Wet van 17 mei 2010, houdende regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat met de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen dat zij een staatsrechtelijke positie krijgen binnen het Nederlandse staatsbestel en worden ingericht als openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet en dat het in verband hiermee wenselijk is de instelling en inrichting van deze openbare lichamen te regelen, de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen, de openbaarheid van hun vergaderingen alsmede het toezicht op deze besturen, waarbij voor zover mogelijk aansluiting wordt gezocht bij het gemeentelijk bestuursmodel;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

De instelling van de openbare lichamen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

4a

Bij algemene maatregel van bestuur worden de grenzen van de openbare lichamen vastgesteld.

Hoofdstuk

III

De inrichting en samenstelling van de organen van het openbaar lichaam

Afdeling

I

Algemene bepaling

Artikel

5

In elk openbaar lichaam is een eilandsraad, een bestuurscollege, een gezaghebber en een kiescollege voor de Eerste Kamer.

Afdeling

II

De eilandsraad

Artikel

6

De eilandsraad vertegenwoordigt de gehele bevolking van het openbaar lichaam.

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Het aantal leden van de eilandsraad bedraagt:

  • a.

    negen in het openbaar lichaam Bonaire;

  • b.

    vijf in de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba.

Artikel

10

De gezaghebber is voorzitter van de eilandsraad.

Artikel

11

Artikel

12

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de eilandsraad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de eilandsraad wegens handelen in strijd met artikel 16 van het lidmaatschap van de eilandsraad is vervallen verklaard.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

De eilandsraad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel

18

Artikel

19

De eilandsraad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de eilandsraad in oude samenstelling aftreden.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

De leden van het eilandsbestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht in rechte getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 144, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES over hetgeen zij in de vergadering van de eilandsraad hebben gezegd of aan de eilandsraad schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Artikel

28

De leden van de eilandsraad stemmen zonder last.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Afdeling

III

Het bestuurscollege

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Het aantal eilandgedeputeerden bedraagt:

  • a.

    drie in het openbaar lichaam Bonaire;

  • b.

    twee in de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba.

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

De benoeming van eilandgedeputeerden na de verkiezing van de leden van de eilandsraad vindt plaats in een vergadering van de eilandsraad in nieuwe samenstelling.

Artikel

43

In het geval van artikel 42 gaat de benoeming van degene die zijn benoeming tot eilandgedeputeerde heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal eilandgedeputeerden zijn benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.

Artikel

44

De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig mogelijk.

Artikel

45

De benoemde eilandgedeputeerde deelt de eilandsraad uiterlijk op de tiende dag na de kennisgeving van zijn benoeming mee of hij de benoeming aanneemt. Indien deze termijn verstrijkt zonder mededeling, wordt de benoemde eilandgedeputeerde geacht de benoeming niet aan te nemen.

Artikel

46

Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

De Rijksvertegenwoordiger bewaart de verklaringen, bedoeld in artikel 49, gedurende tien jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop hij deze heeft ontvangen. Na afloop van deze termijn draagt hij zorg voor de vernietiging hiervan.

Artikel

51

De Rijksvertegenwoordiger en degenen die in zijn opdracht handelen zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van artikel 49 ontvangen verklaringen. Zij verstrekken de verklaringen of doen hierover slechts mededeling aan instanties die zijn belast met de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

Artikel

52

Indien een eilandgedeputeerde de verklaring, bedoeld in artikel 49, niet tijdig bij de Rijksvertegenwoordiger indient, informeert deze onverwijld de eilandsraad.

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop de eilandsraad tot ontslag van een eilandgedeputeerde heeft besloten.

Artikel

62

Het bestuurscollege stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan de eilandsraad wordt toegezonden.

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Artikel

68

De leden van het bestuurscollege en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het bestuurscollege hebben gezegd of aan het bestuurscollege schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Afdeling

IV

De gezaghebber

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Voor de benoembaarheid tot gezaghebber is het Nederlanderschap vereist.

Artikel

76

Dezelfde persoon kan niet in meer dan een openbaar lichaam tot gezaghebber worden benoemd.

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

83

De artikelen 49 tot en met 52 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezaghebber, met dien verstande dat in artikel 49 voor «ontslag» wordt gelezen «ontslag onderscheidenlijk afloop van de benoemingstermijn» en dat in artikel 52 voor «eilandsraad» wordt gelezen «Onze Minister».

Artikel

84

Het ambt van gezaghebber ontheft van alle bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot het verrichten van persoonlijke diensten.

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Bij koninklijk besluit wordt bepaald, welke de onderscheidingstekenen van de gezaghebber zijn en bij welke gelegenheden hij deze zal dragen.

Artikel

90

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

De toekenning van een vergoeding ten laste van het openbaar lichaam aan degene die met de waarneming van het ambt van gezaghebber is belast, wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel

93

Ten aanzien van degene die met de waarneming van het ambt van gezaghebber is belast, zijn de artikelen 75 en 79 tot en met 82 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

94

Afdeling

IVa

Het kiescollege voor de Eerste Kamer

Artikel

94a

Het aantal leden van het kiescollege is in het openbaar lichaam Bonaire, in het openbaar lichaam Sint Eustatius en in het openbaar lichaam Saba gelijk aan het aantal leden van de eilandsraad van dat openbaar lichaam, bedoeld in artikel 9.

Artikel

94b

De gezaghebber is voorzitter van het kiescollege.

Artikel

94c

Afdeling

V

De gezamenlijke rekenkamer

Artikel

95

De eilandsraden stellen gezamenlijk bij eilandsverordening een gezamenlijke rekenkamer in.

Artikel

96

Artikel

97

Artikel

98

Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de gezamenlijke rekenkamer.

Artikel

99

Artikel

100

Artikel

102

Artikel

103

De eilandsraden stellen, na overleg met de gezamenlijke rekenkamer, de gezamenlijke rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

Artikel

104

Artikel

105

Afdeling

VI

De ombudsfunctie

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

107

Artikel

108

Indien de eilandsraden een gezamenlijke ombudsman of een gezamenlijke ombudscommissie instellen met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijn de in die wet ten aanzien van gemeenschappelijke organen opgenomen bepalingen slechts van toepassing voor zover de aard van de aan de gezamenlijke ombudsman of de gezamenlijke ombudscommissie opgedragen taken zich daartegen niet verzet.

§

2

De gezamenlijke ombudsman

Artikel

109

Artikel

110

Artikel

111

Artikel

112

Artikel

113

De gezamenlijke ombudsman zendt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden aan de eilandsraden.

Artikel

114

De gezamenlijke ombudsman ontvangt een bij eilandsverordening van de eilandsraden vastgestelde vergoeding voor zijn werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

§

3

De gezamenlijke ombudscommissie

Artikel

115

Artikel

116

Afdeling

VII

De commissies

Artikel

117

Artikel

118

Artikel

119

Vervallen

Afdeling

VIIa

Geheimhouding

Artikel

119b

Artikel

119c

Afdeling

VIII

Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van de eilandsraad en de commissies

Artikel

120

Artikel

121

Artikel

122

Aan de leden van de eilandsraad en de personen, genoemd in artikel 121, eerste lid, vindt vergoeding van reis- en verblijfkosten, gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van het openbaar lichaam ter uitvoering van een beslissing van het eilandsbestuur, slechts plaats overeenkomstig door de eilandsraad bij eilandsverordening vastgestelde regels.

Artikel

123

Afdeling

IX

De eilandsecretaris en de eilandgriffier

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

124

§

2

De eilandsecretaris

Artikel

126

Artikel

127

Artikel

128

De eilandsecretaris is in de vergadering van het bestuurscollege aanwezig.

§

3

De eilandgriffier

Artikel

130

De eilandsraad benoemt de eilandgriffier. Hij is tevens bevoegd de eilandgriffier te schorsen en te ontslaan.

Artikel

131

Artikel

132

De eilandgriffier is in de vergadering van de eilandsraad aanwezig.

Artikel

134

Artikel

135

Een besluit houdende de benoeming, bevordering, schorsing of ontslag van de eilandgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren behoeft de goedkeuring van de Rijksvertegenwoordiger. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of de regels die door de eilandsraad zijn vastgesteld voor benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van de eilandgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren.

Hoofdstuk

IV

De bevoegdheid van het eilandsbestuur

Afdeling

I

Algemene bepalingen

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

136

Artikel

137

Bij of krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen de openbare lichamen.

Artikel

138

Artikel

139

§

2

Bestuursdwang

Artikel

140

Artikel

141

§

3

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden

Artikel

142

Vervallen

Artikel

143

Vervallen

Artikel

144

Vervallen

Artikel

145

Vervallen

Artikel

146

Vervallen

Artikel

147

Vervallen

§

4

Termijnen

Afdeling

II

De bevoegdheid van de eilandsraad

Artikel

149

Artikel

150

Artikel

151

Artikel

152

De eilandsraad maakt de eilandsverordeningen die hij in het belang van het openbaar lichaam nodig oordeelt.

Artikel

153

Indien het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van een voorschrift van een eilandsverordening, dat strekt tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen vereist dat de met het toezicht op de naleving of de opsporing belaste personen bevoegd zijn binnen te treden in een woning zonder toestemming van de bewoner, kan de eilandsraad deze bevoegdheid bij eilandsverordening verlenen.

Artikel

154

De eilandsraad stelt een eilandsverordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van het openbaar lichaam worden betrokken.

Artikel

155

Artikel

156

Artikel

157

Artikel

158

Artikel

159

Artikel

160

Artikel

161

Artikel

162

Artikel

163

Artikel

164

Artikel

165

Het bestuurscollege neemt de door de eilandsraad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerp-begroting.

Artikel

165a

Artikel

165b

De artikelen 161 tot en met 165 zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke onderzoekscommissie, bedoeld in artikel 165a, met dien verstande dat:

Artikel

166

Artikel

167

Afdeling

III

De bevoegdheid van het bestuurscollege

Artikel

168

Artikel

169

Het bestuurscollege kan een in het openbaar lichaam dienstdoende ambtenaar van politie machtigen in zijn naam besluiten te nemen of andere handelingen te verrichten.

Artikel

170

Artikel

171

Afdeling

IV

De bevoegdheid van de gezaghebber

Artikel

172

Artikel

173

Artikel

174

Artikel

175

Artikel

176

Artikel

177

Artikel

178

Artikel

179

Artikel

180

Artikel

181

Artikel

182

Afdeling

V

De bevoegdheid van de gezamenlijke rekenkamer

Artikel

183

Artikel

184

Artikel

185

Artikel

186

Hoofdstuk

V

Verhouding tot het Rijk

Afdeling

I

De Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

187

Artikel

188

Artikel

189

De Rijksvertegenwoordiger kan te allen tijde bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister worden ontslagen.

Artikel

190

Artikel

191

Voor de benoembaarheid tot Rijksvertegenwoordiger is het Nederlanderschap vereist.

Artikel

192

Artikel

193

Artikel

194

Artikel

195

De Rijksvertegenwoordiger is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • g.

    lid van een eilandsraad;

  • h.

    gezaghebber;

  • i.

    eilandgedeputeerde;

  • j.

    lid van het kiescollege;

  • k.

    lid van de gezamenlijke rekenkamer;

  • l.

    gezamenlijke ombudsman of lid van de gezamenlijke ombudscommissie;

  • m.

    ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt;

  • n.

    functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het bestuur van een openbaar lichaam van advies dient.

  • o.

    lid van provinciale staten;

  • p.

    commissaris van de Koning;

  • q.

    gedeputeerde van een provincie;

  • r.

    lid van een gemeenteraad;

  • s.

    burgemeester;

  • t.

    wethouder.

Artikel

196

De Rijksvertegenwoordiger mag niet:

  • a.

    als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van een openbaar lichaam of een eilandsbestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van een openbaar lichaam of een eilandsbestuur;

  • b.

    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van een openbaar lichaam of een eilandsbestuur;

  • c.

    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met een openbaar lichaam aangaan van:

    • 1°.

      overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

    • 2°.

      overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan een openbaar lichaam;

  • d.

    rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    • 1°.

      het aannemen van werk ten behoeve van een openbaar lichaam;

    • 2°.

      het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een openbaar lichaam;

    • 3°.

      het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan een openbaar lichaam;

    • 4°.

      het verhuren van roerende zaken aan een openbaar lichaam;

    • 5°.

      het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van een openbaar lichaam;

    • 6°.

      het van een openbaar lichaam onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • 7°.

      het onderhands huren of pachten van een openbaar lichaam.

Artikel

197

Het ambt van Rijksvertegenwoordiger ontheft van alle bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot het verrichten van persoonlijke diensten.

Artikel

198

Artikel

199

Artikel

200

Artikel

201

De toekenning van een vergoeding aan de waarnemend Rijksvertegenwoordiger wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel

202

Artikel

203

Voor zover dit niet bij wet is geschied, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de Rijksvertegenwoordiger en de waarnemend Rijksvertegenwoordiger regels vastgesteld betreffende:

  • a.

    benoeming, herbenoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie en ontslag;

  • b.

    onderzoek naar de geschiktheid en bekwaamheid;

  • c.

    aanspraken in geval van ziekte;

  • d.

    bescherming bij de arbeid;

  • e.

    andere aangelegenheden, zijn rechtspositie betreffende, die regeling behoeven.

§

2

De bevoegdheid van de Rijksvertegenwoordiger

Artikel

204

Artikel

205

Artikel

206

De eilandsbesturen alsmede de onder hen ressorterende diensten en ambtenaren verlenen op verzoek van de Rijksvertegenwoordiger hun medewerking bij de uitoefening van de hem toegekende taken.

Afdeling

II

Verhouding tot het Rijk

Artikel

207

Onze Minister wie het aangaat en de Rijksvertegenwoordiger doen het bestuurscollege desgevraagd mededeling van hun standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar lichaam van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel

208

Onze Minister wie het aangaat en de Rijksvertegenwoordiger bieden het bestuurscollege desgevraagd de gelegenheid tot het plegen van overleg met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar lichaam van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel

209

Artikel

210

Artikel

211

Artikel

212

Artikel

213

Over al hetgeen het openbaar lichaam betreft dient het bestuurscollege Onze Ministers en de Rijksvertegenwoordiger desgevraagd van bericht en raad, tenzij dit uitdrukkelijk van de gezaghebber wordt verlangd.

Artikel

214

Artikel

215

De bevoegdheid tot het maken van eilandsverordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten of algemene maatregelen van bestuur is voorzien, gehandhaafd, voor zover de eilandsverordeningen met die wetten en algemene maatregelen van bestuur niet in strijd zijn.

Artikel

216

De bepalingen van eilandsverordeningen in wier onderwerp door een wet of een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien, zijn van rechtswege vervallen.

Afdeling

III

Toezicht op het eilandsbestuur

§

1

Goedkeuring

Artikel

217

Artikel

218

§

2

Schorsing en vernietiging

Artikel

220

Een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg van het eilandsbestuur kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.

Artikel

221

De gezaghebber zendt elk eilandsbesluit van algemene strekking, dat niet is bekendgemaakt in het afkondigingsblad van het openbaar lichaam, binnen twee dagen na de bekendmaking daarvan aan de Rijksvertegenwoordiger.

Artikel

222

Artikel

223

Artikel

224

Artikel

225

Indien een bekendgemaakt besluit niet is vernietigd binnen de tijd waarvoor het is geschorst, wordt hiervan door het eilandsbestuur kennisgegeven in het afkondigingsblad.

Artikel

227

Het koninklijk besluit tot schorsing, opheffing of verlenging van de schorsing of tot vernietiging wordt in de Staatscourant geplaatst.

Artikel

228

Het eilandsbestuur neemt opnieuw een besluit omtrent het onderwerp van het vernietigde besluit, waarbij met het koninklijk besluit wordt rekening gehouden.

Artikel

229

§

3

Bijzondere voorzieningen

Artikel

231

Artikel

232

Bij de wet kunnen met afwijking van de artikelen 5 en 149 voorzieningen worden getroffen voor het geval het bestuur van een openbaar lichaam zijn taken grovelijk verwaarloost.

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

233

De gedragscode, bedoeld in artikel 16, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 94d, wordt vastgesteld uiterlijk in de kalendermaand voorafgaande aan de eerstvolgende verkiezing van de leden van de Eerste Kamer na de inwerkingtreding van de wet 14 februari 2018 tot wijziging van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Kieswet in verband met de introductie van kiescolleges voor de Eerste Kamer voor de Caribische openbare lichamen ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (Stb. 2018, 58).

Artikel

235

Vervallen

Artikel

236

Vervallen

Artikel

237

Vervallen

Artikel

238

Vervallen

Artikel

239

Onze Minister zendt binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

240

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

240a

Wijzigt deze wet.

Artikel

241

Deze wet wordt aangehaald als: Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin