Artikel
1
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voor wat betreft het landbouwonderwijs Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
-
b.
betrokkene:
-
1.
een personeelslid benoemd bij een openbare of uit openbare kas bekostigde basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs voor wie de salarissen en toelagen worden vastgesteld in het Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 33, tweede lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs, dan wel een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 34 van de Wet op het primair onderwijs;
-
2.
een personeelslid benoemd aan een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra voor wie de salarissen en toelagen worden vastgesteld in het Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 33, tweede lid onder b, van de Wet op de expertisecentra, dan wel een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 34 van de Wet op de expertisecentra;
-
3.
een personeelslid benoemd aan een openbare of uit openbare kas bekostigde bijzondere school voor voortgezet onderwijs in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een op de Experimentenwet onderwijs gebaseerde instelling, voor wie de salarissen en de toelagen bij of krachtens Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 38 van de Wet op het voortgezet onderwijs worden vastgesteld, alsmede een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 39a van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-
4.
vervallen;
-
5.
Een personeelslid benoemd bij een lichaam, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen f en g, dan wel derde lid, onderdeel b, van de Wet privatisering ABP, indien dat lichaam geheel of gedeeltelijk wordt gesubsidieerd ten laste van hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting en waarop dit besluit door Onze minister van toepassing is verklaard.
-
6.
een personeelslid benoemd aan een verzorgingsinstelling als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de onderwijsverzorging;
-
7.
een personeelslid benoemd bij een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra en artikel 53a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
8.
vervallen;
-
9.
vervallen;
-
10.
vervallen;
-
11.
vervallen;
-
12.
de benoemde leden van het algemeen bestuur van de organisatie, genoemd in de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek;
-
13.
vervallen;
-
1.
-
c.
medebetrokkene:
-
1.
de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner die behoort tot het huishouden van betrokkene en die aan dit besluit dan wel een naar aard en strekking daarmee overeenkomende regeling niet zelfstandig aanspraken ontleent en van wie de inkomsten lager zijn dan die van betrokkene
-
2.
het kind jonger dan 16 jaar, bedoeld in artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet voor wie de betrokkene de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald;
-
3.
het kind van 16 tot 18 jaar en van 16 tot 25 jaar, bedoeld in artikel 7 respectievelijk 26 van de Algemene Kinderbijslagwet, voor wie de betrokkene de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald;
-
4.
het kind van 25 en 26 jaar dat behoudens de leeftijdseis voldoet aan artikel 26, eerste lid, onder a, respectievelijk tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, voor wie de betrokkene de premie voor een ziektekostenverzekering heeft betaald. De ter uitvoering van artikel 7 en 26 van de Algemene Kinderbijslagwet gestelde regelen zijn wat betreft de medebetrokkenen, bedoeld onder c2, c3 en c4 van overeenkomstige toepassing.
-
5.
het kind van 18 tot 27 jaar dat in aanmerking komt voor studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 en voor wie betrokkene de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald.
-
1.
-
d.
orgaan: het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, onderdeel f van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC.
-
e.
normbetrekking: een betrekking waarvan de omvang gelijk is aan die van een volledige weektaak in de desbetreffende functie.
-
f.
feitelijk genoten salaris: het bedrag, dan wel de som der bedragen, dat voor de betrokkenen bij het orgaan is vastgesteld met inachtneming van artikel 83, onder b, van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC en in voorkomend geval is verminderd met een korting op dat bedrag.
Voor de berekening van het feitelijk genoten salaris blijft buiten toepassing:
-
1.
een vermindering van het feitelijk genoten salaris zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel in artikel 201 van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende regeling,
-
2.
een korting op het salaris in verband met inkomsten verworven in verband met herhalingsoefeningen van de militaire dienst.
-
1.
2
Voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenoot dan wel geregistreerde partner van de betrokkene mede verstaan de ongehuwde persoon dan wel de partner met wie geen registratie is aangegaan, van verschillend of gelijk geslacht met wie de betrokkene duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het een persoon betreft waarmee bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.
3
Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in het tweede lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde of niet geregistreerde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien, hetgeen moet kunnen blijken uit een ter zake verleden notariële akte alsmede uit een uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit een gezamenlijk woonadres blijkt.