Artikel
1
Verzekerd is, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van artikel 3 van de Ziekenfondswet:
-
a.
vervallen;
-
b.
vervallen;
-
c.
vervallen;
-
d.
degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die op grond van een uitkeringsregeling wegens werkloosheid of ontslag, ter zake waarvan hij verzekerd was ingevolge onderdeel f, een uitkering wegens ziekte, zwangerschap of bevalling ontvangt;.
-
e.
gedurende ten hoogste achttien maanden, degene, die ononderbroken onbetaald verlof in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Ziektewet opneemt en direct voorafgaand aan het verlof verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet. Als ononderbroken onbetaald verlof worden mede aangemerkt perioden van onbetaald verlof die elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen;
-
f.
degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en anders dan krachtens of anders dan in aanvulling op de Werkloosheidswet of de Toeslagenwet dan wel de voorzieningen en regelingen, bedoeld onder g, x en aa, een uitkering of wachtgeld ter zake van werkloosheid of ontslag ontvangt op grond van de arbeidsvoorwaarden, verbonden aan de dienstbetrekking ter zake waarvan hij verzekerd was als overheidswerknemer in de zin van artikel 1, onder l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen dan wel in die hoedanigheid uitsluitend in verband met overschrijding van de voor de verplichte ziekenfondsverzekering geldende loongrens niet verzekerd was. Met een uitkering als bedoeld in de vorige alinea wordt gelijkgesteld een overbruggingsuitkering, welke aan een gewezen werknemer van de steenkolenmijn-industrie is toegekend op grond van de regeling inzake aanvullende voorzieningen in het kader van artikel 4 van de beschikking nr. 3–65 van de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van 17 februari 1965, welke op 19 april 1967 door de vereniging «De Gezamenlijke Steenkolenmijnen in Limburg» is vastgesteld;.
-
g.
degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een uitkering geniet ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, mits hij op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan de uitkering wordt toegekend, verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Onder een uitkering ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces wordt verstaan een uitkering ingevolge een van rijkswege dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces of een ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces getroffen regeling voor personen van 55 jaar of ouder waarbij het uitkeringspercentage op ten minste 70% van het laatstgenoten loon is vastgesteld;
-
h.
degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en de wachtdagen vervult voor de uitkering van ziekengeld op grond van artikel 46 van de Ziektewet, mits hij op de dag, waarop de verzekering eindigde ter zake waarvan artikel 46 toepassing vindt, verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet;
-
i.
degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en ziekengeld krachtens Hoofdstuk II van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen dan wel arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens Hoofdstuk III van die wet ontvangt, mits - voor zover de uitkering werd toegekend krachtens Hoofdstuk III van genoemde wet - deze werd berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45%;
-
j.
degene die een uitkering ontvangt ingevolge artikel 9 van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars;
-
k.
degene wiens dienstbetrekking is geëindigd anders dan door opzegging met inachtneming van de rechtens geldende termijn, en die in verband met de eindiging van die dienstbetrekking recht heeft op inkomsten, indien hij op de dag voorafgaande aan die waarop de dienstbetrekking is geëindigd, verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet, voor de duur van de bij opzegging rechtens geldende termijn;
-
l.
vervallen;
-
m.
gedurende het kalenderjaar waarop de verklaring ziet maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die een verklaring heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet, en van wie nadien wordt vastgesteld dat hij over het jaar waarop de verklaring ziet, niet ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen verzekerd is geweest, tenzij de afgifte van de verklaring het gevolg is van het feit dat een persoon als bedoeld in artikel 3d van de Ziekenfondswet de rijksbelastingdienst of het ziekenfonds ten onrechte niet heeft gemeld geen zelfstandige meer te zijn als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
-
n.
degene, die hier te lande zijn woonplaats heeft en wiens medeverzekering als bedoeld in artikel 4 van de Ziekenfondswet een einde heeft gevonden door het overlijden van degene op wiens verzekering de medeverzekering steunde, gedurende een aaneengesloten periode van 6 weken te rekenen van de dag af, waarop het recht op medeverzekering een einde nam;
-
o.
degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft, in werkelijke militaire dienst is ingevolge de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 en die langer dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke militaire dienst is of geacht kan worden te zullen verblijven, mits een of meer personen ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4 van de Ziekenfondswet op grond van zijn verzekering in aanmerking komen voor medeverzekering;
-
p.
degene, die behoort tot een of meer door Onze Minister en door Onze Minister van Defensie aan te wijzen groepen van personen, die kunnen worden geacht niet langer dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke militaire dienst te zullen verblijven;
-
q.
-
1.
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene van 55 jaar of ouder die zijn woonplaats hier te lande heeft en niet langer verzekerd is ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen ten gevolge van bedrijfsbeëindiging indien hij op de dag, voorafgaande aan die waarop die verzekering ten gevolge van bedrijfsbeëindiging is geëindigd, verzekerd is op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet. Onder bedrijfsbeëindiging wordt verstaan het geheel staken van de onderneming en het in verband daarmee eindigen van de verzekering ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. De verzekering vangt aan met ingang van de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verzekering ingevolge artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet eindigt. De verzekering eindigt op het tijdstip waarop betrokkene weer verzekerd wordt ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
-
2.
Voor de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de inspecteur van de rijksbelastingdienst bij voor bezwaar vatbare beschikking een verklaring waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
-
1.
-
r.
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een pensioen geniet, berekend naar een invaliditeit van tenminste 45%, dat is toegekend of geacht wordt te zijn toegekend ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen. Onder pensioen wordt ten deze niet verstaan het ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen toegekende uitgestelde pensioen of het dienovereenkomstige pensioen dat geacht wordt krachtens die wet te zijn toegekend;
-
s.
degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en wiens verplichte verzekering op grond van de Ziekenfondswet is geëindigd, zulks indien hij wacht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van verplichte verzekering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, mits en voor zolang het ziekenfonds waarbij hij staat ingeschreven, het aannemelijk acht dat hem die arbeidsongeschiktheidsuitkering zal worden toegekend, doch gedurende ten hoogste 13 weken;
-
t.
tot de eerste dag van de maand waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een pensioen geniet ten laste van de pensioenkas van de Stichting "Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg", mits hij op 31 december 1972 lid was van het Algemeen Ziekenfonds van voornoemde Stichting en hij, bij pensionering na laatstgenoemde datum, in aansluiting aan zijn actief lidmaatschap van genoemde pensioenkas in het genot van pensioen is gesteld. De in de vorige volzin bedoelde gepensioneerde, die op 31 december 1972 op grond van een dienstverhouding buiten het mijnbedrijf als verplicht-verzekerde bij een ander ziekenfonds was ingeschreven, wordt niettemin voor de toepassing van de vorige volzin geacht op dat tijdstip lid te zijn geweest van voornoemd Algemeen Ziekenfonds;
-
u.
gedurende de in artikel 3, tweede lid, onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen bedoelde wachttijd, degene die, indien hij op de dag, voorafgaande aan die waarop die bepaling op hem van toepassing werd, verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet;
-
v.
degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een toelage ontvangt krachtens artikel 58, eerste of derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;
-
w.
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een WAO-uitkering als overheidswerknemer in de zin van artikel 1, onder l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen ontvangt, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%;
-
x.
-
1.
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die algemene bijstand ontvangt met toepassing van de artikelen 20 of 21 van de Wet werk en bijstand;
-
2.
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die algemene bijstand ontvangt met toepassing van artikel 23 van de Wet werk en bijstand;
-
1.
-
y.
degene wiens bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand tot € 0 is verlaagd;
-
z.
degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die met ingang van een dag, gelegen op of na de dag van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, in het genot is gesteld van een uitkering ter zake van vervroegde pensionering en die op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan de uitkering wordt toegekend, verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Onder een uitkering ter zake van vervroegde pensionering wordt verstaan een uitkering ter zake van pensionering voor de 65-jarige leeftijd ingevolge een pensioenregeling die ten doel heeft de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij ouderdom;
-
aa.
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een uitkering ontvangt krachtens de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers dan wel de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
-
bb.
degene van 65 jaar of ouder die algemene bijstand ontvangt met toepassing van de artikelen 22 of 23 van de Wet werk en bijstand;
-
cc.
vervallen;
-
dd.
vervallen;
-
ee.
vervallen;
-
ff.
degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft, jonger dan 18 jaar is en een financiële bijdrage ontvangt voor het deelnemen aan een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, voorzover hij uit hoofde daarvan niet als werknemer in de zin van de Ziektewet wordt aangemerkt.
-
gg.
vervallen;
-
hh.
vanaf de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die hier te lande woonachtig is en die op de laatste dag van de daaraan voorafgaande maand, op grond van een door Nederland met een of meer andere staten gesloten verdrag inzake sociale zekerheid of op grond van een verordening van de Raad van de Europese Unie dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte als gezinslid aanspraak kon doen gelden op de in beginsel ten laste van een orgaan van een andere verdragsstaat respectievelijk van een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel van de Europese Economische Ruimte door een Nederlands ziekenfonds te verlenen verstrekkingen, tenzij ingevolge de desbetreffende verdragsbepalingen het recht op medische zorg als gezinslid bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet wordt beëindigd;
-
ii.
-
1.
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, de vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder f tot en met k, van de Vreemdelingenwet 2000 en die werknemer is in de zin van de Ziektewet en wiens loon niet meer bedraagt dan het in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet genoemde bedrag;
-
2.
de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid blijft verzekerd indien hij uit hoofde van het verrichten van arbeid als bedoeld in het eerste lid, recht heeft op betaling van loon als bedoeld in artikel 629, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, alsmede indien de arbeid, bedoeld in het eerste lid, tijdelijk is onderbroken als gevolg van betaald verlof, staking of uitsluiting;
-
3.
met ingang van de eerste dag van de maand waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, de in het eerste onderdeel bedoelde vreemdeling die op de laatste dag van de daaraan voorafgaande maand ingevolge onderdeel 1 of 2 verzekerd was;
-
1.
-
jj.
-
1.
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, de in Nederland wonende vreemdeling die na rechtmatig in Nederland verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000:
-
–
voor de beëindiging van dit verblijf een aanvraag heeft ingediend om voortgezette toelating, of
-
–
binnen de termijn, genoemd in artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, of, buiten die termijn, in geval artikel 6.11 van de Algemene wet bestuursrecht toepassing heeft gevonden, bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld tegen intrekking van de toelating in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en I, van de Vreemdelingenwet 2000, en
die op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan hij niet langer rechtmatig in Nederland verblijf hield in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en I, van de Vreemdelingenwet 2000 verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet, zolang en voor zover betrokkene het loon of de uitkering waarop de ziekenfondsverzekering steunde blijft ontvangen.
-
–
-
2.
met ingang van de eerste dag van de maand waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, de in het eerste onderdeel bedoelde vreemdeling die op de laatste dag van de daaraan voorafgaande maand ingevolge dat onderdeel verzekerd was;
-
3.
de verzekering op grond van onderdeel 1 of 2 eindigt zodra:
-
a.
onherroepelijk op de aanvraag, het bezwaar of het beroep is beslist, of
-
b.
de uitzetting van de vreemdeling is gelast, tenzij die uitzetting ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een rechterlijke beslissing achterwege dient te blijven;
-
a.
-
1.
-
kk.
degene die niet in Nederland woont en een periodieke uitkering ontvangt ingevolge artikel 4, eerste of vierde lid, of artikel 5 van de Remigratiewet, indien betrokkene met toepassing van een verordening van de Raad van de Europese Unie of een door Nederland met een of meer andere staten gesloten verdrag inzake sociale zekerheid, in de staat op het grondgebied waarvan hij woont, recht kan doen gelden op verstrekkingen die hem in beginsel worden verleend ten laste van de middelen van de ziekenfondsverzekering en
-
1.
de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, dan wel
-
2.
65 jaar of ouder is.
-
1.