Artikel
1
Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde wordt verstaan onder
-
a.
de Zuiderzeesteunwet: de Zuiderzeesteunwet (Stb. 1925, 290);
-
b.
Onze Minister: Onze Minister, belast met de uitvoering van de Zuiderzeesteunwet;
-
c.
de Generale Commissie: de Generale Commissie, bedoeld in artikel 3 van de Zuiderzeesteunwet;
-
d.
vervallen;
-
e.
vervallen;
-
f.
een belanghebbende: een belanghebbende als bedoeld in artikel 1 van de Zuiderzeesteunwet, alsmede een op grond van dat artikel en van artikel 1a van die wet met een belanghebbende gelijkgestelde;
-
g.
een visvergunning: een vergunning, bedoeld in artikel 21 van de Visserijwet 1963 (Stb. 312) voor het vissen in het IJsselmeer;
-
h.
het inleveren van een vergunning: het afstand doen van de rechten, voortvloeiende uit een geldende visvergunning, waaronder wordt begrepen het niet-weder-in-aanmerking-komen voor een visvergunning bij de aanvang van een nieuw vergunningsjaar, tenzij dit een gevolg is van laakbare gedragingen;
-
i.
een grootbedrijf: een scheepswerf of een door Onze Minister daarmede gelijkgesteld bedrijf, voor zover die scheepswerf of dat bedrijf vóór 31 mei 1932 in hoofdzaak gegrond was op de Zuiderzeevisserij;