare volumetrische doseer- en menginstallaties op basis van niet-gekalibreerde weegmiddelen, versie van 3 juni

2022

accreditatie

erkenning

3

Analyse van bouwstoffen, grond of baggerspecie ter voldoening aan een verplichting die geldt bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit

NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018 Algemene eisen voor de competentie van test- en kalibratielaboratoria in combinatie met toepasselijke onderdelen van AP04 die in deze kolom en volgende kolom bij de werkzaamheid in categorie 3 zijn aangewezen.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

AP 04-A, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Algemeen, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

accreditatie

erkenning

AP 04-V, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Monstervoorbehandeling, versie 11, vastgesteld op 23 april 2020 Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 10, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

accreditatie

erkenning

AP 04-SG, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling grond, versie 13, vastgesteld op 23 april 2020.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 12, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

Pakket SG1.

Pakket SG2.

Pakket SG3.

Pakket SG4.

Pakket SG5.

Pakket SG6.

Pakket SG8.

Pakket SG10.

accreditatie

erkenning

AP 04-SB, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling bouwstoffen (niet zijnde grond en afvalstoffen), versie 10, vastgesteld op 23 april 2020. Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

Pakket SB1.

Pakket SB3.

Pakket SB4.

Pakket SB5.

accreditatie

erkenning

AP 04-U, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Uitloogonderzoek, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020 Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

Pakket U1.

Pakket U2.

Pakket U3.

accreditatie

erkenning

AP 04-E, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Analyse van eluaten, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020. Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

accreditatie

erkenning

4

Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bij een verkennend onderzoek, een nader onderzoek of een vergelijkbaar onderzoek van de bodem, dan wel bij een onderzoek in het kader van een ingreep in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam.

Deze werkzaamheid is niet aangewezen voor zover zij uitsluitend in de privésfeer wordt verricht, niet wordt verricht om direct of indirect aan een wettelijke verplichting te voldoen en bij het verrichten van de werkzaamheid ook geen andere publieke belangen in het geding zijn.

NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018 Algemene eisen voor de competentie van test- en kalibratielaboratoria in combinatie met toepasselijke onderdelen van AS SIKB 3000 die in deze kolom en volgende kolom bij de werkzaamheid in categorie 4 zijn aangewezen.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

AS SIKB 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 8, vastgesteld op 23 april 2020.

Protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 5 van 2 oktober 2014.

Protocollen 3010 t/m 3090, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodemen grondwateronderzoek (grond), versie 9, vastgesteld op 23 april 2020.

Protocollen 3110 t/m 3190, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodemen grondwateronderzoek (grondwater), versie 8, vastgesteld op 23 april 2020.

Protocollen 3210 t/m 3290, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem en grondwateronderzoek (waterbodem), versie 6, vastgesteld op 23 april 2020.

accreditatie

erkenning

5

Bewerking, zijnde de procesmatige ex-situ reiniging en bewerking van grond die is ingedeeld in de kwaliteitsklasse matig of sterk verontreinigd of baggerspecie die is ingedeeld in de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd.

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7500, Protocol 7510:

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging/bewerking en immobilisatie van grond en baggerspecie, versie 5.1, vastgesteld op 2 november 2021,

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om

Protocol 7510, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 7510, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

– Thermische reiniging;

– Extractieve reiniging/bewerking; – Eenvoudige procesmatige zandscheiding van (zandige) baggerspecie;

– Biologische reiniging/ behandeling (incl. landfarming);

– Koude immobilisatie;

– Fysische scheiding (nat of droog zeven).

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 7500, zoals weergegeven in het document

Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

6

Certificeren van personen voor werkzaamheden die in de uitoefening van een bedrijf worden uitgevoerd

NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012, Conformiteitsbeoordeling-Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten in combinatie met een of meerdere normdocumenten die zijn opgenomen in deze tabel.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 2

7

Periodieke inspectie van bodembeschermende voorzieningen als bedoeld in het het Besluit activiteiten leefomgeving

AS SIKB 6700 – Inspectie bodembeschermende voorzieningen, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6701 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6702 – Geo-elektrische meting vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6703 – Hydrologische meting vloeistofdichtheid, versie 3.1, vastgesteld op 24 februari 2022, met uitzondering van hoofdstuk 4 van dit protocol.

Tot 1 april 2025 mag gebruik gemaakt worden van Protocol 6703 – Hydrologische meting vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6704 – Meten vloeistofdichtheid met luchttestsysteem, versie 3.0 vastgesteld op 1 december 2022.

Protocol 6711 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid minerale lagen, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 2

8

Milieukundige begeleiding die bestaat uit:

– Processturing bij het uitvoeren van de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 4.1233 van het Besluit activiteiten leefomgeving – Processturing en verificatie bij het uitvoeren van de milieubelastende activiteit saneren van de bodem als bedoeld in artikel

4.1244 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

– Processturing en verificatie bij uitvoering van een sanering van de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, of een grondwatersanering onder het overgangsrecht van de Wet bodembescherming

– Processturing en verificatie bij het uitvoeren van een grondwatersanering geregeld bij of krachtens een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, Omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet

BRL SIKB 6000 Milieukundige begeleiding van graven in de bodem, saneren van de bodem, grondwatersanering, ingrepen in de waterbodem en nazorg, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022 Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om BRL SIKB 6000,

Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 6000:

– Verificatie;

– Processturing

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 6000, zoals weergegeven in het document

Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Of

BRL SIKB 7000 Uitvoering van graven in de bodem, saneren van de bodem, grondwatersanering en ingrepen in de waterbodem, versie 7, vastgesteld op 7 maart 2022

Tot 1 januari 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 7000 -

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6001, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6002, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in situ methoden en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Protocol 6003, Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en waterbodemsaneringen, versie 6.1, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6003, Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en uitvoering van waterbodemsaneringen, versie 5.0 van 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen

Protocol 6005, Milieukundige begeleiding van graven in de bodem en saneren van de bodem, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022. Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6005: Milieukundige begeleiding van graven in en saneren van de bodem, versie 1.0, versie 26 maart toe te passen.

Protocol 6006, Milieukundige begeleiding van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersaneringen, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6006: Milieukundige begeleiding van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersanering, versie 1.0, versie 26 maart 2020 toe te passen.

Protocol 6007: Milieukundige begeleiding van tijdelijk uitname van grond, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 6001, Protocol 6002, onderscheidenlijk Protocol 6003, zoals weergegeven in het document

Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

certificaat

Erkenning met persoonsregistratie

Werkzaamheid onderdeel verificatie als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

– Processturing en verificatie bij het uitvoeren van herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheid is geen erkenning bodemkwaliteit vereist indien sprake is van een ongewoon voorval op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in afdeling 19.1 Omgevingswet en onverwijld handelen noodzakelijk is.

– Processturing bij het uitvoeren van een ingreep zijnde een baggerwerk of onderhoudswerk met een omvang van tenminste 1.000 m3, in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam die is ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse sterk verontreinigd

Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7000:

– Processturing.

Of

Protocol 7006 – Uitvoering van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersaneringen, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 mag Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toegepast worden.

– Processturing en verificatie bij de uitvoering van een spoedeisende waterbodemsanering die op grond van overgangsrecht wordt uitgevoerd onder de Wet bodembescherming zoals die luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Waterwet

9

Monsterneming bij partijkeuringen ter voldoening aan een verplichting die geldt bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit

BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, versie 9.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 1000 zoals weergegeven in het document

Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Protocol 1001, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie, versie 9.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 1001, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

Protocol 1002, Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen, versie 9.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 1002, Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

Protocol 1003, Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen, versie 9.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 1003, Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 1001, Protocol 1002, onderscheidenlijk Protocol 1003, zoals weergegeven in het document

Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Certificaat

Erkenning met persoonsregistratie

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

10

Produceren van een bouwstof, grond of baggerspecie, waarvoor door een certificerende instelling aan de producent een productcertificaat als bedoeld in categorie 2, is verleend

De normdocumenten die bij categorie 2 zijn opgenomen.

certificaat op basis van categorie 2

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

11

– Het uitvoeren van de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit zoals bedoeld in paragraaf 4.120 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

– Het uitvoeren van de milieubelastende activiteit saneren van de bodem als bedoeld in paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

– het uitvoeren van een sanering van de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, of een grondwatersanering onder het overgangsrecht van de Wet bodembescherming

– Het uitvoeren van een grondwatersanering geregeld bij of krachtens een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, Omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet;

BRL SIKB 7000 Uitvoering van graven in de bodem, saneren van de bodem, grondwatersanering en ingrepen in de waterbodem, versie 7.0, 7 maart 2022

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om BRL SIKB 7000 -

Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7001 – Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Protocol 7003 – Uitvoeren van ingrepen in de waterbodem en waterbodemsaneringen, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7003

Uitvoering van waterbodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7004 – Tijdelijk uitplaatsen van grond, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Protocol 7005 – Graven in de bodem en saneren van de bodem, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7005 – Graven in en saneren van de bodem, versie 1.0 vastgesteld op 26 maart 2020 toe te passen

Protocol 7006 – Uitvoeren van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersaneringen, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7006- Uitvoering van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersanering, versie 1.0, vastgesteld op 26 maart 2020 toe te passen

Protocol 7007 – Tijdelijke uitname van grond, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

– Het uitvoeren van herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheid is geen erkenning bodemkwaliteit vereist indien sprake is van een ongewoon voorval op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in afdeling 19.1 Omgevingswet en onverwijld handelen noodzakelijk is.

– Het uitvoeren van een ingreep zijnde een baggerwerk of onderhoudswerk met een omvang van tenminste 1.000 m3, in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam die is ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse sterk verontreinigd

– Het uitvoeren van een spoedeisende sanering van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam die op grond van overgangsrecht wordt uitgevoerd onder de Wet bodembescherming zoals die luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Waterwet

12

Veldwerk dat bestaat uit het plaatsen van boringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters, het nemen van grond- en grondwatermonsters, locatie-inspectie of maaiveldinspectie en monsterneming van asbest in de bodem of het uitvoeren van vergelijkbare onderzoeken in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam.

Deze werkzaamheid is niet aangewezen voor zover zij uitsluitend in de privésfeer wordt verricht, niet wordt verricht om direct of indirect aan een wettelijke verplichting te voldoen en bij het verrichten van de werkzaamheid ook geen andere publieke belangen in het geding zijn.

BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

of

AS SIKB 2000, Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, vastgesteld op 7 februari 2014 met wijzigingsblad van 2 november 2021.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 2000, onderscheidenlijk AS SIKB 2000, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie

7.0, vastgesteld op 7 maart 2022. Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 7.0, 7 maart 2022. Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 7.0, 7 maart 2022.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

Protocol 2018, Maaiveld inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 7.0, 7 maart 2022.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om Protocol 2018, Maaiveld inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 2001, Protocol 2002, Protocol 2003, onderscheidenlijk Protocol 2018, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Certificaat of accreditatie

Erkenning met persoonsregistratie

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

13

Verwijderen, onklaar maken, reparatie en installeren van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages. Deze werkzaamheid is niet aangewezen voor zover zij niet wordt verricht om direct of indirect aan een wettelijke verplichting te voldoen en bij het verrichten van de werkzaamheid ook geen andere publieke belangen in het geding zijn.

BRL SIKB 7800, Beoordelingsrichtlijn voor Tankinstallaties (ontwerpen, installeren, modificeren, (her)-classificeren, keuren en herstellen), versie 1.0, vastgesteld op 1 oktober 2018 met wijzigingsblad van 3 april 2020.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

BRL-K902, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/diesel, KIWA Nederland B.V., versie 04, vastgesteld op 26 juli 2011 met wijzigingsbladen van 14 september 2012 en 29 mei 2015.

certificaat

erkenning

BRL-K904 Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksaneringen, KIWA Nederland B.V., versie 4, vastgesteld op 15 juni 2016, met wijzigingsblad van 4 november 2021

certificaat

erkenning

BRL-K905 Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tankreiniging, KIWA Nederland B.V., versie 3 vastgesteld op 1 maart 2016, met wijzigingsblad van 4 november 2021

certificaat

erkenning

14

Beoordeling en keuring van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages en daarbij behorende voorzieningen als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving

AS SIKB 6800 – Controle en keuring tank(opslag)installaties, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6801 – Controle bekleding en kathodische bescherming van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6802 – Controle op water/ bezinksel/micro-organismen in onderen bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6803 – Controle aarding en potentiaalvereffening, van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6811 – Keuring van ondergrondse tanks of ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks; uitvoeren bodemweerstandsmeting, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 2

15

Inspecteren van de aanleg van een werk met isolerende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.9.6, eerste lid regeling bodemkwaliteit zoals geldend op 31-12-2023

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6901, Inspectie bij aanleg IBC-werk, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

16

Aanbrengen van isolerende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.9.2, regeling bodemkwaliteit zoals geldend op 31-12-2023

BRL 1148, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg van afdichtingslagen met zandbentonietpolymeergel mengsel, 7 april 2014.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

BRL 1149 Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO® procescertificaat voor verwerken van kunststoffolie, versie van 21 juni

2019

certificaat

erkenning

17

Controle van de staat van een werk als bedoeld in artikel 3.9.8, eerste lid, onder c regeling bodemkwaliteit zoals geldend op 31-12-2023

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6902, Controle staat van het IBC-werk, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

18

Samenvoegen van verschillende partijen grond of baggerspecie in de zin van artikel 4.1255 van het Besluit activiteiten leefomgeving

BRL9335 Grond, versie van 2 november 2021, en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL 9335 Grond, versie van 22 juni 2017 met wijzigingsblad van 2 november 2021, en de bijbehorende SIKB-protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Of

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

SIKB protocol 9335-1, versie van 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om SIKB protocol 9335-1, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad 2 november 2021, toe te passen.

SIKB protocol 9335-2, versie van 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om SIKB protocol 9335-2, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad 2 november 2021, toe te passen.

SIKB protocol 9335-4, versie van 2 november 2021. Tot 1 april 2025is het toegestaan om SIKB protocol 9335-1, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

Of

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging/bewerking en immobilisatie van grond en baggerspecie, versie 5.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging/bewerking en immobilisatie van grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om protocol 7511

Ontwateren en rijpen van baggerspecie versie 5.1 van 2 november 2021 toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 7510 onderscheidenlijk protocol 7511, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 7500, zoals weergegeven in het document

Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

19

Mechanisch boren in de bodem als beschreven in BRL SIKB 2100 en protocol 2101

BRL SIKB 2100, Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren, versie 4.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 2100, Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren, versie 4.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De volgende werkgebieden, worden onderscheiden in BRL SIKB 2100:

– mechanische boringen zonderwaterdruk;

– mechanische boringen metwaterdruk;

– mechanische luchtliftboringen.

Protocol 2101, Mechanisch boren, versie 4.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 2101, Mechanisch boren, versie 4.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

20

21

Ontwerpen, installeren, beheren en onderhouden van het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen

BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.1, vastgesteld op 2 november 2021, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 20 juni 2019, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022 toe te passen BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 28 maart 2019, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 11000:

Protocol 11001, Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 2 november 2021 met wijzigingsblad van 6 oktober 2022.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan

Protocol 11001, Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 28 maart 2019, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022 toe te passen.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

1a. Ontwerpen op hoofdlijnen van open bodemenergiesystemen; 1b. Ontwerpen op hoofdlijnen van gesloten bodemenergiesystemen;

2a. Ontwerpen in detail van open bodemenergiesystemen;

2b. Ontwerpen in detail van gesloten bodemenergiesystemen;

3a. Installeren van open bodemenergiesystemen;

3b. Installeren van gesloten bodemenergiesystemen;

4a. Beheren en onderhouden van open bodemenergiesystemen;

4b. Beheren en onderhouden van gesloten bodemenergiesystemen.

22

Ontwerpen, installeren en beheren van het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen

BRL voor het InstallQ procescertificaat voor ‘Ontwerpen, installeren en beheren van installaties’, deelgebied Ontwerpen en installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen en het beheren van bodemenergiesystemen deel 6000-21/00, vastgesteld op 1 november 2019 met wijzigingsblad van 1 maart 2021.

ISSO-publicatie 39

Energiecentrale met warmte- en koudeopslag (WKO). Ontwerp, realisatie en beheer, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 44 Het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen, vastgesteld op 5 november 1998.

ISSO-publicatie 47 Ontwerp hydraulische schakelingen voor koelen, vastgesteld op 17 maart 2005.

ISSO-publicatie 69 Model voor de beschrijving van de werking van een klimaatinstallatie, vastgesteld op 8 november 2002.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

De volgende subdeelgebieden worden onderscheiden in BRL InstallQ 6000 Deel 21/00:

1. Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(ontwerpen, klein);

2. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(installeren, klein);

3. Beheren van bodemenergiesystemen van individuele woningen

4. (beheren, klein);

5. 4.Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of

6. utiliteitsgebouwen (ontwerpen, groot);

7. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of

8. utiliteitsgebouwen (installeren, groot);

9. Beheren van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (beheren, groot).

ISSO-publicatie 72

Ontwerp van individuele en klein elektrische warmtepomp-systemen voor woningen, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 73 Ontwerp en uitvoering van verticale bodemwarmtewisselaars, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 76 Montage- en materiaalspecificaties voor warmwater-verwarmingsinstallaties, vastgesteld op 24 mei 2005.

ISSO-publicatie 80 Handboek integraal ontwerpen van collectieve installaties met warmtepompen in woningbouw, vastgesteld op 1 juni 2017.

Noot bij tabel bij categorie 9 en categorie 12

Onder een werkzaamheid als bedoeld in categorie 9 (monsterneming bij partijkeuringen) en categorie 12 (veldwerk) wordt niet verstaan het assisteren van een medewerker van een persoon of instelling die voor die werkzaamheid is erkend, bij het verrichten van handelingen ten behoeve van de werkzaamheid, voor zover:

  • a.

    de assistentie plaatsvindt onder toezicht en verantwoordelijkheid van de medewerker als in de aanhef bedoeld,

  • b.

    niet tegelijkertijd ook door een andere persoon assistentie wordt verleend, en

  • c.

    het activiteiten betreft die de assistent blijkens de BRL SIKB 1000 of de BRL SIKB 2000 mag verrichten.

Bijlage

D

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Overzicht normdocumenten en onderzoeksprotocollen

In deze bijlage worden de uitgave vermeld van de normdocumenten waarnaar in deze regeling wordt verwezen, voor zover die niet al in bijlage C zijn vermeld.

  • ASTM-norm D 3682-13: ASTM-norm D 3682-13 Standard test method for major and minor elements in combustion residues from coal utilization processes, 2013, verkrijgbaar via de website van NEN (www.NEN.nl)

  • NEN 5104: NEN 5104, Geotechniek – Classificatie van onverharde grondmonsters, 1 september 1989

  • NEN 5707: NEN 5707, Bodem – Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016 en correctieblad C2: 2017

  • NEN 5717: NEN 5717: 2023, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

  • NEN 5717: NEN 5720: 2023, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch onderzoek

  • NEN 5725: NEN 5725: 2023, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

  • NEN 5740: NEN 5740: 2023, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond

  • NEN 5753: NEN 5753, Bodem – Bepaling van het lutumgehalte en de korrelgrootteverdeling in grond en waterbodem met behulp van zeef en pipet, juni 2009

  • NEN 5754: NEN 5754, Bodem-Berekening van het gehalte aan organische stof volgens de gloeiverliesmethode, oktober 2014

  • NEN 5897: NEN 5897, Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016 en correctieblad C2:2017

  • NPR 6416: NPR 6416, Atomaire-absorptiespectrometrie – Vlamtechniek – Algemene richtlijnen, juni 1995

  • NPR 6417: NPR 6417, Atomaire-absorptie-spectrometrie – Grafietoventechniek – Algemene richtlijnen, juli 1997

  • NEN 7300: NEN 7300 Ontw., Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monsterneming – Algemene aanwijzingen, november 1999

  • NVN 7301: NVN 7301 Ontw., Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monsterneming – Monsterneming van korrelvormige materialen uit materiaalstromen, november 1999

  • NVN 7302: NVN 7302 Ontw., Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monsterneming – Monsterneming van korrelvormige materialen uit statische partijen, november 1999

  • NVN 7303: NVN 7303 Ontw., Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monsterneming – Monsterneming van vormgegeven en monolitische materialen, november 1999

  • NEN 7310: NEN 7310, Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monstervoorbehandeling – Algemene aanwijzingen, juni 1995

  • NVN 7311: NVN 7311, Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monstervoorbehandeling – Monsteropslag en -conservering, juni 1995

  • NVN 7312: NVN 7312, Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monstervoorbehandeling – Monstervoorbehandeling voor de bepaling van het uitlooggedrag en het gehalte van anorganische componenten, juli 1995

  • NEN 7371: NEN 7371, Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de beschikbaarheid voor uitloging van anorganische componenten – Vaste grond- en steenachtige materialen, januari 2004

  • NEN 7373: NEN 7373, Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit poeder- en korrelvormige materialen met een kolomproef – Vaste grond- en steenachtige materialen, januari 2004

  • NEN 7375: NEN 7375, Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit vormgegeven en monolitische materialen met een diffusieproef – Vaste grond- en steenachtige materialen, januari 2004

  • NEN 7383: NEN 7383, Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de cumulatieve uitloging van anorganische componenten uit poeder- en korrelvormige materialen met een vereenvoudigde procedure voor de kolomproef – Vaste grond- en steenachtige materialen, januari 2004

  • NEN-ISO 3310-2: NEN-ISO 3310-2, Controlezeven – Technische eisen en beproevingen – Deel 2: Geperforeerde plaatzeven, september 1999

  • NEN-EN 13383-1: NEN-EN 13383-1, Waterbouwsteen – Deel 1: Specificatie, juni 2002

  • NEN-EN 13383-2: NEN-EN 13383-2, Waterbouwsteen – Deel 2: Beproevingsmethoden, 2019

  • NEN-EN-ISO 14403-1: NEN-EN-ISO 14403-1, Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 1: Methode met doorstroominjectie analyse (FIA), 2012,

  • NEN-EN-ISO 14403-2: NEN-EN-ISO 14403-2, Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 2: Methode met continue doorstroomanalyse (CFA), 2012

  • NEN-EN-ISO 17380: NEN-EN-ISO 17380, Bodem – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan eenvoudig vrij te maken cyanide – Continue doorstroomanalyse, 2013.

Bijlage

E

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Omschrijving van de somparameters

Onderstaande tabel bevat een omschrijving van de somparameters waarvoor in andere bijlagen bij deze regeling kwaliteitseisen zijn opgenomen en waarvoor in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving en in de bijlagen Vb, Vd, XIIIa en XIIIb van het Besluit kwaliteit leefomgeving (som)parameters en toetsingswaarden zijn opgenomen. Een somparameter die in kolom 1 van de tabel is vermeld, omvat de stoffen die daarvoor zijn opgenomen in kolom 2. De concentratie van een somparameter wordt bepaald door de sommering van de individuele stoffen die de somparameter omvat. Voor de wijze van sommatie ingeval van concentraties van individuele stoffen die liggen beneden de rapportagegrens van het laboratorium, wordt verwezen naar onderdeel I van bijlage G.

Definitie van genormeerde somparameters

xylenen

ortho-xyleen

95-47-6

meta-xyleen

108-38-3

para-xyleen

106-42-3

cresolen

ortho-cresol

95-48-7

meta-cresol

108-39-4

para-cresol

106-44-5

1,2-dichlooretheen

cis-1,2-dichlooretheen

156-59-2

trans-1,2-dichlooretheen

156-60-5

dichloorpropanen

1,1-dichloorpropaan

78-99-9

1,2-dichloorpropaan

78-87-5

1,3-dichloorpropaan

142-28-9

dichloorbenzenen

1,2-dichloorbenzeen

95-50-1

1,3-dichloorbenzeen

541-73-1

1,4-dichloorbenzeen

106-46-7

trichloorbenzenen

1,2,3-trichloorbenzeen

87-61-6

1,2,4-trichloorbenzeen

120-82-1

1,3,5-trichloorbenzeen

108-70-3

tetrachloorbenzenen

1,2,3,4-tetrachloorbenzeen

634-66-2

1,2,3,5-tetrachloorbenzeen

634-90-2

1,2,4,5-tetrachloorbenzeen

95-94-3

chloorbenzenen

monochloorbenzeen

108-90-7

1,2-dichloorbenzeen

95-50-1

1,3-dichloorbenzeen

541-73-1

1,4-dichloorbenzeen

106-46-7

1,2,3-trichloorbenzeen

87-61-6

1,2,4-trichloorbenzeen

120-82-1

1,3,5-trichloorbenzeen

108-70-3

1,2,3,4-tetrachloorbenzeen

634-66-2

1,2,3,5-tetrachloorbenzeen

634-90-2

1,2,4,5-tetrachloorbenzeen

95-94-3

pentachloorbenzeen

608-93-5

hexachloorbenzeen

118-74-1

aromatische oplosmiddelen

benzeen

71-43-2

tolueen

108-88-3

ethylbenzeen

100-41-4

ortho-xyleen

95-47-6

meta-xyleen

108-38-3

para-xyleen

106-42-3

styreen

100-42-5

1, 2, 3-trimethyl-benzeen

526-73-8

1, 2, 4-trimethylbenzeen

95-63-6

1, 3, 5-trimethylbenzeen

108-67-8

2-ethyltolueen

611-14-3

3-ethyltolueen

620-14-4

4-ethyltolueen

622-96-8

isopropylbenzeen

98-82-8

propylbenzeen

103-65-1

n-dodecylbenzeen

123-01-3

som-PAK

naftaleen

91-20-3

fenantreen

85-01-8

antraceen

120-12-7

fluorantheen

206-44-0

chryseen

218-01-9

benzo(a)antraceen

56-55-3

benzo(a)pyreen

50-32-8

benzo(k)fluorantheen

207-08-9

indeno(1,2,3cd)pyreen

193-39-5

benzo(ghi)peryleen

191-24-2

4-chloormethylfenolen

4-chloor-3-methylfenol

59-50-7

4-chloor-2-methylfenol

1570-64-5

monochloorfenolen

2-chloorfenol

95-57-8

3-chloorfenol

108-43-0

4-chloorfenol

106-48-9

dichloorfenolen

2,3-dichloorfenol

576-24-9

2,4-dichloorfenol

120-83-2

2,5-dichloorfenol

583-78-8

2,6-dichloorfenol

87-65-0

3,4-dichloorfenol

95-77-2

3,5-dichloorfenol

591-35-5

trichloorfenolen

2,3,4-trichloorfenol

15950-66-0

2,3,5-trichloorfenol

933-78-8

2,3,6-trichloorfenol

933-75-5

2,4,5-trichloorfenol

95-95-4

2,4,6-trichloorfenol

88-06-2

3,4,5-trichloorfenol

609-19-8

tetrachloorfenolen

2,3,4,5-tetrachloorfenol

4901-51-3

2,3,4,6-tetrachloorfenol

58-90-2

2,3,5,6-tetrachloorfenol

935-95-5

chloorfenolen

2-chloorfenol

95-57-8

3-chloorfenol

108-43-0

4-chloorfenol

106-48-9

2,3-dichloorfenol

576-24-9

2,4-dichloorfenol

120-83-2

2,5-dichloorfenol

583-78-8

2,6-dichloorfenol

87-65-0

3,4-dichloorfenol

95-77-2

3,5-dichloorfenol

591-35-5

2,3,4-trichloorfenol

15950-66-0

2,3,5-trichloorfenol

933-78-8

2,3,6-trichloorfenol

933-75-5

2,4,5-trichloorfenol

95-95-4

2,4,6-trichloorfenol

88-06-2

3,4,5-trichloorfenol

609-19-8

2,3,4,5-tetrachloorfenol

4901-51-3

2,3,4,6-tetrachloorfenol

58-90-2

2,3,5,6-tetrachloorfenol

935-95-5

pentachloorfenol

87-86-5

chloordaan

cis-chloordaan

5103-71-9

trans-chloordaan

5103-74-2

DDT

2,4-DDT

789-02-6

4,4-DDT

50-29-3

DDE

2,4-DDE

3424-82-6

4,4-DDE

72-55-9

DDD

2,4-DDD

53-19-0

4,4-DDD

72-54-8

DDT/DDE/DDD

2,4-DDT

789-02-6

4,4-DDT

50-29-3

2,4-DDE

3424-82-6

4,4-DDE

72-55-9

2,4-DDD

53-19-0

4,4-DDD

72-54-8

drins

aldrin

390-00-2

dieldrin

60-57-1

endrin

72-20-8

HCH-verbindingen

α-hexachloorcyclohexaan (α-HCH)

319-84-6

β-hexachloorcyclohexaan (β-HCH)

319-85-7

γ-hexachloorcyclohexaan (γ-HCH)

58-89-9

δ-hexachloorcyclohexaan (δ-HCH)

319-86-8

heptachloorepoxide

cis-heptachloorepoxide

1024-57-3

trans-heptachloorepoxide

280044-83-9

polychloorbiphenylen

PCB 28

7012-37-5

PCB 52

35693-99-3

PCB 101

37680-73-2

PCB 118

31508-00-6

PCB 138

35065-28-2

PCB 153

35065-27-1

PCB 180

35065-29-3

chlooranilinen

monochlooranilinen

2-chlooraniline

95-51-2

3-chlooraniline

108-42-9

4-chlooraniline

106-47-8

dichlooranilinen

2,3-dichlooraniline

608-27-5

2,4-dichlooraniline

554-00-7

2,5-dichlooraniline

95-82-9

2,6-dichlooraniline

608-31-1

3,4-dichlooraniline

95-76-1

3,5-dichlooraniline

626-43-7

trichlooranilinen

2,3,4-trichlooraniline

634-67-3

2,3,5-trichlooraniline

18487-39-3

2,4,5-trichlooraniline

636-30-6

2,4,6-trichlooraniline

634-93-5

3,4,5-trichlooraniline

634-91-3

tetrachlooranilinen

2,3,4,5-tetrachlooraniline

634-83-3

2,3,5,6-tetrachlooraniline

3481-20-7

chloornaftaleen

α-chloornaftaleen

90-13-1

β-chloornaftaleen

91-58-7

dioxines (som gekwantificeerd als TEQ, zie bijlage B, tabel 4)

2,3,7,8-TCDD

1746-01-6

1,2,3,7,8-PeCDD

40321-76-4

1,2,3,6,7,8-HxCDD

57653-85-7

1,2,3,7,8,9-HxCDD

19408-74-3

1,2,3,4,7,8-HxCDD

39227-28-6

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

35822-46-9

1,2,3,4,6,7,8,9-OCDD

3268-87-9

2,3,7,8-TCDF

51207-31-9

1,2,3,7,8-PeCDF

57117-41-6

2,3,4,7,8-PeCDF

57117-31-4

1,2,3,6,7,8-HxCDF

57117-44-9

1,2,3,7,8,9-HxCDF

72918-21-9

1,2,3,4,7,8-HxCDF

70648-26-9

2,3,4,6,7,8-HxCDF

60851-34-5

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

67562-39-4

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

55673-89-7

1,2,3,4,6,7,8,9-OCDF

39001-02-0

PCB77

32598-13-3

PCB81

70362-50-4

PCB105

32598-14-4

PCB114

74472-37-0

PCB118

31508-00-6

PCB123

65510-44-3

PCB126

57465-28-8

PCB156

38380-08-4

PCB157

69782-90-7

PCB167

52663-72-6

PCB169

32774-16-6

PCB189

39635-31-9

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (OCB’s) (landbodem)

hexachloorbenzeen (HCB)

118-74-1

α-hexachloorcyclohexaan (α-HCH)

319-84-6

β-hexachloorcyclohexaan (β-HCH)

319-85-7

γ-hexachloorcyclohexaan (γ-HCH)

58-89-9

aldrin

390-00-2

dieldrin

60-57-1

endrin

72-20-8

2,4-DDT

789-02-6

4,4-DDT

50-29-3

2,4-DDE

3424-82-6

4,4-DDE

72-55-9

2,4-DDD

53-19-0

4,4-DDD

72-54-8

heptachloor

76-44-8

α-endosulfan

959-98-8

cis-heptachloorepoxide

1024-57-3

trans-heptachloorepoxide

280044-83-9

telodrin

465-73-6

isodrin

297-78-9

cis-chloordaan

5103-71-9

trans-chloordaan

5103-74-2

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (OCB’s) (waterbodem)

α-hexachloorcyclohexaan (α-HCH)

319-84-6

β-hexachloorcyclohexaan (β-HCH)

319-85-7

γ-hexachloorcyclohexaan (γ-HCH)

58-89-9

δ-hexachloorcyclohexaan (δ-HCH)

319-86-8

aldrin

309-00-2

dieldrin

60-57-1

endrin

72-20-8

2,4-DDT

789-02-6

4,4-DDT

50-29-3

2,4-DDE

3424-82-6

4,4-DDE

72-55-9

2,4-DDD

53-19-0

4,4-DDD

72-54-8

heptachloor

76-44-8

α-endosulfan

959-98-8

endosulfansulfaat

1031-07-8

cis-heptachloorepoxide

1024-57-3

trans-heptachloorepoxide

28044-83-9

telodrin

465-73-6

isodrin

297-78-9

cis-chloordaan

5103-71-9

trans-chloordaan

5103-74-2

hexachloorbutadieen

87-68-3

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

atrazine

1912-24-9

propazine

139-40-2

simazine

122-34-9

terbutryn

886-50-0

azinfos-methyl

86-50-0

bromofos-ethyl

4824-78-6

bromofos-methyl

2104-96-3

chloorpyrifos-ethyl

2921-88-2

dichloorvos

62-73-7

disulfoton

298-04-4

fenthion

55-38-9

malathion

121-75-5

parathion-ethyl

56-38-2

parathion-methyl

298-00-0

organotin verbindingen

tributyltin

688-73-3

trifenyltin

892-20-6

ftalaten

dimethylftalaat

131-11-3

diethylftalaat

84-66-2

di-isobutylftalaat

84-69-5

dibutylftalaat

84-74-2

butylbenzylftalaat

85-68-7

dihexylftalaat

84-75-3

di(2-ethylhexyl)ftalaat

117-81-7

asbest

serpentijn

chrysotiel -witte asbest

12001-29-5

amfibool

actinoliet – groene asbest

77536-66-4

amosiet / gruneriet -bruine asbest

12172-73-5

anthofylliet -gele asbest

77536-67-5

crocidoliet- blauwe asbest

12001-28-4

tremoliet- grijze asbest

77536-68-6

Bijlage

F

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

De bepaling of een bouwstof kan worden aangemerkt als vormgegeven bouwstof, onderscheidenlijk duurzaam vormvaste bouwstof

Om te bepalen of sprake is van een vormgegeven bouwstof worden het volume van de kleinste eenheid en de duurzame vormvastheid van de bouwstof bepaald op de wijze die in deze bijlage is beschreven.

1

Bepaling van het volume van de kleinste eenheid van een bouwstof op basis van afmetingen door middel van onderdompeling van een eenheid als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid

Voor de bepaling van het volume van de kleinste eenheid door middel van onderdompeling, uitgevoerd volgens hoofdstuk 8 van NEN-EN 13383-2, wordt de volgende formule toegepast:

V = (M1 – M2) / ρ

waarbij:

V = de volume van de eenheid in cm3

M1 = de massa van de vochtige eenheid, in g

M2 = de schijnbare massa van de eenheid onder water, bepaald volgens hoofdstuk 8 van NEN-EN 13383-2, in g

ρ = de dichtheid van water bij de beproevingstemperatuur van het waterbad, in g/cm3

2

Bepaling van het volume van de kleinste eenheid van een bouwstof door middel van een zeefproef als bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid

Een bouwstof wordt op grond van de resultaten van een bepaling van de korrelverdeling door middel van een zeefproef, uitgevoerd volgens de normdocumenten die in onderstaande tabel voor de onderscheiden zeefmaten zijn vermeld, aangemerkt als bouwstof met een volume van de kleinste eenheid van ten minste 50 cm3, als het korrelverdelingsdiagram van een monster van de bouwstof voldoet aan alle waarden die in de tabel voor zeefdoorval voor elke zeefmaat zijn opgenomen.

90 mm

0 – 90%

NEN-EN 13383-2

63 mm

0 – 60%

NEN-EN 13383-2

45 mm

0 – 35%

NEN-ISO 3310-2

31,5 mm

0 – 10%

NEN-ISO 3310-2

16 mm

0 – 5%

NEN-ISO 3310-2

3

Bepaling van niet-duurzaam vormvaste toepassingen als bedoeld in artikel 3.9, derde lid

In onderstaande tabel zijn combinaties van toepassingen en bouwstoffen opgenomen die niet als duurzaam vormvast worden aangemerkt.

Wegenbouw

funderingslaag

gestabiliseerde klei

gestabiliseerde leem

gestabiliseerd E-vliegas

verhardingslaag

(bouwstoffen voor) oppervlaktebehandeling

Waterbouw

toplaag

zandcementblokken

niet-vochtbestendige staalslakken, als bedoeld in Standaard RAW-bepalingen 2005 (CROW, Ede)

dynamisch stabiele constructie1

alle bouwstoffen

Kern

niet-vochtbestendige staalslakken als bedoeld in Standaard RAW-bepalingen 2005 (CROW, Ede)

1 Een waterbouwkundige constructie waarin steenstukken in de toplaag onder invloed van golfslag aanzienlijke verplaatsingenkunnen vertonen en aanzienlijk ten opzichte van elkaar kunnen bewegen en die ondanks deze verplaatsingen zijn functie behoudt.

Bijlage

G

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Omrekenen van door het laboratorium gerapporteerde concentraties van stoffen ten behoeve van het toetsen aan kwaliteitseisen als opgenomen in bijlage A of B van deze regeling, bijlage IIA van het Besluit activiteiten leefomgeving en bijlage Vd van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Ten behoeve van het toetsen van concentraties van stoffen aan de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in bijlage A of B bij deze regeling, bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving en bijlage Vd bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden:

  • de door het laboratorium op het analysecertificaat als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ gerapporteerde concentraties van stoffen, omgerekend naar een getalswaarde overeenkomstig onderdeel I van deze bijlage;

  • gemeten concentraties van stoffen omgerekend naar concentraties in een standaardbodem overeenkomstig onderdeel II van deze bijlage.

I

Omgaan met door het laboratorium als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ gerapporteerde concentraties van stoffen

  • a)

    Wanneer het laboratorium een concentratie van een stof op het analysecertificaat als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ rapporteert en de waarde van de door het laboratorium gerapporteerde rapportagegrens kleiner dan of gelijk is aan de waarde van de rapportagegrens die is opgenomen in tabel 1 van deze bijlage als het bodem, grond of baggerspecie betreft of de rapportagegrens die in AP 04 is opgenomen als het een bouwstof betreft, dan voldoet de concentratie van die stof aan de van toepassing zijnde kwaliteitseis die is opgenomen in bijlage A of B. De op het analysecertificaat gerapporteerde waarde van de rapportagegrens wordt vermenigvuldigd met 0,7 om de getalswaarde van de concentratie van die stof te verkrijgen. De aldus verkregen getalswaarde van de concentratie van de stof voldoet voor bouwstoffen aan de kwaliteitseisen uit bijlage A en wordt voor bodem, grond en baggerspecie omgerekend naar de standaardbodem overeenkomstig onderdeel II van deze bijlage en voldoet aan de kwaliteitseisen uit bijlage B.

  • b)

    Wanneer het laboratorium een concentratie van een stof op het analysecertificaat als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ rapporteert en de waarde van de door het laboratorium gerapporteerde rapportagegrens groter is dan de waarde van de rapportagegrens die is opgenomen in tabel 1 van deze bijlage als het bodem, grond of baggerspecie betreft of de rapportagegrens die in AP04 is opgenomen als het een bouwstof betreft, dan wordt de op het analysecertificaat gerapporteerde waarde van de rapportagegrens vermenigvuldigd met 0,7 om de getalswaarde van de concentratie van die stof te verkrijgen. De aldus verkregen getalswaarde van de concentratie van de stof wordt voor bodem, grond en baggerspecie omgerekend naar de standaardbodem overeenkomstig onderdeel II van deze bijlage en vervolgens getoetst aan de kwaliteitseis die is opgenomen in bijlage B. De getalswaarde van de concentratie van de stof wordt voor bouwstoffen getoetst aan de kwaliteitseis die is opgenomen in bijlage A.

  • c)

    Wanneer het laboratorium een concentratie van een stof op het analysecertificaat als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ rapporteert en voor die stof geen rapportagegrens is opgenomen in tabel 1 van deze bijlage als het bodem betreft, dan wordt de op het analysecertificaat aangeduide rapportagegrens van de stof niet omgerekend naar een getalswaarde, niet omgerekend naar standaardbodem overeenkomstig onderdeel II van deze bijlage en niet getoetst aan de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in bijlage B. Dat wil dus zeggen dat die stof dan beoordeeld wordt als een stof die niet in de bodem aanwezig is en die dus geen invloed heeft op de klasse-indeling van de ontvangende bodem.

  • d)

    Wanneer het laboratorium een concentratie van een stof op het analysecertificaat als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ rapporteert en voor die stof geen rapportagegrens is opgenomen in tabel 1 van deze bijlage als het grond of baggerspecie betreft of voor die stof geen rapportagegrens is opgenomen in AP 04 als het een bouwstof betreft, dan wordt de op het analysecertificaat gerapporteerde waarde van de rapportagegrens vermenigvuldigd met 0,7 om de getalswaarde van de concentratie van die stof te verkrijgen. De aldus verkregen getalswaarde van de concentratie van die stof wordt voor bodem, grond en baggerspecie omgerekend naar de standaardbodem overeenkomstig onderdeel II van deze bijlage en vervolgens getoetst aan de kwaliteitseis die is opgenomen in bijlage B. De getalswaarde van de concentratie van die stof wordt voor bouwstoffen getoetst aan de kwaliteitseis als opgenomen in bijlage A.

  • e)

    Voor somparameters geldt het volgende:

    • Wanneer het laboratorium voor alle individuele stoffen die overeenkomstig bijlage E behoren tot de somparameter, een concentratie van die stoffen op het analysecertificaat als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ rapporteert en de waarde van de door het laboratorium gerapporteerde rapportagegrens voor alle individuele stoffen die overeenkomstig bijlage E behoren tot de somparameter, kleiner dan of gelijk is aan de waarde van de rapportagegrens die is opgenomen in tabel 1 van deze bijlage als het bodem, grond of baggerspecie betreft of de rapportagegrens die in AP 04 is opgenomen als het een bouwstof betreft, dan voldoet de concentratie van elke individuele stof en de concentratie van de somparameter aan de van toepassing zijnde kwaliteitseis die voor bouwstoffen is opgenomen in bijlage A en voor de bodem, grond en baggerspecie in bijlage B. De op het analysecertificaat gerapporteerde waarde van de rapportagegrens wordt vermenigvuldigd met 0,7 om de getalswaarde van de concentratie van de individuele stof te verkrijgen. De verkregen getalswaarde van de concentratie van die individuele stof wordt betrokken bij de sommatie van de concentraties van de stoffen die overeenkomstig bijlage E behoren tot de somparameter. De aldus verkregen getalswaarde van de concentratie van de stof voldoet voor bouwstoffen aan de kwaliteitseisen uit bijlage A en wordt voor bodem, grond en baggerspecie omgerekend naar de standaardbodem overeenkomstig onderdeel II van deze bijlage en voldoet aan de kwaliteitseisen uit bijlage B. Indien getoetst wordt aan de kwaliteitseisen ‘voor op de landbodem verspreidbare baggerspecie’ die zijn opgenomen in kolom 3 van tabel 3b van bijlage B, wordt in afwijking van het voorgaande overeenkomstig onderdeel 2° omgegaan met door het laboratorium als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ gerapporteerde concentraties van stoffen.

    • Voor de individuele stoffen die overeenkomstig bijlage E behoren tot de somparameter, waarvoor de concentratie op het analysecertificaat als ‘kleiner dan rapportagegrens’ is gerapporteerd wordt de op het analysecertificaat gerapporteerde waarde van de rapportagegrens vermenigvuldigd met 0,7 om de getalswaarde van de concentratie van de individuele stof te verkrijgen. De verkregen getalswaarde van de concentratie van die individuele stof wordt betrokken bij de sommatie van de concentraties van de stoffen die overeenkomstig bijlage E behoren tot de somparameter. Ingeval voor een individuele stof sprake is van een situatie als bedoeld in onderdeel c en dus sprake is van een indeling van de bodem in een kwaliteitsklasse, dan wordt deze individuele stof niet betrokken bij de sommatie van de concentraties van de stoffen die overeenkomstig bijlage E behoren tot de somparameter. De concentratie van de somparameter wordt voor de bodem, grond en baggerspecie omgerekend naar de standaardbodem overeenkomstig onderdeel II van deze bijlage en vervolgens getoetst aan de kwaliteitseis die voor de bodem, grond en baggerspecie is opgenomen in bijlage B. De concentratie van de somparameter wordt voor bouwstoffen getoetst aan de kwaliteitseis die is opgenomen in bijlage A.

Ingeval onderdeel I van bijlage G wordt toegepast voor het toetsen aan de Interventiewaardebodemkwaliteit die is opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving, dan worden de bovenstaande onderdelen a t/m e overeenkomstig toegepast met dien verstande dat voor de kwaliteitseis in bijlage A of B telkens wordt verstaan de Interventiewaarde bodemkwaliteit die is opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving

Ingeval onderdeel I van bijlage G wordt toegepast voor het toetsen aan de Signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering die is opgenomen in bijlage Vd bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, dan worden de bovenstaande onderdelen a t/m e overeenkomstig toegepast met dien verstande dat voor bodem telkens grondwater wordt verstaan en voor de kwaliteitseis in bijlage A of B telkens wordt verstaan de Signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering die is opgenomen in bijlage Vd bij het Besluit kwaliteit leefomgeving

Ingeval onderdeel I van bijlage G wordt toegepast voor het toetsen aan de Signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering die is opgenomen in bijlage Vd bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, dan heeft de onderzoeker de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet in die mate is verontreinigd als het toetsingsresultaat aangeeft, onder de voorwaarde dat het betreffende toetsingsresultaat tot stand is gekomen door een omrekening van een concentratie van een slecht oplosbare stof die op het analysecertificaat als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ is gerapporteerd.

Tabel 1. Rapportagegrenzen ten behoeve van het omgaan met door het laboratorium als ‘kleiner dan de rapportagegrens’ gerapporteerde concentraties van stoffen

1. Metalen

Antimoon

1,5

3

Arseen

4

5

barium

20

20

beryllium

1

1

cadmium

0,2

0,2

chroom

10

1

kobalt

3

2

koper

5

2

kwik

0,05

0,05

lood

10

2

molybdeen

1,5

2

nikkel

4

3

seleen

1,5

tellurium

2

15

thallium

1

5

tin

1,5

2,5

vanadium

10

2

zilver

1

5

zink

20

10

2. Overige anorganische stoffen

chloride

150

mg/l

50

CN vrij

2

3

CN totaal

3

5

nitraat

mg N/l

3

ortho-fosfaat

mg P/l

1

sulfaat

mg/l

30

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,05

0,2

ethylbenzeen

0,05

0,2

tolueen

0,05

0,2

o-xyleen

0,05

0,1

m-xyleen

som 0,1

som 0,2

p-xyleen

styreen

0,05

0,2

1,2,3-trimethylbenzeen

0,1

1,2,4-trimethylbenzeen

0,1

1,3,5-trimethylbenzeen

0,1

2-ethyltolueen

0,1

3-ethyltolueen

0,1

4-ethyltolueen

0,1

isopropylbenzeen

0,1

propylbenzeen

0,1

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen(PAK's)

naftaleen

0,05

0,02

fenantreen

0,05

0,01

antraceen

0,05

0,01

fluoranteen

0,05

0,01

chryseen

0,05

0,01

benz(a)antraceen

0,05

0,01

benz(a)pyreen

0,05

0,01

benz(k)fluoranteen

0,05

0,01

indeno(123cd)pyreen

0,05

0,01

benz(ghi)peryleen

0,05

0,01

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a.(vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen(vinylchloride)

0,05

0,2

dichloormethaan

0,05

0,2

1,1-dichloorethaan

0,1

0,2

1,2-dichloorethaan

0,1

0,2

1,1-dichlooretheen

0,1

0,1

cis 1,2-dichlooretheen

0,1

0,1

trans 1,2-dichlooretheen

0,1

0,1

1,1-dichloorpropaan

0,05

0,2

1,2-dichloorpropaan

0,05

0,2

1,3-dichloorpropaan

0,05

0,2

trichloormethaan(chloroform)

0,05

0,2

1,1,1-trichloorethaan

0,05

0,1

1,1,2-trichloorethaan

0,05

0,1

trichlooretheen(Tri)

0,05

0,2

tetrachloormethaan(Tetra)

0,05

0,1

tetrachlooretheen (Per)

0,05

0,1

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,04

0,2

1,2-dichloorbenzeen

0,1

0,2

1,3-dichloorbenzeen

0,1

0,2

1,4-dichloorbenzeen

0,1

0,2

1,2,3-trichloorbenzeen

µg/kg droge stof

1

0,01

1,2,4-trichloorbenzeen

µg/kg droge stof

1

0,01

1,3,5-trichloorbenzeen

µg/kg droge stof

1

0,01

1,2,3,4-tetrachloorbenzeen

µg/kg droge stof

1

0,01

1,2,3,5-tetrachloorbenzeen

µg/kg droge stof

som 2

som 0,02

1,2,4,5-tetrachloorbenzeen

pentachloorbenzeen

µg/kg droge stof

1

ng/l

5

hexachloorbenzeen

µg/kg droge stof

1

ng/l

5

c. chloorfenolen

pentachloorfenol

µg/kg droge stof

3

d. polychloorbifenylen (PCB's)

PCB 28

µg/kg droge stof

1

ng/l

6

PCB 52

µg/kg droge stof

1

ng/l

6

PCB 101

µg/kg droge stof

1

ng/l

6

PCB 118

µg/kg droge stof

1

ng/l

6

PCB 138

µg/kg droge stof

1

ng/l

6

PCB 153

µg/kg droge stof

1

ng/l

6

PCB 180

µg/kg droge stof

1

ng/l

6

6. Bestrijdingsmiddelen

a. oranochloorbestrijdingsmiddelen

cis-chloordaan

µg/kg droge stof

1

0,01

trans-chloordaan

µg/kg droge stof

1

0,01

opDDT

µg/kg droge stof

1

0,01

ppDDT

µg/kg droge stof

1

0,01

opDDE

µg/kg droge stof

1

0,01

ppDDE

µg/kg droge stof

1

0,01

opDDD

µg/kg droge stof

1

0,01

ppDDD

µg/kg droge stof

1

0,01

aldrin

µg/kg droge stof

1

0,01

dieldrin

µg/kg droge stof

1

0,01

endrin

µg/kg droge stof

1

0,01

isodrin

µg/kg droge stof

1

telodrin

µg/kg droge stof

1

endosulfansulfaat

µg/kg droge stof

2

α-endosulfan

µg/kg droge stof

1

0,01

α-HCH

µg/kg droge stof

1

0,01

β-HCH

µg/kg droge stof

1

ng/l

8

γ-HCH

µg/kg droge stof

1

ng/l

9

δ-HCH

µg/kg droge stof

1

ng/l

8

heptachloor

µg/kg droge stof

1

0,01

cis-heptachloorepoxide

µg/kg droge stof

1

0,01

trans-heptachloorepoxide

µg/kg droge stof

1

0,01

hexachloorbutadieen

µg/kg droge stof

1

c. organotin bestrijdingsmiddelen

tributyltin

µg Sn/kg droge stof

4

trifenyltin

µg Sn/kg droge stof

4

7. Overige stoffen

ETBE

0,3

1

min olie

35

50

MTBE

0,1

1

tribroommethaan

0,1

0,2

II

Omrekenen van door het laboratorium gerapporteerde concentraties van stoffen naar concentratie van die stoffen in standaardbodem, ten behoeve van de toetsing aan kwaliteitseisen die voor de bodem, grond en baggerspecie voor die stoffen zijn opgenomen in bijlage B bij deze Regeling en ten behoeve van de toetsing aan de interventiewaarden bodemkwaliteit uit bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving

Ten behoeve van de toetsing aan kwaliteitseisen die voor de bodem, grond en baggerspecie zijn opgenomen in bijlage B bij deze regeling en de toetsing aan de interventiewaarden bodemkwaliteit uit bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gemeten concentraties van stoffen door middel van een bodemtypecorrectie omgerekend naar een concentratie van die stoffen in de standaardbodem. Uitzondering hierop is de toetsing aan de kwaliteitseis voor ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ in kolom 4 van tabel 3c bij bijlage B. Voor de toetsing aan de kwaliteitseis voor ‘voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie’ in kolom 4 van tabel 3c bij bijlage B wordt gebruik gemaakt van de gemeten concentraties aan stoffen, zonder omrekening naar standaardbodem.

De omrekening of standaardisering van gemeten concentraties met de bodemtypecorrectie naar standaardbodem vindt plaats voor elke individuele gemeten concentratie, alvorens andere berekeningen worden uitgevoerd, zoals het bepalen van de gemiddelde concentratie van twee of meer metingen in dezelfde bodem of partij. Bij het omrekenen wordt gebruik gemaakt van de gemeten percentages organische stof en lutum. Hierbij is het percentage aan organisch stof bepaald volgens NEN 5754 en het percentage lutum gelijk aan het gewichtspercentage minerale bestanddelen met een diameter kleiner dan 2 µm, betrokken op het drooggewicht. De naar standaardbodem gecorrigeerde concentraties worden getoetst aan de kwaliteitseisen zoals die zijn opgenomen in bijlage B, met inachtneming van de toetsingsregels die eveneens in die bijlage zijn opgenomen.

De omrekening van gemeten concentraties van stoffen naar concentraties van stoffen in een standaardbodem verloopt via de onderstaande formule:

Hierin is:

Gstandaard

=

gestandaardiseerde concentratie van een stof

Ggemeten

=

gemeten concentratie van een stof

A

=

stofafhankelijke basisconstante als opgenomen in kolom 2 van tabel 2

B

=

stofafhankelijke constante voor de lutumcorrectie als opgenomen in kolom 3 van tabel 2

C

=

stofafhankelijke constante voor de organische stofcorrectie als opgenomen in kolom 4 van tabel 2

*

=

vermenigvuldigingsteken

% lutum1

=

het gemeten gewichtspercentage minerale bestanddelen met een diameter kleiner dan 2 µm, betrokken op het drooggewicht.

% organische stof2

=

gemeten percentage organisch stof, betrokken op het drooggewicht.

1 Voor het % lutum wordt, in geval het gemeten percentage lager is dan de minimumwaarde die is opgenomen in tabel 3, de minimumwaarde in tabel 3 aangehouden.

2 Voor het % organische stof wordt in geval het gemeten percentage lager is dan de minimumwaarde die is opgenomen in tabel 3, de minimumwaarde in tabel 3 aangehouden. In geval het gemeten percentage hoger is dan de maximumwaarde die is opgenomen in tabel 3, wordt hiervoor de maximumwaarde in tabel 3 aangehouden.

Tabel 2. Stofafhankelijke constanten

Antimoon

1

0

0

Arseen

15

0,4

0,4

Barium

30

5

0

Berylium

8

0,9

0

Cadmium

0,4

0,007

0,021

Chroom

50

2

0

Kobalt

2

0,28

0

Koper

15

0,6

0,6

Kwik

0,2

0,0034

0,0017

Lood

50

1

1

Molybdeen

1

0

0

Nikkel

10

1

0

Thallium

1

0

0

Tin

4

0,6

0

Vanadium

12

1,2

0

Zink

50

3

1,5

Organische verbindingen

0

0

1

Overige verbindingen

1

0

0

Tabel 3: Te hanteren minimum en maximum waarde voor organische stof en lutum bij toepassing van de formule voor bodemtypecorrectie1

Anorganische stoffen2

2

2

Organische stoffen

2

30

PAK's

10

30

1 Voor de omrekening van gemeten concentraties van stoffen naar concentraties van stoffen in de standaardbodem voor de stoffen die worden betrokken bij het bepalen van de kwaliteitseis voor ‘voor verspreiden op de landbodem geschikte baggerspecie’ die is opgenomen in tabel 3b, kolom 3, van bijlage B wordt uitsluitend de minimumwaarde bij organische stoffen gehanteerd.

2 Voor barium in thermisch gereinigde grond en baggerspecie wordt ingeval van een gemeten lutumpercentage van minder dan 10%, met een lutumpercentage van 10% gerekend.

Bijlage

H

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Bepaling keuringsfrequentie waarmee ten behoeve van de afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring voor partijen van een bouwstof, grond of baggerspecie verificatiekeuringen moeten worden verricht

In deze bijlage is beschreven op welke wijze de keuringsfrequentie wordt bepaald waarmee voor stoffen in partijen van een bouwstof, grond of baggerspecie waarvoor een erkende kwaliteitsverklaring wordt afgegeven, verificatiekeuringen moeten worden verricht.

De keuringsfrequentie wordt bepaald:

  • in het kader van een toelatingsonderzoek ten behoeve van de verkrijging van het recht om een erkende kwaliteitsverklaring af te geven; of

  • na uitvoering van een verificatiekeuring ten behoeve van de afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring,

De keuringsfrequentie kan naar keuze van de producent worden bepaald met toepassing van:

  • a.

    de k-waardetoets (onderdeel 1);

  • b.

    de gammatoets (onderdeel 2); of

  • c.

    de verdelingsvrije toets (onderdeel 3).

Onder deze begrippen wordt het volgende verstaan:

k-waardetoets; methode ter bepaling van de keuringsfrequentie waarmee voor een verontreinigende stof ten behoeve van de afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring voor partijen van een bouwstof, grond of baggerspecie verificatiekeuringen moeten worden verricht, waarbij de keuringsfrequentie wordt bepaald op grond van een combinatie van de afstand van de gemeten emissies of concentraties van de stof ten opzichte van de toepasselijke kwaliteitseis en de constantheid van de gemeten emissies en concentraties die in de partijkeuringen die zijn verricht, telkens zijn vastgesteld;

gammatoets: methode ter bepaling van de keuringsfrequentie waarmee voor een verontreinigende stof ten behoeve van de afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring voor partijen van een bouwstof, grond of baggerspecie verificatiekeuringen moeten worden verricht, waarbij de keuringsfrequentie vooral wordt bepaald op grond van de afstand van de gemeten emissies of concentraties van de stof ten opzichte van de toepasselijke kwaliteitseis die in de partijkeuringen die zijn verricht, telkens is vastgesteld; en

verdelingsvrije toets: methode ter bepaling van de keuringsfrequentie waarmee voor een verontreinigende stof ten behoeve van de afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring voor partijen van een bouwstof, grond of baggerspecie verificatiekeuringen moeten worden verricht, waarbij de keuringsfrequentie wordt bepaald op grond van de constantheid waarmee de gemeten emissies en concentraties in een reeks van partijkeuringen die zijn verricht, telkens aan de toepasselijke kwaliteitseis voldoen.

1

Bepaling van de keuringsfrequentie met toepassing van de k-waardetoets

Berekening van de k-waarde

De k-waarde waarmee de k-waardetoets wordt uitgevoerd, wordt berekend voor elke te onderzoeken stof afzonderlijk met gebruikmaking van de volgende formule:

k = (log (kwaliteitseis) – y) / sy.

Hierin is:

kwaliteitseis:

als het een bouwstof betreft: de kwaliteitseis die voor de onderzochte stof is vermeld in bijlage A; of

als het grond of baggerspecie betreft: de kwaliteitseis die voor de kwaliteitsklasse waarin de grond of baggerspecie wordt ingedeeld, voor de onderzochte stof als bovengrens is vermeld in bijlage B, tabel 1 of tabel 2

y:

als het een bouwstof betreft: het gemiddelde van de log getransformeerde concentratie of emissie van de onderzochte stof in alle partijkeuringen die bij het bepalen van de k-waarde worden meegenomen, waarbij moet worden uitgegaan van het gemiddelde van de concentraties of emissies van de stof in de geanalyseerde monsters in elke partijkeuring

als het grond of baggerspecie betreft: het gemiddelde van de log getransformeerde, volgens bijlage G naar standaardbodem omgerekende concentratie of emissie van de onderzochte stof in alle partijkeuringen die bij het bepalen van de k-waarde worden meegenomen, waarbij moet worden uitgegaan van het gemiddelde van de concentraties of emissies van de stof in de geanalyseerde monsters in elke partijkeuring

sy:

als het een bouwstof betreft: de standaarddeviatie van de log getransformeerde concentratie of emissie van de onderzochte stof in alle partijkeuringen die bij het bepalen van de k-waarde worden meegenomen, waarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de concentraties of emissies van de stof in de geanalyseerde monsters in elke partijkeuring.

als het grond of baggerspecie betreft: de standaarddeviatie van de log getransformeerde volgens bijlage G naar standaardbodem omgerekende concentratie of emissie van de onderzochte stof in alle partijkeuringen die bij het bepalen van de k-waarde worden meegenomen, waarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de concentraties of emissies van de stof in de geanalyseerde monsters in elke partijkeuring

Wanneer tevens de behoefte bestaat om op de erkende kwaliteitsverklaring een specifieke kwaliteit grond of baggerspecie te vermelden wordt ten behoeve van de berekening van de k-waarde de kwaliteitseis voor de onderzochte stof gehanteerd die voor die specifieke kwaliteit in de bij die specifieke kwaliteit horende bijlage B tabel 3 a t/m e is vermeld.

Bepaling van de keuringsfrequentie

Voor het bepalen van de keuringsfrequentie wordt op basis van de berekende k-waarde per stof de mate van betrouwbaarheid waarmee op grond van de verrichte metingen van de concentraties of emissies van de onderzochte stof kan worden vastgesteld dat de te onderzoeken partij van een bouwstof, grond of baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseis voor die stof, ingedeeld in de toepasselijke categorie van mate van betrouwbaarheid die in kolom 1 van tabel 1 is onderscheiden.

Hierbij geeft de aanduiding 90 / (> 99,9) aan dat met 90% betrouwbaarheid 99,9 van de 100 partijen voor de stof aan de daarvoor geldende kwaliteitseis voldoet en worden de andere in kolom 1 van tabel 1 opgenomen aanduidingen op vergelijkbare wijze gelezen.

De keuringsfrequentie wordt als volgt bepaald.

  • Wanneer 5 partijkeuringen zijn verricht, wordt de berekende k-waarde ingedeeld in de toepasselijke categorie van spreidingsbreedte van k-waarden die in kolom 2 van tabel 1 is onderscheiden.

  • Wanneer 10 partijkeuringen zijn verricht, wordt de berekende k-waarde ingedeeld in de toepasselijke categorie van spreidingsbreedte van k-waarden die in kolom 3 van tabel 1 is onderscheiden.

  • De keuringsfrequentie waarmee voor een stof een verificatiekeuring moet worden verricht, wordt, uitgaande van de mate van betrouwbaarheid van de verrichte metingen, het aantal verrichte partijkeuringen en de categorie waarin de berekende k-waarde is ingedeeld, afgelezen in kolom 4 van tabel 1.

Tabel 1. Eis aan k-waarde en bijbehorende keuringsfrequentie

90 / (> 99,9)

> 6,12

> 4,63

één keuring per vijf jaar

90 / (99 – 99,9)

> 4,67 en

≤ 6,12

> 3,53 en

≤ 4,63

één keuring per jaar

90 / (90 – 99)

> 2,74 en

≤ 4,67

> 2,07 en

≤ 3,53

één keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

90 / (70 – 90)

> 1,46 en

≤ 2,74

> 1,07 en

≤ 2,07

één keuring per vier partijen

(minimaal tien per drie jaar)

90 / (50 – 70)

> 0,69 en

≤ 1,46

> 0,44

≤ 1,07

één keuring per twee partijen

(minimaal vijf per jaar)

90 / (< 50)

≤ 0,69

≤ 0,44

partijkeuring per afzonderlijke partij

(minimaal tien per jaar)

2

Bepaling van de keuringsfrequentie met toepassing van de gammatoets

Bepaling van de gammawaarde

De gammawaarde is een in het kader van de toepassing van de gammatoets te hanteren statistische constante, die, afhankelijk of vijf dan wel tien partijkeuringen zijn verricht, kan worden afgelezen in kolom 2 of 3 van tabel 2.

Bepaling van de keuringsfrequentie

Voor het bepalen van de keuringsfrequentie wordt de mate van betrouwbaarheid waarmee op grond van de verrichte metingen van de concentraties of emissies van de onderzochte stof kan worden vastgesteld dat de te onderzoeken partij van een bouwstof, grond of baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseis, ingedeeld in de toepasselijke categorie van mate van betrouwbaarheid die in kolom 1 van de toepasselijke tabel 2 en 3 is onderscheiden.

Hierbij geeft de aanduiding 90 / (> 99,9) aan dat met 90% betrouwbaarheid 99,9 van de 100 partijen voor de stof aan de daarvoor geldende kwaliteitseis voldoet en worden de andere in kolom 1 van tabel 2 en 3 opgenomen aanduidingen op vergelijkbare wijze gelezen

Bij toepassing van de gammatoets wordt de keuringsfrequentie voor elke te onderzoeken stof afzonderlijk berekend metgebruikmaking van de gammawaarde.

De keuringsfrequentie wordt als volgt bepaald:

  • Als het een bouwstof betreft: per verrichte partijkeuring wordt het gemiddelde van de concentratie of emissie van de stof in de geanalyseerde monsters bepaald.

  • Als het een grond of baggerspecie betreft: per verrichte partijkeuring wordt het gemiddelde van de volgens bijlage G naar standaardbodem omgerekende concentratie of emissie van de stof in de geanalyseerde monsters bepaald.

  • Vervolgens wordt de hoogste gemiddelde concentratie of emissie die voor de verrichte partijkeuringen als resultaat van een partijkeuring is berekend, getoetst aan de waarde die wordt verkregen door vermenigvuldiging van de toepasselijke kwaliteitseis met de toepasselijke gammawaarde.

Onder de toepasselijke kwaliteitseis wordt verstaan:

  • als het een bouwstof betreft: de kwaliteitseis die voor de stof is opgenomen in bijlage A;

  • als het grond of baggerspecie betreft: de kwaliteitseis die voor de stof is opgenomen als bovengrens van de kwaliteitsklasse die in de erkende kwaliteitsverklaring wordt vermeld en die is opgenomen in tabel 1, onderscheidenlijk tabel 2, van bijlage B;

Wanneer tevens de behoefte bestaat om op de erkende kwaliteitsverklaring een specifieke kwaliteit grond of baggerspecie te vermelden wordt ten behoeve van de gammatoets de kwaliteitseis voor de onderzochte stof gehanteerd die voor die specifieke kwaliteit in de bij die specifieke kwaliteit horende bijlage B tabel 3 a t/m e is vermeld.

Onder toepasselijke gammawaarde wordt verstaan:

  • de laagste gammawaarde, vermeld in kolom 2, onderscheidenlijk 3, van tabel 2 waarbij het resultaat van de vermenigvuldiging van die gammawaarde met de toepasselijke kwaliteitseis meer bedraagt dan de voor de partijkeuringen berekende hoogste gemiddelde concentratiewaarde of emissiewaarde.

  • Vervolgens wordt voor de verkregen ‘laagste gammawaarde’ de keuringsfrequentie afgelezen in kolom 4 van bijlage 2 om de voor de stof de te hanteren keuringsfrequentie te bepalen.

Tabel 2. Gammawaarden en bijbehorende keuringsfrequentie te hanteren voor niet-vormgegeven bouwstoffen, grond en baggerspecie wanneer het betrekking heeft op de emissie

90 / (>99,9)

0,19

0,26

één keuring per vijf jaar

90 / (99-99,9)

0,31

0,41

één keuring per jaar

90 / (90-99)

0,57

0,76

één keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

90 / (< 90)

> 0,57

> 0,76

hanteer de k-waarde toets

Tabel 3. Gamma waarden en bijbehorende keuringsfrequentie te hanteren voor vormgegeven bouwstoffen wanneer het betrekking heeft op de emissie

90 / (>99,9)

0,31

0,38

één keuring per vijf jaar

90 / (99-99,9)

0,43

0,52

één keuring per jaar

90 / (90-99)

0,67

0,82

één keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

90 / (< 90)

> 0,67

> 0,82

hanteer de k-waarde toets

3

Bepaling van de keuringsfrequentie met toepassing van de verdelingsvrije toets

Voor het bepalen van de keuringsfrequentie wordt de mate van betrouwbaarheid waarmee op grond van de verrichte metingen van de concentraties of emissies van de onderzochte stof kan worden vastgesteld dat de te onderzoeken partij van een bouwstof, grond of baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseis, ingedeeld in de toepasselijke categorie van mate van betrouwbaarheid die in kolom 1 van tabel 4 is onderscheiden.

Hierbij geeft de aanduiding 90 / (> 99,9) aan dat met 90% betrouwbaarheid 99,9 van de 100 partijen voor de stof aan de daarvoor geldende kwaliteitseis voldoet en worden de andere in kolom 1 van tabel 4 opgenomen aanduidingen op vergelijkbare wijze gelezen.

De verdelingsvrije toets houdt in dat aan de hand van het aantal overschrijdingen van de kwaliteitseis voor de desbetreffende stof in het naar keuze van de producent te hanteren aantal aansluitend verrichte meest recente partijkeuringen, de te hanteren keuringsfrequentie van de voor een stof te verrichten verificatiekeringen wordt bepaald.

De keuringsfrequentie wordt als volgt bepaald:

  • De verdelingsvrije toets wordt uitgevoerd voor elke onderzochte stof en voor elk van de verrichte partijkeuringen afzonderlijk;

  • Als het een bouwstof betreft: voor elke verrichte partijkeuring wordt het gemiddelde van de concentratie of emissie van de stof in de geanalyseerde monsters bepaald.

  • Als het een grond of baggerspecie betreft: voor elke verrichte partijkeuring wordt het overeenkomstig bijlage G naar standaardbodem omgerekende gemiddelde van de concentratie of emissie van de stof in de geanalyseerde monsters bepaald.

  • Vervolgens wordt voor elke verrichte partijkeuring de gemiddelde concentratie of emissie getoetst aan de toepasselijke kwaliteitseis.

Onder de toepasselijke kwaliteitseis wordt verstaan:

  • als het een bouwstof betreft: de kwaliteitseis die voor de stof is opgenomen in bijlage A;

  • als het grond of baggerspecie betreft: de kwaliteitseis die voor de stof is opgenomen als bovengrens van de kwaliteitsklasse die in de erkende kwaliteitsverklaring wordt vermeld en die is opgenomen in tabel 1, onderscheidenlijk tabel 2, van bijlage B

Wanneer tevens de behoefte bestaat om in de erkende kwaliteitsverklaring een specifieke kwaliteit grond of baggerspecie te vermelden wordt ten behoeve van de verdelingsvrije toets voor de onderzochte stof de kwaliteitseis gehanteerd die voor de te vermelden specifieke kwaliteit is opgenomen in tabel 3a tot en met 3e van bijlage B.

  • Vervolgens kiest de producent uit kolom 2 van tabel 4 het aantal aansluitend verrichte meest recente partijkeuringen dat hij bij toepassing van de verdelingsvrije toets in aanmerking wil nemen.

  • Vervolgens wordt het aantal overschrijdingen van de toepasselijke kwaliteitseis bepaald in de reeks partijkeuringen die bij toepassing van de verdelingsvrije toets in aanmerking wordt genomen.

  • Wanneer voor het aantal partijkeuringen dat bij toepassing van de verdelingsvrije toets in aanmerking wordt genomen het aantal overschrijdingen van de toepasselijke kwaliteitseis ten hoogste het aantal overschrijdingen bedraagt dat in kolom 2 van tabel 4 voor dat aantal partijkeuringen is genoemd, kan de te hanteren keuringsfrequentie voor de verrichten verificatiekeuringen voor de desbetreffende stof worden afgelezen in kolom 3 van tabel 4.

Tabel 4. Verdelingsvrije toets en bijbehorende keuringsfrequentie

90 / (90-99)

geen overschrijdingen van de laatste 22 partijkeuringen, of ten hoogste 1 overschrijding van de laatste 38 partijkeuringen

één partijkeuring per tien partijen (minimaal vijf per drie jaar)

90 / (70 – 90)

geen overschrijdingen van de laatste 7 partijkeuringen, of ten hoogste 1 overschrijding van de laatste 12 partijkeuringen

één partijkeuring per vier partijen (minimaal tien per drie jaar)

90 / (50 – 70)

ten hoogste 1 overschrijding van de laatste 7 partijkeuringen, of ten hoogste 3 overschrijdingen van de laatste 12 partijkeuringen

één partijkeuring per twee partijen (minimaal vijf per jaar)

90 / (< 50)

2 of meer overschrijdingen van de laatste 7 partijkeuringen, en 4 of meer overschrijdingen van de laatste 12 partijkeuringen

partijkeuring per afzonderlijke partij (minimaal tien per jaar)

Bijlage

I

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Bepaling of wordt voldaan aan het criterium voor het verkrijgen van het recht op de afgifte van een fabrikant-eigenverklaring voor bouwstoffen

In deze bijlage is beschreven op welke wijze wordt getoetst of voor een stof is voldaan aan het criterium waarmee wordt bepaald of de kwaliteit van partijen van een bouwstof voldoende constant is en voldoet aan de kwaliteitseisen in bijlage A om daarvoor een fabrikant-eigenverklaring te mogen afgeven.

De toets wordt verricht in het kader van een toelatingsonderzoek ten behoeve van de verkrijging van het recht om een fabrikant-eigenverklaring af te geven.

De toets kan naar keuze van de producent worden verricht met behulp van:

  • a.

    de k-waardetoets (onderdeel 1); of

  • b.

    de gammatoets (onderdeel 2).

1

Bepaling of wordt voldaan aan het criterium voor het verkrijgen van het recht op het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring met toepassing van de k-waardetoets

Berekening van de k-waarde

De k-waarde waarmee de k-waardetoets wordt uitgevoerd, wordt berekend voor elke te onderzoeken stof afzonderlijk metgebruikmaking van de volgende formule:

k = (log (kwaliteitseis) – y) / sy.

Hierin is:

kwaliteitseis:

de kwaliteitseis die voor de onderzochte stof is vermeld in bijlage A

y:

het gemiddelde van de log getransformeerde, concentratie of emissie van de onderzochte stof in alle partijkeuringen die bij het bepalen van de k-waarde worden meegenomen, waarbij moet worden uitgegaan van het gemiddelde van de concentraties of emissies van de stof in de geanalyseerde monsters in elke partijkeuring

sy:

de standaarddeviatie van de log getransformeerde concentratie of emissie van de onderzochte stof in alle partijkeuringen die bij het bepalen van de k-waarde worden meegenomen, waarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de concentraties of emissies van de stof in de geanalyseerde monsters in elke partijkeuring

Toets of wordt voldaan aan het criterium om te bepalen of de kwaliteit van partijen van een bouwstof voldoende constant is om daarvoor een fabrikant-eigenverklaring te mogen afgeven

  • De k-waarde wordt voor elke onderzochte stof afzonderlijk berekend overeenkomstig onderdeel .

  • Wanneer de berekende k-waarde voor alle onderzochte stoffen en parameters groter is dan de k-waarde 2,07 is voldaan aan het criterium voor het verkrijgen van het recht op de afgifte van een fabrikant-eigenverklaring voor partijen van een bouwstof.

2

Bepaling of wordt voldaan aan het criterium voor het verkrijgen van het recht op het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring met toepassing van de gammatoets

  • Bij toepassing van de gammatoets wordt de keuringsfrequentie voor elke te onderzoeken stof afzonderlijk berekend metgebruikmaking van de gammawaarde.

  • De gammawaarde is een statistische constante, die 0,76 bedraagt ingeval de toets geen betrekking heeft op de emissie uit vormgegeven bouwstoffen.

  • De gammawaarde is een statistische constante, die 0,82 bedraagt ingeval de toets betrekking heeft op de emissie uit vormgegeven bouwstoffen.

  • Per verrichte partijkeuring wordt het gemiddelde van de concentratie of emissie van de stof in elk geanalyseerd monster bepaald.

  • Vervolgens wordt de berekende gemiddelde concentratie of emissie voor elke partijkeuring afzonderlijk getoetst aan de toetswaarde die wordt verkregen door vermenigvuldiging van de kwaliteitseis die voor de stof is opgenomen in bijlage A, met de gammawaarde 0,76 ingeval de toets geen betrekking heeft op de emissie uit vormgegeven bouwstoffen.

  • Vervolgens wordt de berekende gemiddelde emissie voor elke partijkeuring afzonderlijk getoetst aan de toetswaarde die wordt verkregen door vermenigvuldiging van de kwaliteitseis die voor de stof is opgenomen in bijlage A, met de gammawaarde 0,82 ingeval de toets betrekking heeft op de emissie uit vormgegeven bouwstoffen.

  • Wanneer in alle verrichte 10 partijkeuringen voor elke stof de gemiddelde concentratiewaarde of emissiewaarde ten hoogste de toetswaarde bedraagt, is voldaan aan het criterium voor het verkrijgen van het recht op de afgifte van een fabrikant-eigenverklaring.

Bijlage

J

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Standaardonderzoekspakket

Het standaardonderzoekspakket omvat stoffen en enkele andere parameters die in onderstaande tabel worden genoemd, waarvan de aanwezigheid moet worden onderzocht in elk onderzoek dat wordt verricht ten behoeve van het afgeven van een milieuverklaring bodemkwaliteit voor een partij grond of baggerspecie of voor de ontvangende bodem waarop grond of baggerspecie wordt toegepast. Hiervoor is niet nodig dat uit het vooronderzoek naar voren is gekomen dat er aanleiding bestaat om naar de aanwezigheid van de tot het standaardonderzoekspakket behorende stof of andere parameter onderzoek te doen, zoals geldt voor verontreinigende stoffen en andere relevante parameters die niet tot het standaardonderzoekspakket behoren. Als uit vooronderzoek naar voren komt dat andere verontreinigende stoffen of andere relevante parameters die niet tot het standaardonderzoekspakket behoren relevant zijn moet voor het onderzoek dat wordt verricht ten behoeve van het afgeven van een milieuverklaring bodemkwaliteit voor de grond of baggerspecie of voor de ontvangende bodem waarop grond of baggerspecie wordt toegepast, het standaardonderzoekspakket worden aangevuld met deze andere verontreinigende stoffen of andere relevante parameters.

Er zijn in onderstaande tabel verschillende varianten opgenomen voor het standaardonderzoekspakket dat moet worden gehanteerd. De keuze voor de variant is afhankelijk van het materiaal of de bodem waarop het onderzoek betrekking heeft.

De stoffen en andere parameters waarvoor in de tabel ‘ja’ is vermeld, behoren standaard te worden onderzocht in de bodem of het materiaal waarop het onderzoek betrekking heeft (zie in de rij onder de variant A, C1 of C3 om welk materiaal het gaat).

Overzicht van stoffen die tot het standaardonderzoekspakket behoren1

organisch stof en lutum

ja

ja

ja

cadmium,koper,

kwik,

lood,

nikkel,

zink

ja

ja

ja

barium, kobalt,

molybdeen

ja

ja

arseen,

chroom

ja

ja

PCB’s (som 7)

ja

ja

ja

PAK’s-Totaal (som 10)

ja

ja

ja

minerale olie

ja

ja

ja

pentachloorbenzeen, pentachloorfenol,

chloordaan (som),

aldrin,

dieldrin,

endrin,

isodrin,

telodrin,

drins (som),

a-endosulfan,

endosulfansulfaat,

a-HCH,

b-HCH,

g-HCH,

d-HCH,

HCH verbindingen (som), heptachloor,

heptachloorepoxide(som),

hexachloorbutadieen,

organochloorhoudende

bestrijdingsmiddelen (som)3

ja

hexachloorbenzeen,

DDT,

DDE,

DDD,

som-DDT/DDD/DDE

ja

ja

tributyltin

ja

1 De somparameters zijn omschreven in bijlage E.

2 Voor baggerspecie afkomstig uit zout oppervlaktewater die niet in zout oppervlaktewater wordt toegepast is pakket C1 van toepassing.

3 Voor de organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som) is er een verschil in de omschrijving van de somparameter tussen landbodem en waterbodem in bijlage E.

Bijlage

K

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Bepaling emissies van stoffen uit slecht doorlatende bouwstoffen, grond en baggerspecie

Emissies van verontreinigende stoffen uit slecht doorlatende materialen worden bepaald op de wijze die in deze bijlage is beschreven.

Als bij de kolomproef door slechte doorlatendheid van materiaal onvoldoende vloeistof door de met bouwstoffen, grond of baggerspecie gevulde kolom stroomt, worden de daaruit optredende emissies van de volgens deze regeling te onderzoeken stoffen berekend met behulp van de hieronder weergegeven formule.

De hoeveelheid vloeistof die door de kolom stroomt, wordt als onvoldoende beschouwd als de getalswaarde van de hoeveelheid vloeistof die door de kolom stroomt, uitgedrukt in liters, kleiner is dan 10 maal de getalswaarde van het gewicht van het materiaal waarmee de kolom is gevuld, uitgedrukt in kg droge stof.

De emissievan een stof wordt gemeten in de vloeistof die wel door de kolom is gelopen. De in de vloeistof gemeten emissie wordt van een stof wordt volgens de onderstaande formule omgerekend naar een emissie die wordt getoetst aan de toepasselijke kwaliteitseis die als maximale emissiewaarde voor de stof is opgenomen in bijlage A, onderscheidenlijk B.

In deze bovenstaande formule is:

* = vermenigvuldigingsteken

e = een vaak gebruikte wiskundige constante, het grondtal van de natuurlijke logaritme.

L/S = verhouding tussen de hoeveelheid vloeistof (L in liters) die door de kolom is gestroomd en de hoeveelheid materiaal (S in kilogram) die in de kolom aanwezig is.

y = de daadwerkelijk L/S-verhouding die is aangetroffen. Voor y wordt een minimum aangehouden van y = 2

κ = stofafhankelijke constante, weergegeven in onderstaande tabel, die een maat is voor de snelheid van uitloging

antimoon

0,04

arseen

0,01

barium

0,17

cadmium

0,32

chroom

0,25

kobalt

0,13

koper

0,27

kwik

0,14

lood

0,18

molybdeen

0,38

nikkel

0,26

seleen

0,16

tin

0,10

vanadium

0,04

zink

0,28

bromide

0,51

chloride

0,65

fluoride

0,26

sulfaat

0,33

Bijlage

L

bij de Regeling bodemkwaliteit 2022

Bepalingsgrenzen (intralaboratorium reproduceerbaarheid) voor bouwstoffen, bodem, grond en baggerspecie

Voor bouwstoffen is de bepalingsgrens gelijk aan drie maal de aantoonbaarheidsgrens als opgenomen in AP 04.

Voor bodem, grond en baggerspecie is de bepalingsgrens opgenomen in de onderstaande tabel 1.

Tabel 1 bepalingsgrenzen voor bodem, grond en baggerspecie

Anorganische stoffen

1. Metalen

antimoon (Sb)

3,9

arseen (As)

5,9

barium (Ba)

59

cadmium (Cd)

0,45

chroom (Cr)

23

kobalt (Co)

3,2

koper (Cu)

7,7

(Niet-vluchtig) kwik (Hg)

0,05

lood (Pb)

19,4

molybdeen (Mo)

1,5

nikkel (Ni)

4,5

tin (Sn)

4,5

vanadium (V)

9

zink (Zn)

32

2. Overige anorganische stoffen

chloride

36

cyanide (vrij)

0,45

cyanide-complex (pH < 5)

0,36

cyanide-complex (pH ≥ 5)

0,36

thiocyanaten (som)

0,9

Organische stoffen

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,16

tolueen

0,20

ethylbenzeen

0,20

xylenen (som)

0,41

styreen (vinylbenzeen)

0,23

fenol

0,09

cresolen (som o-, m-, p-)

0,29

dodecylbenzeen

0,34

aromatische oplosmiddelen

0,42

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

0,009

fenantreen

0,014

antraceen

0,014

fluorantheen

0,014

chryseen

0,014

benzo(a)antraceen

0,014

benzo(a)pyreen

0,014

benzo(k)fluoran-theen

0,014

indeno(1,2,3cd)-pyreen

0,014

benzo(ghi)pery-leen

0,014

pak’s totaal (som 10)

0,09

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)

0,23

dichloormethaan

0,059

1,1-dichloorethaan

0,16

1,2-dichloorethaan

0,18

1,1-dichlooretheen

0,27

1,2-dichlooretheen (som cis en trans)

0,27

dichloorpropanen (som)

0,77

trichloormethaan (chloroform)

0,23

1,1,1-trichloorethaan

0,25

1,1,2-trichloorethaan

0,27

trichlooretheen (tri)

0,25

tetrachloormethaan (tetra)

0,29

tetrachlooretheen (per)

0,045

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,18

dichloorbenzenen (som)

1,6

trichloorbenzenen (som)

0,014

tetrachloorbenzenen (som)

0,009

pentachloorbenzeen

0,00045

hexachloorbenzeen

0,00045

chloorbenzenen (som)

0,63

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,023

dichloorfenolen (som)

0,18

trichloorfenolen (som)

0,0027

tetrachloorfenolen (som)

0,01

pentachloorfenol

0,0027

chloorfenolen (som)

0,027

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

0,0009

PCB 52

0,00045

PCB 101

0,0009

PCB 118

0,0009

PCB 138

0,0009

PCB 153

0,0009

PCB 180

0,0009

PCB’s (som 7)

0,0039

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)

0,20

pentachlooraniline

0,14

chloornaftaleen (som α, β)

0,07

dioxine

0,000054

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan

0,0006

DDT (som)

0,0014

DDE (som)

0,0014

DDD (som)

0,0014

DDT/DDE/DDD (som)

0,0016

aldrin

0,0003

dieldrin

0,0003

endrin

0,0003

isodrin

0,0009

telodrin

0,0003

drins (som)

0,0006

endosulfansulfaat

0,0009

α-endosulfan

0,00014

α-HCH

0,0009

β-HCH

0,0003

γ-HCH (lindaan)

0,0001

δ-HCH

0,0007

HCH-verbindingen (som)

0,0008

heptachloor

0,0005

heptachloorepoxide (som)

0,0003

hexachloorbutadieen

0,003

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som)

0,008

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,007

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin (som)

0,0045

tributyltin

0,0045

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,54

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,03

carbofuran

0,14

carbaryl

0,14

4-chloormethylfenolen

0,59

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

0,09

7. Overige stoffen

tetrahydrothiofeen

1,1

tribroommethaan

0,20

cyclohexanon

1,8

Methyl-Tert-Butyl-Ether (MTBE)

0,18

tetrahydrofuran

0,23

acrylonitril

2

ethyleenglycol

2

diethyleenglycol

2

isopropanol

2

methanol

2

butanol

2

1,2-butylacetaat

2

ethylacetaat

2

methylethylketon

2

dimethylftalaat

0,045

diethylftalaat

0,045

di-isobutylftalaat

0,045

dibutylftalaat

0,07

butylbenzylftalaat

0,07

dihexylftalaat

0,07

di(2-etheylhexyl)ftalaat

0,045

ftalaten (som)

0,22

minerale olie

77

formaldehyde

2,3

pyridine

0,15