Wet van 10 juli 1995, houdende bepalingen ten aanzien van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijke bepalingen vast te stellen ten aanzien van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt - voor zover niet anders blijkt - verstaan onder:

  • a.

    overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering: overeenkomsten van verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van de mens die uitsluitend strekken tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties;

  • b.

    natura-uitvaartverzekeringsbedrijf: het als bedrijf sluiten van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering voor eigen rekening, met inbegrip van het afwikkelen van de in dat bedrijf gesloten overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, ook al wordt daarmee niet beoogd het maken van winst;

  • c.

    verzekeraar: ieder die het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefent, met uitzondering van levensverzekeraars als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

  • d.

    vestiging: zetel of bijkantoor van een verzekeraar op het grondgebied van een staat;

  • e.

    zetel: plaats waar de verzekeraar overeenkomstig zijn statuten zijn zetel heeft;

  • f.

    bijkantoor: elke duurzame aanwezigheid, met uitzondering van de zetel, van een verzekeraar op het grondgebied van een staat, ook indien er slechts sprake is van een bureau, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig persoon die gemachtigd is duurzaam voor de verzekeraar op te treden;

  • g.

    verrichten van diensten: het in de uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf sluiten van een overeenkomst van natura-uitvaartverzekering vanuit een vestiging, gelegen in een andere staat dan die waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats heeft;

  • h.

    premie: de in geld uitgedrukte prestatie, door de verzekeringnemer verschuldigd uit hoofde van een overeenkomst van natura-uitvaartverzekering;

  • i.

    vertegenwoordiger: degene die door een verzekeraar met zetel buiten Nederland is aangesteld om hem in Nederland te vertegenwoordigen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en bij de naleving van de voorschriften die ingevolge deze wet voor hem gelden;

  • j.

    acquisitie: alle handelingen, strekkende tot het voorbereiden of tot stand brengen van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering;

  • k.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • l.

    toezichthoudende autoriteit: de instantie die in enige staat bij of krachtens de wet met het toezicht op het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf is belast;

  • m.

    gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste 10 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste 10 procent van de stemrechten in een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming; bij het bepalen van het aantal stemrechten, dat iemand in een onderneming of instelling heeft, worden tot diens stemrechten mede gerekend de stemrechten waarover hij beschikt of geacht wordt te beschikken op grond van artikel 13 van de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen;

  • n.

    Pensioen- & Verzekeringskamer: de Pensioen- & Verzekeringskamer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

  • o.

    groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:

    • 1°.

      via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of

    • 2°.

      in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie,

    die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt het sluiten van overeenkomsten die strekken tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van de mens als uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf beschouwd indien deze overeenkomsten worden aangegaan door verzekeraars en voor deze verzekeraars geen beleggingsrisico inhouden.

Artikel

5a

Artikel

6

Artikel

7

Deze wet is, tenzij daaruit anders voortvloeit, van toepassing op:

  • a.

    verzekeraars met zetel in Nederland;

  • b.

    verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft:

    • 1°.

      een bijkantoor in Nederland;

    • 2°.

      het verrichten van diensten naar Nederland.

Artikel

8

Artikel

9

Hoofdstuk

2

De toegang tot het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

10

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft het verrichten van diensten naar Nederland.

Artikel

11

Het is verboden het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uit te oefenen zonder een vergunning van de Pensioen- & Verzekeringskamer.

Artikel

12

Artikel

13

Indien de stukken die bij de aanvraag van een vergunning zijn overgelegd, de Pensioen- & Verzekeringskamer aanleiding geven tot het maken van opmerkingen, stelt zij de aanvrager in de gelegenheid op deze opmerkingen binnen een door haar te stellen termijn te antwoorden.

Artikel

14

De Pensioen- & Verzekeringskamer verleent een vergunning aan ieder die te haren genoegen heeft aangetoond dat hij aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen voor het verkrijgen van de vergunning voldoet.

Artikel

15

§

2

Verzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

16

Bij de aanvraag van een vergunning legt de aanvrager tevens aan de Pensioen- & Verzekeringskamer over:

  • a.

    een lijst met namen en adressen van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de groep waartoe de aanvrager behoort en tevens uit dien hoofde het dagelijks beleid van de aanvrager mede bepalen;

  • b.

    een lijst met namen en adressen van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen van de groep waartoe de aanvrager behoort en tevens uit dien hoofde het beleid van de aanvrager mede bepalen;

  • c.

    gegevens over de identiteit van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in de onderneming van de aanvrager alsmede over de omvang van die deelneming;

  • d.

    gegevens over de formele en de feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de aanvrager behoort.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

18a

De personen die het dagelijks beleid van een verzekeraar bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland.

Artikel

19

De geschiktheid van de houders van een gekwalificeerde deelneming in de onderneming van de aanvrager dient naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer voldoende te zijn met het oog op een gezonde, prudente en integere bedrijfsvoering van de verzekeraar. Onder integere bedrijfsvoering wordt in dit artikel verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Artikel

20

De aanvrager van een vergunning dient te beschikken over:

  • a.

    het minimum bedrag van het garantiefonds bedoeld in artikel 40, tweede lid;

  • b.

    financiële middelen tot dekking van de te verwachten kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet.

§

3

Verzekeraars met zetel buiten Nederland

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Hoofdstuk

3

De uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

24

Dit hoofdstuk is, behoudens de artikelen 25, 26 en 28 tot en met 30, niet van toepassing op verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft het verrichten van diensten naar Nederland.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

27a

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Bij of krachtens de in artikel 31a bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden voorgeschreven dat verzekeraars bepaalde gegevens ter zake van de integere bedrijfsvoering aan de Pensioen- & Verzekeringskamers melden. Onder integere bedrijfsvoering wordt in dit artikel verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Artikel

31

Artikel

31a

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

33a

Artikel

33c

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

§

2

Verzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

37

Een verzekeraar met zetel in Nederland mag geen ander bedrijf dan het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefenen.

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

40a

Artikel

40b

Artikel

40c

§

3

Verzekeraars met zetel buiten Nederland

Artikel

41

Een verzekeraar met zetel buiten Nederland mag vanuit de bijkantoren in Nederland geen ander bedrijf dan het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefenen.

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Ten aanzien van de waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen is artikel 39 van toepassing.

Artikel

47

Artikel

48

Een verzekeraar voert hier te lande de administratie met betrekking tot de bijkantoren in Nederland en bewaart hier te lande de desbetreffende zakelijke gegevens en bescheiden.

Hoofdstuk

4

Het verrichten van diensten naar Nederland

Artikel

49

Artikel

50

Een verzekeraar die diensten verricht naar Nederland, dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar bij de Pensioen- & Verzekeringskamer een opgave in van de in dat boekjaar uit hoofde van het verrichten van diensten naar Nederland geboekte premies, zonder aftrek van herverzekering. Het model van de opgave wordt door de Pensioen- & Verzekeringskamer vastgesteld.

Artikel

51

Hoofdstuk

5

Overdracht van rechten en verplichtingen uit overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering en omzetting van de rechtsvorm van een verzekeraar

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Hoofdstuk

6

Bijzondere maatregelen

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Een verzekeraar wiens solvabiliteitsmarge niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen, doet aan de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen de door haar te bepalen termijn en op de door haar te bepalen wijze opgave van de in artikel 39 onderscheidenlijk artikel 46 bedoelde waarden en van de wijzigingen die daarin vervolgens optreden.

Artikel

59

Hoofdstuk

7

Intrekking van een vergunning

Artikel

60

De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een vergunning intrekken indien de verzekeraar:

  • a.

    daarom verzoekt;

  • b.

    niet meer voldoet aan de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;

  • c.

    niet binnen de ingevolge artikel 57 door de Pensioen- & Verzekeringskamer goedgekeurde termijn de solvabiliteitsmarge op de vereiste omvang heeft gebracht;

  • d.

    ernstig in gebreke blijft aan verplichtingen, hem bij of krachtens de wet in of buiten Nederland opgelegd, te voldoen;

  • e.

    met zetel in Nederland dan wel, vanuit zijn bijkantoren in Nederland, indien hij zijn zetel buiten Nederland heeft, de bedrijfsuitoefening gedurende meer dan zes maanden heeft gestaakt; of

  • f.

    binnen twaalf maanden na de verlening van de vergunning daarvan geen gebruik heeft gemaakt.

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

De intrekking van de vergunning verplicht de verzekeraar zijn bedrijf af te wikkelen, tenzij de intrekking gepaard gaat met de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. De verzekeraar die verplicht is zijn bedrijf af te wikkelen, blijft onderworpen aan de bepalingen van deze wet.

Artikel

64

Hoofdstuk

8

Noodregeling en faillissement

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Op verzoek van de bewindvoerders benoemt de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris die toezicht houdt op de vereffening welke plaats heeft ingevolge artikel 72a. Met betrekking tot de beschikkingen van de rechter-commissaris, gegeven ter uitvoering van het in de eerste volzin bepaalde, zijn de artikelen 66 en 67, eerste lid, van de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing. Het tweede lid van artikel 67 van die wet is van overeenkomstige toepassing voor zover de daarin opgesomde artikelen in artikel 72a van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Hetgeen in de genoemde artikelen is bepaald met betrekking tot de curator onderscheidenlijk de gefailleerde is van toepassing op de bewindvoerders onderscheidenlijk de verzekeraar dan wel het bijkantoor.

Artikel

69

Vanaf het begin van de dag van de uitspraak waarbij de rechtbank de machtiging verleent, mogen aan de in de artikelen 39 en 46 bedoelde waarden geen andere waarden worden toegevoegd dan de sindsdien ontvangen premies of de met die premies verkregen waarden, voor zover deze dienen tot dekking van de technische voorzieningen. Indien faillissement wordt uitgesproken zonder voorafgaande machtiging of later dan vier weken na de beëindiging van de machtiging, geldt hetzelfde verbod vanaf de dag van de faillietverklaring.

Artikel

70

Artikel

71

Ingevolge de hun verleende machtiging kunnen de bewindvoerders, ongeacht hetgeen daaromtrent bij de statuten van de verzekeraar is bepaald:

  • a.

    alle nog niet gedane stortingen op de aandelen in het geplaatste kapitaal onderscheidenlijk het waarborgkapitaal van een verzekeraar uitschrijven en innen;

  • b.

    naheffingen opleggen en innen tot het in de statuten van een onderlinge waarborgmaatschappij met zetel in Nederland of van een onderneming dan wel instelling op onderlinge grondslag met zetel buiten Nederland bepaalde maximum.

Artikel

72

Artikel

72a

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

74a

Artikel

75

Een overdracht van rechten en verplichtingen ingevolge dit hoofdstuk mag geen nadeel toebrengen aan de rechten van de overblijvende schuldeisers.

Artikel

76

Vervallen

Artikel

78

Artikel

79

De bewindvoerders brengen tijdens de noodregeling telkens na verloop van drie maanden, alsmede na beëindiging van de noodregeling zo spoedig mogelijk verslag omtrent hun werkzaamheden uit aan de rechtbank. Een afschrift van dit verslag zenden de bewindvoerders aan Onze Minister en aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.

Artikel

80

Hoofdstuk

9

Bijzondere bepalingen

Artikel

81

Vervallen

Artikel

82

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Artikel

86

Het is verboden in Nederland te bemiddelen bij of op andere soortgelijke wijze mee te werken aan de voorbereiding of de totstandkoming van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering met een verzekeraar die het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefent zonder in het bezit te zijn van de ingevolge artikel 11 vereiste vergunning dan wel die diensten verricht naar Nederland zonder te hebben voldaan aan de procedure die ingevolge deze wet is vereist voor verzekeraars met zetel buiten Nederland.

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

88a

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

91

Artikel

92

Hoofdstuk

10

Beroep

Artikel

93

Hoofdstuk

10A

Onderzoek door onze minister

Artikel

93a

Hoofdstuk

10 B

Dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel

93b

Artikel

93c

Artikel

93d

Artikel

93e

Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

93f

Artikel

93g

Artikel

93h

Artikel

93i

Artikel

93j

Artikel

93k

Artikel

93l

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

93m

Hoofdstuk

10C

Openbaarmaking van overtredingen

Artikel

93n

Artikel

93o

Degene jegens wie door de Pensioen- & Verzekeringskamer een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn handelen of nalaten op grond van artikel 93n ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

93p

Artikel

93q

De beschikking om op grond van artikel 93n een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:

  • het feit dat ter openbare kennis wordt gebracht;

  • de wijze waarop het feit ter openbare kennis wordt gebracht; en

  • de termijn waarna het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel

93r

Tenzij de bevordering van de naleving van deze wet geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 93n een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel

93s

In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking voor de duur van de beroepstermijn of, indien beroep is ingesteld, van het beroep wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.

Artikel

93t

Artikel

93u

Artikel

93v

De werkzaamheden in verband met het op grond van artikel 93n ter openbare kennis brengen van een feit worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het feit en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Hoofdstuk

11

Overgangsbepalingen

Artikel

94

Artikel

95

Artikel

96

Artikel

97

Ten aanzien van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering die met een onderlinge waarborgmaatschappij zijn gesloten voor 26 juli 1976 en waaruit de rechten en verplichtingen na het in werking treden van deze wet worden overgedragen, geldt artikel 62, aanhef en onderdeel a, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van de overdracht af, zulks in afwijking van artikel 47, tweede lid, van de Overgangswet voor het nieuwe Burgerlijk Wetboek.

Artikel

98

Ingeval voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de faillietverklaring van een verzekeraar is uitgesproken, blijven op het faillissement en op de vereffening of de overdracht van verbintenissen de bepalingen van toepassing die voor dat tijdstip golden.

Hoofdstuk

12

Slotbepalingen

Artikel

99

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

100

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

101

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

102

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

103

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

104

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

105

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

106

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

107

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

108

Onze Minister van Financiën zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

109

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

110

Deze wet wordt aangehaald als: Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Tavarnelle
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie a.i., J. J. C. Voorhoeve

Bijlage

bedoeld in artikel 93d, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 10 B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

1.

€ 453

2.

€ 907

3.

€ 5 445

4.

€ 21 781

5.

€ 87 125

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 1 1In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot de natura-uitvaartverzekeraars.In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (inclusief natura-uitvaartverzekeraars) richten., is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4 538 000; factor: 1;

Categorie II: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4 538 000 maar minder dan € 22 689 000; factor: 2;

Categorie III: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22 689 000 maar minder dan € 113 445 000; factor: 3;

Categorie IV: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113 445 000 maar minder dan € 453 780 000; factor: 4;

Categorie V: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000; factor: 6.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Pensioen- & Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Pensioen- & Verzekeringskamer aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door hem onderscheidenlijk haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 is vastgesteld en waarop de tabellen 1 of 2 van toepassing zijn of waarvoor tariefnummer 2 is vastgesteld indien tabel 2 van toepassing is, behoeft op grond van artikel 93f, tweede lid, de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

Tabel 1

17, eerste lid

3

17, tweede lid

3

17, derde lid

3

17, vierde lid, eerste volzin

3

17, vijfde lid

3

18, eerste lid

4

18, tweede lid

4

22, tweede lid

3

23, derde lid, laatste volzin

3

23, vierde lid, tweede volzin

3

26, eerste lid, eerste en tweede volzin

3

26, tweede lid

3

27, tweede lid

4

27, derde lid, onderdeel a

4

27a, vierde lid

3

28, tweede lid

3

28, derde lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht

3

31, eerste lid

3

31a, eerste lid

3

32, eerste lid

2

32, tweede lid, tweede volzin

2

33, eerste lid

3

33, tweede lid

4

33, derde lid, vijfde volzin

1

33, zesde lid

1

33, zevende lid, eerste volzin

1

33a, eerste lid, eerste en derde volzin

1

33c, eerste lid

4

34, eerste lid

1

34, tweede lid

1

35, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin

2

35, eerste lid, onderdelen b tot en met d

2

35, tweede lid

3

35, derde lid

3

35, vierde lid

2

35, vijfde lid

2

36, eerste lid

3

36, tweede lid, tweede volzin

3

37

3

38, eerste lid, eerste en tweede volzin

4

38, tweede lid, eerste en laatste volzin

4

38, derde lid

4

39, eerste lid

4

39, tweede lid

4

40, derde lid

4

40, vijfde lid

4

40a, eerste lid

1

40a, tweede lid

1

40a, derde lid

1

40b, eerste lid

1

40b, tweede lid

1

40b, vierde lid

1

41

3

44, eerste lid

3

44, tweede lid

3

45, eerste lid, eerste en tweede volzin

4

45, tweede lid, eerste en laatste volzin

4

45, derde lid

4

46

4

47, eerste lid

4

47, tweede lid

4

48

3

49, eerste lid

1

49, tweede lid

1

49, derde lid

1

50

1

51, eerste lid

4

51, tweede lid, eerste volzin

4

54, eerste lid

2

54, vijfde lid

2

55, derde lid

2

56, eerste lid

4

56, tweede lid

4

57, eerste lid

3

57, tweede lid

3

57, vierde lid

3

58

3

59, eerste lid

4

63

4

64, eerste lid

4

84, achtste lid

3

85, tweede lid

2

Tabel 2

11

5

18, derde lid

4

18, vierde lid

4

18a

3

23, tweede lid, laatste volzin

3

23, derde lid, eerste volzin

3

23, vierde lid, tweede volzin

3

23, vijfde lid

3

27, vijfde lid, eerste volzin

3

27a, tweede lid

3

27a, derde lid

3

28, tweede lid

3

28, derde lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden

3

29, zesde lid, laatste volzin

3

33a, tweede lid

3

33a, derde lid

3

33b

3

35, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin

2

40c, eerste lid, laatste volzin

3

40c, tweede lid

3

44, eerste lid

3

44, tweede lid

3

51, vierde lid

4

63

3

82, eerste lid

3

82, vierde lid

3

82, zesde lid

3

84, achtste lid

3

85, eerste lid

2

86

3

89, tweede lid

3

90, tweede lid

3