Artikel
1
In deze regeling wordt verstaan onder:
spoorweg als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Reglement op de Raccordementen 1966;
Minister van Verkeer en Waterstaat;
bijdrage voor een investering, bedoeld in artikel 9 van het Besluit.
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
spoorweg als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Reglement op de Raccordementen 1966;
Minister van Verkeer en Waterstaat;
bijdrage voor een investering, bedoeld in artikel 9 van het Besluit.
De Minister kan bijdragen verstrekken voor investeringen in spoorwegaansluitingen op of naar bedrijfsterreinen dan wel in of naar havengebieden ten behoeve van het goederenvervoer, waaronder mede begrepen de uitbreiding van bestaande spoorwegaansluitingen of de reactivering van in onbruik geraakte spoorwegaansluitingen.
De aanvraag om een bijdrage wordt ingediend door tussenkomst van de Hoofdingenieur-Directeur van Rijkswaterstaat in de betrokken regio.
Bij een aanvraag verstrekt de aanvrager, onverminderd het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van het Besluit:
een onderbouwing van het project;
een overzicht van de financiering van het project;
een vervoersgarantie van de aanvrager als bedoeld in artikel 8 onderscheidenlijk artikel 9;
een overzicht van alle maatregelen die voor de totstandbrenging van de spoorwegaansluiting moeten worden getroffen, en
een opgave van het jaar waarin het project wordt voltooid.
De Minister beslist op de aanvragen in volgorde van binnenkomst, waarbij aanvragen die betrekking hebben op investeringen ten aanzien waarvan een eerdere aanvraag is afgewezen op grond van artikel 7, onderdeel d, voorrang hebben.
De Minister beslist niet op de aanvraag zolang op een verzoek tot surséance van betaling of faillissement van de aanvrager de rechter niet onherroepelijk heeft beslist.
De Minister wijst de aanvraag in ieder geval af, indien:
niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de Wet Infrastructuurfonds;
door toepassing van artikel 6 van deze regeling de beslistermijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit zou worden overschreden;
de aanvrager niet heeft aangetoond, dat hem met inbegrip van de aangevraagde bijdrage voldoende gelden ter beschikking zullen staan om het voorgenomen project uit te voeren;
door inwilliging het subsidieplafond, bedoeld in artikel 3, zou worden overschreden, of
inwilliging van de aanvraag naar zijn oordeel niet doelmatig zou zijn ten opzichte van het vigerende verkeers- en vervoersbeleid.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een spoorwegaansluiting ten behoeve van een of meer verladers bedraagt de bijdrage 50 procent van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2, met een maximum van f 1,5 miljoen:
voorzover per f 100.000,– bijdrage door de aanvrager een vervoergarantie van gemiddeld 10,000 ton vracht per jaar of gemiddeld 400 twee-as-equivalenten per jaar gedurende een periode van tenminste vijf jaar wordt verstrekt, en
voorzover ten minste 50 procent van de kosten met niet van overheidswege verstrekte middelen wordt gefinancierd.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een spoorwegaansluiting ten behoeve van naar het oordeel van de Minister innoverend vervoer bedraagt de bijdrage 70 procent van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2, met een maximum van f 1,5 miljoen:
voorzover per f 100.000,– bijdrage door de aanvrager een vervoergarantie van gemiddeld 10.000 ton vracht per jaar of gemiddeld 400 twee-as-equivalenten per jaar gedurende een periode van tenminste vijf jaar wordt verstrekt, en
voorzover ten minste 30 procent van de kosten met niet van overheidswege verstrekte middelen wordt gefinancierd.
De aanvrager draagt zorg voor:
een overzichtelijke en doelmatige administratie met betrekking tot het project, welke een juist, volledig en actueel inzicht geeft in de voortgang van het project, in de projectkosten en in de besteding van de bijdrage;
het bewaren van de bewijsstukken van de projectkosten gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het project;
het tonen van de bescheiden op één adres;
het in acht nemen van nadere aanwijzingen van de Minister ter zake van de administratie;
het op verzoek van de Minister verlenen van medewerking aan de openbaarmaking van de resultaten van het project;
het op verzoek van de Minister verlenen van medewerking aan een evaluatie van deze regeling;
het onverwijld aan de Minister meedelen van de indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 6;
het onverwijld aan de Minister meedelen van overige omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de bijdrage, en
het overleggen van een jaarlijkse rapportage aan de Minister van de hoeveelheid lading die via de betrokken spoorwegaansluiting is overgeslagen.
De Minister stelt de definitieve bijdrage vast binnen vier weken na de indiening van de stukken, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Besluit.
De Minister betaalt de in het eerste lid bedoelde bijdrage uit binnen tien weken na de vaststelling, onder verrekening van de reeds betaalde bedragen (slotdeclaratie).
Het project kan met toestemming van de Minister tussentijds worden beëindigd. Aan deze beëindiging kan de Minister nadere voorschriften verbinden.
In ieder geval kan de Minister de bijdrage geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:
niet is voldaan aan deze regeling of aan het bepaalde bij of krachtens de Wet Infrastructuurfonds,
hij de bijdrage heeft verleend op basis van zodanig onjuiste of onvolledige informatie, dat hij een andere beslissing op de aanvraag zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens waren verstrekt;
het project tussentijds wordt beëindigd;
de aanvrager onherroepelijk is failliet verklaard, of
de vervoersgarantie als bedoeld in artikel 8 niet is nagekomen.
In 2000 brengt de Minister een rapport uit, houdende evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling.
De Minister geeft na 31 december 2000 geen toepassing meer aan paragraaf 3.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.
Deze regeling wordt aangehaald als:
Tijdelijke bijdrageregeling spoorwegaansluitingen.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.