Besluit van 6 oktober 1984, tot uitvoering van de artikelen 3, 4, 10a, derde en vierde lid jo eerste lid, 11 en 28 van de Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden (Stb. 1982, 494)

Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 maart 1984, nr. MJZ 2834011, Centrale Directie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 3, 4, 10a, derde en vierde lid jo eerste lid, 11 en 28 van de Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden (Stb. 1982, 494) en op artikel III van de Wet van 2 juni 1982, houdende wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid zweminrichtingen (Stb. 1982, 493);
De Raad van State gehoord (advies van 28 augustus 1984, no. W08.84.0163/12.4.34);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 oktober 1984, Centrale Directie Juridische Zaken, nr. MJZ-0504033;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • wet:

    Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

  • houder:

    houder van een badinrichting;

  • bassin met eenmalig gebruik van water:

    bassin waarvan het water geheel wordt ververst, na elk gebruik door één persoon;

  • doorstroomd bassin:

    bassin waarvan het water voortdurend wordt afgevoerd, waarbij het afgevoerde water niet in het bassin wordt teruggebracht;

  • aërosolen:

    in lucht gedispergeerde waterdeeltjes met een diameter van 1 tot 10 micrometer;

  • water van drinkwaterkwaliteit:

    water dat voldoet aan de eisen van het Waterleidingbesluit.

Hoofdstuk

IA

Artikel

1a

Als categorieën van personen als bedoeld in artikel 1 van de wet worden aangewezen:

  • a.

    personen die in een specifieke hoedanigheid anders dan bedoeld in onderdeel b, toegang hebben tot een badinrichting, niet zijnde een voor het publiek toegankelijke badinrichting of een privébadinrichting;

  • b.

    personen die patiënt zijn in een inrichting die is aangewezen bij of krachtens artikel 1 van het Besluit aanwijzing inrichtingen Wet ziekenhuisvoorzieningen, of een inrichting waarin het beroep van fysiotherapeut klinisch of poliklinisch wordt uitgeoefend.

Hoofdstuk

II

§

1

Algemeen

Artikel

2

§

1a

Voorschriften ter preventie van legionellabesmetting

Artikel

2a

Artikel

2b

Artikel

2c

Artikel

2d

§

2

De hoedanigheid van het zwem- en badwater

Artikel

3

§

3

De behandeling van het zwem- en badwater

Artikel

4

Artikel

5

Van het water dat uit het bassin wordt afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie wordt tenminste 30 procent afgevoerd door middel van overloopvoorzieningen die ter hoogte van het wateroppervlak zijn aangebracht.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

§

4

Het onderzoek van het zwem- en badwater

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Er zijn voldoende voorzieningen om de ingevolge de artikelen 9 en 10 te verrichten metingen en monsternemingen mogelijk te maken.

Artikel

12

§

5

Toiletten, douches, voorzieningen ten behoeve van de reinheid, berging van kleding

Artikel

13

Artikel

14

De deuren en de wanden van de doucheruimten zijn voorzien van vlak afgewerkt, waterdicht materiaal.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Voorwerpen die met de zwemmers of baders of het zwem- of badwater in aanraking kunnen komen, zijn van zodanig materiaal vervaardigd dat zij gemakkelijk gereinigd kunnen worden.

§

6

Diepte van het zwem- en badwater, aanduiding daarvan, technische voorzieningen

Artikel

20

Artikel

21

De diepte van het zwem- en badwater is voor de zwemmers en baders duidelijk zichtbaar aangegeven op alle punten waar dit met het oog op hun veiligheid van belang is.

Artikel

22

Openingen beneden de waterspiegel zijn zodanig uitgevoerd dat zwemmers en baders niet kunnen worden vastgezogen of bekneld kunnen raken.

Artikel

23

In overdekte baden is een voorziening voor noodverlichting aanwezig.

§

7

Voorzieningen met betrekking tot het zich te water begeven

Artikel

24

§

8

Toezicht

Artikel

25

Hoofdstuk

III

§

1

Algemeen

Artikel

26

Ten aanzien van badinrichtingen, ingericht voor het zwemmen of baden anders dan in oppervlaktewater en waarvan tenminste één bassin een wateroppervlakte van 2 m2 of meer heeft en geen van de bassins dieper is dan 0,50 meter, gelden de in dit hoofdstuk gegeven voorschriften.

§

2

De behandeling van het zwem- en badwater

Artikel

27

Het water waarmee de bassins worden gevuld is van drinkwaterkwaliteit.

§

3

Toiletten, douches, voorzieningen ten behoeve van de reinheid

Artikel

28

Indien de oppervlakte van de tot de inrichting behorende bassins 250 m2 of meer is, zijn in de badinrichting voldoende toiletten aanwezig.

Artikel

29

De artikelen 15, 18 en 19 zijn van toepassing.

Artikel

30

Ook overigens worden voldoende voorzieningen getroffen ten behoeve van de reinheid.

§

4

Veiligheid

Artikel

31

Er zijn geen springvoorzieningen.

Artikel

32

Artikel 20, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing tenzij het een inrichting betreft die uitsluitend toegankelijk is voor personen, bedoeld in artikel 1a, onder b.

Artikel

33

Ook overigens worden voldoende voorzieningen getroffen ten behoeve van de veiligheid.

Hoofdstuk

IV

§

1

Algemeen

Artikel

34

Ten aanzien van badinrichtingen, ingericht voor het zwemmen of baden in oppervlaktewater, gelden de in dit hoofdstuk gegeven voorschriften.

§

2

De hoedanigheid van het zwem- en badwater

Artikel

35

Het zwem- en badwater voldoet aan de normen die in de bij dit besluit behorende bijlage II zijn aangegeven.

§

3

Het onderzoek van het zwem- en badwater

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

§

4

Toiletten, douches en voorzieningen ten behoeve van de reinheid

Artikel

39

Er zijn voldoende toiletten.

§

5

Veiligheid

Artikel

40

Artikel

41

Artikel 24 is van toepassing.

Artikel

42

De houder neemt maatregelen ter voorkoming van gladheid.

§

6

Toezicht

Artikel

43

Artikel 25 is van toepassing.

Hoofdstuk

V

Artikel

44

Op de op grond van artikel 10b van de wet geïnventariseerde plaatsen, voor zover het geen badinrichtingen zijn, voldoet het zwemwater aan de normen die zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage II.

Hoofdstuk

VI

Verdere bepalingen

Artikel

45

Gedeputeerde staten zijn gehouden met betrekking tot de op grond van artikel 10b van de wet geïnventariseerde plaatsen waar het zwem- of badwater niet voldoet aan de normen die zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage II, toepassing te geven aan artikel 11, eerste lid, van de wet door onderscheidenlijk sluiting van de betrokken inrichting te gelasten of een zwemverbod in te stellen.

Artikel

46

De perrons en de vloeren en wanden van bassins en andere in de badinrichting aanwezige ruimten, alsmede de in of op die perrons, bassins en andere ruimten aanwezige voorzieningen zijn zo afgewerkt dat de bezoekers zich niet kunnen bezeren aan scherpe randen of uitsteeksels.

Artikel

47

De in een badinrichting aanwezige voorzieningen, als in dit besluit voorgeschreven, functioneren deugdelijk; badinrichtingen verkeren in voldoende staat van onderhoud en reinheid.

Hoofdstuk

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

48

Artikel

49

Vervallen

Artikel

49a

Vervallen

Artikel

50

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden.

Artikel

51

Vervallen

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. Winsemius
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes

Bijlage

I

Normen voor zwem- en badwater, in badinrichtingen, ingericht voor het zwemmen of baden anders dan in oppervlaktewater, als bedoeld in artikel 2 van het besluit1

houder

labor.

Te meten in het bassin op de plaats waar de waarde van deze parameter naar redelijkerwijs kan worden aangenomen, het ongunstigst is :2

1. Bij 37°C kweekbare kiemen

aantal per ml

≤ 100

m

2. Pseudomonas aeruginosa

aantal per 100 ml

niet aantoonbaar

3

3. Doorzicht

meter

tot bodem

d

m

4. Troebelingsgraad bij uitlaat

FTE

≤0,5

3

5. Kaliumpermanganaatverbruik

mg/l

≤ 70 % van het kaliumpermanganaatverbruik van het suppletiewater + 6

m4

6. Zuurgraad

Ph

6,8 ≤ pH ≤ 7,8

d

m

7. Buffercapaciteit

mmol/l

≥ 1

3

8. Ureum

mg/l

≤ 2,0

m4

9. Vrij beschikbaar chloor (VBC)

mg/l

0,5 ≤ VBC ≤ 1,55

d

m

10. Vrij beschikbaar chloor indien cyanuurzuur wordt gebruikt (in dat geval geldt niet de onder 9 vermelde norm)

mg/l

2,0 ≤ VBC ≤ 5,0

d

m

11. Gebonden beschikbaar chloor

mg/l

≤ 1,0

d

m

12. Cyanuurzuur (indien dit in enigerlei vorm wordt

mg/l

≤ 50 (bij gebruik cyanuurzuur)

gebruikt)

≤ 100 (bij gebruik isocyanuurzuur-verbindingen)

m4

Te meten in het toevoerwater:

13. Ozon (indien als oxydatiemiddel gebruikt)

mg/l

niet aantoonbaar

d

m

Te meten op de in het beheersplan Legionella (artikel 2b) aangegeven risicopunten:

14. Legionella

kolonievormende eenheden per liter(k.v.e./l)

niet aantoonbaar (<50 k.v.e./l)

hj

d = dagelijks onderzoek. De aangegeven parameters dienen dagelijks zo vaak als met het oog op de bedrijfsvoering noodzakelijk is, doch tenminste bij opening en tegen sluitingstijd, door de houder te worden onderzocht.

m = maandelijks onderzoek. Dit onderzoek laat de houder verrichten door een laboratorium als bedoeld in artikel 10, eerste lid, zodanig dat in een kalenderjaar tenminste 40 % in de eerste helft van de openingsuren wordt uitgevoerd en ten minste 40 % in de tweede helft van de openingsuren. Indien de openstelling voor het publiek vóór de 15e van enige maand aanvangt of na de 15e van enige maand eindigt, dient in deze maanden eveneens een onderzoek plaats te vinden.

hj = halfjaarlijks onderzoek. Het onderzoek dient plaats te vinden op de in het beheersplan aangegeven risicopunten.

1 Bij bassins met eenmalig gebruik van water, waarbij het bassin met water van drinkwaterkwaliteit wordt gevuld en geen desinfectiemiddelen worden toegevoegd, gelden alleen de normen en een onderzoeksverplichting met betrekking tot de onder 1 en 3 genoemde parameters. Ten aanzien van de overige bassins met eenmalig gebruik van water en de doorstroomde bassins gelden alleen de normen en een onderzoeksverplichting met betrekking tot de onder 1, 3, 6, 9 of 10, 12 en 13 genoemde parameters.

2 Bij bassins met eenmalig gebruik van water dient het onderzoek plaats te vinden na het vullen van het bassin, voordat er in wordt gebaad. Indien meerdere van deze bassins deel uitmaken van één systeem, kan volstaan worden met onderzoek van het zwem- of badwater in één bassin.

3 Indien er aanwijzingen zijn dat de waterkwaliteit ten aanzien van deze parameter niet aan de norm voldoet, dient onderzoek plaats te vinden ten aanzien van deze parameter.

4 Indien meerdere bassins in een badinrichting op dezelfde zuiveringsinstallatie zijn aangesloten, hoeft het onderzoek naar deze parameter alleen plaats te vinden in het bassin waar de waarde van deze parameter, naar redelijkerwijs kan worden aangenomen, het ongunstigst is op grond van de ligging ten opzichte van de zuiveringsinstallatie dan wel op grond van de bezoekersaantallen.

5 Bij openluchtbaden en bassins met een wateroppervlakte kleiner dan 20 m2 geldt een bovengrens van 5,0 mg/l.

Voorschriften ten aanzien van de toetsing

De toetsing van de hoedanigheid van het zwem- en badwater aan de normen verloopt als volgt.

1. Er wordt uitgegaan van de gegevens uit onderzoek verricht door het laboratorium, ingevolge artikel 10, eerste lid.

2. Met het oog op de toetsing worden de parameters in twee groepen ingedeeld. Groep 1 omvat de onder 3, 6, 9 of 10 (alleen de ondergrens van VBC), 13 en 14 genoemde parameters. Groep 2 de overige (incl. de bovengrens van VBC). Bij bassins met eenmalig gebruik van water, waarbij het bassin met water van drinkwaterkwaliteit wordt gevuld en geen desinfectiemiddelen worden toegevoegd, geldt de onder 1 genoemde parameter als een groep 1-parameter.

3. Het resultaat van een maandelijkse toetsing is onvoldoende wanneer één van de tot groep 1 behorende parameters de erbij behorende norm overschrijdt of wanneer twee of meer van de tot groep 2 behorende parameters de erbij behorende normen overschrijden.

4. Het zwem- en badwater voldoet aan de normen wanneer, gerekend over een kalenderjaar niet meer dan het aantal in de volgende tabel genoemde maandelijkse toetsingen een onvoldoende uitkomst hebben:

1 en 2

0

3–5

1

6–9

2 (maar niet twee keer achtereen t.a.v. dezelfde parameter)

10–12

3 (maar niet twee keer achtereen t.a.v. dezelfde parameter)

Bijlage

II

bij het Besluit hygiëne en veiligheid zweminrichtingen

Normen voor zwem- en badwater in badinrichtingen ingericht voor het zwemmen of baden in oppervlaktewater en andere op grond van artikel 10b van de wet geïnventariseerde plaatsen

bacteriën van de coligroep

aantal per 100 ml

≤ 10.000

thermotolerante bacteriën van de coligroep

aantal per 100 ml

≤ 2.000

doorzicht

meter

≥ 1,01Overschrijding van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding.

X

zuurgraad

pH

6,0 ≤pH ≤ 9,0a

kleur

een niet anders dan door natuurlijke omstandigheden veroorzaakte kleur

X

geur

afwezigheid van rottingsgeuren of andere geuren die algemeen als hinderlijk worden ervaren, in het bijzonder de geur van fenolen

X

schuim

een niet anders dan door natuurlijke omstandigheden veroorzaakte schuim

X

olie

geen zichtbare hoeveelheid olie op het wateroppervlak

X

vuil

afwezigheid in of op het water en op de bodem van afvalstoffen en dode organische materie in aanmerkelijke hoeveelheid

X

faecale streptokokken

aantal per 100 ml

≤ 300 (de mediaanwaarde van de uitkomsten van het onderzoek)

salmonellae

niet aantoonbaar in 1 L

entero-virussen

niet aantoonbaar in 10 L

Voorschriften ten aanzien van de toetsing

De toetsing van de hoedanigheid van het zwem- en badwater aan de normen verloopt als volgt.

1. Er wordt uitgegaan van de gegevens uit het onderzoek dat wordt verricht ingevolge artikel 4, eerste lid van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlakte wateren.

2. Het zwem- en badwater wordt geacht overeen te stemmen met de in deze bijlage gegeven normen indien blijkt dat van de monsters, genomen op een zelfde plaats van monsterneming, volgens de in bijlage II van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren aangegeven frequentie:

  • -

    bij de parameters "bacteriën van de coligroep" en "thermotolerante bacteriën van de coligroep" 95% in overeenstemming is met de normen voor de betreffende parameter.

  • -

    bij de overige parameters, met uitzondering van faecale streptococcen, 95% in overeenstemming is met de normen voor de betreffende parameter. Voor de (maximaal) 5% van de monsters die niet conform de norm zijn, mag deze afwijking niet meer bedragen dan 50% van de normwaarde voor de betreffende parameters, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor pH en opgeloste zuurstof.

Bijlage

III

Bepaling van de minimaal noodzakelijke pompcapaciteit

De minimaal noodzakelijke pompcapaciteit dient te worden vastgesteld met gebruikmaking van de formule

met dien verstande dat de hoeveelheid verpompt water gemiddeld over de openingsuren van een dag niet minder mag bedragen dan 2,0 m3/zwemmer of bader. Hierin is:

Q = pompcapaciteit in m3/uur

I = de hoeveelheid water waarvoor het bassin is bestemd in m3.

T = maximaal aan te houden gemiddelde verblijfstijd van het water in het bassin in uren.

Voor bassins of gedeelten van bassins geldt:

  • T =< 1 uur bij een waterdiepte > 0,3 m

  • T =< 2 uur bij een waterdiepte 0,3-1,1 m

  • T =< 3 uur bij een waterdiepte 1,1-1,4 m

  • T =< 4 uur bij een waterdiepte 1,4-2,0 m

  • T =< 6 uur bij een waterdiepte > 2,0 m

Bij gebruik van ozon als oxydatiemiddel mag zowel de genoemde hoeveelheid van 2,0 m3/zwemmer of bader als de met de formule berekende pompcapaciteit door 1,2 worden gedeeld.

Bijlage

IV

Analysevoorschriften

1. Bij 37 °C kweekbare kiemen

NEN 6550, 1e druk 1979

2. Bacteriën van de coli-groep

NEN 6553, 1e druk 1981 of NEN 6557, 1e druk 1981

3. Thermotolerante bacteriën van de coli-groep

NEN 6572, 1e druk 1982 of NEN 6570, 1e druk 1982

4. Pseudomonas aeruginosa

NEN 6573, 1e druk 1987

5. Troebelingsgraad

NEN-EN-ISO 7027, 1e druk 1994

6. Kaliumpermanganaatverbruik

NEN-EN-ISO 8467, 1e druk 1995

7. Zuurgraad (pH)

NEN 6411, 1e druk 1981

8. Buffercapaciteit

NEN 6497, 1e druk 1983

9. Ureum

NEN 6494, 1e druk 1984

10. Vrij beschikbaar chloor, vrij beschikbaar chloor indien cyaanzuur wordt gebruikt en gebonden beschikbaar chloor

NEN 6480, 1e druk 1982

11. Cyanuurzuur

NEN 6493, 1e druk 1984

12. Ozon

NEN 6495, 1e druk 1984

13. Legionella

NEN 6265, 1e druk 1991

14. faecale streptokokken

NEN 6563, 1e druk 1982

In plaats van de aangewezen analysemethoden mag volgens andere methoden worden geanalyseerd, mits de resultaten van die methoden gelijkwaardig zijn aan die van de aangewezen methoden.