Wet van 27 april 1903, tot vaststelling van een Wetboek van Militair Strafrecht

Wetboek van Militair Strafrecht

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een nieuw Wetboek van Militair Strafrecht vast te stellen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, vast te stellen de volgende bepalingen, welke zullen uitmaken het WETBOEK VAN MILITAIR STRAFRECHT.

Eerste

Boek

Algemene bepalingen

Inleiding Toepasselijkheid van het gemene strafrecht

Artikel

2

Op de niet in dit wetboek omschreven strafbare feiten, begaan door in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen, is het gemene strafrecht toepasselijk, behoudens de afwijkingen bij de wet vastgesteld.

Artikel

3

De in het Wetboek van Strafrecht voorkomende bepalingen betreffende feiten, begaan aan boord van of met betrekking tot een Nederlands schip, zijn ook toepasselijk op die feiten, begaan aan boord van of met betrekking tot een vaartuig der krijgsmacht, tenzij de inhoud dier bepalingen deze toepasselijkheid uitsluit of het feit valt onder een zwaardere strafbepaling.

Titel

I

Omvang van de werking der strafwet

Artikel

4

De Nederlandse strafwet is toepasselijk op de militair, die zich buiten Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Artikel

5

De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich, in tijd van oorlog, buiten Nederland schuldig maakt aan een strafbaar feit, waarvan onder die omstandigheden de kennisneming behoort aan de gerechten bedoeld in de Wet militaire strafrechtspraak.

Titel

IA

Bepalingen omtrent feiten begaan in of met betrekking tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel

5a

Artikel

5b

Indien de Nederlandse strafwet op feiten door in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen begaan in of met betrekking tot Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in of met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een lagere vrijheidsstraf of geldboete stelt dan de strafwet van Aruba, Curaçao of Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, kan een vrijheidsstraf of geldboete worden opgelegd van ten hoogste de tijd dan wel het bedrag, gesteld bij laatstbedoelde strafwet.

Titel

II

Straffen

Artikel

6

Onverminderd het bepaalde met betrekking tot de straffen in het gemene strafrecht kan de militair worden opgelegd:

  • a.

    als hoofdstraf: militaire detentie;

  • b.

    als bijkomende straf: ontzegging van bepaalde bevoegdheden.

Artikel

6a

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Voor de gevangenisstraf en de hechtenis gelden de in het gemene recht daarvoor gegeven regelen met dien verstande dat bij algemene maatregel van rijksbestuur voor militairen bijzondere voorschriften met betrekking tot de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de verplichte arbeid en de geestelijke, culturele en sociale verzorging kunnen worden vastgesteld.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Voor de toepassing van de bepalingen, die betrekking hebben op de voorwaardelijke veroordeling, wordt de militaire detentie als gevangenisstraf beschouwd.

Artikel

15

Een opdracht tot het verlenen van bijstand aan een voorwaardelijk veroordeelde kan aan elke instelling, houder van een inrichting of bijzondere ambtenaar, die daarmede in een der rijksdelen belast is, worden gegeven.

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Artikel

25a

Vervallen

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Artikel

35a

Indien een persoon genoemd in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak naar aanleiding van een strafbaar feit begaan in of met betrekking tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is ontzet uit een van de rechten vermeld in artikel 28, eerste lid, onderdelen 1° tot en met 5°, van het Wetboek van Strafrecht, heeft deze ontzetting ook betrekking op de uitoefening van die rechten in de betrokken rijksdelen en openbare lichamen.

Artikel

35b

Artikel

36

Artikel

36a

Bij veroordeling van een lid van de bemanning van een luchtvaartuig wegens overtreding van artikel 168 en artikel 169 kan aan hem de bevoegdheid de luchtvaart uit te oefenen voor ten hoogste zes maanden worden ontzegd.

Artikel

36b

Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het tijdstip van ingang van de bijkomende straffen, bedoeld in de artikelen 36 en 36a, en de daaraan verbonden administratieve gevolgen.

Artikel

37

Vervallen

Titel

III

Uitsluiting, vermindering en verhoging der strafbaarheid

Artikel

38

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Vervallen

Artikel

44a

De verpleging van personen die krachtens uitspraak van een van de gerechten bedoeld in de Wet militaire strafrechtspraak ter beschikking zijn gesteld, kan in de gevallen en op de wijze bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen geschieden in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Indien een militair door het begaan van een misdrijf waarop hechtenis is gesteld, een dienstplicht schendt, wordt hij, onverminderd de toepassing van artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste de duur der op dat misdrijf gestelde hechtenis.

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Ten aanzien van een militair die opzettelijk met een militair van mindere rang of stand aan enig opzettelijk gepleegd misdrijf deelneemt, wordt het maximum van de daarop gestelde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd.

Titel

IV

Poging

Artikel

49

Vervallen

Titel

V

Deelneming aan strafbare feiten

Artikel

50

Vervallen

Titel

VI

Samenloop van strafbare feiten

Artikel

51

Vervallen

Artikel

52

Vervallen

Artikel

53

Vervallen

Titel

VII

Misdrijven naar het gemene strafrecht alleen op klachte vervolgbaar

Titel

VIII

Verval van het recht tot strafvordering en van de straf

Artikel

55

Vervallen

Artikel

56

Het recht tot strafvordering ter zake van de misdrijven omschreven in de artikelen 100, 109 en 110, vervalt door verjaring in twaalf jaren.

Artikel

57

Artikel

58

De termijn van verjaring van het recht tot strafvordering ter zake van ongeoorloofde afwezigheid, van desertie en van de misdrijven omschreven in de artikelen 109 en 110, vangt aan met de dag na die waarop de afwezigheid is aangevangen.

Artikel

59

Titel

IX

Betekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen - Uitbreiding der toepasselijkheid van sommige bepalingen

Artikel

60

Onder militairen worden verstaan:

  • 1°.

    zij wier vrijwillig dienstverband bij de krijgsmacht tot doorlopende werkelijke dienst verplicht, tijdens de gehele duur van dat dienstverband;

  • 2°.

    alle andere vrijwilligers bij de krijgsmacht en de dienstplichtigen, zo vaak en zolang zij in werkelijke dienst zijn, alsmede wanneer zij buiten werkelijke dienst in het tijdvak gedurende hetwelk zij voor die dienst kunnen worden opgeroepen, een der feiten plegen omschreven in de artikelen 109 en 110 van dit wetboek.

Artikel

60a

Bij algemene maatregel van rijksbestuur kan worden bepaald dat vreemde militairen en een vreemde krijgsmacht voor de toepassing van daarbij aan te wijzen wettelijke bepalingen worden gelijkgesteld met Nederlandse militairen dan wel de Nederlandse krijgsmacht.

Artikel

61

Hij die feitelijk dient bij de krijgsmacht, wordt van rechtswege als militair aangemerkt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt, dat hij niet onder een der bepalingen van artikel 60 valt.

Artikel

62

De in artikel 60, onder 2°, bedoelde vrijwilliger bij de krijgsmacht of de dienstplichtige wordt geacht in werkelijke dienst te zijn:

  • 1°.

    zodra hij, voor de werkelijke dienst opgeroepen of vrijwillig in werkelijke dienst komende, op de plaats van zijn bestemming is aangekomen, zodra hij zich voor deze dienst heeft aangemeld of zodra hij voor deze dienst is overgenomen, een en ander totdat hij met groot verlof vertrekt;

  • 2°.

    zolang hij deelneemt aan militaire oefening of militair onderricht, dan wel enige andere militaire werkzaamheid verricht;

  • 3°.

    zolang hij als vrijwilliger of dienstplichtige of als verdachte in een militaire strafzaak bij enig onderzoek tegenwoordig is;

  • 4°.

    zolang hij uniformkleding of het voor hem vastgestelde kenteken of onderscheidingsteken draagt;

  • 5°.

    zolang hij in een militaire inrichting of aan boord van een vaartuig der krijgsmacht straf ondergaat.

Artikel

63

Onder militairen worden mede begrepen de tot enige militaire dienst gebruikt wordende gewezen militairen, in welk geval zij worden geacht de laatstelijk door hen beklede rang of de hogere, die hun bij of na het verlaten van de militaire dienst is toegekend, te bekleden.

Artikel

64

Vervallen

Artikel

65

Artikel

67

De verhouding van meerdere tot mindere bestaat tussen militairen:

  • 1°.

    krachtens hogere militaire rang of stand;

  • 2°.

    bij gelijkheid van rang of stand, krachtens meerdere ouderdom daarin, doch alleen in betrekking tot dienstaangelegenheden;

  • 3°.

    onafhankelijk van hun rang of stand, wanneer en voor zover de ene, hetzij krachtens zijn betrekking als bevelvoerend militair, hetzij krachtens beschikking van het bevoegd gezag, de andere onder zijn bevelen heeft.

Artikel

67a

Ten aanzien van vreemde militairen kan een gelijkstelling van vreemde militaire rangen met Nederlandse plaatsvinden bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur.

Artikel

68

Vervallen

Artikel

69

Onder schildwacht wordt verstaan iedere militair, die met een door Onze Minister van Defensie vast te stellen wapen uitgerust of van een door Onze Minister van Defensie vast te stellen kenteken voorzien, op post of uitkijk is gesteld.

Artikel

70

Onder oorlogsvaartuig wordt verstaan elk ten behoeve der zeemacht gebezigd vaartuig, waarover een militair der zeemacht het bevel voert.

Artikel

71

In dit wetboek wordt onder oorlog mede verstaan: een gewapend conflict dat niet als oorlog kan worden aangemerkt en waarbij het Koninkrijk is betrokken, hetzij ter individuele of collectieve zelfverdediging, hetzij tot herstel van internationale vrede en veiligheid.

Artikel

71a

Artikel

71b

Voor de toepassing van de artikelen 122, 123, 142, 156 en 159-162 wordt tijd van oorlog mede aanwezig geacht indien de in die artikelen omschreven feiten worden begaan aan boord van een oorlogsvaartuig of luchtvaartuig van de krijgsmacht dat zich ergens bevindt waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is.

Artikel

72

Waar gesproken wordt van een misdrijf, gepleegd in tijd van oorlog, wordt daaronder mede begrepen het geval, dat de schuldige het misdrijf pleegt met het oog op een door hem aanstaand geachte oorlog tegen Nederland.

Artikel

73

Waar gesproken wordt van een misdrijf, gepleegd bij een gevecht met de vijand, wordt daaronder mede begrepen het geval, dat de schuldige het misdrijf pleegt met het oog op een door hem aanstaand geacht gevecht of bij een terugtocht uit een gevecht met de vijand.

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Artikel

75a

Een verhouding van meerdere tot mindere bestaat ten opzichte van vreemde militairen slechts voor zover dit bij algemene maatregel van rijksbestuur of door een bij algemene maatregel van rijksbestuur daartoe aangewezen autoriteit is bepaald.

Artikel

75b

Voor de toepassing van de artikelen 164, 166 en 169 worden onder rij-, voer-, vaar- en luchtvaartuigen, die bij de krijgsmacht in gebruik zijn, mede begrepen rij-, voer-, vaar- en luchtvaartuigen in gebruik bij een vreemde krijgsmacht als bedoeld in artikel 75.

Artikel

76

Vervallen

Tweede

Boek

Misdrijven

Titel

I

Misdrijven tegen de veiligheid van de Staat

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Vervallen

Artikel

80

De in geval van een oorlog waarin Nederland niet betrokken is, hier te lande geïnterneerde militair van een der oorlogvoerende mogendheden, die opzettelijk in strijd met een door hem gegeven belofte zich verwijdert of een door hem gegeven belofte of aangenomen voorwaarde waaronder hem verlof is verleend om zich tijdelijk of voorgoed te verwijderen, schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

81

De militair die, hetzij enige handeling waarvan hij weet, althans redelijkerwijze kan vermoeden, dat de staat daardoor in gevaar van oorlogsverwikkeling wordt gebracht, opzettelijk, zonder daartoe gerechtigd te zijn, verricht, hetzij opzettelijk enig voorschrift tot handhaving van de goede betrekkingen van de Staat met andere mogendheden van regeringswege gegeven en bekendgemaakt, overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel

82

Vervallen

Artikel

83

Titel

II

Schending van krijgsplichten, zonder oogmerk om de vijand hulp te verlenen of de Staat tegenover de vijand te benadelen

Artikel

84

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de militair die in tijd van oorlog opzettelijk:

  • 1°.

    enige onder zijn bevelen staande versterkte of bezette plaats of post, ofwel de krijgsmacht of enig deel daarvan aan de vijand overgeeft of in 's vijands macht doet of laat overgaan, zonder daarvoor of daarbij alles gedaan of bedongen te hebben wat zijn plicht onder die omstandigheden van hem eiste;

  • 2°.

    de onder zijn bevelen staande plaats, post, vaartuig of luchtvaartuig der krijgsmacht buiten noodzaak eigendunkelijk ontruimt of verlaat;

  • 3°.

    bij een gevecht met de vijand zijn plicht niet nakomt om met de onder zijn bevelen staande krijgsmacht aan het gevecht deel te nemen of tegenover de vijand stand te houden.

  • 4°.

    de onder zijn bevelen staande krijgsmacht, geheel of ten dele, buiten noodzaak naar onzijdig gebied doet of laat overgaan.

Artikel

85

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die opzettelijk bij een gevecht met de vijand of in een door de vijand aangevallen of met aanval bedreigde plaats of post zonder uitdrukkelijke last van of vanwege de ter plaatse aanwezige met het hoogste gezag beklede militair het teken van overgave geeft;

  • 2°.

    hij die in tijd van oorlog het krijgsvolk tracht te misleiden, te ontmoedigen of in verwarring te brengen.

Artikel

86

Artikel

87

Artikel

88

Met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die zonder verlof van of vanwege de ter plaatse aanwezige met het hoogste gezag beklede militair zich in betrekking stelt tot iemand die zich bij de vijandelijke krijgsmacht of in 's vijands macht bevindt, of tot een onderdaan ener vijandelijke mogendheid of macht;

  • 2°.

    hij die een bescheid, bericht, inlichting of vraag van iemand die zich bij de vijandelijke krijgsmacht of in 's vijands macht bevindt, of van een onderdaan ener vijandelijke mogendheid of macht ontvangen of onderschept hebbende, opzettelijk nalaat daarvan dadelijk aan de militaire overheid mededeling te doen;

  • 3°.

    hij die in tijd van oorlog een gebeurtenis, bijzonderheid of beschouwing, welker ruchtbaarheid enig krijgsbelang kan schaden, opzettelijk bekendmaakt, zonder van ambtswege daartoe verplicht of bevoegd te zijn.

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Vervallen

Artikel

93

Vervallen

Artikel

94

Artikel

95

Titel

III

Misdrijven waardoor de militair zich aan de vervulling van dienstverplichtingen onttrekt

Artikel

96

Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van vrede aan zijn schuld is te wijten:

  • 1°.

    indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

  • 2°.

    indien de afwezigheid langer dan vier dagen duurt;

  • 3°.

    indien hij daardoor een reis naar of van een plaats buiten het Koninkrijk of naar een plaats in een ander rijksdeel die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, is bevolen, geheel of gedeeltelijk niet meemaakt.

Artikel

97

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van oorlog aan zijn schuld is te wijten:

  • 1°.

    indien hij daardoor niet kan deelnemen aan een gevecht met de vijand;

  • 2°.

    indien hij daardoor een bevolen reis, bedoeld in artikel 96, onder 3°, niet of niet geheel meemaakt;

  • 3°.

    indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

  • 4°.

    indien de afwezigheid langer dan vier dagen duurt.

Artikel

98

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair die zich in tijd van vrede schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid:

  • 1°.

    indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

  • 2°.

    indien de afwezigheid langer dan vier dagen duurt.

Artikel

99

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die zich in tijd van oorlog schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid:

  • 1°.

    indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

  • 2°.

    indien de afwezigheid langer dan twee dagen duurt.

Artikel

100

Artikel

101

Het maximum der in de artikelen 98-100 gestelde gevangenisstraffen wordt verdubbeld:

  • 1°.

    Indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het misdrijf plegen;

  • 2°.

    indien de schuldige bevelvoerend militair is;

  • 3°.

    indien hij het misdrijf pleegt terwijl hij dienst doet;

  • 4°.

    indien hij zich naar of in het buitenland verwijdert;

  • 5°.

    indien hij, zich van een vaartuig van de krijgsmacht verwijderende, het misdrijf pleegt met behulp van een tot de krijgsmacht behorende sloep of ander licht vaartuig;

  • 6°.

    indien hij het misdrijf pleegt met medeneming van een ten behoeve van de krijgsmacht gebruikt luchtvaartuig of motorvoertuig, wapen of munitie.

Artikel

102

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    desertie naar de vijand;

  • 2°.

    desertie met het oogmerk om in een door de schuldige aanstaand geachte oorlog van het Koninkrijk met een andere mogendheid of macht bij deze in krijgsdienst te treden.

Artikel

103

Artikel

104

Artikel

105

Artikel

106

Artikel

107

Artikel

108

Artikel

109

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk niet voldoet aan een wettige oproeping voor de werkelijke dienst. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog kan gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie worden opgelegd.

Artikel

110

Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij niet voldoet aan een wettige oproeping voor de werkelijke dienst.

Artikel

111

Artikel

112

De militair die opzettelijk van eens anders reispas, veiligheidskaart, reisorder of verlofpas gebruik maakt, als ware hij de daarin genoemde persoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

114

Titel

IV

Misdrijven waardoor de militair het functioneren van de krijgsmacht belemmert

Artikel

115

Artikel

116

Artikel

117

Artikel

118

Artikel

119

Artikel

120

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    feitelijke insubordinatie in tijd van oorlog;

  • 2°.

    muiterij aan boord van een oorlogsvaartuig of luchtvaartuig van de krijgsmacht dat zich ergens bevindt waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is.

Artikel

121

Artikel

122

Artikel

123

Artikel

124

Ten aanzien van de feiten gepleegd tegen een meerdere wordt een troepenafdeling belast met wacht- of patrouilledienst, of een schildwacht gelijkgesteld met een meerdere, behalve in geval het feit is begaan door hem aan wie zij, als zodanig, ondergeschikt zijn.

Titel

V

Schending van het dienstbevel

Artikel

125

Onder een dienstbevel wordt verstaan een bevel dat enig militair dienstbelang betreft en gegeven is door een meerdere aan een mindere.

Artikel

126

De militair die opzettelijk een dienstbevel niet opvolgt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor personen of goederen te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

127

Artikel

128

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk een dienstbevel om aan een gevecht met de vijand deel te nemen, of tegenover deze stand te houden, niet opvolgt.

Artikel

129

Artikel

130

De militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij een dienstbevel niet opvolgt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, indien daardoor gemeen gevaar voor personen of goederen ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie indien het feit iemands dood ten gevolge heeft;

  • 4°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht en het feit is gepleegd in tijd van oorlog;

  • 5°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het feit een bevel betrof om aan een gevecht met de vijand deel te nemen of tegenover deze stand te houden.

Artikel

130a

Onder het niet opvolgen van een dienstbevel wordt mede verstaan het weigeren een dienstbevel op te volgen of het eigendunkelijk overschrijden daarvan.

Artikel

131

Een feit, bedoeld in de artikelen 126-130, is niet strafbaar, indien de bevolen gedraging onrechtmatig is.

Artikel

132

Niet strafbaar is de militair die een feit begaat, genoemd in de artikelen 126-128, indien hij de bevolen gedraging te goeder trouw als onrechtmatig beschouwde.

Artikel

133

Een feit, bedoeld in de artikelen 126-130, is niet strafbaar, indien onderling strijdige dienstbevelen zijn gegeven en het niet opgevolgde dienstbevel voorafgaat aan het laatst gehandhaafde.

Artikel

134

Met betrekking tot het dienstbevel wordt een troepenafdeling belast met wacht- of patrouilledienst, of een schildwacht gelijkgesteld met een meerdere, behalve in het geval het feit is begaan door hem aan wie zij, als zodanig, ondergeschikt zijn.

Titel

VI

Schending van het dienstvoorschrift

Artikel

135

Onder dienstvoorschrift wordt verstaan een bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur of van bestuur dan wel een bij of krachtens landsverordening onderscheidenlijk landsbesluit gegeven schriftelijk besluit van algemene strekking dat enig militair dienstbelang betreft en een tot de militair gericht ge- of verbod bevat.

Artikel

136

Artikel

137

De militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij een dienstvoorschrift niet opvolgt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, indien daardoor gemeen gevaar voor personen of goederen ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;

  • 3°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft;

  • 4°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht en het feit is gepleegd in tijd van oorlog.

Artikel

138

Een feit, bedoeld in een van beide voorgaande artikelen, is niet strafbaar indien een van het dienstvoorschrift afwijkend dienstbevel is opgevolgd.

Titel

VII

Dienstweigering

Artikel

139

Titel

VIII

Misdrijven tegen de persoon

Artikel

140

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, feitelijk bedreigt met geweld of feitelijk aanrandt.

Artikel

141

Indien een in de artikelen 300-303 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld misdrijf door een militair wordt gepleegd tegen een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, kunnen de in die artikelen bepaalde gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.

Artikel

142

Artikel

143

Titel

IX

Ambtsmisdrijven

Artikel

144

Artikel

145

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij aan wiens schuld het is te wijten dat hij in tijd van oorlog een mededeling, die hij uit hoofde van zijn ambt moet doen, niet of onjuist doet, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de veiligheid van de Staat dan wel de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht.

Artikel

147

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die een andere militair opzettelijk door gift, belofte, bedreiging of misleiding weerhoudt van het doen van een klacht of aangifte ter zake van een strafbaar feit.

Artikel

148

De militair, die opzettelijk toelaat, dat een mindere een misdrijf pleegt, of die, getuige van een door een mindere gepleegd misdrijf, opzettelijk nalaat maatregelen te nemen, voorzover die nodig zijn en van hem kunnen worden gevergd, wordt gestraft als de medeplichtige.

Artikel

149

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk nalaat maatregelen te nemen, voor zover die nodig zijn en van hem kunnen worden gevergd, indien een onder zijn bevelen staande militair, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, een misdrijf pleegt of voornemens is te plegen.

Artikel

150

Titel

X

Misdrijven tegen de openbare orde

Artikel

151

Artikel

152

Artikel 151 is niet van toepassing op hem die door de kennisgeving gevaar voor een strafvervolging zou doen ontstaan voor zichzelf, voor een van zijn bloedverwanten of aangehuwden in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn, voor zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot of degene met wie hij een geregistreerd partnerschap is of was aangegaan, of voor een ander, bij wiens vervolging hij zich, uit hoofde van zijn ambt of beroep, van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschonen.

Artikel

153

Titel

XI

Misdrijven met betrekking tot goederen

Artikel

154

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die diefstal pleegt en daarbij misbruik heeft gemaakt van de gelegenheid, hem verschaft door zijn inkwartiering of door zijn huisvesting op openbaar gezag.

Artikel

155

Met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft diefstal door een militair gepleegd op een onder zijn bijzondere bewaking of bescherming gestelde plaats.

Artikel

156

Artikel

157

Artikel

158

Artikel

159

Artikel

160

Artikel

161

De militair, die in tijd van oorlog opzettelijk en wederrechtelijk enige oorlogsbehoefte vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, of die zich opzettelijk en eigendunkelijk ontdoet van enig hem van rijkswege verstrekt wapen, munitie, krijgstoerusting of voedingsmiddel, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel

162

De militair, die in tijd van oorlog enig aan hem of aan een andere militair van rijkswege verstrekt goed, wetende dat dit behoort tot de militaire kleding of uitrusting, hetzij zonder schriftelijke vergunning, door of vanwege de bevoegde officier afgegeven, verkoopt, ruilt, ten geschenke, in pand, gebruik of bewaring geeft, hetzij wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Titel

XII

Verkeersmisdrijven

Artikel

163

Hij die als bestuurder van een motorrijtuig, een rijwiel of enig ander rij- of voertuig daarmede over enige voor het openbaar of militair verkeer openstaande weg rijdt dan wel als bestuurder van een vaartuig daarmede op enig voor de openbare of militaire scheepvaart openstaand water vaart, onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij niet in staat moet worden geacht het rij-, voer- of vaartuig naar behoren te besturen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

164

Hij die optreedt als bestuurder van een motorrijtuig, een rijwiel of enig ander rij-, voer- of vaartuig, dat bij de krijgsmacht in gebruik is, onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij niet in staat moet worden geacht zijn taak, als zodanig, naar behoren te vervullen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

165

Voor de toepassing van de artikelen 163 en 164 wordt met alcoholhoudende drank gelijkgesteld elke stof, waarvan de bestuurder weet of redelijkerwijze moet weten, dat het gebruik de rijvaardigheid kan verminderen.

Artikel

166

Hij die opzettelijk wederrechtelijk enig motorrijtuig, vaartuig of luchtvaartuig gebruikt, dat bij de krijgsmacht in gebruik is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie.

Derde

Boek

Overtredingen

Titel

I

Verkeersovertredingen

Artikel

167

Hij die zich op een voor het openbaar of militair verkeer openstaande weg dan wel op een voor de openbare of militaire scheepvaart openstaand water zodanig gedraagt, dat de vrijheid van het verkeer dan wel van de scheepvaart zonder noodzaak wordt belemmerd, of de veiligheid op de weg of op het water in gevaar wordt gebracht of dat redelijkerwijze is aan te nemen dat dit het geval kan zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

167a

Vervallen

Artikel

168

Hij die zich als lid van de bemanning van een luchtvaartuig zodanig gedraagt, dat de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak wordt belemmerd of de veiligheid in het luchtruim dan wel op de grond of op het water in gevaar wordt gebracht of dat redelijkerwijze is aan te nemen, dat dit het geval kan zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

169

Hij die als gebruiker van een voor het openbaar of militair verkeer openstaande weg of als gebruiker van een voor de openbare of militaire scheepvaart openstaand water, dan wel als bestuurder van een motorrijtuig, een rijwiel, enig ander rij- of voertuig, een vaartuig of een luchtvaartuig, dat bij de krijgsmacht in gebruik is, de door of vanwege het bevoegd gezag met betrekking tot het verkeer of de scheepvaart gegeven regels en aanwijzingen niet in acht neemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de tweede categorie.

Titel

II

Feiten strafbaar gesteld in de buitenlandse wet

Artikel

170

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven op het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Justitie, J. A. LOEFF.
De Minister van Marine, ELLIS.
De Minister van Staat, Minister van Oorlog, J. W. BERGANSIUS.
De Minister van Justitie, J. A. LOEFF.