Besluit van 21 mei 1970, tot vaststelling van een rechtspositiereglement voor de leden van het Korps van deskundigen ter beschikking voor de technische hulp aan ontwikkelingslanden
Rechtspositiereglement Korps van deskundigen voor de technische hulp aan ontwikkelingslanden
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
I
Algemene bepalingen
Artikel
2
In dit besluit wordt verstaan onder:
"Onze Minister": Onze Minister zonder Portefeuille, belast met de aangelegenheden betreffende de hulp aan ontwikkelingslanden;
"buitenland": het land waarheen de ambtenaar in het kader van zijn aanstelling is uitgezonden;
"gezin": de echtgenote van de ambtenaar alsmede de minderjarige kinderen, voor wie de ambtenaar indien hij in Nederland woont kinderbijslag dan wel kindertoelage geniet krachtens de Algemene Kinderbijslagwet of de Kindertoelageregeling Overheidspersoneel.
Hoofdstuk
II
Aanstelling en bevordering
§
1
Aanstelling
Artikel
3
De aanstelling geschiedt in vaste dienst.
Artikel
4
§
2
Voorwaarden van aanstelling
Artikel
5
Behoudens in door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken te bepalen gevallen, wordt een aanstelling slechts verleend, indien daartegen op grond van de uitslag van een ten aanzien van de betrokkene ingesteld antecedentenonderzoek naar het oordeel van Onze Minister geen bezwaar bestaat.
Artikel
6
1
Onverminderd het bepaalde in het vorig artikel wordt een aanstelling slechts verleend indien de betrokkene, gezien de uitslag van een onderzoek of andere ter beschikking van Onze Minister staande gegevens met betrekking tot zijn psychische en medische gesteldheid en zo nodig die van zijn gezin, voor uitzending naar het buitenland geschikt is verklaard.
2
De kosten van het in het eerste lid bedoelde onderzoek komen voor rekening van het Rijk. Reis- en verblijfkosten worden de betrokkene vergoed op de voet van de bepalingen van het Reisbesluit 1956, met dien verstande, dat hij voor de toepassing van dat besluit wordt geacht het ambt, met betrekking waartoe het onderzoek heeft plaatsgevonden, reeds te bekleden.
3
De beslissing welke, gezien het onderzoek, wordt genomen, wordt uiterlijk binnen 14 dagen na vaststelling aan de betrokkene medegedeeld.
4
Indien de betrokkene binnen 14 dagen na ontvangst van deze mededeling daartoe een verzoek indient, vindt een hernieuwd onderzoek plaats, mits tevens een bedrag van f 10,- is gestort.
5
Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt aan de betrokkene teruggegeven en reis- en verblijfkosten worden hem overeenkomstig het tweede lid vergoed, indien hij, of, indien het hernieuwd onderzoek zijn gezin betrof, zijn gezin, bij het hernieuwd onderzoek geschikt is verklaard.
6
Ten aanzien van het hernieuwd onderzoek waaraan in ieder geval niet zal mogen deelnemen een deskundige, die aan het onderzoek heeft deelgenomen, zijn van overeenkomstige toepassing de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken krachtens artikel 9a, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement vastgestelde nadere voorschriften.
§
3
Akte van aanstelling en andere bescheiden
Artikel
7
1
Aan de ambtenaar wordt, zo mogelijk vóór de aanvaarding van zijn ambt, een akte van aanstelling uitgereikt, waaruit blijkt dat de aanstelling geschiedt krachtens dit besluit en waarin voorts in ieder geval worden vermeld:
-
a.
de naam, de voorletters en de geboortedatum van de ambtenaar;
-
b.
de rang waarin hij is aangesteld;
-
c.
de datum met ingang waarvan hij is aangesteld;
-
d.
de bezoldiging waarop hij is aangesteld, de bezoldigingsschaal en de bezoldigingsanciënniteit.
2
Alle wijzigingen in en aanvullingen van de akte van aanstelling worden de ambtenaar schriftelijk medegedeeld.
3
Aan de ambtenaar wordt, gelijktijdig met de akte van aanstelling, een exemplaar van dit besluit en van het Algemeen Rijksambtenarenreglement uitgereikt.
§
4
Bevordering en loopbaanvorming
Artikel
8
Onze Minister bevordert de vaststelling van richtlijnen inzake rangregeling bij bevordering en omtrent loopbaanvorming in het algemeen.
Artikel
9
Bevordering geschiedt door het gezag dat bevoegd is tot aanstelling in het ambt waartoe wordt bevorderd.
Hoofdstuk
III
Bezoldiging, toeslagen en verdere financiële aanspraken
Artikel
10
De ambtenaar wordt bezoldigd overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
Artikel
11
1
Onze Minister bepaalt tot welke bedragen de ambtenaar in verband met zijn verblijf in het buitenland aanspraak heeft op een duurtetoeslag.
2
Onze Minister bepaalt tevens in welke gevallen en tot welke bedragen de ambtenaar in verband met zijn uitzending naar het buitenland aanspraak heeft op andere toeslagen, vergoedingen of tegemoetkomingen.
3
De ambtenaar heeft aanspraak op een jaarlijkse vakantieuitkering overeenkomstig het terzake in het Algemeen Rijksambtenarenreglement bepaalde. Tevens ontvangt de ambtenaar eenmaal per jaar een vakantieuitkering van 6% van de in het eerste lid bedoelde en over de voorafgaande twaalf maanden ontvangen duurtetoeslag.
Artikel
12
De aan de ambtenaar toekomende bezoldiging wordt betaalbaar gesteld in Nederland, de in het vorige artikel bedoelde toeslagen in het buitenland, een en ander volgens door Onze Minister te stellen regelen.
Artikel
13
Onze Minister bepaalt, de ambtenaar gehoord, die in verband met zijn tewerkstelling bij derden daaruit inkomsten geniet, in welke gevallen en tot welke bedragen deze de verplichting heeft deze inkomsten geheel of gedeeltelijk aan het Rijk af te dragen of in welke gevallen en tot welke bedragen deze inkomsten met de bezoldiging en andere vergoedingen zullen worden verrekend. De inkomsten die de ambtenaar zal genieten zullen echter niet lager kunnen zijn dan hetgeen hij ingevolge de bepalingen van dit besluit zou ontvangen.
Artikel
14
De ambtenaar ontvangt over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten noch bezoldiging noch toeslagen.
Artikel
15
Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur voorschriften vast omtrent de wijze van reizen naar en terug van het buitenland van de ambtenaar alsmede omtrent de vergoeding waarop de ambtenaar aanspraak kan doen gelden ter zake de overtochtskosten voor hemzelf en zijn gezin en bepalen wanneer er sprake is van dienstreizen en op welke vergoedingen de ambtenaar te dier zake aanspraak kan doen gelden.
Artikel
16
Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur voorschriften vast omtrent de vergoeding van vervoerskosten voor bagage en huishoudelijke goederen.
Hoofdstuk
IV
Tewerkstelling
Artikel
17
1
Onverminderd het bepaalde in artikel 28 is de ambtenaar verplicht een tewerkstelling te aanvaarden bij een overheidsdienst in Nederland, in een van de landen Suriname of Nederlandse Antillen, in het buitenland al dan niet in burgerlijke staatsdienst van een vreemde mogendheid, bij een volkenrechtelijke organisatie, dan wel bij een door Onze Minister aangewezen particuliere organisatie of particulier bedrijf, mits die tewerkstelling hem in verband met zijn specialisatie, zijn persoonlijkheid en zijn omstandigheden kan worden opgelegd.
2
Deze opdracht tot tewerkstelling geschiedt schriftelijk onder vermelding van de termijn waarvoor deze aanwijzing maximaal geldt, behoudens de mogelijkheid van een schriftelijke verlenging van die termijn.
Artikel
18
1
Bij uitzending naar het buitenland is de ambtenaar verplicht zich te onderwerpen aan de door Onze Minister voorgeschreven keuringen en inentingen.
2
Indien de uitslag van een keuring of inenting daartoe aanleiding geeft, wordt de ambtenaar een andere taak binnen het kader van de internationale technische hulp aangewezen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17, eerste lid.
Artikel
19
De ambtenaar is verplicht zijn medewerking te verlenen aan in verband met uitzending naar het buitenland te vervullen formaliteiten.
Artikel
20
1
Indien naar het oordeel van Onze Minister de duur van een uitzending zodanig is dat het gewenst en redelijk is dat de ambtenaar door één of meer leden van zijn gezin naar het buitenland wordt gevolgd, vindt die uitzending plaats nadat die gezinsleden zich met goed gevolg hebben onderworpen aan de door Onze Minister voorgeschreven keuringen en inentingen.
2
Vergoeding van hun overtochtskosten naar het buitenland en terug vindt plaats bij een verblijf van de gezinsleden van tenminste zes maanden aldaar en met inachtneming van de krachtens artikel 15 te stellen voorschriften.
Hoofdstuk
V
Diensttijden
Artikel
21
Op de ambtenaar, die zich in Nederland bevindt, is het bepaalde in artikel 21 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement nopens vaststelling van de dienst- en werktijden van toepassing. Tijdens zijn verblijf in het buitenland kunnen de ambtenaar ten aanzien van de dienst- en werktijden aldaar door of vanwege Onze Minister aanwijzingen worden gegeven.
Hoofdstuk
VI
Vakantie, vakantiereiskosten en verlof
§
1
Vakantie
Artikel
22
Aan de ambtenaar wordt op zijn verzoek in elk kalenderjaar vakantie met behoud van bezoldiging verleend op de voorwaarden en met inachtneming van de regelen, gesteld in deze paragraaf.
Artikel
23
1
De vakantie, bedoeld in artikel 22, wordt slechts verleend voor zover de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten.
Artikel
24
1
Bij tewerkstelling in Nederland wordt de aanspraak op vakantie bepaald door toepassing van de artikelen 24 tot en met 28 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
2
Onze Minister stelt voorschriften vast inzake aanspraak op vakantie in het buitenland of na terugkeer daaruit.
3
Vakantie, welke voortkomt uit tewerkstelling krachtens artikel 17, eerste lid, wordt in mindering gebracht op de vakantie waarop de ambtenaar krachtens het eerste en het tweede lid van dit artikel aanspraak heeft.
Artikel
25
Indien aan de ambtenaar in enig kalenderjaar de vakantie niet of niet geheel is verleend, wordt hem de niet genoten vakantie zoveel mogelijk in een volgend jaar verleend.
Artikel
26
Aanspraken op niet genoten vakantie vervallen op de dag van ingang van het ontslag van de ambtenaar.
§
2
Vakantiereiskosten
Artikel
27
Onze Minister stelt voorschriften vast inzake tegemoetkoming in de voor de overtocht naar Nederland van de ambtenaar en zijn gezinsleden gemaakte reiskosten in geval van vakantie in Nederland.
§
3
Verlof
Artikel
28
Het bepaalde in de artikelen 32b tot en met 34e van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is op de ambtenaren van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk
VII
Voorzieningen in geval van ziekte of overlijden
Artikel
29
Behoudens het bepaalde in artikel 31 is op de ambtenaar, die wegens ziekte of gebreken verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, het bepaalde in hoofdstuk VI van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel
30
Ten aanzien van de tegemoetkoming in de kosten van ziekte worden op overeenkomstige wijze toegepast de regelingen, welke gelden voor ambtenaren op wie het Algemeen Rijksambtenarenreglement van toepassing is.
Artikel
31
1
De in het buitenland verblijvende ambtenaar heeft, mede voor de leden van zijn gezin, die hem met de toestemming van Onze Minister daarheen hebben vergezeld, onverminderd het bepaalde in de artikelen 29 en 30, aanspraak op tegemoetkoming in of vergoeding door het Rijk van de door hem gemaakte noodzakelijke kosten van medische hulp, van ziekenhuisopname, van transport naar en van de plaats waar deze hulp kan worden verleend, van transport naar en van het ziekenhuis of naar het dichtstbijgelegen vliegveld of inscheephaven per ambulance, volgens door Onze Minister te stellen regelen.
2
Verder heeft de ambtenaar aanspraak op vergoeding van de in het eerste lid genoemde kosten, gemaakt in Nederland of enig ander land, waarheen hij of een zijner gezinsleden als eerder omschreven op medisch advies wordt gezonden, wanneer de ziekte hem of het eerderbedoelde gezinslid is overkomen tijdens, of voortvloeit uit zijn verblijf in zijn ambtsgebied in het buitenland, met dien verstande, dat een dergelijke verplaatsing van de ambtenaar of het eerderbedoelde gezinslid buiten het ambtsgebied de goedkeuring van Onze Minister behoeft.
Artikel
32
Onze Minister kan toestaan dat het stoffelijk overschot van een in het buitenland overleden ambtenaar of van zijn gezinsleden op rijkskosten naar Nederland wordt overgebracht.
Hoofdstuk
VIII
Overige rechten en verplichtingen van de ambtenaar
Artikel
33
1
Het bepaalde in hoofdstuk VII van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is op de ambtenaren van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen daarin onder de artikelen 55, 56, 58 tweede lid, 65, 67 tot en met 71 en 75 tot en met 78 is bepaald, niet van toepassing is op in het buitenland verblijvende ambtenaren.
Artikel
34
Gedurende zijn tewerkstelling in het buitenland is de ambtenaar verplicht te wonen in het land of de standplaats aldaar, die hem door of vanwege Onze Minister zijn aangewezen.
Artikel
35
Onverminderd het bepaalde in artikel 17 is de ambtenaar verplicht gevolg te geven aan incidentele opdrachten, zoals het zich kwijten van een hem gegeven studieopdracht, het als docent werkzaam zijn, het voorbereiden van cursussen, symposia en lezingen, dan wel het medewerken daaraan.
Artikel
36
De ambtenaar is gehouden omtrent zijn werkzaamheden periodiek te rapporteren volgens de hem dienaangaande gegeven instructies.
Artikel
37
De ambtenaar die, aangewezen zijnde voor uitzending naar het buitenland, zijn bestemming niet of niet ten volle volgt, kan verplicht worden tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van te zijnen behoeve voor die uitzending gemaakte kosten, volgens door Onze Minister te stellen regelen.
Hoofdstuk
IX
Disciplinaire straffen
Artikel
38
1
De ambtenaar, die een hem bij of krachtens dit reglement opgelegde verplichting niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan deswege disciplinair worden gestraft.
2
Plichtsverzuim omvat mede het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
3
De straf wordt opgelegd door het gezag dat bevoegd is tot aanstelling in het door de ambtenaar beklede ambt. Berust de bevoegdheid tot die aanstelling bij Ons dan geschiedt de strafoplegging door Onze Minister, behalve voor zover betreft de straffen, genoemd in het eerste lid onder g en i van het volgende artikel.
4
Geen straf wordt opgelegd voordat de ambtenaar is gehoord. Hem wordt de gelegenheid gegeven zich, binnen een redelijke, door het bevoegde gezag te stellen termijn, te verantwoorden, waarbij hij zich door een raadsman kan doen bijstaan.
In geval van verblijf in het buitenland kan deze verantwoording schriftelijk geschieden, onverminderd het recht van de ambtenaar de schriftelijke verantwoording door een raadsman mondeling te doen toelichten.
Artikel
39
1
De disciplinaire straffen, die kunnen worden opgelegd, zijn:
-
a.
schriftelijke berisping;
-
b.
beperking van het recht op een jaarlijkse vakantie;
-
c.
geldboete;
-
d.
gehele of gedeeltelijke inhouding van de bezoldiging;
-
e.
terugzetting in bezoldiging of niet toekenning van periodieke verhogingen;
-
f.
uitsluiting van bevordering;
-
g.
terugzetting in rang, al of niet voor een bepaalde tijd en met of zonder vermindering van bezoldiging;
-
h.
schorsing voor een bepaalde tijd met gehele of gedeeltelijke inhouding van bezoldiging;
-
i.
ontslag.
2
De toepassing van de in het vorige lid genoemde straffen geschiedt met inachtneming van het volgende:
-
1e.
De beperking van het recht op een jaarlijkse vakantie bedraagt ten hoogste een derde van het aantal vakantiedagen dat hem toekomt;
-
2e.
de geldboete bedraagt ten hoogste een honderdste van het bedrag van de jaarbezoldiging;
-
3e.
inhouding van bezoldiging geschiedt tot ten hoogste de bezoldiging over een halve maand;
-
4e.
terugzetting in bezoldiging geschiedt voor ten hoogste het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen;
-
5e.
niet toekenning van periodieke verhogingen en uitsluiting van bevordering geschiedt voor niet langer dan vier jaren.
Artikel
40
De artikelen 83 en 84 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement zijn op de ambtenaren van overeenkomstige toepassing; de uitvoering daarvan geschiedt volgens door Onze Minister te stellen regelen.
Hoofdstuk
X
Schorsing, ontslag en overlijden
Artikel
41
1
Het bepaalde in de artikelen 90, 92, 94, 96, 98 en 102 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is op de ambtenaren van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat, ingeval en voor zolang de ambtenaar in het buitenland verblijft of vóór zijn overlijden in het buitenland verbleef, voor de toepassing van de artikelen 92 en 102 van dat reglement onder bezoldiging mede wordt verstaan de aan de ambtenaar wegens zijn uitzending naar het buitenland toegekende duurtetoeslag.
Het bepaalde in artikel 91 van genoemd reglement is van toepassing indien de ambtenaar zich in Nederland bevindt.
2
Behalve in de gevallen, genoemd in de artikelen 94, 96 en 98 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, kan aan de ambtenaar eervol ontslag worden verleend indien hij op grond van de uitslag van een geneeskundige keuring blijvend ongeschikt is verklaard voor werkzaamheden in de tropen.
Artikel
42
1
Ontslag wordt gegeven door het gezag dat bevoegd is tot aanstelling in het door de ambtenaar beklede ambt.
4
De in het buitenland verblijvende ambtenaar, aan wie ontslag wordt verleend, behoudt gedurende twaalf maanden na de datum van ingang van het ontslag aanspraak op vergoeding van de kosten van de terugreis voor hemzelf en zijn gezin volgens de krachtens de artikelen 15 en 16 vastgestelde voorschriften.
Artikel
43
1
De ambtenaar, aan wie eervol ontslag is verleend krachtens artikel 41, tweede lid, en die uit dien hoofde geen recht kan doen gelden op pensioen en de ambtenaar aan wie krachtens het eerste lid van dat artikel met overeenkomstige toepassing van artikel 96 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ontslag is verleend, hebben aanspraak op een wachtgeld overeenkomstig de bepalingen van het Rijkswachtgeldbesluit 1959. Voor de toepassing van laatstgenoemd besluit wordt onder laatstelijk genoten wedde verstaan het bedrag van de bezoldiging, dat de ambtenaar over de kalendermaand voorafgaande aan de dag van ingang van zijn ontslag toekwam.
2
Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ambtenaar aan wie eervol ontslag is verleend krachtens artikel 41, eerste lid, met overeenkomstige toepassing van artikel 98, eerste lid onder g, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
Hoofdstuk
XI
Administratief beroep
Artikel
44
1
De ambtenaar kan tegen een te zijnen aanzien met toepassing van dit reglement of de daarop steunende nadere voorschriften genomen besluit of verrichte handeling, zomede tegen een weigering om te handelen of te besluiten, waardoor hij rechtstreeks in zijn belang is getroffen, bij Onze Minister in beroep komen.
2
Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing ingeval de nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden van een ambtenaar bezwaar hebben tegen een te zijnen of te hunnen aanzien genomen besluit, verrichte handeling of uitgesproken weigering, waardoor zij rechtstreeks in hun belang zijn getroffen.
3
Het beroep wordt ingesteld:
-
a.
indien de ambtenaar, nagelaten betrekking of rechtverkrijgende, verder aan te duiden als: klager, in het buitenland verblijft: binnen 120 dagen na de dag waarop aan klager ter kennis is gebracht dat het besluit is genomen, de handeling is verricht of de weigering is uitgesproken;
-
b.
indien klager in Nederland verblijft: binnen 30 dagen na de onder a bedoelde dag.
4
Het beroepschrift houdt in:
-
a.
naam en adres van klager, alsmede - indien hij een gemachtigde heeft aangewezen - van zijn gemachtigde;
-
b.
de datum waarop de bestreden beslissing of weigering aan klager is medegedeeld of de handeling is verricht;
-
c.
een duidelijke omschrijving van het besluit, de handeling of de weigering, waartegen het beroep is gericht;
-
d.
de gronden waarop het beroep steunt;
-
e.
een bepaalde vordering.
Artikel
45
1
Onze Minister wijst de klager die de voorschriften van het vierde lid van het vorige artikel niet in acht heeft genomen op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit dat verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen. De klager, die niet binnen evenbedoelde termijn het door hem gepleegde verzuim heeft hersteld, kan in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
2
Hij die een beroepschrift heeft ingediend na de krachtens het derde lid van het vorige artikel voor hem geldende termijn, wordt niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoege van Onze Minister aantoont, dat hij het beroep redelijkerwijze niet eerder heeft kunnen instellen.
Artikel
46
Tenzij klager in zijn beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, legt Onze Minister het beroepschrift, alvorens daarop te beslissen, om advies voor aan een daartoe door Ons ingestelde commissie.
Artikel
47
Artikel
48
1
In de commissie zijn niet benoembaar: ambtenaren, werkzaam bij of ressorterende onder een departement van algemeen bestuur.
2
Eén lid en zijn plaatsvervanger worden benoemd uit een voordracht van personen, opgemaakt door de gezamenlijke centrales van verenigingen van ambtenaren, die zijn toegelaten tot de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, bedoeld in artikel 105 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
Artikel
49
1
De commissie brengt haar advies uit na verhoor van:
-
a.
klager of diens gemachtigde, tenzij op een verhoor geen prijs blijkt te worden gesteld;
-
b.
het gezag dat het besluit, de handeling of de weigering waarvan beroep, heeft genomen, verricht of uitgesproken, of een door dat gezag aangewezen vertegenwoordiger;
-
c.
de personen die de commissie zelf, al dan niet op verzoek van klager, daartoe heeft opgeroepen;
-
d.
een door haar zo nodig ingestelde rogatoire commissie;
-
e.
de door klager opgeroepen personen.
2
Iedere ambtenaar is verplicht aan een oproep van de commissie gevolg te geven en desgevraagd alle verlangde inlichtingen naar waarheid en zonder voorbehoud te verstrekken, tenzij gewichtige redenen van openbaar belang zich daartegen verzetten.
3
Klager of diens gemachtigde is bevoegd zich bij de behandeling van zijn beroepschrift door de commissie te doen bijstaan door een raadsman.
5
Binnen 3 weken nadat het beroepschrift aan de commissie is toegezonden worden haar door de zorg van Onze Minister alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd, tenzij gewichtige redenen van openbaar belang zich daartegen verzetten.
Artikel
50
1
De commissie stelt haar advies vast bij meerderheid van stemmen. Geen der leden onthoudt zich van deelneming aan enige stemming.
2
De voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun uit de stukken of uit de besprekingen in de commissie bekend is geworden.
3
Het is de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers verboden over een voor hen aanhangige zaak of over een zaak, die naar zij weten of kunnen vermoeden voor hen aanhangig zal worden, zich in te laten in enig onderhoud of gesprek met klager of het gezag, dat het besluit, de handeling of de weigering heeft genomen, verricht of uitgesproken, of met hun vertegenwoordigers, of van deze enige bijzondere onderrichting, memorie of schriftuur aan te nemen.
Artikel
51
Personen, die door de commissie zijn opgeroepen of aangezocht dan wel met een opdracht belast, ontvangen een vergoeding overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8-12, 14 en 15 van de Wet Tarieven in Strafzaken. Noodzakelijke uitgaven wegens reis- en verblijfkosten, in het buitenland gemaakt, worden voor rijksrekening genomen.
Artikel
52
Artikel
53
Artikel
54
Onze Minister brengt zijn beslissing ter kennis van de commissie.
Artikel
55
1
Klager is bevoegd herziening van de krachtens het vorige artikel door Onze Minister genomen beslissing te verzoeken op grond, dat gebleken is van enige omstandigheid, die bij de behandeling van het beroepschrift aan Onze Minister en aan de in artikel 46 bedoelde adviescommissie niet bekend was en die op zichzelf of in verband met andere feiten en omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de beslissing op het beroepschrift.
2
Op het verzoek om herziening wordt geen beslissing genomen, dan nadat de in artikel 46 bedoelde adviescommissie daarover is gehoord.
3
Het bepaalde in de artikelen 49 tot en met 54 is op de behandeling van het verzoek om herziening van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk
XII
Georganiseerd overleg
Artikel
56
Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, wordt niet beslist dan nadat daarover door of namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken overleg is gepleegd met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken.
Hoofdstuk
XIII
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
57
1
Ambtenaren van het Ministerie van Landbouw en Visserij, die op de datum van inwerkingtreden van dit besluit zijn aangesteld bij het onder dat Ministerie ressorterende korps van landbouwdeskundigen worden, zo zij dit wensen, aangesteld tot ambtenaar als bedoeld in artikel 1.
2
Zij die op de datum van inwerkingtreden van dit besluit door de Minister van Landbouw en Visserij reeds geschikt waren bevonden om op grond van hun vaktechnische bekwaamheden deel uit te maken van het in het eerste lid genoemde korps, worden eveneens, behoudens het in artikel 6 eerste lid bedoelde medische en psychologisch onderzoek van henzelf en hun gezin, zo zij dit wensen, aangesteld tot ambtenaar als bedoeld in artikel 1.
Artikel
58
Voor gevallen, waarin dit besluit niet of niet naar billijkheid voorziet, wordt door Ons een bijzondere regeling getroffen op gemeenschappelijke voordracht van de Minister-President, Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken.
Artikel
59
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1970.
Artikel
60
Dit besluit kan worden aangehaald als "Rechtspositiereglement Korps van deskundigen voor de technische hulp aan ontwikkelingslanden".
Onze Ministers, hoofden van de departementen van algemeen bestuur alsmede Onze Minister belast met de aangelegenheden betreffende de hulp aan ontwikkelingslanden zijn, ieder voor zoveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.
Inhoud
Inhoud
II. |
Aanstelling en bevordering |
||
§1. |
Aanstelling |
3 t/m 4 |
|
§2. |
Voorwaarden en aanstelling |
5 t/m 6 |
|
§3. |
Akte van aanstelling en andere bescheiden |
7 |
|
§4. |
Bevordering en loonbaanvorming |
8 t/m 9 |
|
III. |
Bezoldiging, toeslagen en verdere financiële aanspraken |
10 t/m 16 |
|
IV. |
Tewerkstelling |
17 t/m 20 |
|
V. |
Diensttijden |
21 |
|
VI. |
Vakantie, vakantiereiskosten en verlof |
||
§1. |
Vakantie |
22 t/m 26 |
|
§2. |
Vakantiereiskosten |
27 |
|
§3. |
Verlof |
28 |
|
VII. |
Voorzieningen in geval van ziekte of overlijden |
29 t/m 32 |
|
VIII. |
Overige rechten en verplichtingen van de ambtenaar |
33 t/m 37 |
|
IX. |
Disciplinaire straffen |
38 t/m 40 |
|
X. |
Schorsing, ontslag en overlijden |
41 t/m 43 |
|
XI. |
Administratief beroep |
44 t/m 55 |
|
XII. |
Georganiseerd overleg |
56 |
|
XIII. |
Overgangs- en slotbepalingen |
57 t/m 60 |