Wet van 6 juni 1991, houdende regels met betrekking tot de waterschappen

Waterschapswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 133 van de Grondwet regels moeten worden gesteld volgens welke de opheffing en instelling geschiedt van waterschappen en volgens welke de taken en inrichting van waterschappen en de samenstelling van hun besturen worden geregeld;
dat voorts ingevolge diezelfde grondwetsbepaling de verordenende en andere bevoegdheden van de besturen van waterschappen, de openbaarheid van hun vergaderingen, alsmede het toezicht op deze besturen moet worden geregeld;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel

I

De waterschappen

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Bepalingen voor het opheffen, het instellen en het reglementeren van waterschappen

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Een besluit van provinciale staten tot het opheffen of instellen van een waterschap dan wel tot vaststelling of wijziging van de taak of het gebied van een waterschap behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel

5a

Artikel

5b

Artikel

6

Het opheffen of instellen van een waterschap dan wel het vaststellen van een reglement van een waterschap, waarvan het gebied in twee of meer provincies is gelegen, geschiedt bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de desbetreffende provincies. Hetzelfde geldt voor het wijzigen van dat reglement, tenzij deze colleges bij reglement het vaststellen van wijzigingen die naar hun oordeel van beperkte strekking zijn opdragen aan één van hen. De artikelen 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing. Aan deze artikelen wordt toepassing gegeven door een commissie uit het midden van de desbetreffende colleges, tenzij deze colleges besluiten deze toepassing aan één van hen op te dragen.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Titel

II

De samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur

Hoofdstuk

III

Inleidende bepaling

Artikel

10

Hoofdstuk

IV

Het algemeen bestuur

§

1

De samenstelling

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

§

2

De zittingsduur, het lidmaatschap en de plaatsvervanging

Artikel

16

Artikel

17

De organisatie geeft de benoemde schriftelijk kennis van zijn benoeming. De organisatie geeft tegelijkertijd schriftelijk kennis van de benoeming aan het algemeen bestuur.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

§

3

De zittingsduur, het begin van het lidmaatschap en de plaatsvervanging

Artikel

25

Vervallen

§

4

Bijzondere bepalingen in verband met de instelling van een waterschap

Artikel

26

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Vervallen

§

5

De inrichting

Artikel

31

Artikel

31a

Leden van het dagelijks bestuur die na de stemming, bedoeld in artikel J 6a van de Kieswet, niet zijn toegelaten tot lid van het algemeen bestuur zijn geen lid van dat algemeen bestuur.

Artikel

31b

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van het algemeen bestuur hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden in het algemeen bestuur, behorende bij de categorie van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, wegens handelen in strijd met artikel 33 van het lidmaatschap van het algemeen bestuur is vervallen verklaard.

Artikel

32

Artikel

32a

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuwe leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van een waterschapsbelasting; en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter.

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

De leden van het algemeen bestuur stemmen zonder last.

Artikel

38a

Artikel

38b

Artikel

38c

Artikel

39

Zij die behoren tot het algemeen bestuur van het waterschap en anderen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of schriftelijk aan het algemeen bestuur hebben overgelegd.

Hoofdstuk

V

Het dagelijks bestuur

§

1

De samenstelling

Artikel

40

Artikel

41

§

1a

De plaatsvervanging

Artikel

41a

Artikel

41b

Artikel

41c

§

2

De inrichting

Artikel

42

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Artikel

44a

Artikel

44b

Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.

Artikel

44c

Artikel

44d

Artikel

44f

Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging, geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.

Artikel

44g

Artikel

44h

Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten het waterschap, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen het waterschap van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.

Artikel

44j

Met bezoldiging worden in de artikelen 44a tot en met 44h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook – waarop het lid van het dagelijks bestuur krachtens artikel 44, eerste lid, eerste zin, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden krachtens artikel 44, eerste lid, aanspraak hebben.

Artikel

44k

Artikel

45

Ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 38 tot en met 39 van overeenkomstige toepassing. Bovendien zijn de artikelen 31, 33 en 34 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur die zijn benoemd met gebruik van een op grond van artikel 41, derde lid, verleende ontheffing.

Hoofdstuk

VI

De voorzitter

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Het ambt van voorzitter ontheft van alle bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot het verrichten van persoonlijke diensten.

Artikel

51a

Hoofdstuk

VI0a

De rekenkamer

§

1

De rekenkamer van het waterschap

Artikel

51aa

Het algemeen bestuur stelt een rekenkamer in.

Artikel

51ab

Het algemeen bestuur stelt het aantal leden van de rekenkamer vast.

Artikel

51ac

Artikel

51ad

Artikel

51ae

Artikel 32 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

Artikel

51af

Artikel

51ag

Artikel

51ai

Artikel

51aj

Artikel

51ak

De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van het algemeen bestuur vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

§

2

De gemeenschappelijke rekenkamer

Artikel

51al

In afwijking van artikel 51aa kan het algemeen bestuur met het algemeen bestuur of de algemene besturen van een of meer andere waterschappen met toepassing van de artikelen 50, en 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of met provinciale staten van één of meer provincies of de raad of raden van één of meer gemeenten, al dan niet met het algemeen bestuur of de algemene besturen van een of meer andere waterschappen tezamen, met toepassing van de artikelen 51 en 52, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, een gemeenschappelijke rekenkamer instellen. De artikelen 10, tweede en derde lid, 10a, 11, 15, 16, 17, 20, derde lid, 21, 22, 23, 30 en 54 van die wet zijn niet van toepassing.

Artikel

51am

Artikel

51an

Indien het algemeen bestuur of de algemene besturen met provinciale staten van een of meer provincies of de raad of de raden van een of meer gemeenten een gemeenschappelijke rekenkamer instelt, is, onverminderd artikel 51am, eerste lid, juncto artikel 51af, een lid van de rekenkamer niet tevens:

  • a.

    lid van provinciale staten van een deelnemende provincie of de raad van een deelnemende gemeente;

  • b.

    ambtenaar, in dienst van een deelnemende provincie of gemeente of uit anderen hoofde aan het bestuur van een deelnemende provincie of gemeente ondergeschikt;

  • c.

    ambtenaar, in dienst van de Staat, tot wiens taak het behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie of gemeente; of

  • d.

    functionaris, krachtens de wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur of het bestuur van de gemeente van advies te dienen.

Artikel

51ao

In de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer wordt ingesteld, worden ten minste regels gesteld over:

  • a.

    het op verzoek van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer in dienst nemen van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer;

  • b.

    de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten.

Hoofdstuk

VIA

De ombudsman

§

1

Algemene bepaling

Artikel

51b

§

2

De ombudsman voor het waterschap

Artikel

51c

Artikel

51d

Artikel

51e

Artikel

51f

Artikel

51g

De ombudsman zendt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden aan het algemeen bestuur.

Artikel

51h

De ombudsman ontvangt een bij verordening van het algemeen bestuur vastgestelde vergoeding voor zijn werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

§

3

De ombudscommissie voor het waterschap

Artikel

51i

Artikel

51j

§

4

De gezamenlijke ombudsman en de gezamenlijke ombudscommissie

Artikel

51k

Artikel

51l

Indien het algemeen bestuur een ombudsman of een ombudscommissie instelt met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijn de in die wet ten aanzien van gemeenschappelijke organen opgenomen bepalingen slechts van toepassing voor zover de aard van de aan de ombudsman of de ombudscommissie opgedragen taken zich daartegen niet verzet.

Hoofdstuk

VII

Afdelingen

Artikel

52

Vervallen

Hoofdstuk

VIII

De secretaris

Artikel

53

Artikel

54

In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur de secretaris op non-actief stellen. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De op non-actiefstelling vervalt indien het algemeen bestuur niet in een binnen acht weken na de datum van de op non-actiefstelling gehouden vergadering instemt met de op non-actiefstelling.

Artikel

55

De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, mede.

Artikel

55a

Hoofdstuk

VIIIa

Geheimhouding

Artikel

55b

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie van het waterschap kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen ten aanzien van informatie die bij dat orgaan berust.

Artikel

55c

Artikel

55d

Titel

III

De bevoegdheid van het waterschapsbestuur

Hoofdstuk

IX

Algemene bepalingen

§

1

Inleidende bepaling

Artikel

56

§

2

Verhouding tot provincie en Rijk

Artikel

57

Onze Minister wie het aangaat en provinciale staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten doen het waterschapsbestuur desgevraagd mededeling van hun standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor het waterschap van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet, en bieden het waterschapsbestuur desgevraagd de gelegenheid tot overleg over die aangelegenheden.

Artikel

58

Artikel

59

§

3

Bijzondere voorzieningen

Artikel

60

§

4

Last onder bestuursdwang

Artikel

61

Artikel

62

Vervallen

Artikel

63

Vervallen

Artikel

64

Vervallen

Artikel

65

Vervallen

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Vervallen

Artikel

69

Vervallen

Artikel

71

Vervallen

Artikel

72

Vervallen

§

5

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden

Artikel

73

Vervallen

Artikel

73a

Vervallen

Artikel

73b

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Vervallen

Hoofdstuk

X

De bevoegdheid van het algemeen bestuur

Artikel

77

De in artikel 56 omschreven bevoegdheid tot regeling en bestuur berust bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens reglement dan wel bij wet of bij algemene maatregel van bestuur is toegekend aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter.

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

Vervallen

Artikel

83

Hoofdstuk

XI

De bevoegdheid van het dagelijks bestuur

§

1

Algemene bevoegdheden

Artikel

84

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

87

Vervallen

Artikel

88

Het dagelijks bestuur kan mandaat verlenen aan een of meer leden van het dagelijks bestuur.

Artikel

89

§

2

Bijzondere bevoegdheden

Artikel

90

Vervallen

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Vervallen

Artikel

93

Vervallen

Hoofdstuk

XII

De bevoegdheid van de voorzitter

Artikel

94

Artikel

95

De voorzitter vertegenwoordigt het waterschap in en buiten rechte. Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.

Artikel

96

Artikel

97

Hoofdstuk

XIIa

De bevoegdheid van de rekenkamer

Artikel

97a

Artikel

97b

Artikel

97c

Artikel

97d

Artikel

97e

Het dagelijks bestuur zendt het algemeen bestuur jaarlijks een overzicht van de aan het dagelijks bestuur gedane voorstellen van de rekenkamer, vergezeld van zijn standpunt daaromtrent en van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven.

Titel

IV

De financiën van het waterschap

Hoofdstuk

XIII

Algemene bepalingen

Artikel

98

Artikel

98a

Hoofdstuk

XIV

De begroting en de jaarrekening

§

1

De begroting

Artikel

99

Artikel

100

Artikel

101

§

2

De jaarrekening

Artikel

103

Artikel

104

Artikel

106

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

Artikel

107

Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag, vergezeld van de overige in artikel 103 bedoelde stukken binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan gedeputeerde staten. Het dagelijks bestuur voegt daarbij, indien van toepassing, het besluit van het algemeen bestuur over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie, bedoeld in artikel 104, derde lid.

Artikel

107a

Indien het algemeen bestuur de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststelt, zendt het dagelijks bestuur de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 103 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan gedeputeerde staten.

Hoofdstuk

XV

De administratie en de controle

Artikel

108

Artikel

109

Artikel

109a

Artikel

109b

Het dagelijks bestuur zendt de verordeningen, bedoeld in de artikelen 108, 109 en 109a, binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten.

Artikel

109c

Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie, bedoeld in artikel 108, eerste lid.

Hoofdstuk

XVI

De waterschapsbelastingen

Artikel

110

Het algemeen bestuur besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een waterschapsbelasting door het vaststellen van een belastingverordening.

Artikel

111

De belastingverordening vermeldt in de daartoe leidende gevallen de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is, alsmede het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel

112

Vervallen

Artikel

113

Behalve de belastingen of rechten waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt, worden door het waterschap geen andere belastingen en rechten geheven dan de precariobelasting, bedoeld in artikel 114, de rechten, bedoeld in artikel 115, en de heffingen, bedoeld in de artikelen 117, 122a en 122d.

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

115a

Hoofdstuk

XVII

De watersysteemheffing

Artikel

116

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ingezetene: degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een lid van dat huishouden, dat wordt aangewezen door de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap;

  • b.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;

  • c.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van ten minste één hectare.

Artikel

117

Artikel

118

Artikel

119

Artikel

120

Artikel

121

Artikel

122

Hoofdstuk

XVIIa

De heffing ter bekostiging van het wegenbeheer

Artikel

122a

Artikel

122b

Hoofdstuk

XVIIb

De zuiveringsheffing

Artikel

122c

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    zuiveringtechnisch werk: een werk voor het zuiveren van afvalwater of het transport van afvalwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool;

  • b.

    openbaar vuilwaterriool: openbaar vuilwaterriool als bedoeld in de Omgevingswet;

  • c.

    afvoeren: het brengen van stoffen op een openbaar vuilwaterriool of op een zuiveringtechnisch werk;

  • d.

    stoffen: afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen;

  • e.

    afvalwater: afvalwater als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Omgevingswet;

  • f.

    drinkwater: drinkwater als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet;

  • g.

    drinkwaterbedrijf: drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet;

  • h.

    woonruimte: een ruimte als bedoeld in artikel 116, onder b;

  • i.

    bedrijfsruimte: een naar zijn aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen ruimte of terrein, niet zijnde een woonruimte, een zuiveringtechnisch werk of een openbaar vuilwaterriool;

  • j.

    ingenomen water: geleverd drink- en industriewater en warm tapwater, onttrokken grond- en oppervlaktewater en opgevangen hemelwater;

  • k.

    warm tapwater: warm tapwater als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet.

Artikel

122d

Artikel

122e

Voor de heffing geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.

Artikel

122f

Artikel

122g

Artikel

122h

Artikel

122i

Artikel

122j

Het aantal vervuilingseenheden in een kalenderjaar kan geheel of gedeeltelijk door middel van schatting worden vastgesteld indien door de heffingplichtige:

  • a.

    de meting, bemonstering en analyse niet of niet geheel is geschied in overeenstemming met de in artikel 122g bedoelde regels;

  • b.

    het aantal vervuilingseenheden niet is berekend met behulp van meting, bemonstering en analyse en bepaling van de vervuilingswaarde op basis van artikel 122h, eerste lid, 122i, eerste of tweede lid, of 122k, eerste lid of vierde lid, niet mogelijk is;

  • c.

    het aantal vervuilingseenheden niet is berekend met behulp van meting, bemonstering, bepaling van de vervuilingswaarde op basis van artikel 122k, vierde lid, wel mogelijk is, maar door de heffingplichtige gedurende het heffingsjaar geen verzoek als bedoeld in dat artikel is gedaan.

Artikel

122k

Artikel

122l

Nadere regels met betrekking tot de zuiveringsheffing kunnen worden gesteld bij verordening van het algemeen bestuur.

Hoofdstuk

XVIII

De heffing en invordering van waterschapsbelastingen

Artikel

123

Artikel

124

Artikel

125

Waterschapsbelastingen kunnen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze, doch niet bij wege van afdracht op aangifte.

Artikel

125a

Artikel

126a

Artikel

127

Artikel

128

Artikel

128a

Een ambtenaar als bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel d, is voor zover dit voor de heffing van de in artikel 122d, eerste lid, van deze wet of artikel 7.2, tweede lid, van de Waterwet bedoelde waterschapsbelasting redelijkerwijs nodig is, bevoegd:

  • a.

    elke plaats met medeneming van de benodigde apparatuur, zo nodig met behulp van de sterke arm, zonder toestemming van de bewoner te betreden met uitzondering van een woning;

  • b.

    monsters te nemen van het afvalwater dat wordt afgevoerd in de zin van artikel 122c, onderdeel c, van deze wet of wordt geloosd in de zin van artikel 7.1 van de Waterwet.

Artikel

129

Artikel

130

Vervallen

Artikel

131

Indien bezwaar wordt gemaakt zowel tegen een belastingaanslag in de heffing ter zake van een gebouwde of ongebouwde onroerende zaak als tegen een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking welke ten grondslag heeft gelegen aan die belastingaanslag, vangt, ingeval feiten en omstandigheden in het geding zijn die van belang zijn zowel voor de heffing ter zake van een gebouwde of ongebouwde onroerende zaak als voor de vaststelling van de waarde op de voet van genoemd hoofdstuk IV, de termijn waarbinnen de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap uitspraak doet op het eerstbedoelde bezwaar aan, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, op het tijdstip waarop de op de voet van genoemd hoofdstuk IV gegeven beschikking onherroepelijk is komen vast te staan.

Artikel

132

Artikel

133

In de gevallen waarin het volkenrecht dan wel, naar het oordeel van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Onze Minister van Financiën, het internationale gebruik daartoe noodzaakt, wordt vrijstelling van waterschapsbelastingen verleend. Onze genoemde Ministers kunnen gezamenlijk ter zake nadere regels stellen.

Artikel

134

Naast een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf kan door de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap ook een in die verordening voorziene vrijstelling ambtshalve worden verleend.

Artikel

135

Vervallen

Artikel

136

Op overtreding van een in de belastingverordening voorkomende bepaling betreffende heffing en invordering kan, voor zover die overtreding is aangemerkt als strafbaar feit, uitsluitend een geldboete worden gesteld en wel een geldboete van de tweede categorie.

Artikel

137

Vervallen

Artikel

138

Artikel

139

Artikel

142

Artikel

144

Artikel

145

Indien inzake een waterschapsbelasting exploot moet worden gedaan, een akte van vervolging betekend of een dwangbevel ten uitvoer gelegd in het gebied van een ander waterschap dan dat waaraan de belasting verschuldigd is, is daartoe naast de belastingdeurwaarder van laatstbedoeld waterschap mede de belastingdeurwaarder van het eerstbedoelde waterschap bevoegd en desgevraagd verplicht.

Artikel

146

De eigenaar of degene, die krachtens een ander beperkt recht het genot heeft van in het gebied van een waterschap gelegen onroerende zaak en die binnen Nederland geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, is verplicht aan het dagelijks bestuur van dat waterschap een adres binnen Nederland op te geven, waar de voor hem bestemde stukken betreffende waterschapsbelastingen of betreffende de in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde kosten van bestuursdwang worden bezorgd of betekend. Indien hij hiermede in gebreke blijft, geschiedt de betekening van een dwangbevel aan de persoon of in het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechtbank binnen welker rechtsgebied de onroerende zaak geheel of gedeeltelijk ligt. De deurwaarder of de belastingdeurwaarder zendt, zo mogelijk, een tweede afschrift onverwijld per aangetekende brief aan de woonplaats of het werkelijk verblijf van de betrokkene.

Artikel

147

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het kader van dit hoofdstuk passende nadere regelen worden gesteld ter aanvulling van de in dit hoofdstuk geregelde onderwerpen.

Titel

V

Aanvullende bepalingen inzake het toezicht op het waterschapsbestuur

Hoofdstuk

XIX

Goedkeuring

Artikel

148

Vervallen

Artikel

149

Vervallen

Artikel

150

Vervallen

Artikel

151

Vervallen

Artikel

152

Vervallen

Hoofdstuk

XX

Het beroep tegen besluiten

Artikel

153

Vervallen

Artikel

154

Vervallen

Artikel

155

Vervallen

Hoofdstuk

XXI

Schorsing en vernietiging

Artikel

156

Artikel

157

Vervallen

Artikel

158

Artikel

159

Vervallen

Artikel

160

Vervallen

Artikel

161

Indien een bekendgemaakt besluit is vernietigd of indien het niet is vernietigd binnen de tijd waarvoor het is geschorst, wordt hiervan door het waterschapsbestuur kennisgegeven in het waterschapsblad.

Artikel

163

Het waterschapsbestuur neemt opnieuw een besluit omtrent het onderwerp van het vernietigde besluit, waarbij met het besluit tot vernietiging wordt rekening gehouden.

Hoofdstuk

XXII

Het toezicht op interprovinciale waterschappen

Artikel

164

Titel

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

165

Vervallen

Artikel

166

Vervallen

Artikel

167

Vervallen

Artikel

168

Vervallen

Artikel

169

Vervallen

Artikel

170

Vervallen

Artikel

170a

Vervallen

Artikel

171

Vervallen

Artikel

174

Vervallen

Artikel

175

Vervallen

Artikel

176

Vervallen

Artikel

177

Vervallen

Artikel

178

Vervallen

Artikel

179

Vervallen

Artikel

180

Deze wet kan worden aangehaald als Waterschapswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Justitie a.i., J. E. Andriessen

Inhoud

Titel I

De waterschappen

Hoofdstuk I

Inleidende bepalingen (artt. 1-2)

Hoofdstuk II

Bepalingen voor het opheffen, het instellen en het reglementeren van waterschappen (artt. 3-9)

Titel II

De samenstelling en de inrichting van het waterschapsbestuur

Hoofdstuk III

Inleidende bepaling (art. 10)

Hoofdstuk IV

Het algemeen bestuur (artt. 11-39)

§ 1

De samenstelling (artt. 11-13)

§ 2

De verkiezing (artt. 14-30)

§ 3

De inrichting (artt. 31-39)

Hoofdstuk V

Het dagelijks bestuur (artt. 40-45)

§ 1

De samenstelling (artt. 40-41)

§ 2

De inrichting (artt. 42-45)

Hoofdstuk VI

De voorzitter (artt. 46-51)

Hoofdstuk VII

(afdelingen art. 52)

Hoofdstuk VIII

De secretaris (artt. 53-55)

Titel III

De bevoegdheid van het waterschapsbestuur

Hoofdstuk IX

Algemene bepalingen (artt. 56-76)

§ 1

Inleidende bepaling (art. 56)

§ 2

Verhouding tot provincie en Rijk (artt. 57-59)

§ 3

Bijzondere voorzieningen (art. 60)

§ 4

Bestuursdwang (artt. 61-72)

§ 5

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende regels inhouden (artt. 73-76)

Hoofdstuk X

De bevoegdheid van het algemeen bestuur (artt. 77-83)

Hoofdstuk XI

De bevoegdheid van het dagelijks bestuur (artt. 84-93)

§ 1

Algemene bevoegdheden (artt. 84-89)

§ 2

Bijzondere bevoegdheden (artt. 90-93)

Hoofdstuk XII

De bevoegdheid van de voorzitter (artt. 94-97)

Titel IV

De financiën van het waterschap

Hoofdstuk XIII

Inleidende bepaling (art. 98)

Hoofdstuk XIV

De begroting en de rekening (artt. 99-107)

§ 1

De begroting (artt. 99-104)

§ 2

De rekening (artt. 105-107)

Hoofdstuk XV

De administratie en de controle (artt. 108-109)

Hoofdstuk XVI

De waterschapsbelastingen (artt. 110-115)

Hoofdstuk XVII

Bijzondere bepalingen omtrent de omslagen (artt. 116-122)

Hoofdstuk XVIII

De heffing en invordering van waterschapsbelastingen (artt. 123-147)

Titel V

Het toezicht op het waterschapsbestuur

Hoofdstuk XIX

De goedkeuring van besluiten (artt. 148-152)

Hoofdstuk XX

Het beroep tegen besluiten (artt. 153-155)

Hoofdstuk XXI

De vernietiging en schorsing van besluiten (artt. 156-163)

Hoofdstuk XXII

Het toezicht op interprovinciale waterschappen (art. 164)

Titel VI

Overgangs- en slotbepalingen (artt. 165-180)