Wet van 27 april 1989, houdende financiering van de volksverzekeringen

Wet financiering volksverzekeringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen betreffende de financiering ingevolge de volksverzekeringen te herzien naar aanleiding van het rapport van de commissie tot vereenvoudiging van de loonbelasting en de inkomstenbelasting en deze bepalingen in een afzonderlijke wet onder te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, wordt verstaan onder:

Artikel

2

Voor de toepassing van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, wordt verstaan onder:

Artikel

2a

Voor de toepassing van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, wordt onder de premie voor de volksverzekeringen niet begrepen de nominale premie die de verzekerde ingevolge artikel 17 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aan het ziekenfonds, de ziektekostenverzekeraar of het uitvoerend orgaan verschuldigd is.

Artikel

3

Voor de toepassing van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, wordt verstaan onder verzekerde degene die in de zin van de volksverzekeringen verplicht verzekerd is.

Artikel

4

Voor de toepassing van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, wordt onder "Onze Minister" verstaan: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel

5

Overeenkomstig hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, worden de lasten van de volksverzekeringen en de vrijwillige verzekeringen gefinancierd met premie en met rijksbijdragen.

Hoofdstuk

II

De financiering van de verplichte volksverzekeringen

§

1

Premieplicht

Artikel

6

Premieplichtig voor de volksverzekeringen is de verzekerde.

§

2

Maatstaf

Artikel

7

De maatstaf voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen is het premie-inkomen van de premieplichtige.

Artikel

8

Voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen bij wege van aanslag wordt onder premie-inkomen verstaan het belastbare inkomen uit werk en woning, bepaald volgens de regels van hoofdstuk 3 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De toerekening van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen van de premieplichtige en zijn partner geschiedt overeenkomstig artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001. In het geval de premieplichtige en zijn partner beiden belastingplichtig zijn, geldt de gemaakte keuze, bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, van die wet, zowel voor de heffing van de inkomstenbelasting als voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen.

§

3

Tarief

Artikel

10

Artikel

10a

Artikel

10b

Artikel

11

Artikel

12

Indien een wijziging van een premiepercentage ingaat op een ander tijdstip dan met ingang van 1 januari, wordt bij ministeriële regeling, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën en indien het de premie voor de algemene verzekering bijzondere ziektekosten betreft mede in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een gemiddeld premiepercentage vastgesteld voor door Onze Minister aan te wijzen gevallen en tijdvakken.

§

4

Heffing

Artikel

13

De rijksbelastingdienst heft de premie voor de volksverzekeringen.

Artikel

14

De premie voor de volksverzekeringen wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 15 en onder verrekening van krachtens dat artikel geheven premie, bij wege van aanslag geheven met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regels, met uitzondering van artikel 3 154 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

15

§

5

Invordering

Artikel

16

§

6

Aanvullende regeling

Artikel

17

Bij ministeriële regeling kunnen in overeenstemming met Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen in de paragrafen 1 tot en met 5 is bepaald.

§

7

Schuldige nalatigheid

Artikel

18

Artikel

18a

Het beroep kan niet zijn gegrond op het verweer dat de aanslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Het beroep kan slechts dan zijn gegrond op het verweer dat de aanslag niet is ontvangen, indien belanghebbende aannemelijk kan maken dat hij de aanslag nimmer ontvangen heeft en dat er geen omstandigheden zijn op grond waarvan het niet ontvangen van de aanslag hem kan worden toegerekend.

§

8

Gemoedsbezwaren

Artikel

19

Artikel

20

Indien een ontheffing is verleend in het kader van één of meer volksverzekeringen, wordt voor geen van de volksverzekeringen premie geheven, doch vindt voor al die verzekeringen heffing van premievervangende inkomstenbelasting of premievervangende loonbelasting plaats, aldus dat:

  • a.

    van degene, van wie anders premie voor de volksverzekeringen zou worden geheven bij wege van aanslag, inkomstenbelasting wordt geheven tot het bedrag van die premies;

  • b.

    van degene, van wie anders premie voor de volksverzekeringen zou zijn geheven bij wijze van inhouding, loonbelasting wordt ingehouden tot het bedrag van die premie.

Artikel

21

Artikel

22

Wanneer de Sociale verzekeringsbank een ontheffing verleent of intrekt, doet zij daarvan mededeling aan de inspecteur der directe belastingen binnen wiens ambtsgebied de betrokkene woont of is gevestigd.

Artikel

23

Ten laste van het Rijk komt de premie voor de volksverzekeringen, voor zover die ingevolge een ontheffing als bedoeld in artikel 19 niet wordt geheven.

Artikel

24

Hoofdstuk

III

De financiering van de vrijwillige verzekeringen

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Hoofdstuk

IV

De fondsen

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

29a

Onze Minister stelt een keer per jaar een prognose op van de benodigde middelen tot dekking van de lasten van de algemene ouderdomsverzekering voor de eerstkomende tien jaren, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de opbrengst van de premies voor de algemene ouderdomsverzekering, de rijksbijdragen, bedoeld in artikel 10b, en de ontvangsten en uitgaven van het Spaarfonds AOW, bedoeld in artikel 31.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën besluiten vanaf het jaar 2020 uit het Spaarfonds AOW lasten van de algemene ouderdomsverzekering te betalen.

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Het College voor zorgverzekeringen, bedoeld in de Ziekenfondswet, verder te noemen: het College zorgverzekeringen beheert en administreert afzonderlijk een Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Vervallen

Artikel

44

Door Onze Minister, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Financiën kunnen bij ministeriële regeling regels gesteld worden met betrekking tot de afdracht van de premie voor de volksverzekeringen door de rijksbelastingdienst aan de betrokken fondsen.

Artikel

44a

Artikel

45

Vervallen

Hoofdstuk

V

Voorschriften van procedurele aard, bezwaar en strafbepalingen

§

1

Voorschriften van procedurele aard

Artikel

46

Degene, die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering, bedoeld in hoofdstuk III van deze wet, is verplicht aan de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is, dat zij van invloed zijn op de hoogte van de verschuldigde premie.

Artikel

47

De Sociale verzekeringsbank, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het College zorgverzekeringen, het College toezicht, de organen, betrokken bij de uitvoering van de algemene verzekering bijzondere ziektekosten, de belastingdienst, het Centraal Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn verplicht desgevraagd aan elkaar, aan het College zorgverzekeringen, aan het College toezicht en aan Onze Minister, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

§

2

bezwaar

Artikel

48

In afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de belanghebbende in een bezwaarschriftprocedure ten aanzien van een besluit inzake de verschuldigde premie te betalen voor een vrijwillige verzekering gehoord op zijn verzoek.

Artikel

50

Vervallen

§

3

Strafbepalingen

Artikel

52

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

53

Artikel

54

Wijzigt deze wet.

Artikel

56

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel: Wet financiering volksverzekeringen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, D. J. D. Dees
De Staatssecretaris van Financiën, H. E. Koning
De Minister van Justitie a.i., C. P. van Dijk