Besluit van 8 april 1994, houdende regels met betrekking tot een nieuwe Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar en de maatregelen waaraan rechtens van hun vrijheid beroofde personen kunnen worden onderworpen

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van 8 december 1993, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 415284/93/6 en nr. EA 93/U 3630, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, nr. CWW 85/008;
De Raad van State gehoord (advies van 28 maart 1994, nr. W.O. 3.93.0838);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 april 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 433019/94/6, nr. EA 94/U1149, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

De ambtenaar legitimeert zich met het legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt:

  • a.

    bij optreden in burgerkleding ongevraagd, tenzij bijzondere omstandigheden dit onmogelijk maken, en

  • b.

    bij optreden in uniform, op verzoek daartoe.

Artikel

3

De ambtenaar die bijstand verleent ingevolge de bepalingen van hoofdstuk 5 van de Politiewet 2012 staat onder bevel van het bevoegd gezag ter plaatse of een door deze aangewezen ambtenaar.

Hoofdstuk

2

Geweld

§

1

Algemeen

Artikel

4

Het gebruik van een geweldmiddel of vrijheidsbeperkend middel is uitsluitend toegestaan aan een ambtenaar:

  • a.

    aan wie dat middel rechtens is toegekend, voor zover hij optreedt ter uitvoering van de taak met het oog waarop het middel hem is toegekend, en

  • b.

    die in het gebruik van dat middel is geoefend.

Artikel

5

Artikel

6

§

2

Vuurwapens

Artikel

7

Artikel

8

Het gebruik van automatisch vuur mag alleen plaatsvinden door een ambtenaar die behoort tot een aanhoudings-en ondersteuningsteam of tot een bijstandseenheid als bedoeld in artikel 59 van de Politiewet 2012 dan wel belast is met de bewaking en beveiliging van personen en objecten en is slechts geoorloofd om direct gevaar voor het leven van personen of voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel af te wenden.

Artikel

9

Het gebruik van een vuurwapen waarmee lange afstandsprecisievuur kan worden afgegeven, mag alleen plaatsvinden onder bevel van de commandant van een bijstandseenheid als bedoeld in artikel 59 van de Politiewet 2012 en is slechts geoorloofd om direct gevaar voor het leven van personen of voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel af te wenden.

Artikel

10

Artikel

10a

§

2a

Niet-penetrerende projectielen

Artikel

11

De artikelen 7 tot en met 10a zijn niet van toepassing op het gebruik en het ter hand nemen van een wapen dat is geladen met niet-penetrerende projectielen.

Artikel

11a

Artikel

11b

De ambtenaar waarschuwt onmiddellijk voordat hij gericht een wapen dat is geladen met niet-penetrerende projectielen zal gebruiken, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat geschoten zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft slechts achterwege, wanneer de omstandigheden de waarschuwing niet toelaten.

Artikel

11c

Vervallen

§

2b

Pepperspray

Artikel

12a

Het gebruik van pepperspray is slechts geoorloofd:

  • a.

    om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken of aanstonds ander geweld tegen personen zal gebruiken;

  • b.

    om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken;

  • c.

    ter verdediging tegen of voor het onder controle brengen van agressieve dieren;

  • d.

    om direct gevaar voor het leven van personen of voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel af te wenden.

Artikel

12b

De ambtenaar waarschuwt onmiddellijk voordat hij gericht pepperspray tegen een persoon zal gebruiken, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat pepperspray gebruikt zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten.

§

2c

Stroomstootwapen

Artikel

12c

Artikel

12d

De ambtenaar waarschuwt onmiddellijk voordat hij een stroomstootwapen tegen een persoon zal gebruiken, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat een stroomstootwapen gebruikt zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten.

§

2d

Wapenstok

Artikel

12e

Het gebruik van de wapenstok is slechts geoorloofd:

  • a.

    om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken of aanstonds ander geweld tegen personen zal gebruiken;

  • b.

    om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken;

  • c.

    om een persoon op afstand te houden die een ambtenaar in diens taakuitoefening belemmert of die geen gehoor geeft aan een bevoegd gegeven bevel of vordering;

  • d.

    ter verspreiding van samenscholingen of volksmenigten die een onmiddellijke bedreiging vormen voor de openbare orde;

  • e.

    om direct gevaar voor het leven van personen of voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel af te wenden.

Artikel

12f

De ambtenaar of de meerdere onder wiens bevel de ambtenaar optreedt, waarschuwt onmiddellijk voordat hij een wapenstok tegen een persoon zal gebruiken, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat een wapenstok gebruikt zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten.

§

3

Overige geweldmiddelen

Artikel

13

Artikel

14

Het gebruik van een waterwerper is slechts geoorloofd bij optreden van een mobiele eenheid als bedoeld in artikel 26 van het Besluit beheer politie in opdracht van de meerdere en na verkregen toestemming van het bevoegd gezag.

Artikel

15

Artikel

15a

Artikel

15b

De ambtenaar waarschuwt onmiddellijk voordat hij een surveillancehond of een AOT-hond tegen een persoon zal inzetten, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat een surveillancehond onderscheidenlijk een AOT-hond ingezet zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten.

Artikel

16

Het gebruik van een elektrische wapenstok is slechts geoorloofd ter verdediging tegen of voor het onder controle brengen van agressieve dieren.

§

4

Melding aanwenden van geweld

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

18a

Hoofdstuk

3

Veiligheids- en vervoersfouillering

Artikel

20

Artikel

21

De ambtenaar die een onderzoek aan kleding of voorwerpen heeft uitgevoerd als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Politiewet 2012 meldt dit onverwijld schriftelijk aan de hulpofficier van justitie, onder vermelding van de redenen die tot dit onderzoek hebben geleid.

Hoofdstuk

4

Vrijheidsbeperkende middelen en hulpmiddelen

§

1

Handboeien en mondafscherming ten behoeve van het vervoer of een verplaatsing

Artikel

22

Ten behoeve van het vervoer of een verplaatsing kan de ambtenaar een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, handboeien aanleggen indien op grond van de feiten of omstandigheden redelijkerwijs gevaar valt te vrezen voor:

  • a.

    ontvluchting, of

  • b.

    de veiligheid van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden.

Artikel

22a

Artikel

22b

De artikelen 22, aanhef en onder b, en 22a zijn van overeenkomstige toepassing op een persoon die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op het politie- of brigadebureau wordt of is ondergebracht.

Artikel

23

De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van een vrijheidsbeperkend middel als bedoeld in artikel 22, artikel 22a of artikel 22b, meldt dit onverwijld schriftelijk aan de hulpofficier van justitie, onder vermelding van de redenen die tot het gebruik van het middel hebben geleid.

§

2

Hulpmiddelen ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen

Artikel

23a

Artikel

23b

§

3

Het gebruik van handboeien en blinddoeken ten behoeve van het ordelijk verloop van een aanhouding

Artikel

23c

Hoofdstuk

5

Hulpverlening

Artikel

24

Artikel

25

Hoofdstuk

6

Maatregelen jegens ingeslotenen

§

1

Algemeen

Artikel

26

Artikel

27

§

2

In bewaring nemen van kleding en voorwerpen

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

29a

Artikel

30

§

3

Permanente camera-observatie

Artikel

31

§

4

Medische bijstand

Artikel

32

Artikel

33

De ambtenaar mag aan de arts bij het onderzoek en de behandeling geen beperkingen opleggen. Hij volgt de aanwijzingen op die de arts over de zorg voor de gezondheid van de ingeslotene geeft en registreert de door de arts gegeven aanwijzingen.

Artikel

34

Artikel

35

Bij overplaatsing van de ingeslotene geeft de ambtenaar de geneesmiddelen, de registraties, bedoeld in de artikelen 26, tweede lid, 33 en 34, derde lid, voor zover die van belang kunnen zijn, en de rapportage van de arts, die bestemd is voor een arts die de behandeling zal overnemen, mee.

§

5

Hulpmiddelen jegens ingeslotenen

Artikel

35a

§

6

Invrijheidstelling

Artikel

36

De ambtenaar zorgt ervoor dat bij de invrijheidstelling van een persoon die zichzelf niet kan verplaatsen, vervoer en begeleiding voor die persoon beschikbaar is.

Hoofdstuk

6a

Ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst

Artikel

36a

Artikel

36b

De ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst maakt bij de uitoefening van zijn dienst uitsluitend gebruik van het door Onze Minister voorgeschreven geweldmiddel of handboeien.

Hoofdstuk

7

Buitengewoon opsporingsambtenaar

Artikel

37

Artikel

38

De buitengewoon opsporingsambtenaar die bevoegd is tot het gebruik van een wapen of handboeien, maakt bij de uitoefening van zijn dienst uitsluitend gebruik van het door Onze Minister voorgeschreven geweldmiddel of handboeien.

Artikel

39

De buitengewoon opsporingsambtenaar is niet eerder bevoegd tot de uitoefening van de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid, van de Politiewet 2012 bedoelde bevoegdheden dan nadat die bevoegdheid is aangetekend op de akte van beëdiging en is gebleken van zijn bekwaamheid in de uitoefening daarvan.

Hoofdstuk

8

Slotbepalingen

Artikel

40

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Politiewet 1993 in werking treedt.

Artikel

41

Dit besluit wordt aangehaald als: Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. van Thijn
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin