-
1°.
de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie;
-
2°.
de deskundige leden, bedoeld in de artikelen 48, tweede lid, 55a, tweede lid, 66, tweede en derde lid, 67, derde lid, 69, tweede lid, en 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en hun plaatsvervangers;
-
3°.
de militaire leden, bedoeld in de artikelen 54, derde lid, 55, tweede lid, en 68, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en hun plaatsvervangers;
-
4°.
de bij de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven werkzame leden met rechtspraak belast, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Beroepswet onderscheidenlijk artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, alsmede de aldaar werkzame senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Beroepswet onderscheidenlijk artikel 5, tweede lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie;
-
5°.
de voorzitters en leden, bedoeld in artikel 8.16, derde lid, en 8.36, derde lid, van de Wet dieren, en hun plaatsvervangers;
-
6°.
de personen die deel uitmaken van een orgaan als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet;
-
7°.
de voorzitter en leden van de Accountantskamer, bedoeld in artikel 11 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, en hun plaatsvervangers;
-
8°.
de voorzitter en leden, bedoeld in artikel 30 van de Loodsenwet, en hun plaatsvervangers;
-
9°.
de voorzitter en leden van het tuchtcollege voor de scheepvaart, bedoeld in artikel 55a van de Wet zeevarenden, en hun plaatsvervangers;
-
10°.
de voorzitter en leden van de kamers voor het notariaat, bedoeld in artikel 94 van de Wet op het notarisambt, en hun plaatsvervangers;
-
11°.
de voorzitter en leden-advocaten van de raden van discipline, bedoeld in artikel 46b van de Advocatenwet, en hun plaatsvervangers;
-
12°.
de voorzitter en leden-advocaten van het hof van discipline, bedoeld in artikel 51van de Advocatenwet, en hun plaatsvervangers;
-
13°.
de voorzitter en de leden van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, bedoeld in artikel 35van de Gerechtsdeurwaarderswet, en hun plaatsvervangers;
-
14°.
de voorzitters en leden van een tuchtcollege, bedoeld in de artikelen 55 en 56 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, en hun plaatsvervangers.
-
15°.
de voorzitters en leden van de grondkamers, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringswet grondkamers, en hun plaatsvervangers, alsmede de leden van de Centrale grondkamer, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Uitvoeringswet grondkamers, en hun plaatsvervangers.