Besluit van 1 augustus 1995, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen

Warenwetbesluit explosieveilig materieel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 februari 1995, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Nr. WBJA/95/0003;
Gelet op richtlijn nr. 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PbEG L 100);
De Raad van State gehoord (advies van 19 april 1995, kenmerk W12.95.0059);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 1995, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Nr. WBJA/W2/95/0867;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Warenwet;

  • b.

    apparaten: machines, materieel, vaste of mobiele inrichtingen, bedieningsorganen en instrumenten alsmede detectie- en preventiesystemen die, alleen of in combinatie, bestemd zijn voor produktie, transport, opslag, meting, regeling, energieomzetting of grondstoffenverwerking en die door hun inherente potentiële ontstekingsbronnen in een explosieve atmosfeer een explosie kunnen veroorzaken;

  • c.

    apparaten van groep I: apparaten, bedoeld voor ondergrondse werkzaamheden in mijnen en in bovengrondse mijninstallaties, waar ten gevolge van mijngas of brandbaar stof gevaar heerst of kan heersen;

  • d.

    apparaten van groep II: apparaten, bedoeld voor gebruik op andere plaatsen dan genoemd onder c, waar ten gevolge van de explosieve atmosfeer gevaar kan heersen;

  • e.

    beveiligingssystemen: inrichtingen, niet zijnde componenten van de onder b tot en met d omschreven apparaten, die de functie hebben beginnende explosies onmiddellijk te stoppen of de door een explosie getroffen zone te beperken en die afzonderlijk in de handel worden gebracht als systemen met autonome functies;

  • f.

    componenten: onderdelen van apparaten en beveiligingssystemen die essentieel zijn voor de veilige werking maar geen autonome functie hebben;

  • g.

    voorzieningen: veiligheids-, controle- en regelvoorzieningen, bedoeld voor gebruik buiten plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, maar die nodig zijn voor of bijdragen tot de veilige werking van apparaten en beveiligingssystemen;

  • h.

    explosieveilig materieel: apparaten, beveiligingssystemen, componenten en voorzieningen;

  • i.

    explosieve atmosfeer: mengsel van lucht en brandbare stoffen in de vorm van gassen, dampen, nevels of stof, onder atmosferische omstandigheden waarin de verbranding zich na ontsteking uitbreidt tot het gehele niet-verbrande mengsel;

  • j.

    plaats waar ontploffingsgevaar kan heersen: plaats waar ten gevolge van plaatselijke- en bedrijfsomstandigheden een explosieve atmosfeer kan ontstaan;

  • k.

    bedoeld gebruik: gebruik van apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen overeenkomstig de apparatengroep en apparatencategorie alsmede overeenkomstig alle door de fabrikant verstrekte aanwijzingen die noodzakelijk zijn om de veilige werking van de apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen te waarborgen;

  • l.

    Europese Economische Ruimte: het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is;

  • m.

    aangewezen aangemelde instelling: een krachtens artikel 7a van de wet in het kader van de richtlijn aangewezen en bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instelling, dan wel een door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte in het kader van de richtlijn aangewezen en bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de richtlijn aangemelde instelling;

  • n.

    richtlijn: richtlijn nr. 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PbEG L 100).

Artikel

2

Dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen zijn eveneens van toepassing op explosieveilig materieel indien dat onroerend is geworden tot aan het tijdstip van eerste ingebruikneming.

Artikel

3

Dit besluit is niet van toepassing op:

  • a.

    medische hulpmiddelen, bedoeld voor gebruik op medisch gebied;

  • b.

    apparaten en beveiligingssystemen wanneer het explosiegevaar uitsluitend voortvloeit uit de aanwezigheid van explosieve stoffen of chemisch instabiele stoffen;

  • c.

    apparaten, bedoeld voor gebruik in een huiselijke, niet-commerciële sfeer;

  • d.

    persoonlijke beschermingsmiddelen die onder het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen vallen;

  • e.

    zeeschepen en mobiele offshore-installaties alsmede de uitrusting aan boord van deze schepen of installaties;

  • f.

    voertuigen en aanhangwagens daarvan, die uitsluitend zijn bestemd voor het vervoer van personen in de lucht, via het wegen- of spoorwegnet of op het water en vervoermiddelen voor zover deze zijn ontworpen voor het vervoer van goederen in de lucht, via het openbare wegen- of spoorwegnet of op het water, behalve de voertuigen, bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen;

  • g.

    explosieveilig materieel, bestemd voor militaire doeleinden.

Hoofdstuk

IA

Verbodsbepalingen

Artikel

3a

Hoofdstuk

II

Vervaardiging

Artikel

4

Explosieveilig materieel is zodanig ontworpen en vervaardigd, heeft zodanige eigenschappen en is van zodanige vermeldingen voorzien, dat het bij gebruik overeenkomstig zijn bestemming geen gevaar oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de mens of voor de veiligheid van zaken, wanneer het op passende wijze is geïnstalleerd en onderhouden. Explosieveilig materieel voldoet aan de in bijlage II van de richtlijn opgenomen fundamentele eisen die daarop van toepassing zijn, rekening houdend met het bedoelde gebruik.

Artikel

5

Explosieveilig materieel dat voldoet aan de door Onze Minister aangewezen geharmoniseerde normen wordt in zoverre vermoed te voldoen aan artikel 4, tweede volzin.

Hoofdstuk

III

Keuring en certificering

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Componenten worden al dan niet als model gekeurd en daartoe onderworpen aan een van de certificeringsprocedures, genoemd in artikel 6, tweede of derde lid, met uitzondering van het aanbrengen van de CE-markering. Zij gaan vergezeld van een schriftelijke verklaring van overeenstemming waarin staat, dat deze componenten in overeenstemming zijn met dit besluit en waarin tevens de kenmerken van de componenten en de voorschriften voor het inbouwen in een apparaat of beveiligingssysteem die van belang zijn voor het voldoen aan de voor bedrijfsklare apparaten of beveiligingssystemen geldende fundamentele eisen, worden vermeld.

Artikel

9

In plaats van de in de artikelen 6 en 7 genoemde procedures kan voor de in bijlage II onder punt 1.2.7. van de richtlijn bedoelde veiligheidsaspecten van apparaten en beveiligingssystemen, de in bijlage VIII van de richtlijn bedoelde procedure van interne fabricagecontrole worden gevolgd.

Artikel

10

Artikel

11

De kosten van het EG-typeonderzoek, bedoeld in de artikelen 6, 7 en 10, derde lid, en de beoordeling, bedoeld in artikel 10, tweede lid, zijn voor rekening van de fabrikant.

Artikel

12

Apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen die zijn voorzien van de CE-markering en vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming alsmede componenten die vergezeld gaan van een schriftelijke verklaring van overeenstemming overeenkomstig artikel 8, worden vermoed te voldoen aan artikel 4, tweede volzin.

Artikel

13

Intrekking certificaat van EG-typeonderzoek

Artikel

14

De aangewezen aangemelde instelling trekt een door haar afgegeven certificaat van EG-typeonderzoek in, indien de fundamentele eisen van bijlage II van de richtlijn zodanig zijn gewijzigd dat het model niet voldoet aan de gewijzigde eisen op het tijdstip waarop deze volgens de richtlijn van toepassing zijn.

Hoofdstuk

IV

Verkeer en gebruik

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Artikel 3a is niet van toepassing op het tentoonstellen en demonstreren op (jaar-)beurzen, exposities en bij demonstraties van explosieveilig materieel dat niet in overeenstemming is met dit besluit, mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat het niet in overeenstemming is met dit besluit en niet te koop is voordat het door de fabrikant of zijn in de Europese Economische Ruimte gevestigde gemachtigde, in overeenstemming is gebracht met dit besluit. Bij demonstraties worden alle nodige veiligheidsmaatregelen genomen om de bescherming van de mens te waarborgen.

Hoofdstuk

V

Aangewezen aangemelde instelling op verzoek

Artikel

17

Criteria voor aanwijzing

Artikel

17a

De aanvraag tot aanwijzing

Artikel

17b

De weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een aanwijzing

Artikel

17c

Periodieke controle van een aangewezen aangemelde instelling

Artikel

17d

Verstrekken van gegevens

Hoofdstuk

VI

Overige bepalingen

Waarschuwingsplicht

Artikel

18

Vervallen

Noodmaatregelen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Een wijziging van een van de bijlagen van de richtlijn waarnaar in dit besluit wordt verwezen, treedt voor de toepassing van dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Hoofdstuk

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

25

Aangewezen aangemelde instelling op verzoek

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 1996 met uitzondering van:

Artikel

28

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit explosieveilig materieel.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, R. L. O Linschoten
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager