Rijkswet van 14 juni 1990, houdende nieuwe regels inzake de militaire strafrechtspraak

Wet militaire strafrechtspraak

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe voorschriften te geven inzake de organisatie van de militaire strafrechtspraak, alsmede enige bepalingen inzake de daarbij plaatsvindende wijze van strafvordering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Hoofdstuk

II

Organisatie van de militaire strafrechtspraak

Titel

I

Militaire strafrechtspraak in eerste aanleg

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Titel

II

Hoger beroep

Artikel

8

Artikel

9

Titel

III

Mobiele rechtbanken

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

15

Titel

IV

Organisatie van de militaire strafrechtspraak in de Nederlandse Antillen en in Aruba

Artikel

17

Artikel

18

Hoofdstuk

III

Strafvordering

Titel

I

Algemene bepalingen

Artikel

21

In zaken betreffende strafbare feiten als bedoeld in artikel 2 treedt als raadkamer een meervoudige militaire kamer op.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Onverminderd het bepaalde in artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie of de hulpofficier van justitie voor wie degene, die verdacht wordt van een van de misdrijven omschreven in de artikelen 96-104, 109 of 110 van het Wetboek van Militair Strafrecht, wordt geleid of die zelf die verdachte heeft aangehouden, na hem te hebben gehoord, bevelen dat hij naar zijn eenheid zal worden overgebracht, teneinde aldaar ter beschikking van zijn commandant te worden gesteld. Het bevel kan slechts worden gegeven, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte niet uit eigen beweging naar zijn eenheid zal terugkeren.

Artikel

26

Onverminderd het bepaalde in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering kan een bevel tot voorlopige hechtenis eveneens worden gegeven in geval van verdenking van:

Artikel

27

Artikel

28

De strafbepalingen van het Wetboek van Militair Strafrecht en de gedragsregels van de Wet militair tuchtrecht zijn niet van toepassing op de schending van een bevel, dat aan de verdachte is gegeven ingevolge een bij de wet in het belang van strafvordering toegekende bevoegdheid.

Titel

II

Bepalingen betreffende strafvordering in eerste aanleg

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

De termijn van dagvaarding voor de militaire politierechter en de militaire kantonrechter is tenminste vijf dagen.

Artikel

33

Titel

III

Bepalingen betreffende rechtsmiddelen

Artikel

35

In geval van hoger beroep is de vorige titel van overeenkomstige toepassing.

Artikel

36

In geval van verwijzing als bedoeld in artikel 441, tweede lid, tweede volzin onder 2e en 3e, van het Wetboek van Strafvordering, wordt de zaak verwezen:

  • 1°.

    wanneer de vernietigde uitspraak is gedaan door een militaire kamer van de in artikel 3 genoemde rechtbank, naar het in artikel 8 genoemde gerechtshof;

  • 2°.

    wanneer zij is gedaan door de militaire kamer van het in artikel 8 genoemde gerechtshof naar datzelfde gerechtshof;

en in alle gevallen behandeld door de militaire kamer. Aan de behandeling van de verwezen zaak nemen bij voorkeur geen leden deel die op enigerlei wijze bij de behandeling van die zaak betrokken zijn geweest.

Titel

IV

Bepalingen betreffende enige rechtsplegingen van bijzondere aard

Artikel

39

Titel

V

Bepalingen betreffende tenuitvoerlegging en kosten

Titel

VI

Bepalingen betreffende de rechtspleging bij een mobiele rechtbank

Artikel

43

Op de mobiele rechtbank en de ambtsdragers bij dat college zijn van overeenkomstige toepassing:

Artikel

44

Artikel

46

Indien zulks noodzakelijk is om de militaire strafrechtspraak te waarborgen, kan Onze Minister van Justitie bepalen dat:

  • a.

    in het rechtsgebied van een mobiele rechtbank:

    • 1°.

      de termijnen genoemd in de artikelen 58 en 64 van het Wetboek van Strafvordering tijdelijk zijn verdubbeld;

    • 2°.

      tijdelijk bij dagvaarding betreffende een strafbaar feit kan worden volstaan met een korte aanduiding van het feit dat te laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, en de termijnen genoemd in artikel 265 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 32 van deze wet ook zonder toestemming van de verdachte tijdelijk kunnen worden verkort, een en ander voorzover de verdachte daardoor naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn verdediging wordt geschaad;

  • b.

    de mobiele rechtbank wettelijke voorschriften betreffende de termijnen en vormen, indien deze ten gevolge van de bijzondere omstandigheden in redelijkheid niet konden of kunnen worden in acht genomen, buiten beschouwing kan laten;

  • c.

    de beslissingen in zaken van bepaalde mobiele rechtbanken niettegenstaande de artikelen 557-560 van het Wetboek van Strafvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd. Zodra de uitvoering van een beslissing een aanvang heeft genomen, vervallen de gewone rechtsmiddelen.

Artikel

47

De krachtens artikel 46 getroffen voorzieningen worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit toelaten.

Artikel

48

Krachtens de artikelen 46 en 47 door Onze Minister van Justitie te nemen besluiten treden, tenzij daarbij anders is bepaald, in werking met ingang van de dag na die van hun bekendmaking. Daarin kan worden bepaald dat zij onmiddellijk na hun bekendmaking in werking treden.

Artikel

49

Artikel

50

Titel

VII

Bepalingen betreffende de rechtspleging in de Nederlandse Antillen en in Aruba

Artikel

51

Op het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en dat van Aruba en op het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en van Aruba, de militaire kamers van die colleges en de ambtsdragers daarbij zijn in zaken betreffende personen, die vallen onder de in artikel 17, eerste lid, bedoelde rechtsmacht, van overeenkomstige toepassing:

  • a.

    het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de rechtbank, onderscheidenlijk het gerechtshof en de ambtsdragers bij die colleges;

  • b.

    het bepaalde in de titels I-V en VIII van dit hoofdstuk met betrekking tot de rechtbank onderscheidenlijk het gerechtshof, de militaire kamers van die colleges en de ambtsdragers daarbij voorzover daarvan in deze titel niet wordt afgeweken.

Artikel

52

Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verhoor van een persoon die zich buiten de Nederlandse Antillen of Aruba bevindt.

Artikel

53

Artikel

54

Onverminderd het bepaalde in artikel 29 kan een militair lid als rechter-commissaris optreden indien het onderzoek van de zaak geheel of overwegend buiten de Nederlandse Antillen of Aruba plaatsvindt.

Artikel

58

In de Nederlandse Antillen en in Aruba kunnen opsporingsambtenaren bij de uitoefening van hun bevoegdheden niet dan met inachtneming van de grenzen in de ter plaatse geldende wetgeving voor de gewone strafvordering gesteld, inbreuk maken op de rechten van niet aan de in artikel 2 bedoelde rechtsmacht onderworpen personen.

Titel

VIII

Bijzondere bepalingen betreffende het uitoefenen van bevoegdheden inzake strafvordering buiten het Koninkrijk of binnen de territoriale zee

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

62

Buiten het Koninkrijk kunnen bevoegdheden inzake opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten en tenuitvoerlegging van vonnissen slechts worden uitgeoefend voorzover het volkenrecht dit toelaat.

Artikel

63

Deze Rijkswet kan worden aangehaald als "Wet militaire strafrechtspraak".

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Strafzaken die op het tijdstip van inwerking treden van deze Rijkswet bij de krijgsraden en het Hoog Militair Gerechtshof of bij de parketten bij die gerechten in behandeling zijn, worden in de stand waarin zij zich bevinden overgedragen aan de uit hoofde van deze Rijkswet bevoegde gerechten, onderscheidenlijk de bevoegde parketten, ter verdere behandeling en afdoening met inachtneming van de bepalingen van deze Rijkswet.

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Indien de Hoge Raad een sententie van het Hoog Militair Gerechtshof na het tijdstip van inwerkingtreden van deze Rijkswet in cassatie vernietigt, wordt de zaak, indien zij niet door de Hoge Raad zelf wordt afgedaan, verwezen naar het in artikel 8 genoemde gerechtshof.

Artikel

71

Waar uit hoofde van enige in artikel 65 genoemde wettelijke regeling, het Wetboek van Strafvordering of het Wetboek van Strafrecht aan het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor een zaak het laatst werd vervolgd bepaalde bevoegdheden worden toegekend, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreden van deze Rijkswet de uitoefening van deze bevoegdheden van de krijgsraden en van het Hoog Militair Gerechtshof overgenomen door de gerechten die, indien de zaak na dat tijdstip zou zijn vervolgd, in eerste aanleg, onderscheidenlijk in beroep tot kennisneming daarvan bevoegd zouden zijn geweest.

Artikel

72

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Defensie, A. L. ter Beek
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin