Besluit van 23 december 1965, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Ziekenfondswet

Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 1 december 1965, Directoraat-Generaal van de Volksgezondheid, Directie Gezondheidszorg, Hoofdafdeling Gezondheidszorg I, Afd. M.G.Z., Nr. 130.093;
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onder b, 5, derde lid, en 18 van de Ziekenfondswet (Stb. 392, 1964);
De Raad van State gehoord (advies van 13 december 1965, nr. 43);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 21 december 1965, Directoraat-Generaal van de Volksgezondheid, Directie Gezondheidszorg, Hoofdafdeling Gezondheidszorg I, Afd. M.G.Z., nr. 131.363;

Hebben goedgevonden en verstaan.

Artikel

1

Verzekerd is, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van artikel 3 van de Ziekenfondswet:

  • a.

    vervallen;

  • b.

    vervallen;

  • c.

    vervallen;

  • d.

    degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die op grond van een uitkeringsregeling wegens werkloosheid of ontslag, ter zake waarvan hij verzekerd was ingevolge onderdeel f, een uitkering wegens ziekte, zwangerschap of bevalling ontvangt;

  • e.

    gedurende ten hoogste achttien maanden, degene, die ononderbroken onbetaald verlof in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Ziektewet opneemt en direct voorafgaand aan het verlof verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet. Als ononderbroken onbetaald verlof worden mede aangemerkt perioden van onbetaald verlof die elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen;

  • f.

    degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en anders dan krachtens of anders dan in aanvulling op de Werkloosheidswet of de Toeslagenwet dan wel de voorzieningen en regelingen, bedoeld onder g, x en aa, een uitkering of wachtgeld ter zake van werkloosheid of ontslag ontvangt op grond van de arbeidsvoorwaarden, verbonden aan de dienstbetrekking ter zake waarvan hij verzekerd was als overheidswerknemer in de zin van artikel 1, onder l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen dan wel in die hoedanigheid uitsluitend in verband met overschrijding van de voor de verplichte ziekenfondsverzekering geldende loongrens niet verzekerd was. Met een uitkering als bedoeld in de vorige alinea wordt gelijkgesteld een overbruggingsuitkering, welke aan een gewezen werknemer van de steenkolenmijn-industrie is toegekend op grond van de regeling inzake aanvullende voorzieningen in het kader van artikel 4 van de beschikking nr. 3–65 van de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van 17 februari 1965, welke op 19 april 1967 door de vereniging «De Gezamenlijke Steenkolenmijnen in Limburg» is vastgesteld;

  • g.

    degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een uitkering geniet ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, mits hij op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan de uitkering wordt toegekend, verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Onder een uitkering ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces wordt verstaan een uitkering ingevolge een van rijkswege dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces of een ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces getroffen regeling voor personen van 55 jaar of ouder waarbij het uitkeringspercentage op ten minste 70% van het laatstgenoten loon is vastgesteld;

  • h.

    degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en de wachtdagen vervult voor de uitkering van ziekengeld op grond van artikel 46 van de Ziektewet, mits hij op de dag, waarop de verzekering eindigde ter zake waarvan artikel 46 toepassing vindt, verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet;

  • i.

    degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en ziekengeld krachtens Hoofdstuk II van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen dan wel arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens Hoofdstuk III van die wet ontvangt, mits - voor zover de uitkering werd toegekend krachtens Hoofdstuk III van genoemde wet - deze werd berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45%;

  • j.

    degene die een uitkering ontvangt ingevolge de Wet werk en inkomen kunstenaars;

  • k.

    degene wiens dienstbetrekking is geëindigd anders dan door opzegging met inachtneming van de rechtens geldende termijn, en die in verband met de eindiging van die dienstbetrekking recht heeft op inkomsten, indien hij op de dag voorafgaande aan die waarop de dienstbetrekking is geëindigd, verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet, voor de duur van de bij opzegging rechtens geldende termijn;

  • l.

    degene, die werkloos is en die geen recht heeft op een uitkering ingevolge artikel 16, 17a of 20 van de Werkloosheidswet, en die een vervangende uitkering ontvangt ingevolge artikel 24C van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf en die op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan de vervangende uitkering wordt toegekend, verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet;

  • m.

    gedurende het kalenderjaar waarop de verklaring ziet, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die een verklaring heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet, en van wie nadien wordt vastgesteld dat hij over het jaar waarop de verklaring ziet, niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet, tenzij de afgifte van de verklaring het gevolg is van het feit dat deze persoon de rijksbelastingdienst of het ziekenfonds ten onrechte niet heeft gemeld dat hij niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet;

  • n.

    degene, die hier te lande zijn woonplaats heeft en wiens medeverzekering als bedoeld in artikel 4 van de Ziekenfondswet een einde heeft gevonden door het overlijden van degene op wiens verzekering de medeverzekering steunde, gedurende een aaneengesloten periode van 6 weken te rekenen van de dag af, waarop het recht op medeverzekering een einde nam;

  • o.

    degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft, in werkelijke militaire dienst is ingevolge de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 en die langer dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke militaire dienst is of geacht kan worden te zullen verblijven, mits een of meer personen ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4 van de Ziekenfondswet op grond van zijn verzekering in aanmerking komen voor medeverzekering;

  • p.

    degene, die behoort tot een of meer door Onze Minister en door Onze Minister van Defensie aan te wijzen groepen van personen, die kunnen worden geacht niet langer dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke militaire dienst te zullen verblijven;

  • q.
    • 1.

      tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene van 55 jaar of ouder die zijn woonplaats hier te lande heeft en die ten gevolge van bedrijfsbeëindiging niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet, indien hij op de dag, voorafgaande aan die waarop die verzekering ten gevolge van bedrijfsbeëindiging is geëindigd, verzekerd is op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet. Onder bedrijfsbeëindiging wordt verstaan het geheel staken van de onderneming en het in verband daarmee niet langer genieten van winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet. De verzekering vangt aan met ingang van de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verzekering ingevolge artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet eindigt. De verzekering eindigt op het tijdstip waarop betrokkene weer verzekerd wordt ingevolge 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet;

    • 2.

      voor de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de inspecteur van de rijksbelastingdienst bij voor bezwaar vatbare beschikking een verklaring waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden;

    • 3.

      artikel 76 van de Ziekenfondswet is van overeenkomstige toepassing;

  • r.

    tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een pensioen geniet, berekend naar een invaliditeit van tenminste 45%, dat is toegekend of geacht wordt te zijn toegekend ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen. Onder pensioen wordt ten deze niet verstaan het ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen toegekende uitgestelde pensioen of het dienovereenkomstige pensioen dat geacht wordt krachtens die wet te zijn toegekend;

  • s.

    degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en wiens verplichte verzekering op grond van de Ziekenfondswet is geëindigd, zulks indien hij wacht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van verplichte verzekering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, mits en voor zolang het ziekenfonds waarbij hij staat ingeschreven, het aannemelijk acht dat hem die arbeidsongeschiktheidsuitkering zal worden toegekend, doch gedurende ten hoogste 13 weken;

  • t.

    tot de eerste dag van de maand waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een pensioen geniet ten laste van de pensioenkas van de Stichting "Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg", mits hij op 31 december 1972 lid was van het Algemeen Ziekenfonds van voornoemde Stichting en hij, bij pensionering na laatstgenoemde datum, in aansluiting aan zijn actief lidmaatschap van genoemde pensioenkas in het genot van pensioen is gesteld. De in de vorige volzin bedoelde gepensioneerde, die op 31 december 1972 op grond van een dienstverhouding buiten het mijnbedrijf als verplicht-verzekerde bij een ander ziekenfonds was ingeschreven, wordt niettemin voor de toepassing van de vorige volzin geacht op dat tijdstip lid te zijn geweest van voornoemd Algemeen Ziekenfonds;

  • u.

    gedurende de in artikel 3, tweede lid, onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen bedoelde wachttijd, degene die, indien hij op de dag, voorafgaande aan die waarop die bepaling op hem van toepassing werd, verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet;

  • v.

    degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een toelage ontvangt krachtens artikel 58, eerste of derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

  • w.

    tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een WAO-uitkering als overheidswerknemer in de zin van artikel 1, onder l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen ontvangt, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%;

  • x.
  • y.

    degene wiens bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand tot € 0 is verlaagd;

  • z.

    degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die met ingang van een dag, gelegen op of na de dag van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, in het genot is gesteld van een uitkering ter zake van vervroegde pensionering en die op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan de uitkering wordt toegekend, verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Onder een uitkering ter zake van vervroegde pensionering wordt verstaan een uitkering ter zake van pensionering voor de 65-jarige leeftijd ingevolge een pensioenregeling die ten doel heeft de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij ouderdom;

  • aa.

    tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een uitkering ontvangt krachtens de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers dan wel de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • bb.

    degene van 65 jaar of ouder die algemene bijstand ontvangt met toepassing van de artikelen 22 of 23 van de Wet werk en bijstand;

  • cc.

    vervallen;

  • dd.

    vervallen;

  • ee.

    vervallen;

  • ff.

    degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft, jonger dan 18 jaar is en een financiële bijdrage ontvangt voor het deelnemen aan een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, voorzover hij uit hoofde daarvan niet als werknemer in de zin van de Ziektewet wordt aangemerkt.

  • gg.

    vervallen;

  • hh.

    vanaf de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die hier te lande woonachtig is en die op de laatste dag van de daaraan voorafgaande maand, op grond van een door Nederland met een of meer andere staten gesloten verdrag inzake sociale zekerheid of op grond van een verordening van de Raad van de Europese Unie dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte als gezinslid aanspraak kon doen gelden op de in beginsel ten laste van een orgaan van een andere verdragsstaat respectievelijk van een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel van de Europese Economische Ruimte door een Nederlands ziekenfonds te verlenen verstrekkingen, tenzij ingevolge de desbetreffende verdragsbepalingen het recht op medische zorg als gezinslid bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet wordt beëindigd;

  • ii.
  • jj.
  • kk.

    degene die niet in Nederland woont en een periodieke uitkering ontvangt ingevolge artikel 4, eerste of vierde lid, of artikel 5 van de Remigratiewet, indien betrokkene met toepassing van een verordening van de Raad van de Europese Unie of een door Nederland met een of meer andere staten gesloten verdrag inzake sociale zekerheid, in de staat op het grondgebied waarvan hij woont, recht kan doen gelden op verstrekkingen die hem in beginsel worden verleend ten laste van de middelen van de ziekenfondsverzekering en

    • 1.

      de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, dan wel

    • 2.

      65 jaar of ouder is.

Artikel

2

Artikel

2a

Waar ingevolge dit besluit voor de verzekering als voorwaarde wordt gesteld dat betrokkene zijn woonplaats hier te lande heeft, is deze voorwaarde niet van toepassing op degene die buiten het Rijk woont op het grondgebied van een staat waar hij hetzij krachtens verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen, hetzij krachtens een verdrag recht heeft op verstrekkingen, welke in beginsel worden verleend ten laste van de Algemene Kas bedoeld in artikel 1q van de Ziekenfondswet.

Artikel

3

Artikel

3a

Waar in het vervolg van dit besluit regelen worden gesteld krachtens welke een procentuele premie wordt geheven gelden deze regelen onverminderd hetgeen bij of krachtens artikel 16a omtrent de daarbedoelde nominale premie is bepaald.

Artikel

3b

Bij de premieheffing ingevolge dit besluit over uitkeringen en pensioenen niet zijnde loon als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de Ziekenfondswet, wordt geen premie geheven over:

  • a.

    bedragen die worden ingehouden als verplichte bijdrage ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding;

  • b.

    eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van overlijden;

  • c.

    uitkeringen en verstrekkingen tot dekking van op de uitkerings- of pensioengerechtigde drukkende kosten ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling;

  • d.

    geschenken ter gelegenheid van algemeen erkende feestdagen en het Sint-Nicolaasfeest, een jubileum van de inhoudingsplichtige, dan wel de verjaardag en andere persoonlijke feestdagen van de uitkerings- of pensioengerechtigde, voor zover de waarde daarvan een bedrag van € 35 per jaar niet overtreft;

  • e.

    een tegemoetkoming in de voor rekening van de vervroegd gepensioneerde komende ziekenfondspremie tot ten hoogste het bedrag, dat overeenstemt met het werkgeversdeel, dat verschuldigd zou zijn, als de uitkering als loon zou worden aangemerkt.

Artikel

4

Vervallen

Artikel

4a

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Artikel

10a

Artikel

10b

Artikel

10c

Artikel

11

Artikel

11a

Artikel

11b

Artikel

12

Artikel

12a

Artikel

12b

Vervallen

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

13b

Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder y, wordt geen premie geheven.

Artikel

13c

Artikel

14

Artikel

14a

Artikel

14b

Artikel

14c

Artikel

14d

Voor zover de premie welke ingevolge dit besluit verschuldigd is, niet wordt geheven door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verricht het College zorgverzekeringen de controle op de inning en afdracht van de ziekenfondspremie. Onze Minister kan hieromtrent nadere regelen stellen.

Artikel

14e

Artikel

15

Artikel

15a

Artikel

15b

Verzekerd is degene die hier te lande woonachtig is en die op 31 december 1997 65 jaar of ouder was en op grond van een door Nederland met een of meer andere staten gesloten verdrag inzake sociale zekerheid of op grond van een verordening van de Raad van de Europese Unie dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte als gezinslid aanspraak kon doen gelden op de in beginsel ten laste van een orgaan van een andere verdragsstaat respectievelijk van een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel de Europese Economische Ruimte door een Nederlands ziekenfonds te verlenen verstrekkingen, tenzij ingevolge de desbetreffende verdragsbepalingen het recht op medische zorg als gezinslid bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet wordt beëindigd.

Artikel

15c

Artikel

15d

Indien hij daartoe de wens te kennen geeft, is tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die hier te lande woonachtig is en die op 30 september 1990 jonger was dan 65 jaar en die op die datum verzekerd was ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a of b, in verbinding met het tweede en derde lid, van dit besluit zoals dit op genoemd tijdstip luidde, verzekerd overeenkomstig de bepalingen van de Ziekenfondswet.

Artikel

16

Artikel

16a

Artikel

16b

Vervallen

Artikel

17

Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw.

Artikel

18

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1966.

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, G. M. J. VELDKAMP.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.