Besluit van 27 augustus 1966, houdende vaststelling van een nieuwe regeling tot toekenning van uitkeringen bij ontslag aan enige groepen van Rijkspersoneel

Uitkeringsregeling 1966

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 1 juli 1966, nr. AW66/U 1355, Directie Overheidspersoneelsbeleid, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, Afdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Overwegende dat de totstandkoming van de Algemene burgerlijke pensioenwet het wenselijk maakt de Uitkeringsregeling 1952 te vervangen;
Gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929;
De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 1966, nr. 53);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken a.i. en van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 15 augustus 1966, nr. AW66/U1718, Directie Overheidspersoneelsbeleid, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, Afdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Artikel

5

Voor de toepassing van dit besluit wordt onder ontslag mede verstaan: beëindiging van een dienstbetrekking op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel

6

Inschrijvingsplicht

Artikel

7

Recht op uitkering

Artikel

8

Duur van de uitkering

Artikel

8a

Artikel

8b

Vervolguitkering

Artikel

8c

Artikel

8d

Bedrag van de vervolguitkering

Artikel

9

Samenloop van uitkering met inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf

Artikel

10

Onze Minister kan bepalen, dat inkomsten, die zijn genoten uit hoofde van overwerk, bij wijze van gratificatie, ter zake van een vrijwillige verbintenis bij het Korps Nationale Reserve, als vrijwillige ambtenaar bij de politie of bij andere door Onze Minister aan te wijzen reserve-organen, geheel of ten dele niet worden aangemerkt als inkomsten.

Artikel

10a

Artikel

11

Vermindering van de uitkering

Indien de betrokkene:

  • a.

    een hem aangeboden ambt of betrekking, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijs kan worden opgedragen, weigert te aanvaarden;

  • b.

    in de gelegenheid is om op een wijze, die voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen, daarvan geen gebruik maakt;

  • c.

    inkomsten, als bedoeld in artikel 9, zonder voldoende reden prijs geeft, dan wel door eigen schuld of toedoen verloren doet gaan;

wordt de uitkering verminderd met het bedrag, waarmede de uitkering vermeerderd met de verzuimde, dan wel met de prijsgegeven of verloren gegane inkomsten de bezoldiging zou hebben overschreden.

Artikel

12

Afkoop van het recht op uitkering

Op verzoek van de betrokkene die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a of b, kan het recht op de uitkering geheel of ten dele worden afgekocht.

Artikel

13

Aan de betrokkene die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a of b, en elders arbeid of bedrijf ter hand gaat nemen, kan ter zake van de kosten, die voor hem aan een daartoe nodige verhuizing zijn verbonden, een tegemoetkoming worden toegekend tot ten hoogste het bedrag van een vergoeding volgens de normen van het Verplaatsingskostenbesluit 1989.

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Opschorting

Artikel

17

Andere verplichtingen

Artikel

18

Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, kan hij door Onze Minister worden verplicht zich geneeskundig te doen onderzoeken.

Artikel

19

Uitkering bij ziekte

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Artikel

23

Betaling

De uitkering, over een maand berekend, wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Met toestemming van de betrokkene kan de uitbetaling in langere termijnen geschieden.

Artikel

24

Uitkering nagelaten betrekkingen van rechthebbenden op uitkering

Artikel

25

Verval en opnieuw toekennen van het recht op uitkering

Artikel

25a

Vervallenverklaring van het recht op uitkering

Artikel

25b

Einde van het recht op uitkering

Artikel

26

Niet-uitbetaling van de uitkering

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 1966.

Artikel

35

Dit besluit kan worden aangehaald als "Uitkeringsregeling 1966".

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Porto Ercole
JULIANA.
De Minister van Binnenlandse Zaken, SMALLENBROEK.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, G. M. J. VELDKAMP.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.