Besluit van 13 december 1993, houdende vaststelling van administratieve bepalingen inzake het scheepvaartverkeer

Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 11 januari 1993, nr. RVR 138115, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 30 maart 1993, nr. W09.93.0015);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 december 1993, nr. RVR 164104, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

2

Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

§

1

Verkeerstekens

Artikel

2

Het bevoegd gezag brengt slechts verkeerstekens aan opgenomen in:

§

2

Aanbrenging en verwijdering van verkeerstekens krachtens verkeersbesluit

Artikel

3

Indien bij verkeerstekens bijkomende tekens worden aangebracht die de werking van het verkeersteken wijzigen, wordt zulks in het betrokken verkeersbesluit tot uitdrukking gebracht.

Artikel

4

Geen verkeersbesluit behoeft te worden genomen indien:

  • a.

    het betrokken verkeersteken wordt aangebracht of verwijderd ter nadere aanduiding dat een regel met betrekking tot het deelnemen aan het scheepvaartverkeer van toepassing is, dan wel

  • b.

    een ander verkeersteken, dat een gebod of een verbod inhoudt, is aangebracht.

§

3

Verkeersbesluiten

Artikel

5

De motivering van een verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het besluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 3 van de wet genoemde belangen aan het besluit ten grondslag liggen.

Artikel

6

Bij de voorbereiding van een verkeersbesluit voert het bevoegd gezag overleg met de bij dat besluit belanghebbende openbare lichamen en instellingen.

§

4

Aanbrengen, verwijdering, kosten

Artikel

7

Onverminderd artikel 14, eerste lid, van de wet, geschieden het aanbrengen, het onderhoud en de verwijdering van verkeerstekens door de zorg en op kosten van het bevoegd gezag dat tot het aanbrengen of de verwijdering heeft besloten.

Artikel

8

De uitvoering van een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken geschiedt door de zorg en op kosten van het bevoegd gezag dat de bekendmaking heeft gedaan.

Artikel

9

Onverminderd artikel 14, eerste lid, van de wet, zijn de kosten verbonden aan het tijdelijk aanbrengen van verkeerstekens ten laste van degene die dit verricht.

§

5

Tijdelijk aanbrengen van verkeerstekens

Artikel

10

Zonder verkeersbesluit kunnen door het bevoegd gezag in de hierna genoemde omstandigheden en voor de duur van die omstandigheden verkeerstekens die een gebod of een verbod dan wel de opheffing van een gebod of een verbod aangeven, worden aangebracht ingeval van:

  • a.

    uitvoering van werken,

  • b.

    dreigend gevaar, of

  • c.

    een andere dringende omstandigheid van voorbijgaande aard.

Artikel

11

Degene die de bevoegdheid uitoefent vanwege het bevoegd gezag geeft van het voornemen tot tijdelijk aanbrengen van verkeerstekens of, indien hiertoe reeds is overgegaan, van dat feit, zo spoedig mogelijk kennis aan het bevoegd gezag, dat de tijdelijke aanbrenging kan voorkomen of ongedaan kan maken. De kennisgeving kan achterwege blijven voor zover dit gezag dit heeft bepaald.

Artikel

12

In afwijking van artikel 10 geschiedt de tijdelijke aanbrenging krachtens een verkeersbesluit indien de omstandigheden die tot de tijdelijke aanbrenging leiden van langere duur zijn dan dertien weken dan wel zich regelmatig voordoen. Paragraaf 4 is alsdan van toepassing.

§

6

Bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

Artikel

13

Hoofdstuk

3

Vrijstellingen

Artikel

14

Bij de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling voert het bevoegd gezag overleg met de bij dat besluit belanghebbende openbare lichamen en instellingen.

Hoofdstuk

4

Wijzigingen in andere besluiten

Artikel

15

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

16

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

17

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

5

Overgangs- en slotbepalingen

§

1

Overgangsbepalingen

Artikel

18

§

2

Slotbepalingen

Artikel

19

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen datum.

Artikel

20

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin