Artikel
1
1
Bij de vervulling van hun taken, bedoeld in artikel 58, vierde lid, van de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82), beperken de krachtens dat lid aangewezen ambtenaren van keuringsdiensten zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 14, 15 onder a, 15c, derde lid, en 21 voor zover deze op artikel 15 onder a betrekking hebben, 22, 83a juncto 18.7 van de Wet milieubeheer, 26, 28, 29, 31, 32, 33, 35, 36, 37, 38, 39, 42, 44, 46, 47, 49, 66, 73 en 75 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft de bescherming van het biologische, chemische en fysische milieu van de mens en niet behoort tot het terrein van de ambtenaren bedoeld in artikel 77 van de Arbeidswet 1919 (Stb. 624) en artikel 17 van de Stuwadoorswet (Stb. 1914, 486) of van de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen, belast met het toezicht op de naleving van het Mijnreglement 1964 (Stb. 538).
2
De ambtenaren houden geen toezicht met betrekking tot splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, van het Vrijstellingsbesluit landsverdediging Kernenergiewet (Stb. 1969, 476) en in gevallen, waarin op grond van artikel 75 van de Kernenergiewet in het belang van de landsverdediging ontheffing is verleend.