-
a.
aanspraken ingevolge een pensioenregeling;
-
b.
aanspraken ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding;
-
c.
aanspraken ingevolge sociale verzekeringswetten;
-
d.
aanspraken, die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken, als bedoeld in onderdeel c, tenzij het betreft een aanspraak op kinderbijslag anders dan ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet;
-
e.
aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon, mits:
-
f.
aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval;
-
g.
aanspraken op de in de onderdelen i, m en p bedoelde uitkeringen en verstrekkingen;
-
h.
uitkeringen en verstrekkingen ingevolge een aanspraak die tot het loon behoort;
-
i.
uitkeringen en verstrekkingen volgens een premiespaarregeling voorzover die over ieder kalenderjaar waarin de werknemer overeenkomstig die regeling heeft gespaard, niet meer bedragen dan € 526;
-
j.
bedragen die worden ingehouden:
-
k.
vergoedingen en verstrekkingen voorzover die geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, alsmede andere vergoedingen en andere verstrekkingen voorzover die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren;
-
l.
uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken;
-
m.
uitkeringen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten van zijn opleiding of studie voor een beroep, alsmede verstrekkingen met betrekking tot zodanige opleiding of studie;
-
n.
uitkeringen en verstrekkingen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling;
-
o.
vergoedingen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten van kinderopvang waarvoor krachtens artikel 20, eerste lid, van de Welzijnswet 1994 bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld met betrekking tot de kwaliteit, voor eigen kinderen, stiefkinderen en pleegkinderen die jonger dan 13 jaar zijn, voor zover de vergoedingen gezamenlijk meer belopen dan een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag en mits wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen administratieve voorwaarden, met dien verstande dat ingeval de kinderopvang bij de werknemer thuis plaatsvindt de op de werknemer drukkende kosten daarvan tot ten hoogste € 9073 per kind per kalenderjaar in aanmerking worden genomen;
-
p.
eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van overlijden van de werknemer, zijn echtgenoot of degene die op grond van artikel 1 van de Ziektewet hieraan is gelijkgesteld, of zijn eigen kinderen, stiefkinderen en pleegkinderen, voor zover deze uitkeringen en verstrekkingen niet driemaal het loon over een maand overtreffen, bepaald met inachtneming van door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te stellen regels;
-
q.
uitkeringen en verstrekkingen andere dan die ter zake van adoptie en overlijden, die de werknemer ontvangt uit een fonds tot welks middelen de werkgever gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers, tenzij die uitkeringen en verstrekkingen geschieden ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort;
-
r.
bijdragen in de op de werknemer drukkende kosten ter zake van een particuliere ziektekostenverzekering, danwel terzake van een van de volgende publiekrechtelijke ziektekosten verzekeringen: het Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland, de Interprovinciale ziektekostenregeling 1988 of het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994;
-
s.
loon dat in geblokkeerde vorm wordt gespaard volgens een spaarloonregeling en loon volgens een winstdelingsregeling die niet een spaarloonregeling is, samen tot ten hoogste € 788 per kalenderjaar, ter zake van welk loon de belasting op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 is verschuldigd door de werkgever;
-
t.
uitkeringen ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding;
-
u.
een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 40 jaar, voor zover de waarde daarvan het loon over een maand niet overtreft, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
-
v.
geschenken ter gelegenheid van algemeen erkende feestdagen en het Sint-Nikolaasfeest, een jubileum van de werkgever, dan wel de verjaardag en andere persoonlijke feestdagen van de werknemer, voor zover de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend € 136 per jaar niet overtreft;
-
w.
verstrekkingen met een in hoofdzaak ideële waarde ter gelegenheid van een dienstjubileum van de werknemer, bij het beëindigen van zijn dienstbetrekking of bij de gelegenheden, bedoeld in onderdeel v;
-
x.
verstrekkingen van consumpties tijdens de werktijd, niet zijnde maaltijden;
-
y.
verstrekking en terbeschikkingstelling van computers en bijbehorende apparatuur, alsmede vergoedingen van de kosten daarvan, voor zover de waarde in het economische verkeer van de computers en de apparatuur tezamen in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren niet meer bedraagt dan € 2269 en niet aannemelijk is dat zij niet mede dienen ter vervulling van de dienstbetrekking;
-
z.
verstrekking en terbeschikkingstelling van inrichting van de werkruimte in de woning, de aanhorigheden daaronder begrepen, van de werknemer, alsmede vergoedingen van de kosten daarvan, voorzover de waarde in het economische verkeer van die inrichting in het kalenderjaar en de vier voorafgaande kalenderjaren niet meer bedraagt dan € 1815 en niet aannemelijk is dat zij niet mede dient ter vervulling van de dienstbetrekking, mits:
-
1°.
de werknemer krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de werkgever dan wel van de werkgever en een of meer andere werkgevers ten minste eenmaal per week, gedurende de gebruikelijke werktijd en zonder dat tevens wordt gereisd naar een buiten de woning gelegen arbeidsplaats, in die werkruimte ter vervulling van zijn dienstbetrekking pleegt te werken met behulp van telematica; en
-
2°.
de inrichting voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, een en ander met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen nadere regels;
-
aa.
de financiële tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg;
-
bb.
aanspraken:
-
1°.
op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken;
-
2°.
op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;
-
3°.
op verlof tijdens rust- en feestdagen.