Wet van 13 november 1969, houdende regelen omtrent de verontreiniging van oppervlaktewateren

Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat regelen dienen te worden gesteld tot het tegengaan en tot het voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

1a

Artikel

1b

Het is verboden bij het in oppervlaktewateren brengen van de in artikel 1, eerste lid, bedoelde stoffen een op grond van artikel 1a van toepassing zijnde grenswaarde te overschrijden.

Artikel

1c

Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur ter bescherming van bijzondere levensgemeenschappen of soorten voor daarbij aan te wijzen typen watersystemen bijzondere eisen stellen ten aanzien van de kwaliteit van die watersystemen vanaf een daarbij te bepalen tijdstip. De artikelen 5.1, tweede tot en met vijfde lid, en 5.2 tot en met 5.4, alsmede artikel 21.6, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Wet milieubeheer zijn van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van artikel 21.6, zesde lid, van die wet wordt een maatregel als bedoeld in de eerste volzin, gelijkgesteld met een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 5.1, eerste lid, van die wet.

Artikel

1d

Het is verboden afvalstoffen waarop de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen van toepassing is, binnen Nederlands grondgebied te brengen, indien dat naar het oordeel van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in strijd zou zijn met het belang van de bescherming van het milieu.

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

2b

Artikel

2c

Artikel

2d

Artikel

2e

Artikel

2f

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

II

De vergunning; de verklaring

Artikel

3

Artikel

4

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen vastgesteld met betrekking tot het onderwerp dezer wet voor de in artikel 3, eerste lid, bedoelde oppervlaktewateren, alsmede voor de volle zee.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

7b

Artikel

7c

Artikel

7d

Artikel

7e

In een geval als bedoeld in artikel 7b, eerste lid, waarin burgemeester en wethouders bevoegd zijn de krachtens de betrokken wet vereiste vergunning te verlenen, is artikel 7d van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat gedeputeerde staten op een daartoe strekkend verzoek van burgemeester en wethouders een bindende aanwijzing kunnen geven aan het orgaan dat krachtens deze wet bevoegd is de beschikking op de aanvrage te geven.

Artikel

8

Artikel

9

Indien en voorzover blijkt dat een houder van een vergunning door wijziging of intrekking van zijn vergunning schade lijdt, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen, zal hem een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding worden toegekend ten laste van het openbaar lichaam, dat die beschikking in eerste aanleg heeft gegeven. Het besluit inzake de toekenning van schadevergoeding wordt genomen bij afzonderlijke beschikking.

Artikel

9a

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Hoofdstuk

IIB

Inventarisatie en metingen

Artikel

14

Voor de oppervlaktewateren, met betrekking tot welke hij uit hoofde van artikel 3, eerste lid, het bevoegde gezag is, stelt Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, en voor andere dan de in artikel 3, eerste lid, bedoelde oppervlaktewateren stellen gedeputeerde staten van de provincie waarin die wateren zijn gelegen een inventarisatie op - of, indien artikel 6, eerste lid, toepassing heeft gevonden ten aanzien van een of meer openbare lichamen, doen gedeputeerde staten door die openbare lichamen een inventarisatie opstellen - van het brengen in oppervlaktewater van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stoffen, een en ander volgens bij die maatregelen te stellen regelen. Deze inventarisatie wordt ten minste eens in de drie jaren herzien. Gedeputeerde staten stellen Onze Minister van Verkeer en Waterstaat de uitkomst van de door hen opgestelde inventarisatie, onderscheidenlijk van de inventarisatie die zij hebben doen opstellen, ter beschikking.

Artikel

14a

Artikel

15

Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur regelen omtrent het verrichten van metingen van de waterkwaliteit in oppervlaktewateren.

Hoofdstuk

III

Beroep op de administratieve rechter

Artikel

16

Artikel

16a

Vervallen

Artikel

16b

Vervallen

Artikel

16c

Hoofdstuk

IV

Heffingen en subsidies

Artikel

17

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    de Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • b.

    het hoofd: het hoofd van het Bureau verontreinigingsheffing rijkswateren;

  • c.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;

  • d.

    bedrijfsruimte: een naar zijn aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen ruimte of terrein, niet zijnde een woonruimte;

  • e.

    riolering: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater die bij een gemeente in beheer is;

  • f.

    zuiveringtechnisch werk: een werk voor het zuiveren van afvalwater of het transport van afvalwater, niet zijnde een riolering;

  • g.

    kwaliteitsbeheerder: het openbaar lichaam waarvan een orgaan bevoegd is tot vergunningverlening ingevolge deze wet;

  • h.

    rijkswater: oppervlaktewater ten aanzien waarvan het Rijk kwaliteitsbeheerder is;

  • i.

    afvoeren: direct of indirect brengen in oppervlaktewater, waarvoor de kwaliteitsbeheerder bevoegd is, of op een zuiveringtechnisch werk dat bij die kwaliteitsbeheerder in beheer is;

  • j.

    ingenomen water: geleverd drink- en industriewater, onttrokken grond- en oppervlaktewater en opgevangen hemelwater;

  • k.

    heffing: heffing als bedoeld in artikel 18, eerste lid;

  • l.

    drinkwater: water als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Waterleidingwet;

  • m.

    waterleidingbedrijf: een bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Waterleidingwet.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

19a

Door vernummering vervallen.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

21a

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

26a

Vervallen

Artikel

27

Artikel

28

Hoofdstuk

V

Verdere bepalingen

Artikel

29

Het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 1 te verlenen, dan wel ingevolge artikel 2b, tweede lid, onder a, het orgaan is waaraan de melding wordt gericht, heeft tot taak:

  • a.

    zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bij of krachtens deze wet en van het bij of krachtens titel 12.1 van de Wet milieubeheer bepaalde met betrekking tot het betrokken brengen van stoffen in oppervlaktewater;

  • b.

    gegevens, die met het oog op de uitoefening van de taak als bedoeld onder a van belang zijn, te verzamelen en te registreren;

  • c.

    klachten, die betrekking hebben op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde, te behandelen.

Artikel

30a

Een gedraging in strijd met een aan een vergunning verbonden voorschrift, is verboden.

Hoofdstuk

VI

Overgangsbepalingen

Artikel

31

Artikel

31a

Artikel

31b

Een voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel V van de wet tot invoering van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne ingevolge artikel 7 van deze wet, zoals dit luidde tot dat tijdstip, gegeven beschikking, wordt na die inwerkingtreding beschouwd als een vergunning krachtens artikel 1, eerste, derde of vierde lid, van deze wet.

Hoofdstuk

VII

Slotbepalingen

Artikel

32

Artikel

33

Het ontwerp van een ministeriële regeling, vast te stellen krachtens of met overeenkomstige toepassing van artikel 2a, derde lid, wordt ten minste een maand voor de regeling wordt vastgesteld, toegezonden aan de Staten-Generaal.

Artikel

33a

Artikel

34

De bevoegdheid tot het maken van verordeningen door gemeenten en waterschappen, veenschappen en veenpolders blijft ten aanzien van het onderwerp waarin deze wet voorziet gehandhaafd voor zover deze verordeningen niet met deze wet in strijd zijn.

Artikel

35

Geen vergunning als bedoeld in deze wet is vereist voor het brengen in oppervlaktewateren en voor het brengen vanuit of over het grondgebied van Nederland in het water van de volle zee van splijtstoffen, ertsen of radioactieve andere stoffen, voorzover het brengen van die stoffen in oppervlaktewateren en in het water van de volle zee aan een vergunning krachtens artikel 15 of artikel 29 van de Kernenergiewet, dan wel aan krachtens artikel 21 of artikel 32 van die wet gestelde regelen gebonden is.

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

39

Deze wet kan worden aangehaald als Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Artikel

40

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. A. BAKKER.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. J. H. KRUISINGA.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.