Wet van 6 oktober 1966, houdende nieuwe regeling van het kwekersrecht, alsmede van het verkeer met teeltmateriaal van landbouw- en tuinbouwgewassen
Zaaizaad- en Plantgoedwet
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een nieuwe regeling van het kwekersrecht, alsmede van het verkeer met teeltmateriaal van landbouw- en tuinbouwgewassen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk
I
Begripsbepalingen
Artikel
1
Deze wet verstaat onder:
"Onze Minister": Onze Minister van Landbouw en Visserij;
"de Raad": De Raad voor het Kwekersrecht, genoemd in artikel 5;
"Unie": Unie tot bescherming van kweekprodukten, gevormd door de staten die partij zijn bij het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten, gesloten te Parijs op 2 december 1961.
"Unie-Staat": een Staat, welke deel uitmaakt van de Unie.
Artikel
2
Deze wet verstaat onder:
ras: een plantengroep binnen één botanisch taxon van de laagst bekende rang, welke groep, ongeacht of volledig wordt voldaan aan de voorwaarden welke deze wet stelt voor de verlening van een kwekersrecht, kan worden
–
gedefinieerd aan de hand van de expressie van de eigenschappen die het resultaat is van een bepaald genotype of een combinatie van genotypen;
–
onderscheiden van elke andere plantengroep op grond van de expressie van tenminste één van die eigenschappen en
–
beschouwd als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd;
"teeltmateriaal": planten en plantedelen, welke bestemd zijn om door middel van uitplant, uitzaai of op andere wijze voor de teelt van gewassen te dienen;
"verhandelen": te koop aanbieden, verkopen en afleveren;
"in het verkeer brengen": voor de eerste maal verhandelen.
Artikel
3
1
Waar in deze wet wordt gesproken van landbouwgewassen, worden daaronder mede begrepen:
a.
blauwmaanzaad (Papaver somniferum L.), gele mosterd (Sinapis alba L.), karwij (Carum carvi L.) en witte klaver (Trifolium repens L.);
b.
de rassen van erwt (Pisum Sativum L.), mais (Zea mays L.), raap (Brassica campestris L. var. rapa (L.) Hartm.), ramenas (Raphanus sativus L. var. niger (Mill.) Pers.), stamboon (Phaseolus vulgaris L.) en wortel (Daucus carota L.), welke niet ingevolge het tweede lid onder de tuinbouwgewassen worden begrepen.
2
Waar in deze wet wordt gesproken van tuinbouwgewassen worden daaronder mede begrepen:
a.
van erwt de rassen, welke in aanmerking komen om uitsluitend of overwegend te worden geteeld om vers te worden geoogst voor menselijke consumptie;
b.
van mais de rassen van pofmais en suikermais;
c.
van raap en ramenas de rassen, welke in aanmerking komen om uitsluitend of overwegend te worden geteeld voor menselijke consumptie;
d.
van stamboon de rassen, welke in aanmerking komen om uitsluitend of overwegend te worden geteeld om vers te worden geoogst;
e.
van wortel de rassen van rode wortel.
3
Voorts worden onder de tuinbouwgewassen begrepen:
a.
de rassen van landbouwgewassen, welke in aanmerking komen om uitsluitend of overwegend voor sierdoeleinden te worden geteeld;
b.
de bosbouwgewassen.
4
Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van andere dan in de vorige leden genoemde cultuurgewassen, rassen of groepen van rassen worden bepaald, dat zij voor de toepassing van deze wet als landbouwgewas dan wel als tuinbouwgewas worden beschouwd.
Hoofdstuk
II
Het Nederlands Rassenregister en de Raad voor het Kwekersrecht
Artikel
4
1
Er is een register, dat bestemd is voor de inschrijving van groepen van planten, waarvan is vastgesteld, dat het rassen zijn. Het register is openbaar en draagt de naam van Nederlands Rassenregister.
2
De inrichting van het Nederlands Rassenregister wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld.
Artikel
5
1
Er is een Raad voor het Kwekersrecht bestaande uit:
a.
een Centrale Afdeling;
b.
een Afdeling Landbouwgewassen;
c.
een Afdeling Tuinbouwgewassen;
d.
een Afdeling van Beroep.
2
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bij de afdelingen onderafdelingen worden ingesteld.
Artikel
6
1
In de Raad hebben zitting:
a.
een voorzitter;
b.
drie vice-voorzitters;
c.
tenminste drie en ten hoogste zeven leden voor iedere afdeling of onderafdeling.
2
Aan de Raad worden een secretaris en een of meer adjunct-secretarissen toegevoegd.
Artikel
7
1
Wij benoemen de voorzitter, de vice-voorzitters en de overige leden van de Raad. De benoeming geschiedt voor een tijd van vijf jaren.
2
De in het vorige lid bedoelde personen zijn bij hun aftreden weder benoembaar. Zij kunnen op eigen verzoek door Ons worden ontslagen.
3
Alvorens hun ambt te aanvaarden wordt de voorzitter door Onze Minister en worden de vice-voorzitters en overige leden door de voorzitter beëdigd.
4
Bij het bereiken van de ouderdom van zeventig jaren wordt aan de voorzitter, de vice-voorzitters en de overige leden ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand.
Artikel
8
1
Echtgenoten of geregistreerde partners, bloed- en aanverwanten tot de derde graad ingesloten kunnen niet tezamen zitting hebben in dezelfde afdeling, tenzij deze in onderafdelingen is ingedeeld; in het laatste geval kunnen zij niet tezamen zitting hebben in dezelfde onderafdeling.
2
Indien het huwelijk of het geregistreerd partnerschap onderscheidenlijk de zwagerschap eerst mocht zijn aangegaan onderscheidenlijk ontstaan na de benoeming, kan de jongst benoemde, behoudens verlof van Onze Minister, niet langer in de afdeling of in de onderafdeling zitting houden.
3
De zwagerschap houdt op door de ontbinding van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap, dat haar veroorzaakte.
4
De leden, die in eerste aanleg in een zaak zitting hebben gehad, mogen niet deelnemen aan de behandeling daarvan in de Afdeling van Beroep.
Artikel
9
1
De secretaris en adjunct-secretarissen worden benoemd door Onze Minister.
2
Voor benoeming komt in aanmerking degene:
a.
aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b.
die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
3
De graden, het doctoraat of het recht, bedoeld in het tweede lid, moeten zijn verkregen op grond van het afleggen van een examen aan een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in het Nederlands burgerlijk recht, handelsrecht, staatsrecht en strafrecht.
3a
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht. In die algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald dat van de exameneisen ten aanzien van bepaalde rechtsgebieden, genoemd in het derde lid, kan worden afgeweken.
Artikel
10
1
Onverminderd hetgeen elders is bepaald, worden de voorzitter, vice-voorzitters en de overige leden door Ons ontslagen:
a.
bij gebleken ongeschiktheid door ouderdom, door aanhoudende lichaamsziekte of tengevolge van zielsziekte;
b.
wanneer zij onder curatele zijn gesteld.
2
Onverminderd hetgeen elders is bepaald, kunnen de in het vorige lid bedoelde personen door Ons worden ontslagen:
wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard, ten aanzien van hen de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zij surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden gegijzeld zijn.
3
Alvorens het ontslag op grond van het in het vorige lid bepaalde wordt verleend, wordt de betrokkene gehoord, althans behoorlijk opgeroepen.
4
Wanneer zich een der omstandigheden voordoet, als bedoeld in het tweede lid, is Onze Minister bevoegd de betrokkene in de uitoefening van zijn ambt terstond te schorsen; de schorsing mag een termijn van drie maanden niet overschrijden.
De voorzitter, vice-voorzitters, leden, secretaris en adjunct-secretarissen zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent hetgeen hun in die hoedanigheid bekend wordt alsmede omtrent de gevoelens bij de behandeling ener zaak geuit.
Artikel
12
De in het vorige artikel bedoelde personen mogen niet deelnemen aan de behandeling van zaken, waarbij zij in enig opzicht betrokken zijn.
Artikel
13
Onze Minister stelt regelen vast voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten en voor de uitkering van een vacatiegeld aan de voorzitter, de vice-voorzitters en de leden. Aan de voorzitter en de vice-voorzitters kan Onze Minister in plaats van een vacatiegeld een vaste jaarlijkse vergoeding toekennen.
Artikel
14
1
De Raad is bevoegd getuigen en deskundigen te horen.
2
Ieder, die als getuige is opgeroepen, is verplicht aan deze oproep gevolg te geven.
De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. De Raad kan hun de verplichting tot geheimhouding opleggen.
Artikel
15
1
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot de samenstelling en de werkwijze van de Raad en de beëdiging van de leden.
2
Hierbij worden onder meer geregeld:
a.
de wijze van samenstelling en de bevoegdheden van de afdelingen en onderafdelingen om werkzaamheden te verrichten aan de Raad opgedragen;
b.
de oproeping van aanvragers, verzoekers en andere belanghebbenden en van getuigen en deskundigen;
c.
de aan getuigen en deskundigen toe te kennen geldelijke vergoedingen.
Artikel
16
1
Onze Minister stelt een tarief vast voor de verrichtingen van de Raad met betrekking tot de inschrijvingen en aantekeningen in en de afgifte van afschriften en uittreksels uit het Nederlands Rassenregister, alsmede voor het uitbrengen van adviezen als bedoeld in artikel 41, vierde lid.
2
De Raad neemt geen stukken in behandeling en verstrekt geen afschriften en uittreksels uit het Nederlands Rassenregister, zolang niet het ingevolge het vorige lid verschuldigde bedrag is voldaan.
Artikel
17
Alle stukken gericht tot en uitgaande van de Raad zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie.
Hoofdstuk
III
De inschrijving van rassen in het Nederlands Rassenregister
Artikel
18
1
In het Nederlands Rassenregister worden ingeschreven:
a.
rassen, waarvoor kwekersrecht is verleend;
b.
door of namens Onze Minister aangewezen rassen van landbouwgewassen en van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen tuinbouwgewassen, welke voldoen aan de in artikel 29, eerste lid, onder a, b en c gestelde eisen, doch waarvoor geen kwekersrecht kan worden verleend.
2
In het Nederlands Rassenregister worden met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen op aanvrage van de kweker ingeschreven andere dan in het eerste lid, onder b, bedoelde rassen, waarvoor geen kwekersrecht kan worden verleend en welke behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouwgewassen. Deze regelen kunnen mede inhouden de verplichting voor de kweker tot het betalen van een daarbij vast te stellen jaarcijns.
3
De inschrijving geschiedt door de Raad door vermelding van de door de Raad vastgestelde karakteriserende beschrijving en benaming van het ras.
4
De ingeschreven benaming wordt aangemerkt als soortaanduiding.
Artikel
19
1
De benaming moet geschikt zijn om het ras waarvoor zij wordt gebezigd, te identificeren. Zij mag met name niet uitsluitend uit cijfers bestaan, tenzij dit een gevestigd gebruik is voor de aanduiding van rassen van het betreffende gewas, en mag voorts niet zodanig zijn, dat zij tot vergissing aanleiding kan geven of verwarring zou kunnen stichten omtrent de karakteriserende eigenschappen, de waarde of de identiteit van het ras of omtrent de identiteit van de kweker. Zij moet in het bijzonder verschillen van iedere benaming, die in enige Unie-Staat een reeds bestaand ras van hetzelfde of van een verwant cultuurgewas aanduidt.
2
De benaming mag voorts niet in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden.
3
De benaming moet gelijk zijn aan die, welke reeds in enige Unie-Staat voor het ras is ingeschreven, mits deze voor gebruik hier te lande geschikt is.
4
Geen benaming wordt vastgesteld waarvan de Raad blijkt, dat deze zodanig met een handelsnaam of merk overeenstemt, dat uit het gebruik daarvan verwarring omtrent de aard of herkomst van waren is te duchten.
Het Bureau voor de Industriële Eigendom is verplicht aan de Raad desgevraagd inlichtingen te verstrekken omtrent bij hem ingeschreven merken.
Artikel
21
1
Bij de aanvrage tot verlening van kwekersrecht en bij de aanvrage als bedoeld in artikel 18, tweede lid, doet de aanvrager een voorstel voor de benaming van het ras.
2
Hij kan ook volstaan met een voorlopige aanduiding. In dat geval is hij verplicht op een nader door de Raad te bepalen tijdstip een voorstel voor de benaming te doen.
3
Het voorstel voor de benaming gaat vergezeld van een akte, inhoudende, dat de aanvrager, ingeval de voorgestelde benaming wordt ingeschreven, afstand doet van de rechten, welke hem in enige Unie-Staat met betrekking tot deze benaming voor gelijke of gelijksoortige waren mochten toekomen.
Van deze akte zendt de Raad afschrift aan het Bureau van de Industriële Eigendom en aan het Bureau van de Unie, zodra de inschrijving van de benaming heeft plaats gevonden.
4
De Raad stelt de voorgestelde benaming of de in artikel 19, derde lid, bedoelde benaming vast, tenzij hij van oordeel is dat artikel 19 zich daartegen verzet. In dat geval stelt hij de aanvrager in de gelegenheid een andere benaming voor te stellen.
Artikel
22
1
De Raad kan ook een voorlopige karakteriserende beschrijving vaststellen en inschrijven.
2
De Raad kan de beschrijving aanvullen en schrijft deze aanvulling in:
a.
op verzoek van de rechthebbende;
b.
ambtshalve, indien dit in verband met de beschrijving van een ander ras noodzakelijk is, in welk geval de rechthebbende wordt gehoord, of om andere redenen, doch dan alleen in overeenstemming met de rechthebbende.
3
Onder rechthebbende in het tweede lid wordt verstaan de houder van het kwekersrecht, onderscheidenlijk de kweker van een in artikel 18, tweede lid, bedoeld ras.
Artikel
23
1
Indien het gebruik van een ingeschreven benaming voor teeltmateriaal van het ras, waarvoor deze is ingeschreven, op grond van een aan een ander met betrekking tot deze benaming toekomend recht bij rechterlijke uitspraak wordt verboden, haalt de voorzitter van de Raad op verzoek van de meest gerede partij de ingeschreven benaming door en schrijft hij een voorlopige aanduiding als benaming in, zo mogelijk in overleg met de houder van het kwekersrecht, onderscheidenlijk met de kweker van een in artikel 18, tweede lid, bedoeld ras.
2
De Raad stelt een gewijzigde benaming vast, na de houder van het kwekersrecht onderscheidenlijk de kweker van een in artikel 18, tweede lid, bedoeld ras in de gelegenheid te hebben gesteld binnen een daarbij te bepalen termijn een andere benaming voor te stellen en schrijft de gewijzigde benaming in.
3
Indien komt vast te staan dat een ras niet onder de ingeschreven benaming kan worden opgenomen op een door de Europese Gemeenschap voor het gewas, waartoe het ras behoort, ingestelde rassenlijst, kan de voorzitter van de Raad op een daartoe strekkend verzoek van de houder van het kwekersrecht een ingeschreven benaming doorhalen en een voorlopige aanduiding als benaming inschrijven. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel
24
1
Van de in dit Hoofdstuk bedoelde aanvragen en verzoeken en van de intrekking en afwijzing van de aanvragen en verzoeken wordt aantekening gedaan in het Nederlands Rassenregister.
2
In de Nederlandse Staatscourant wordt mededeling gedaan van de in dit Hoofdstuk bedoelde inschrijvingen en van de aantekeningen van de in artikel 18, tweede lid, bedoelde aanvragen en van de intrekking en afwijzing van deze aanvragen.
Artikel
25
Vervallen
Artikel
26
1
Van de beslissingen van de Raad ingevolge dit hoofdstuk, met uitzondering van de beslissingen ingevolge artikel 20 en artikel 23, tweede lid, staat beroep open op de Afdeling van Beroep.
2
Van de eindbeslissingen van de Raad ingevolge artikel 20 en artikel 23 tweede lid, staat beroep open op het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat in raadkamer beslist. Van de instelling van het beroep en van de beslissing van het gerechtshof geeft de griffier binnen drie dagen kennis aan de Raad.
3
Het beroep kan worden ingesteld door degene aan wie de beslissing wordt bekendgemaakt.
4
Het beroep, bedoeld in het tweede lid, kan binnen zes weken na de bekendmaking van de beslissing worden ingesteld door inzending van een met redenen omkleed verzoekschrift.
Artikel
27
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot:
a.
de in dit Hoofdstuk bedoelde aanvragen en verzoeken;
b.
de bepaling van het tijdstip, waarop de onder a bedoelde aanvragen en verzoeken geacht worden bij de Raad te zijn ingediend;
De in dit Hoofdstuk bedoelde inschrijvingen en aantekeningen krachtens beslissingen, waartegen beroep openstaat, geschieden, zodra op het beroep is beslist of de beroepstermijn verstreken is, zonder dat beroep is ingesteld, dan wel zodra van het beroep afstand is gedaan door een schriftelijke daartoe strekkende kennisgeving aan de Raad.
Hoofdstuk
IV
Het kwekersrecht
Afdeling
I
De aanspraak op verlening van kwekersrecht
Artikel
29
1
Voor nieuwe rassen van alle tot het plantenrijk behorende gewassen kan kwekersrecht worden verleend. Het kwekersrecht wordt verleend indien het ras:
a.
zich op het tijdstip van indiening van de aanvraag tot verlening van kwekersrecht duidelijk onderscheidt van elk ander ras, waarvan het bestaan op dat tijdstip algemeen bekend is;
b.
wat zijn van belang zijnde eigenschappen betreft voldoende homogeen is, in aanmerking genomen de bijzonderheden, welke aan zijn vermeerdering eigen zijn;
c.
bestendig is, in dier voege dat zijn van belang zijnde eigenschappen onveranderd blijven in de loop van zijn achtereenvolgende vermeerderingen, of in het geval van een bijzondere vermeerderingscyclus, aan het einde van iedere cyclus.
2
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden in elk geval als algemeen bekend aangemerkt rassen waarvoor in enig land of in enige groep van landen een aanvraag tot verlening van kwekersrecht of tot inschrijving van dat ras in een officieel rassenregister is ingediend, vanaf de datum van de aanvraag, mits deze aanvraag leidt of heeft geleid tot verlening van kwekersrecht dan wel inschrijving in dat rassenregister.
3
Een ras wordt niet als nieuw aangemerkt indien op het tijdstip van de indiening van de aanvraag tot verlening van het kwekersrecht, teeltmateriaal of geoogst materiaal van dat ras met toestemming van degene die het ras door eigen arbeid heeft gekweekt of die het heeft ontdekt en ontwikkeld of diens rechtverkrijgende, met het oog op exploitatie van het ras
a.
in Nederland reeds langer dan één jaar tevoren is verkocht of anderszins aan anderen ter beschikking is gesteld;
b.
buiten Nederland reeds langer dan zes jaar tevoren is verkocht of anderszins aan anderen ter beschikking is gesteld, voor zover het een ras betreft dat behoort tot een gewas van bomen of wijnstokken;
c.
buiten Nederland reeds langer dan vier jaar tevoren is verkocht of anderszins aan anderen ter beschikking is gesteld, voor zover het een ras betreft dat behoort tot een ander dan de in onderdeel b bedoelde gewassen.
4
Het feit, dat materiaal van een ras reeds aan anderen ter beproeving is verstrekt, ter inschrijving is aangeboden of reeds is ingeschreven in een officieel register kan niet aan de kweker van dat ras of zijn rechtverkrijgende worden tegengeworpen.
Artikel
30
1
De aanspraak op verlening van kwekersrecht komt toe aan degene die een ras door eigen arbeid heeft gekweekt of heeft ontdekt en ontwikkeld dan wel diens rechtverkrijgende.
2
Indien het ras buiten Nederland hetzij door een natuurlijke persoon, die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, hetzij door een rechtspersoon zonder zetel in Nederland, is gekweekt of ontdekt en ontwikkeld, bestaat gelijke aanspraak op verlening van kwekersrecht voor zover Nederland krachtens een internationale overeenkomst gehouden is kwekersrecht te verlenen.
3
Indien een ras buiten Nederland is gekweekt of ontdekt en ontwikkeld, terwijl de in het tweede lid bedoelde gehoudenheid niet bestaat, kan voor het ras kwekersrecht worden verleend, indien Onze Minister van oordeel is, dat die verlening in het belang is van de bodemcultuur in Nederland. Onze Minister kan aan de verlening voorschriften verbinden en hij kan de aan de kweker ingevolge deze wet toekomende rechten in omvang beperken.
Artikel
31
1
Indien de persoon, bedoeld in artikel 30, eerste lid, een ras heeft gekweekt of heeft ontdekt en ontwikkeld in het kader van een dienstbetrekking of in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van diensten ten behoeve van een ander, anders dan tegen loon, welke dienstbetrekking of overeenkomst met zich meebrengt, dat hij kweek- of ontwikkelingsarbeid verricht met betrekking tot het gewas, waartoe dat ras behoort, komt de aanspraak op verlening van kwekersrecht toe aan de werkgever dan wel opdrachtgever dan wel de rechtverkrijgende van de werkgever of opdrachtgever.
2
In het geval, bedoeld in het eerste lid, heeft degene die het ras heeft gekweekt of ontdekt en ontwikkeld, aanspraak op een vergoeding naar billijkheid, tenzij een zodanige vergoeding reeds geacht kan worden begrepen te zijn in het door hem genoten loon of in de door hem genoten voordelen.
3
Elk beding, waarbij van het bepaalde in het tweede lid wordt afgeweken, is nietig.
Artikel
32
Indien twee of meer personen, anders dan in het geval bedoeld in artikel 31, in samenwerking een nieuw ras hebben gekweekt dan wel ontdekt en ontwikkeld, hebben zij gezamenlijk aanspraak op verlening van kwekersrecht.
Artikel
33
Indien ingevolge het bepaalde in artikel 30 twee of meer personen onafhankelijk van elkaar aanspraak op verlening van kwekersrecht voor een zelfde nieuw ras zouden kunnen maken, komt de aanspraak op verlening van kwekersrecht toe aan hem, die het eerst een aanvrage daartoe heeft ingediend.
Artikel
34
1
Hij, die in een andere Unie-Staat overeenkomstig de in die Staat geldende voorschriften een aanvraag tot verlening van kwekersrecht heeft ingediend, geniet, ter verkrijging van kwekersrecht in Nederland voor hetzelfde ras een recht van voorrang, mits hij:
a.
binnen twaalf maanden na het indienen van de aanvraag in die Unie-Staat, de dag dier aanvrage daaronder niet begrepen, in Nederland een voorlopige aanvraag indient en daarbij schriftelijk een beroep doet op het recht van voorrang, en
b.
binnen drie maanden na de indiening van de voorlopige aanvraag een door de bevoegde autoriteit in de Staat der eerste aanvraag gewaarmerkt afschrift van de aldaar door hem ingediende stukken overlegt, en
c.
binnen twee jaren na afloop van de onder a genoemde termijn een volledige aanvraag, als bedoeld in artikel 35, indient.
2
De voorrang houdt in, dat in afwijking in zoverre van het bepaalde in de artikelen 29 en 33 op de hier te lande door hem, wie de voorrang toekomt, gedane aanvraag niet van invloed is, hetgeen in de tijd, verlopen tussen de indiening van de aanvraag in het andere land en de voorlopige aanvraag in Nederland is geschied, en wel met name niet de indiening van een aanvraag door een ander of het in het verkeer brengen van teeltmateriaal van het ras.
Afdeling
II
De verlening van kwekersrecht
Artikel
35
1
De aanvrage tot verlening van kwekersrecht wordt gericht tot en de verlening geschiedt door de Raad.
2
De aanvrage moet, naast hetgeen door artikel 21 met betrekking tot de benaming wordt gevorderd, bevatten zowel een duidelijke beschrijving van het ras als een nauwkeurige aanduiding van de eigenschappen, waardoor het ras zich van andere rassen van hetzelfde cultuurgewas onderscheidt.
3
Een voor het onderzoek voldoende hoeveelheid materiaal van het ras, waarop de aanvrage betrekking heeft, dient op vordering van de Raad en overeenkomstig nader door de Raad te stellen eisen aan de Raad ter beschikking te worden gesteld.
4
Indien een aanvrager geen woonplaats of zetel binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap heeft, is hij verplicht binnen Nederland domicilie te kiezen bij een gemachtigde, welke keuze voor de toepassing van deze wet wordt geacht van kracht te blijven, totdat schriftelijk aan de Raad is kennis gegeven van wijziging van het gekozen domicilie.
Artikel
36
Van de aanvrage alsmede van de intrekking en de afwijzing van een aanvrage wordt aantekening gedaan in het Nederlands Rassenregister.
Artikel
36a
1
De houder van een kwekersrecht kan een redelijke vergoeding vorderen van hem, die in de periode gelegen tussen de aanvrage van het kwekersrecht en de verlening van het kwekersrecht overeenkomstig artikel 37, handelingen als bedoeld in artikel 40 heeft verricht met betrekking tot het ras, waarvoor kwekersrecht is aangevraagd.
2
De vergoeding is alleen verschuldigd voor handelingen die zijn verricht na afloop van dertig dagen, nadat de betrokkene bij deurwaardersexploit is gewezen op de krachtens dit artikel aan de houder van een kwekersrecht toekomende aanspraak.
3
Bij het deurwaardersexploit wordt een door de Raad gewaarmerkt afschrift gevoegd van de ter zake van de aanvraag ingediende bescheiden dan wel van passages daaruit, voor zover zij uitsluitend betrekking hebben op de kenmerken van het ras waarvoor de aanvrage is ingediend en op de aanduiding van de eigenschappen waardoor het zich van andere rassen onderscheidt. Daartoe wordt niet gerekend de weergave van de totstandkoming van het ras of van de genealogische bestanddelen.
4
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op handelingen verricht door diegene, die daartoe is gerechtigd krachtens een overeenkomst met degene aan wie overeenkomstig artikel 30 of 31 de aanspraak op verlening van het kwekersrecht toekomt.
Artikel
37
1
Bij het besluit tot verlening van kwekersrecht worden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 19, 20, 21 en 22, eerste lid, de karakteriserende beschrijving en de benaming van het ras vastgesteld.
2
Bij de inschrijving van het ras in het Nederlands Rassenregister wordt gelijktijdig aantekening gedaan van de verlening van het kwekersrecht.
3
Het kwekersrecht verkrijgt als dagtekening en begint te werken de dag, nadat de in het vorige lid bedoelde inschrijving en aantekening in het Nederlands Rassenregister zijn gedaan.
Artikel
38
Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van groepen van cultuurgewassen worden bepaald, dat voor daartoe behorende rassen, waarvoor kwekersrecht is verleend, de houder van het kwekersrecht verplicht is tot betaling van een bij die algemene maatregel van bestuur vast te stellen jaarcijns.
Artikel
39
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot:
a.
de aanvragen tot verlening van kwekersrecht;
b.
de bepaling van het tijdstip, waarop de aanvragen tot verlening van kwekersrecht geacht worden bij de Raad te zijn ingediend;
De rechten en verplichtingen van de houder van een kwekersrecht
Artikel
40
1
De houder van een kwekersrecht op een ras heeft het uitsluitend recht teeltmateriaal van dat ras voort te brengen of verder te vermeerderen, ten behoeve van de vermeerdering te behandelen, in het verkeer te brengen, verder te verhandelen, uit te voeren, in te voeren, voor een van deze doeleinden in voorraad te hebben alsmede deze handelingen te doen verrichten.
2
Het is aan anderen dan de houder van het kwekersrecht verboden de in het eerste lid genoemde handelingen te verrichten. Dit verbod geldt niet indien bij of krachtens deze wet of door de houder van het kwekersrecht daarvoor toestemming is verleend.
3
Het verbod is niet van toepassing op:
a.
handelingen die in de privésfeer en niet bedrijfsmatig zijn verricht;
b.
handelingen welke uitsluitend worden verricht voor wetenschappelijk onderzoek;
c.
handelingen welke worden verricht voor het kweken van nieuwe rassen.
4
Het uitsluitend recht is tevens van toepassing op handelingen met betrekking tot geoogst materiaal van het ras, planten en plantedelen daaronder begrepen, dat is verkregen door gebruik van teeltmateriaal waarvoor geen toestemming is verleend, tenzij de houder van het kwekersrecht redelijkerwijs zijn recht met betrekking tot het teeltmateriaal had kunnen uitoefenen.
5
Bij algemene maatregel van bestuur kan voor één of meer gewassen of rassen worden bepaald dat het uitsluitend recht tevens van toepassing is op handelingen met betrekking tot produkten die rechtstreeks zijn vervaardigd met gebruikmaking van geoogst materiaal van het ras waarvoor geen toestemming is verleend, tenzij de houder van het kwekersrecht redelijkerwijs zijn recht met betrekking tot het geoogst materiaal had kunnen uitoefenen.
Artikel
41
1
Het in artikel 40, eerste lid, bedoelde uitsluitend recht is tevens van toepassing op de in dat lid bedoelde handelingen met betrekking tot materiaal van
a.
rassen, die zijn afgeleid van het in artikel 40, eerste lid, bedoelde beschermde ras, tenzij het beschermde ras zelf is afgeleid van een ander ras;
b.
rassen die ingevolge het bepaalde in artikel 29 niet duidelijk onderscheidbaar zijn van het beschermde ras;
c.
rassen waarvan voor de voortbrenging telkens gebruik moet worden gemaakt van het beschermde ras.
2
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt een ras beschouwd als afgeleid van een ander ras indien het hoofdzakelijk is afgeleid van het oorspronkelijke ras dan wel van een ras dat zelf hoofdzakelijk is afgeleid van het oorspronkelijke ras, met behoud van de expressie van de wezenlijke eigenschappen welke het resultaat zijn van een bepaald genotype of combinatie van genotypen van het oorspronkelijke ras.
3
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op rassen waarvan het bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel algemeen bekend is. Artikel 29, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
4
De Raad kan op verzoek adviseren omtrent hetzij de vraag of een ras, waarvoor door de Raad kwekersrecht is verleend afgeleid is van een ander ras waarvoor door de Raad kwekersrecht is verleend, hetzij de vraag of een ander, bij het verzoek aan te wijzen ras, is afgeleid van het ras waarvoor het kwekersrecht is verleend. Het advies van de Raad bevat de gronden waarop het rust.
Artikel
41a
1
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ten aanzien van een ras, behorende tot bij die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gewassen, het in artikel 40 bedoelde uitsluitend recht niet van toepassing is op het gebruik voor vermeerderingsdoeleinden binnen het eigen bedrijf van een teler van door die teler geoogst materiaal van dat ras of een ras als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onderdeel a of b.
2
Aan het gebruik van geoogst materiaal voor vermeerderingsdoeleinden binnen het eigen bedrijf, kunnen bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur beperkingen of voorwaarden worden gesteld, welke onder meer betrekking kunnen hebben op de maximale hoeveelheid te vermeerderen geoogst materiaal en aan de houder van een kwekersrecht toekomende vergoedingen.
Artikel
41b
Het in artikel 40, eerste lid, bedoelde uitsluitend recht is niet van toepassing op handelingen met materiaal van het beschermde ras of van een ras als bedoeld in artikel 41, eerste lid, dat door of met toestemming van de houder van het kwekersrecht, in Nederland of in één der Lid-Staten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer is gebracht of dat van zodanig materiaal is afgeleid, met uitzondering van handelingen:
a.
die een verdere vermeerdering van het ras, waartoe het materiaal behoort, inhouden;
b.
die uitvoer, anders dan voor verbruiksdoeleinden, van het materiaal inhouden naar een land, waar voor rassen van het gewas, waartoe het ras behoort, geen bescherming openstaat welke vergelijkbaar is met de bescherming die op basis van het bepaalde in deze wet kan worden verkregen.
Artikel
42
1
De houder van een kwekersrecht is verplicht de licenties te verlenen welke in het algemeen belang noodzakelijk zijn.
2
De houder van een kwekersrecht is verplicht aan een octrooihouder een licentie te verlenen tegen een redelijke vergoeding, indien de octrooihouder een octrooi voor een biotechnologische uitvinding niet kan exploiteren zonder inbreuk te maken op het kwekersrecht van eerdere datum en de biotechnologische uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van het beschermde plantenras.
3
Indien aan een houder van een kwekersrecht een licentie is verleend op grond van artikel 57, vijfde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995, is de houder van het kwekersrecht verplicht aan de octrooihouder op diens verzoek onder redelijke voorwaarden een wederkerige licentie te verlenen om het beschermde plantenras te gebruiken.
4
De in de vorige leden bedoelde verplichtingen houden mede in dat de houder van het kwekersrecht het voor de uitoefening van de licentie noodzakelijke teeltmateriaal tegen een billijke vergoeding dient te verstrekken.
Artikel
43
1
Indien de houder van het kwekersrecht zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 42, niet nakomt, wordt de licentie op verzoek van de belanghebbenden door de Raad verleend. Artikel 36 vindt ten aanzien van het verzoek overeenkomstige toepassing.
2
Alvorens te beslissen stelt de Raad partijen in de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn alsnog tot overeenstemming te komen.
3
Bij gebreke van overeenstemming beslist de Raad, na partijen te hebben gehoord. In de beslissing worden de omvang van de licentie, het bedrag van de aan de houder van het kwekersrecht te betalen vergoeding, alsmede de te verstrekken hoeveelheid teeltmateriaal en de daarvoor te betalen vergoeding vastgesteld. De Raad kan bij de beslissing aan de verkrijger van de licentie het stellen van zekerheid binnen een bepaalde termijn opleggen.
4
Nadat de licentie door de Raad is verleend en aan de verplichting tot het stellen van zekerheid, indien deze is opgelegd, is voldaan, wordt de licentie in het Nederlands Rassenregister ingeschreven. De licentie werkt eerst na die inschrijving, ook tegenover hen, die na de inschrijving van het in het eerste lid bedoelde verzoek rechten op het kwekersrecht hebben verkregen.
Artikel
44
1
De houder van een kwekersrecht kan een openbaar aanbod doen tot licentieverlening. Tenzij de Raad zich om redenen van algemeen belang als bedoeld in artikel 42, eerste lid, niet kan verenigen met de voorwaarden voor de licentieverlening, wordt een zodanig aanbod op kosten van de houder van het kwekersrecht door de zorg van de Raad bekendgemaakt in de Staatscourant.
2
Een ieder, die van het aanbod gebruik wenst te maken, verkrijgt een licentie door bij aangetekende brief aan de Raad kennis te geven, dat hij het aanbod aanneemt.
3
De licentie wordt in het Nederlands Rassenregister ingeschreven en werkt eerst na de inschrijving. Zij werkt van dat tijdstip af ook tegenover hen, die na het tijdstip van de in het eerste lid bedoelde bekendmaking rechten op het kwekersrecht hebben verkregen.
4
Het openbaar aanbod is onherroepelijk, behoudens het bepaalde in de volgende leden.
5
De houder van het kwekersrecht kan, voor het eerst na een jaar na inschrijving van de licentie in het Nederlands Rassenregister, onder goedkeuring van de Raad de voorwaarden, waaronder de licentie is verleend, wijzigen.
6
Indien de Raad van oordeel is, dat de voorwaarden gewijzigd dienen te worden, stelt hij de houder van het kwekersrecht hiervan in kennis. In dat geval is de houder van het kwekersrecht verplicht binnen een door de Raad te stellen termijn, welke tenminste twee maanden bedraagt, een voorstel tot wijziging te doen, bij gebreke waarvan de Raad de voorwaarden ambtshalve wijzigt.
7
De wijziging wordt door de zorg van de Raad bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant.
Artikel
45
1
Indien Onze Minister van oordeel is dat het algemeen belang zulks vordert, nodigt hij de houder van een kwekersrecht schriftelijk en onder opgaaf van redenen uit binnen een maand een openbaar aanbod, als bedoeld in artikel 44, te doen. Onze Minister kan daarbij aanwijzingen geven omtrent de omvang en voorwaarden van de aan te bieden licentie.
2
Blijft een aanbod ingevolge het eerste lid achterwege, dan zal de Raad met inachtneming van de door Onze Minister gegeven aanwijzingen een zodanig aanbod doen en dit op kosten van de houder van het kwekersrecht in de Nederlandse Staatscourant bekend maken.
3
Artikel 44, tweede tot zevende lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de Raad bij de uitoefening van zijn daar omschreven bevoegdheden de aanwijzingen van Onze Minister in acht neemt.
Artikel
46
1
Door een licentie wordt de bevoegdheid verkregen de daarin omschreven handelingen te verrichten, welke krachtens artikel 40, eerste lid, aan anderen dan de houder van het kwekersrecht niet vrijstaan.
2
Bij gebreke van andere bepalingen geldt een licentie voor de gehele duur van het kwekersrecht en heeft zij betrekking op alle handelingen welke ingevolge deze wet aan de toestemming van de houder van het kwekersrecht onderworpen zijn.
3
Een licentie, verleend anders dan op grond van de artikelen 43, 44 en 45, wordt op verzoek van de licentiehouder in het Nederlands Rassenregister ingeschreven. Zij is tegenover derden geldig na die inschrijving.
4
Een licentie is niet overdraagbaar, tenzij anders is overeengekomen.
Artikel
47
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot:
a.
de in deze afdeling bedoelde verzoeken aan de Raad;
b.
de bepaling van het tijdstip, waarop de onder a bedoelde verzoeken geacht worden bij de Raad te zijn ingediend;
c.
het horen van belanghebbenden.
Afdeling
IV
Het kwekersrecht als deel van het vermogen
Artikel
48
1
Een kwekersrecht en een aanspraak op verlening van kwekersrecht zijn vatbaar voor overdracht of andere overgang.
2
De levering vereist voor de overdracht van een kwekersrecht of het recht, voortvloeiende uit een aanvrage tot verlening van kwekersrecht, geschiedt bij een akte.
3
Elk voorbehoud de overdracht betreffende moet in de akte omschreven zijn; bij gebreke daarvan geldt de overdracht voor onbeperkt.
4
De overdracht werkt tegenover derden eerst, wanneer de akte in het Nederlands Rassenregister is ingeschreven.
5
Tot het doen verrichten van deze inschrijving door de Raad zijn beide partijen gelijkelijk bevoegd.
Artikel
49
1
Indien een kwekersrecht aan meer personen gezamenlijk toekomt, wordt hun verhouding tegenover elkaar en tegenover derden beheerst door hetgeen tussen hen bij overeenkomst is bepaald, wat hun verhouding tegenover derden betreft echter slechts, voor zover deze blijkt uit het Nederlands Rassenregister.
2
Indien er geen overeenkomst bestaat, of, indien in de overeenkomst niet anders is bepaald, heeft elke medegerechtigde de bevoegdheid het kwekersrecht uit te oefenen en tegen handelingen in strijd daarmede verricht op te treden.
3
Iedere medegerechtigde is verplicht, vóór de vervreemding van zijn rechten aan een derde, deze aan zijn medegerechtigden tegen een redelijke prijs te koop aan te bieden.
Artikel
49a
1
Pandrecht op een kwekersrecht wordt gevestigd bij een akte en werkt tegenover derden eerst wanneer de akte in het Nederlands Rassenregister is ingeschreven.
2
De pandhouder is verplicht in een door hem ondertekende verklaring, bij de Raad voor het Kwekersrecht in te zenden, woonplaats te kiezen te 's-Gravenhage. Indien die keuze niet is gedaan, geldt de zetel van de Raad voor het Kwekersrecht als gekozen woonplaats.
3
Bedingen in de akte waarbij het pandrecht is gevestigd, betreffende na inschrijving te verlenen licenties, gelden van het ogenblik af, dat zij in het Nederlands Rassenregister zijn aangetekend, ook tegenover derden. Bedingen, betreffende vergoedingen voor licenties, die op het ogenblik der inschrijving reeds waren verleend, gelden tegenover de houder der licentie na aanzegging aan deze bij deurwaardersexploit.
4
Akten, waaruit blijkt, dat het pandrecht heeft opgehouden te bestaan of krachteloos is geworden, worden in het Nederlands Rassenregister ingeschreven.
Artikel
50
1
Het beslag op een kwekersrecht wordt gelegd en het proces-verbaal van inbeslagneming wordt in het Nederlands Rassenregister ingeschreven met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende executoriaal en conservatoir beslag op onroerende zaken, met dien verstande dat in het proces-verbaal van inbeslagneming in plaats van de aard en de ligging van de onroerende zaak een aanduiding van het kwekersrecht wordt opgenomen.
2
Een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling of verlening van een licentie, tot stand gekomen na de inschrijving van het proces-verbaal, kan tegen de beslaglegger niet worden ingeroepen.
3
De vóór de inschrijving van het proces-verbaal nog niet betaalde licentievergoedingen vallen mede onder een op het kwekersrecht gelegd beslag, nadat het ingeschreven beslag aan de houder der licentie is betekend. Deze vergoedingen moeten worden betaald aan de notaris voor wie de executie zal plaatsvinden, mits dit bij de betekening uitdrukkelijk aan de licentiehouder is medegedeeld, en behoudens de rechten van derden die de executant moet eerbiedigen. Hetgeen aan de notaris wordt betaald, wordt tot de in artikel 50a, tweede lid, bedoelde opbrengst gerekend. De artikelen 475c, 476 en 478 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
4
De inschrijving van het proces-verbaal van inbeslagneming kan worden doorgehaald:
a.
krachtens een schriftelijke ter inschrijving aangeboden verklaring van de deurwaarder dat hij in opdracht van de beslaglegger het beslag opheft of dat het beslag is vervallen;
b.
krachtens een ter inschrijving aangeboden rechterlijke uitspraak die tot opheffing van het beslag strekt of het verval van het beslag vaststelt of meebrengt.
De verkoop van een kwekersrecht door een pandhouder of een beslaglegger tot verhaal van een vordering geschiedt in het openbaar ten overstaan van een bevoegde notaris. De artikelen 508, 509, 513, eerste lid, 514, tweede en derde lid, 515-519 en 521-529 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat hetgeen daar ten aanzien van hypotheken en hypotheekhouders is voorgeschreven geldt voor de op het kwekersrecht rustende pandrechten en de pandhouders.
De duur van het kwekersrecht bedraagt ten minste twintig jaar vanaf de dagtekening van het kwekersrecht. Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor de verschillende gewassen de duur nader bepaald.
Artikel
52
1
De houder van het kwekersrecht kan daarvan afstand doen.
2
Afstand kan slechts geschieden bij een akte, welke in het Nederlands Rassenregister moet worden ingeschreven.
3
De inschrijving geschiedt niet, zolang er personen zijn, die blijkens in dat register ingeschreven stukken rechten op het kwekersrecht of licenties hebben verkregen of rechtsvorderingen het kwekersrecht betreffende hebben ingesteld, en deze personen tot de afstand geen toestemming hebben verleend.
4
Het kwekersrecht vervalt met ingang van het tijdstip van de inschrijving van de akte in het Nederlands Rassenregister.
Artikel
53
1
Een kwekersrecht vervalt van rechtswege, zodra zes maanden zijn verstreken sinds de jaarcijns, bedoeld in artikel 38, verschuldigd is geworden, zonder dat betaling daarvan heeft plaats gehad. Van dit vervallen wordt in het Nederlands Rassenregister aantekening gedaan.
2
Indien binnen veertien dagen na de vervaldag niet is betaald wordt degene, die volgens het Nederlands Rassenregister houder van het kwekersrecht is, door de Raad bij aangetekende brief aan zijn verplichting tot betaling herinnerd.
3
Indien een maand na de vervaldag nog niet is betaald, wordt hiervan binnen veertien dagen schriftelijk mededeling gedaan aan allen, die blijkens in het Nederlands Rassenregister ingeschreven stukken rechten op het kwekersrecht of licenties hebben verkregen of rechtsvorderingen het kwekersrecht betreffende hebben ingesteld.
4
Op het niet ontvangen van de in de voorgaande leden bedoelde brieven kan in rechte geen beroep worden gedaan.
Artikel
54
1
Een kwekersrecht wordt vernietigd:
a.
indien blijkt dat het ras op het moment van indiening van de aanvrage niet nieuw was;
indien – in het geval dat de verlening van het kwekersrecht in hoofdzaak is gebaseerd op door de kweker verstrekte inlichtingen en bescheiden – blijkt dat op het tijdstip van die verlening het ras niet homogeen dan wel niet bestendig was als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdelen b en c;
d.
indien het kwekersrecht is verleend aan een persoon die daartoe ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet niet gerechtigd is, tenzij het kwekersrecht wordt overgedragen aan de persoon die daartoe wel gerechtigd is.
2
De vernietiging kan te allen tijde door iedere belanghebbende en door of namens Onze Minister gevraagd worden door indiening bij de Raad van een met redenen omkleed verzoekschrift.
3
Vernietiging van een kwekersrecht ontneemt aan het kwekersrecht en aan de rechten, welke daaruit zijn afgeleid, alle verdere rechtsgevolgen.
Artikel
55
1
Een kwekersrecht kan geheel of voor wat betreft een aandeel daarin worden opgeëist, voorzover het is verleend aan iemand, die krachtens de artikelen 30, 31 of 32 daarop geen of niet uitsluitend aanspraak had.
2
Het recht tot opeising komt toe aan hem, die krachtens voormelde artikelen aanspraak of mede-aanspraak heeft op de verlening van het kwekersrecht.
3
Dit recht verjaart na afloop van vijf jaren na de dagtekening van het kwekersrecht.
4
De opeising geschiedt door indiening bij de Raad van een met redenen omkleed verzoekschrift.
5
Te goeder trouw voor de aantekening, bedoeld in artikel 56, eerste lid, verkregen licenties blijven geldig tegenover de nieuwe houder van het kwekersrecht, die recht verkrijgt op de voor de licenties verschuldigde vergoeding.
Artikel
56
1
Van het verzoek tot vernietiging en toewijzing ener opeising alsmede van de afwijzing en intrekking van een zodanig verzoek wordt aantekening gedaan in het Nederlands Rassenregister.
Van het besluit van de Raad tot vernietiging en toewijzing ener opeising wordt aantekening gedaan in het Nederlands Rassenregister.
4
De vernietiging en toewijzing ener opeising werken terug tot de dagtekening van de in het eerste lid bedoelde aantekening in het Nederlands Rassenregister.
Artikel
57
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot:
a.
de in deze afdeling bedoelde verzoeken aan de Raad;
b.
de bepaling van het tijdstip, waarop de onder a bedoelde verzoeken geacht worden bij de Raad te zijn ingediend;
c.
het horen van belanghebbenden.
Afdeling
VI
De beslissingen van de Raad, het beroep en het beroep in cassatie
Artikel
58
Vervallen
Artikel
59
1
Met uitzondering van de beslissingen ingevolge de artikelen 54 en 55 staat van de beslissingen van de Raad ingevolge dit hoofdstuk beroep open op de Afdeling van Beroep.
2
Het beroep kan worden ingesteld door de aanvrager of diens rechtverkrijgenden en, zo de beslissing is genomen op verzoek van een ander dan dezen, tevens door de verzoeker.
Artikel
60
1
Van de eindbeslissingen van de Raad ingevolge de artikelen 54 en 55 staat beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
2
Het beroep bij het gerechtshof moet binnen drie maanden na de verzending van de beslissing van de Raad voor het Kwekersrecht bij dagvaarding worden ingesteld.
3
De dagvaarding moet binnen 8 dagen na haar dagtekening in het Nederlands Rassenregister worden ingeschreven. Bij gebreke van tijdige inschrijving is appellant verplicht de schade te vergoeden, geleden door hen, die te goeder trouw na die termijn en voor de inschrijving rechten hebben verkregen, waarop de vernietiging of toewijzing ener opeising invloed hebben.
4
Zodra een eindbeslissing aangaande een vordering tot vernietiging of toewijzing ener opeising in kracht van gewijsde is gegaan of de instantie is vervallen, wordt daarvan op verzoek van de meest gerede partij in het Nederlands Rassenregister aantekening gedaan.
Artikel
61
1
De deskundige leden, bedoeld in artikel 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en hun plaatsvervangers worden bij koninklijk besluit benoemd. Wij benoemen tevens zoveel plaatsvervangers als Wij dienstig oordelen. Zij worden genoemd raad, onderscheidenlijk plaatsvervangende raad in het gerechtshof te 's-Gravenhage.
2
Om te kunnen worden benoemd tot raad in het gerechtshof te 's-Gravenhage moet men de ouderdom van dertig jaren hebben bereikt.
3
De raden en de plaatsvervangende raden worden voor de tijd van vijf jaren benoemd. Zij zijn bij hun aftreden weder benoembaar. Op eigen verzoek kunnen zij bij koninklijk besluit worden ontslagen.
4
De raden en de plaatsvervangende raden worden voor de aanvang hunner bediening beëdigd.
5
Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de raad of de plaatsvervangende raad de leeftijd van zeventig jaren heeft bereikt, wordt aan hem bij koninklijk besluit ontslag verleend.
De president van het gerechtshof te 's-Gravenhage is bevoegd ambtshalve of op het verzoek van het openbaar ministerie aan de raden en de plaatsvervangende raden van het gerechtshof, die de waardigheid van hun ambt, hun ambtsbezigheden of ambtsplichten verwaarlozen, of die zich schuldig maken aan de overtredingen, bedoeld in artikel 67, de nodige waarschuwing te doen, na hen in de gelegenheid te hebben gesteld om te worden gehoord.
Artikel
67
Het is de raden en de plaatsvervangende raden in het gerechtshof te 's-Gravenhage verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke bij hen in behandeling zijn of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze door hen behandeld zullen worden.
Artikel
68
1
Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven ter uitvoering van het bepaalde in deze afdeling.
2
De raden en de plaatsvervangende raden in het gerechtshof te 's-Gravenhage genieten vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoeding volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
Artikel
69
1
Van de beslissingen van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Van alle rechterlijke uitspraken het kwekersrecht betreffende wordt door de griffier van het college, door hetwelk die uitspraak werd gedaan, binnen een maand kosteloos een los afschrift gezonden aan de Raad.
Afdeling
VII
De inschrijving en aantekening in het Nederlands Rassenregister en de bekendmaking daarvan
Artikel
71
De in dit Hoofdstuk bedoelde inschrijvingen, en aantekeningen krachtens beslissingen, waartegen beroep openstaat, geschieden, zodra op het beroep is beslist of de beroepstermijn verstreken is, zonder dat beroep is ingesteld, dan wel zodra van het beroep afstand is gedaan door een schriftelijke daartoe strekkende kennisgeving aan de Raad.
Artikel
72
In de Nederlandse Staatscourant wordt mededeling gedaan van:
Ten aanzien van door Ons aan te wijzen cultuurgewassen of groepen van cultuurgewassen wordt een rassenlijst aangehouden, waarop worden vermeld de tot die cultuurgewassen behorende rassen en andere groepen van planten, waarvan de teelt in Nederland van belang geacht wordt door een door Ons in te stellen commissie of aan te wijzen instelling.
Artikel
74
Bij de plaatsing van de rassen en de andere groepen van planten op de rassenlijst worden de hoedanigheden en andere gegevens vermeld, waaromtrent voorlichting door de commissie of instelling van belang geacht wordt.
Artikel
75
1
De plaatsing op en rubricering in de rassenlijst, alsmede de wijziging van de rubricering in en de afvoering van de rassenlijst geschieden, behoudens het bepaalde in artikel 76, ambtshalve door de commissie of instelling.
2
Alvorens tot plaatsing en rubricering, tot wijziging van de rubricering dan wel tot afvoering over te gaan, stelt de commissie of instelling daaromtrent een deskundig onderzoek in of doet deze dit instellen.
3
De commissie of instelling gaat niet tot plaatsing op de rassenlijst, tot overplaatsing in de rubriek: uitsluitend voor uitvoer bestemd dan wel tot afvoering van de rassenlijst over dan na de houder van het kwekersrecht, de toegelaten instandhouder of de kweker van een op grond van artikel 18, tweede lid, ingeschreven ras gehoord, althans behoorlijk opgeroepen te hebben.
Artikel
76
1
De houder van het kwekersrecht voor een ras, alsmede de kweker van een op grond van artikel 18, tweede lid, ingeschreven ras, kan tot de commissie of instelling een met redenen omkleed verzoek richten tot plaatsing van zijn ras op de rassenlijst.
2
Indien een ras van een landbouwgewas is geplaatst in de rubriek: uitsluitend voor uitvoer bestemd, kan de houder van het kwekersrecht, de toegelaten instandhouder of de kweker van een op grond van artikel 18, tweede lid, ingeschreven ras binnen drie maanden na publikatie van de betreffende uitgave van de rassenlijst aan de commissie een met redenen omkleed verzoek richten tot wijziging van de rubricering van het ras.
3
Alvorens op een verzoek, als bedoeld in het eerste en tweede lid, te beslissen, stelt de commissie of instelling daaromtrent een deskundig onderzoek in of doet deze dit instellen.
4
De commissie of instelling gaat niet tot afwijzing van een verzoek over dan na de verzoeker gehoord, althans behoorlijk opgeroepen te hebben.
Onze Minister beslist of en, zo ja, welke wijzigingen in verband met het beroep in de rassenlijst zullen worden aangebracht.
3
Onze Minister kan ambtshalve wijzigingen in de rassenlijst doen aanbrengen.
Artikel
79
Onze Minister kan bij bij regeling nadere voorschriften geven met betrekking tot de inrichting, de samenstelling, de rubricering en de publikatie van een rassenlijst, ten aanzien van de in artikel 74 bedoelde gegevens alsmede betreffende de indiening van verzoeken, als bedoeld in de artikelen 76 en 77, en van beroep, als bedoeld in artikel 78, het onderzoek en de openbaarmaking van de uitkomsten van het onderzoek.
Hoofdstuk
VI
Het verkeer met teeltmateriaal en de keuringsinstellingen
Afdeling
I
Het verkeer met teeltmateriaal
Artikel
80
1
Onverminderd het recht tot het voeren van een handelsnaam en een merk mag teeltmateriaal van een in het Nederlands Rassenregister ingeschreven ras uitsluitend onder de ingeschreven benaming in het verkeer gebracht, verder verhandeld en behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid uitgevoerd worden.
2
Indien in enig land voor een ras een andere benaming is voorgeschreven dan de hier te lande ingeschreven benaming, mag teeltmateriaal van dat ras naar dat land slechts worden uitgevoerd onder de aldaar voorgeschreven benaming.
3
Naar andere dan Unie-Staten mag, tenzij het tweede lid van toepassing is, teeltmateriaal van een ingeschreven ras worden uitgevoerd onder een in het land van invoer gebruikelijke benaming, onder toevoeging van de hier te lande ingeschreven benaming.
4
De ingeschreven benaming of een daarmede overeenstemmend woord mag niet worden gebezigd voor ander teeltmateriaal van hetzelfde of een verwant cultuurgewas.
Artikel
81
1
Van landbouwgewassen mag uitsluitend teeltmateriaal van daartoe behorende ingeschreven rassen in het verkeer gebracht, verder verhandeld en uitgevoerd worden.
2
Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van een landbouwgewas worden bepaald, dat het vorige lid niet van toepassing is.
3
Ten aanzien van een tuinbouwgewas kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, dat daarvan uitsluitend teeltmateriaal van ingeschreven rassen in het verkeer gebracht, verder verhandeld en uitgevoerd mag worden.
Artikel
82
Onze Minister kan, gehoord de in artikel 73 bedoelde commissie of instelling, bepalen, dat in afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 81, ook teeltmateriaal van door hem aan te wijzen groepen van planten, welke niet zijn ingeschreven, in het verkeer gebracht, verder verhandeld en uitgevoerd mag worden.
Artikel
83
1
Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van een landbouwgewas, waarop artikel 81, eerste lid, van toepassing is, worden bepaald, dat daarvan uitsluitend teeltmateriaal van rassen of andere groepen van planten, welke op de rassenlijst zijn geplaatst, in het verkeer gebracht, verder verhandeld en uitgevoerd mag worden.
2
Ten aanzien van rassen en andere groepen van planten, welke in de rubriek: uitsluitend voor uitvoer bestemd zijn geplaatst, geeft Onze Minister nadere voorschriften betreffende het in het verkeer brengen en verder verhandelen van het teeltmateriaal daarvan.
Artikel
84
1
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald, welke categorieën teeltmateriaal van rassen behorende tot een krachtens artikel 87 aangewezen landbouwgewas, in het verkeer gebracht, verder verhandeld en uitgevoerd mogen worden.
2
Om kweektechnische redenen kan bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van daarbij aangewezen gewassen, als bedoeld in het eerste lid, worden bepaald, dat daarbij aangewezen categorieën van teeltmateriaal van tot die gewassen behorende rassen uitsluitend mogen worden voortgebracht en in het verkeer gebracht door de houder van het kwekersrecht van het betreffende ras, of, indien voor het ras geen kwekersrecht bestaat, door de voor het ras aangewezen instandhouders.
3
De aanwijzing van instandhouders geschiedt door de Raad. Indien dit om kweektechnische redenen noodzakelijk is, wijst de Raad één instandhouder aan. Deze laatste is verplicht onder daartoe door de Raad te stellen voorwaarden aan anderen, die daartoe de wens kenbaar hebben gemaakt, voor de voortbrenging van teeltmateriaal geschikt uitgangsmateriaal te verstrekken.
Artikel
85
Van een op grond van artikel 18, tweede lid, ingeschreven ras mag uitsluitend teeltmateriaal in het verkeer gebracht, verder verhandeld en uitgevoerd worden door de kweker van het ras, alsmede door degene, die van de kweker voor de voortbrenging van teeltmateriaal geschikt uitgangsmateriaal heeft verkregen.
Artikel
86
Teeltmateriaal van een groep van planten, dat ingevolge het bepaalde in de voorgaande artikelen niet tot het verkeer is toegelaten, mag niettemin voor beproeving in het verkeer gebracht en uitgevoerd worden door of namens degene, die de groep van planten, waartoe het teeltmateriaal behoort, door eigen kweekarbeid heeft tot stand gebracht, voor zover dit door de krachtens artikel 87 aangewezen keuringsinstelling is toegelaten.
Afdeling
II
De keuringsinstellingen
Artikel
87
1
Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van een cultuurgewas worden bepaald, dat het bedrijfsmatig voortbrengen, bewaren en bewerken, anders dan voor gebruik in eigen bedrijf, en het bedrijfsmatig in het verkeer brengen, verder verhandelen, invoeren, uitvoeren en ten uitvoer aanbieden van teeltmateriaal dan wel het bedrijfsmatig doen verrichten van deze handelingen uitsluitend is toegestaan aan hem, die is aangesloten bij een in de algemene maatregel van bestuur voor dat cultuurgewas aangewezen keuringsinstelling.
2
Bij de in het vorige lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat voor de toepassing daarvan met teeltmateriaal worden gelijkgesteld zaden, welke niet bestemd zijn om door middel van uitzaai voor de teelt van gewassen te dienen.
3
Onze Minister is bevoegd in door hem te bepalen gevallen of groepen van gevallen van het krachtens het eerste lid bepaalde ontheffing of vrijstelling te verlenen.
Artikel
88
Om voor aanwijzing als keuringsinstelling ingevolge het vorig artikel in aanmerking te komen is vereist:
1°.
dat de keuringsinstelling blijkens haar statuten:
a.
ten doel heeft door middel van keuringen te bevorderen, dat betrouwbaar teeltmateriaal in het verkeer gebracht, verder verhandeld en uitgevoerd wordt;
b.
niet werkzaam is met het oogmerk om winst te behalen;
c.
een bestuur heeft, waarin de belanghebbenden of de groepen van belanghebbenden genoegzaam vertegenwoordigd zijn;
2°.
dat de statuten van de keuringsinstelling bepalen, dat:
a.
de statuten en algemeen geldende voorschriften zomede hun wijzigingen en de intrekking daarvan, alvorens van kracht te zijn, de goedkeuring behoeven van Onze Minister;
b.
de benoeming van de voorzitter van het bestuur geschiedt door Onze Minister, gehoord het bestuur van de keuringsinstelling;
c.
op daartoe strekkende aanvrage een ieder als aangeslotene wordt toegelaten;
d.
bij niet nakoming door een aangeslotene van enige bij de statuten of de onder a bedoelde algemeen geldende voorschriften opgelegde verplichting een of meer der navolgende maatregelen kunnen worden opgelegd: berisping, geldboete van de derde categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van strafrecht, het stellen van de aangeslotene onder verscherpte controle te zijnen laste voor ten hoogste twee jaren en openbaarmaking van de tuchtbeschikking; indien een aangeslotene in de periode van vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het niet nakomen van enige verplichting als bovenbedoeld, hetzij onder verscherpte controle werd gesteld te zijnen laste, hetzij aan hem tweemaal een geldboete werd opgelegd, kan deze voor ten hoogste drie jaren worden geschorst;
e.
de aangeslotenen met betrekking tot andere dan de onder g bedoelde besluiten van een der organen van de keuringsinstelling binnen een maand na de dagtekening van de mededeling van zodanige besluiten beroep openstaat bij een Raad van Beroep, waarvan de samenstelling en de werkwijze worden geregeld in een reglement van beroep; onder besluiten worden niet begrepen algemeen geldende voorschriften;
f.
de voorzitter en overige leden van de Raad van Beroep alsmede de secretaris worden benoemd door Onze Minister;
g.
aan de aangeslotenen met betrekking tot de bij de keuring genomen beslissingen beroep openstaat bij een Commissie van Beroep inzake Keuringen;
h.
de keuringsinstelling zich onderwerpt aan Rijkstoezicht, uit te oefenen vanwege Onze Minister volgens door deze te stellen regelen, en zich verplicht ten behoeve van het welslagen daarvan alle inlichtingen te verstrekken en alle medewerking te verlenen;
i.
de met het uitoefenen van Rijkstoezicht belaste ambtenaren recht van toegang hebben tot de vergaderingen van het bestuur en van het dagelijks bestuur en hiervoor steeds een uitnodiging ontvangen, vergezeld van alle stukken.
Artikel
89
1
Op de keuringsinstelling wordt Rijkstoezicht uitgeoefend vanwege Onze Minister volgens door deze te stellen regelen. Zij is verplicht ten behoeve van het welslagen daarvan alle inlichtingen te verstrekken en alle medewerking te verlenen.
2
De keuringsinstelling verstrekt aan de houder van een kwekersrecht met betrekking tot een ras van een landbouwgewas op diens verzoek jaarlijks een opgave van de aangeslotenen, die teeltmateriaal van zijn ras hebben voortgebracht, en van de betreffende hoeveelheden, en verleent desverlangd medewerking bij de inning van de licentierechten.
Artikel
90
1
Over de in artikel 88, onder 2°., sub e, bedoelde besluiten van een der organen van de keuringsinstelling oordeelt bij uitsluiting de in dat artikel bedoelde Raad van Beroep.
2
De uitspraken van de Raad van Beroep hebben de kracht van bindend advies.
Artikel
91
1
Onverminderd de bevoegdheid van bedrijfslichamen als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie is de keuringsinstelling ten aanzien van de cultuurgewassen, waarvoor zij is aangewezen, bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot:
a.
de gezondheid, de zuiverheid en de kwaliteit van het teeltmateriaal;
b.
de sortering, de classificatie, de verzorging, de verpakking, de verlading en de aanduiding van het teeltmateriaal, voor zover verband houdende met de onder a genoemde onderwerpen;
c.
het gebruik van de op het teeltmateriaal betrekking hebbende bescheiden en kentekenen, welke bij het verrichten van een of meer der in het eerste lid van artikel 87 genoemde handelingen moeten worden gebezigd;
d.
de technische inrichting en administratie van het bedrijf alsmede de technische bedrijfsvoering;
e.
het toezicht op de naleving van de onder a, b, c en d bedoelde voorschriften en de keuring van het teeltmateriaal.
2
Voor zover de in het vorig lid, onder a, b, c, en d, bedoelde voorschriften betrekking hebben op de uitvoer, kunnen met het toezicht op de naleving van deze voorschriften worden belast de daartoe bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
3
De in het eerste lid, onder a, b en c, bedoelde voorschriften van de keuringsinstelling kunnen door Onze Minister worden vernietigd.
4
Voor zover geen keuringsinstelling is aangewezen of deze niet of niet voldoende voorziet of kan voorzien in voorschriften, als bedoeld in het eerste lid, kan daarin worden voorzien bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
5
Een algemene maatregel van bestuur uitgevaardigd in het geval, bedoeld in het vierde lid, wordt ingetrokken, voor zover door de krachtens artikel 87 aangewezen keuringsinstelling terzake voorschriften worden gesteld en deze de goedkeuring van Onze Minister hebben verworven.
6
Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel
92
1
De keuringsinstelling weigert aan een bij haar aangeslotene de toelating tot het verkeer en verbiedt de verdere verhandeling van teeltmateriaal, ten aanzien waarvan zij heeft vastgesteld, dat dit niet behoort tot een groep van planten, als hoedanig het wordt aangeboden, of dat dit overigens niet voldoet aan de krachtens artikel 91 gegeven voorschriften.
2
In bijzondere door hem te bepalen gevallen of groepen van gevallen kan Onze Minister, al dan niet onder door hem te stellen voorwaarden, ontheffing of vrijstelling verlenen van krachtens artikel 91 gegeven voorschriften.
3
Indien op grond van de door een aangeslotene gevolgde werkwijze en de resultaten daarvan gebleken is, dat de voortbrenging, bewaring en bewerking van teeltmateriaal niet op voldoende vakkundige wijze geschiedt, kan de keuringsinstelling bij de aangeslotene de keuring van teeltmateriaal telkens voor ten hoogste drie jaren opschorten.
Artikel
93
Onze Minister stelt de krachtens deze wet voorgeschreven merken, tekenen, bewijsstukken en plombes vast.
Hoofdstuk
VII
Overige bepalingen
Artikel
94
1
Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet nadere regeling behoeven, geschiedt deze bij algemene maatregel van bestuur.
2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen de regels worden gesteld die noodzakelijk zijn voor uitvoering van verdragen of van bindende besluiten van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen die zich richten op een in deze wet geregeld onderwerp.
Hoofdstuk
VIII
Strafbepalingen
Artikel
95
1
Indien in enig burgerlijk- of strafgeding de beslissing afhangt van de vaststelling, als welk ras een groep van planten moet worden aangemerkt, wordt de Raad hierover gehoord. Het advies van de Raad bevat de gronden, waarop het rust.
2
De Raad behandelt zaken, als bedoeld in het eerste lid, bij voorrang boven alle andere zaken.
Ingeval niet-nakoming van een verplichting, als bedoeld in artikel 88, onder 2°, sub d, tevens een economisch delict oplevert, beslist de officier van justitie, na overleg met de keuringsinstelling, of de overtreding al dan niet tuchtrechtelijk door de keuringsinstelling zal worden afgedaan.
Hoofdstuk
IX
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
99
1
De inhoud van het Centraal Rassenregister, bedoeld in artikel 2 van het Kwekersbesluit 1941, zoals dit register op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet luidt, wordt met ingang van dat tijdstip ambtshalve overgenomen in het Nederlands Rassenregister. De door inschrijving in het Centraal Rassenregister verkregen en ten tijde van het inwerkingtreden van deze wet nog lopende kwekersrechten blijven van kracht, met dien verstande, dat deze kwekersrechten, in afwijking van het bepaalde in artikel 37, derde lid, als dagtekening verkrijgen de datum van inschrijving van het ras in het Centraal Rassenregister, en dat in afwijking van het bepaalde krachtens artikel 51 de duur van deze kwekersrechten vijfentwintig jaren bedraagt, en voor rozen zeventien jaren.
2
Voor rassen, waarop ten tijde van het inwerkingtreden van deze wet het bepaalde in artikel 7, tweede lid onder 2e, of 46, van het Kwekersbesluit 1941 van toepassing was, blijven in afwijking van het bepaalde bij of krachtens deze wet, de artikelen 7, tweede lid onder 2e, 40-44 en 46 van het Kwekersbesluit 1941 van toepassing tot 1 juli van het jaar volgende op dat, waarin deze wet in werking treedt of zoveel langer als bij algemene maatregel van bestuur zal worden bepaald. Onze Minister draagt er zorg voor, dat op het moment, waarop de voornoemde artikelen van het Kwekersbesluit 1941 voor enig aardappelras, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds vijf jaar of langer in het Centraal Rassenregister staat ingeschreven, buiten werking treden, voor de verdere duur van het kwekersrecht met betrekking tot dat ras licenties van kracht worden ingevolge een openbaar aanbod, gedaan op de wijze als voorzien in artikel 45.
3
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens artikel 31 van het Kwekersbesluit 1941 ingestelde rassenlijsten worden met ingang van dat tijdstip geacht te zijn rassenlijsten in de zin van artikel 73.
4
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de in artikel 6 van het Kwekersbesluit 1941 bedoelde Raad voor het kwekersrecht aanhangige aanvragen en verzoeken, zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege aanhangig bij de Raad in de staat, waarin zij zich alsdan bevinden, met dien verstande, dat:
a.
een aanvraag ter inschrijving in het Centraal Rassenregister beschouwd wordt als een aanvraag tot verlening van kwekersrecht, en
b.
een aanvraag, die betrekking had op een ras, als bedoeld in artikel 18, tweede lid, beschouwd wordt als een aanvrage tot inschrijving van het ras in het Nederlands Rassenregister, en
c.
een verzoek tot overschrijving van een inschrijving in het Centraal Rassenregister geldt als een opeising van het kwekersrecht in de zin van artikel 55.
De Raad draagt zorg voor de nodige aantekeningen in het Nederlands Rassenregister.
5
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de Raad van Beroep voor het kwekersrecht, bedoeld in artikel 23 van het Kwekersbesluit 1941 aanhangige zaken zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege aanhangig bij de Afdeling van Beroep in de staat, waarin zij zich alsdan bevinden. De Raad draagt zorg voor de nodige aantekeningen in het Nederlands Rassenregister.
6
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ingevolge de artikelen 23, 24 of 28 van het Kwekersbesluit 1941 bij de Raad van Beroep, het Gerechtshof te 's-Gravenhage of de Hoge Raad aanhangige zaken worden behandeld en beslist overeenkomstig de bepalingen van het Kwekersbesluit 1941.
7
Ten aanzien van rassen, welke ten tijde van het inwerkingtreden van deze wet op een rassenlijst staan, blijft het bepaalde in artikel 81, eerste lid, buiten toepassing:
a.
indien op dat tijdstip met betrekking tot het ras een aanvraag, als in het vierde lid, onder a of b bedoeld, aanhangig is, totdat de Raad op de aanvraag heeft beslist;
b.
totdat een maand na het inwerkingtreden van deze wet is verstreken, of indien binnen die maand alsnog een aanvraag ter verlening van kwekersrecht of inschrijving in het Nederlands Rassenregister, als bedoeld in artikel l8, tweede lid, is ingediend, totdat de Raad op die aanvraag heeft beslist.
Artikel
100
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel
101
1
De volgende bezettingsregelingen vervallen:
a.
het Kwekersbesluit 1941, Verordeningenblad 1942, 8;
b.
de beschikking van de secretaris-generaal van het Departement van Landbouw en Visserij van 24 juni 1942 betreffende de inwerkingtreding van het Kwekersbesluit 1941, Staatscourant 1942, 120;
Zij treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Landbouw en Visserij,B. W. BIESHEUVEL.