Besluit van 23 november 1972, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 23 van de wet van 15 juni 1972, Stb. 449, tot gemeentelijke herindeling van Noordwest-Overijssel

Besluit vaststelling algemene maatregel van bestuur ex artikel 23 Wet gemeentelijke herindeling Noordwest-Overijssel

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken a.i. van 24 juli 1972, nr. AW71/2694, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Gelet op artikel 23 van de wet van 15 juni 1972, Stb. 449, tot gemeentelijke herindeling van Noordwest-Overijssel;
De Raad van State gehoord (advies van 30 augustus 1972, nr. 10);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 13 november 1972, nr. AW72/2424, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Begripsomschrijvingen

Dit besluit verstaat onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b.

    betrokkene:

    • (1).

      de ambtenaar in vaste dienst;

    • (2).

      de ambtenaar in tijdelijke dienst,

      mits dit dienstverband ten minste 5 jaren heeft geduurd en de aanstelling niet is geschied in een betrekking van kennelijk tijdelijke aard, die ten gevolge van een wet tot herindeling van gemeenten wordt ontslagen of geacht wordt ontslagen te zijn;

  • c.

    pensioenwet: de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540);

  • d.

    pensioen: een pensioen in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet;

  • e.

    lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens.

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Recht op wachtgeld

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

5b

Vervolgwachtgeld

Artikel

6

Bedrag van het wachtgeld

Artikel

6a

Bedrag van het vervolgwachtgeld

Artikel

7

Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf

Artikel

8

Artikel

9

Onze Minister kan bepalen, dat inkomsten, welke zijn genoten uit hoofde van overwerk, bij wijze van gratificatie, ter zake van een vrijwillige verbintenis bij de Nationale Reserve, als vrijwillige ambtenaar bij de politie, bij de Noodwachten en Noodwachtstaven dan wel bij de Monumentenwacht of bij andere door Onze Minister aan te wijzen reserve-organen, geheel of ten dele niet worden aangemerkt als inkomsten.

Artikel

10

Geneeskundig onderzoek

Indien de betrokkene langer dan een jaar wegens ziekte verhinderd is geweest arbeid te verrichten, kan hij door Onze Minister worden verplicht zich geneeskundig te doen onderzoeken, dan wel zich aan een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van de pensioenwet te onderwerpen.

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Einde en verval van het recht op wachtgeld

Artikel

13

Vermindering en niet-uitbetaling van het wachtgeld

Artikel

14

Afkoop van het recht op wachtgeld

Op aanvraag van de betrokkene kan het recht op wachtgeld geheel of ten dele worden afgekocht.

Artikel

15

Opschorting

Artikel

16

Samenloop van wachtgeld en invaliditeitspensioen dan wel uitkering wegens arbeidsongeschiktheid

Artikel

17

Tegemoetkoming verhuiskosten

Aan de betrokkene aan wie wachtgeld is toegekend, die elders arbeid of bedrijf ter hand gaat nemen, kan ter zake van de kosten, die voor hem aan een daartoe nodige verhuizing zijn verbonden, een tegemoetkoming worden toegekend tot ten hoogste het bedrag van een vergoeding volgens de normen van het Verplaatsingskostenbesluit 1989.

Artikel

18

Betaling

Artikel

19

Vervallen

Artikel

21

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1973.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Binnenlandse Zaken, W. J. GEERTSEMA.
De Minister van Justitie a.i., B. BIESHEUVEL.