Artikel
1
In deze regeling wordt verstaan onder ’het bekostigingsbesluit’: het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid.
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder ’het bekostigingsbesluit’: het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid.
Deze regeling is van toepassing op subsidies waarop het bekostigingsbesluit van toepassing is.
De minister stelt jaarlijks subsidieplafonds vast voor de verstrekking van de subsidies krachtens de artikelen 19, 42, 43 en 43a.
Het beschikbare bedrag voor de subsidies krachtens artikel 19 wordt verdeeld met toepassing van artikel 2b, tweede lid.
Het beschikbare bedrag voor de subsidies krachtens de artikelen 42, 43 en 43a wordt verdeeld met toepassing van artikel 2b, derde lid, tweede volzin.
De minister kan subsidieplafonds vaststellen voor het verstrekken van instellings- en projectsubsidies.
Ten aanzien van instellingssubsidies geeft de minister bij de verdeling van het beschikbare bedrag die aanvragen voorrang waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting van meer belang zijn voor het beleid en meer zullen bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Ten aanzien van projectsubsidies wordt het beschikbare bedrag verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst geldt. Indien met het oog op de onderlinge afweging van aanvragen is bepaald dat op aanvragen wordt beslist na een of meer bepaalde data in een kalenderjaar, geeft de minister bij de verdeling van het beschikbare bedrag die aanvragen voorrang waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting van meer belang is voor het beleid en meer zal bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Een besluit tot vaststelling van een subsidieplafond wordt in de Staatscourant bekend gemaakt.
Een jaarlijkse instellingssubsidie of een meerjarige instellingssubsidie bestaat uit een bedrag voor overeenkomstig een door de minister goedgekeurd activiteitenplan, onderscheidenlijk beleidsplan, uitgevoerde activiteiten.
Het eerste lid is niet van toepassing op de subsidies, bedoeld in de artikelen 16, 19, 28, 40 en 44b.
Het bedrag, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 16, 28, 40 en 44b, wordt verlaagd met het bedrag waarmee het maximaal toegestane bedrag van de in artikel 7 bedoelde reservering wordt overschreden.
Een aanvraag van een meerjarige instellingssubsidie wordt ingediend uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het eerste kalenderjaar van de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd.
De minister verstrekt de volgende voorschotten op een verleende instellingssubsidie: in januari 8%, februari 8%, maart 8%, april 7%, mei 16%, juni 7%, juli 8%, augustus 8%, september 7%, oktober 8%, november 8% en december 7% van van het voor het desbetreffende jaar verleende subsidiebedrag.
Indien de minister voorschotten verstrekt voordat hij de beschikking tot een subsidieverlening heeft gegeven, worden de percentages, bedoeld in het eerste lid, tot de datum van subsidieverlening, toegepast op het voor het voorafgaande jaar verleende bedrag, in voorkomende gevallen bijgesteld overeenkomstig door de minister gegeven beschikkingen. Zodra de beschikking tot subsidieverlening voor het lopende jaar is gegeven, wordt het bedrag dat, gezien het in die beschikking verleende bedrag, te veel of te weinig is bevoorschot, zo spoedig mogelijk verrekend of door de subsidie-aanvrager terugbetaald, onderscheidenlijk door de minister betaald.
In het activiteitenplan of beleidsplan, behorende bij een aanvraag van een instellingssubsidie, komen ten minste de in bijlage 1 bij deze regeling genoemde onderwerpen aan de orde.
Indien door een instelling gelijktijdig zowel een jaarlijkse als een meerjarige instellingssubsidie wordt gevraagd, wordt in het activiteitenplan en in het beleidsplan een duidelijke scheiding gemaakt tussen de activiteiten die op grond van de te onderscheiden subsidies worden bekostigd.
Voorzover het bedrag van de verleende instellingssubsidie, zonder toepassing van de in artikel 3a bedoelde vermindering, na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de geldende verplichtingen, niet is besteed aan de doeleinden waarvoor het is verstrekt, wordt het gereserveerd.
Voor de berekening van het in het eerste lid bedoelde te reserveren bedrag wordt het totaal van de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten, bestaande uit de verleende instellingssubsidie en de gerealiseerde overige baten, verminderd met de lasten van de gesubsidieerde activiteiten. Deze uitkomst wordt toegerekend naar rato van de verleende instellingssubsidie en de, in de ingediende begroting opgenomen, met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende, overige baten. Het te reserveren bedrag is het aan de instellingssubsidie toegerekende deel.
Toevoegingen aan voorzieningen als bedoeld in artikel 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die samenhangen met de gesubsidieerde activiteiten, worden gerekend tot de lasten van de gesubsidieerde activiteiten, bedoeld in het tweede lid, tenzij de minister anders bepaalt.
Indien in de ingediende begroting onder de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten een vrijgevallen voorziening is opgenomen, blijft deze buiten beschouwing bij de berekening van het te reserveren bedrag, bedoeld in het tweede lid.
De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 19.
De in het eerste lid bedoelde reservering kan uitsluitend worden besteed aan doeleinden waarvoor de subsidie werd verstrekt.
Het totaal van de in het eerste lid bedoelde reservering bedraagt ten hoogste 10% van het bedrag van de verleende subsidie, zonder toepassing van de in artikel 3a bedoelde vermindering. In afwijking van de eerste volzin is in geval van een meerjarige instellingssubsidie, het percentage gelijk aan 10 gedeeld door het aantal jaren waarvoor de subsidie is verleend.
Op de balans worden de voorzieningen, gesplitst naar hun aard, en de reservering opgenomen. In de toelichting op de balans worden de toevoegingen en de onttrekkingen aan de voorzieningen en reservering toegelicht.
Baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen worden toegerekend, worden bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voor zover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffings-prijzen van die activa berekend.
De rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 36, tweede lid, van het bekostigingsbesluit, geschiedt in geval van een instellingssubsidie overeenkomstig het als bijlage 2 bij deze regeling opgenomen controleprotocol en met gebruikmaking van de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen model-accountantsverklaringen.
Een projectsubsidie, anders dan een subsidie als bedoeld in de artikelen 42, 43 en 43a, bestaat uit het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke lasten, voor zover opgenomen in een door de minister goedgekeurde begroting, en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten. De subsidie bedraagt niet meer dan een door de minister vast te stellen maximum.
In de beschikking tot subsidieverlening worden de hoogte en het tempo van de bevoorschotting vastgesteld.
In een projectplan komen ten minste de in bijlage 4 bij deze regeling genoemde onderwerpen aan de orde.
Baten en lasten van een project die door middel van interne doorberekeningen worden toegerekend, worden bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voor zover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.
De rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 36, tweede lid, van het bekostigingsbesluit, geschiedt in geval van een projectsubsidie overeenkomstig het als bijlage 5 bij deze regeling opgenomen controleprotocol en met gebruikmaking van de in bijlage 6 bij deze regeling opgenomen model-accountantsverklaringen.
Een instellingssubsidie aan een bejaardenpension voor de huisvesting en verzorging van zorgbehoevende personen bestaat uit een bedrag dat ontstaat door vermenigvuldiging van het aantal verzorgde personen met een door de minister vast te stellen bedrag, verminderd met de overeenkomstig het tweede lid in rekening te brengen eigen bijdragen.
De aan een zorgbehoevende persoon per maand in rekening te brengen eigen bijdrage, bedraagt het netto-maandinkomen, berekend op de in bijlage 7 aangegeven wijze, verminderd met de norm, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, tot ten hoogste het bedrag van de verzorgingsprijs. De hoogte van de in rekening te brengen maandelijkse eigen bijdrage wordt één maal per jaar vastgesteld, doch kan op verzoek van de zorgbehoevende persoon worden herzien.
Een subsidie als bedoeld in artikel 16 wordt slechts verstrekt voor zorgbehoevende personen ten behoeve van wie de minister ook in 1994 subsidie heeft verstrekt.
De aanvraag van een subsidie gaat vergezeld van een opgave van de in het eerste lid bedoelde personen, voor zover zij nog gebruik maken van het bejaardenpension, alsmede van de aan die personen in rekening te brengen eigen bijdragen. De opgave geschiedt overeenkomstig het als bijlage 8 bij deze regeling opgenomen formulier.
In geval van een subsidie als bedoeld in artikel 16 is artikel 6, eerste lid, niet van toepassing.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
het geheel van programma’s gericht op het toerusten van deelnemers inzake hun functioneren als vrijwilliger ten behoeve van het voorkomen van sociaal isolement van personen in een kwetsbare positie of ter bevordering van maatschappelijke participatie van zodanige personen;
een vrijwilliger of aspirant-vrijwilliger, die deelneemt aan een programma;
een samenstel van leeractiviteiten op het terrein van vorming, training en advies;
een deelnemer die volledig heeft deelgenomen aan een programma en schriftelijk te kennen heeft gegeven dat de vooraf gestelde leerdoelen zijn gerealiseerd;
een jaarlijks door de minister vast te stellen bedrag.
Een instelling die subsidie ontvangt op grond van artikel 19:
realiseert programma’s voor groepen met op jaarbasis een groepsgrootte van gemiddeld 14 geslaagde deelnemers en een duur van gemiddeld vijf dagdelen;
stelt de minister per kwartaal schriftelijk op de hoogte van de stand van zaken en ontwikkelingen overeenkomstig het in bijlage 10 bij deze regeling opgenomen model en
draagt zorg voor een registratiesysteem per deelnemer dat voldoende inzicht biedt in de mate waarin voldaan wordt aan deze paragraaf.
De instelling die subsidie ontvangt op grond van artikel 19 overlegt met de minister jaarlijks:
in het tweede kwartaal naar aanleiding van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie over de resultaten van het voorafgaande jaar mede met het oog op de opstelling door de instelling van het activiteitenplan voor het komende jaar en
in het vierde kwartaal over het activiteitenplan voor het volgende jaar mede in het licht van de voortgang van de activiteiten in het lopende jaar en de resultaten van het onder a bedoelde overleg.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
de schipper die met zijn gezin aan boord van een bedrijfsmatig voor de binnenvaart gebruikt schip woont, alsmede een aldaar met zijn gezin wonende en werkzame werknemer van een zodanige schipper of van een binnenvaartrederij;
de ondernemer die het kermisbedrijf uitoefent of een werknemer van een zodanige ondernemer, indien deze ten behoeve van zijn werkzaamheden gedurende ten minste vier maanden per jaar met zijn gezin een trekkend bestaan leidt;
de Centrale Stichting van Internaten voor Schippers- en kermisjeugd;
een kind of pleegkind van een binnenschipper, kermisexploitant of circusartiest;
een gebouw of een samenstel van gebouwen waarin kinderen huisvesting, verzorging en opvoeding wordt geboden;
een persoon of rechtspersoon die een internaat exploiteert;
een gezin van een ander dan de natuurlijke ouders of de wettelijk vertegenwoordiger van een kind, waarin kinderen huisvesting, verzorging en opvoeding wordt geboden.
De minister verstrekt aan CENSIS een instellingssubsidie voor het in internaten of pleeggezinnen huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen.
De subsidie, bedoeld in artikel 28, bestaat uit € 383 per kind in een internaat of pleeggezin, verhoogd met de som van de bedragen die ontstaat door vermenigvuldiging van het aantal kinderen:
in een internaat, indien de exploitant:
huurder is, met € 17.887;
eigenaar is en in verband met een op of na 1 januari 2001 op het internaat gevestigde hypotheek rente- en aflossingskosten verschuldigd is, met € 16.688 vermeerderd met een toeslag van € 4.511 voor de rente- en aflossingskosten;
eigenaar is, doch niet of niet langer rente- en aflossingskosten verschuldigd is in verband met een daarop gevestigde hypotheek, met € 16.688;
eigenaar is, doch niet van de onroerende zaak waarop het internaat is gebouwd, met € 16.783;
in een pleeggezin met € 2.763.
Voor de toepassing van het eerste lid komen slechts in aanmerking kinderen die op 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt verleend, door CENSIS in een internaat of pleeggezin werden gehuisvest, verzorgd en opgevoed.
Indien een kind wordt gehuisvest, verzorgd en opgevoed in een internaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2e en dit internaat onderdeel uitmaakt van een in een meerjarig capaciteitsplan opgenomen nieuwbouwplan, wordt de toeslag met betrekking tot de rente- en aflossingskosten slechts verleend, indien dit capaciteitsplan door de minister is goedgekeurd.
Onverminderd hoofdstuk II van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid gaat de aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 28, vergezeld van een meerjarig capaciteitsplan, waarin in ieder geval is opgenomen:
de beschikbare capaciteit in internaten;
de naar verwachting benodigde capaciteit voor de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen in internaten voor de komende vijf jaar;
het verschil per internaat tussen beschikbare en benodigde capaciteit en
het voorgenomen capaciteitsbeleid, waaruit blijkt op welke wijze de beschikbare capaciteit wordt aangepast aan de benodigde capaciteit.
Het voorgenomen capaciteitsbeleid geeft aan welke reductie dient plaats te vinden, waar en wanneer deze zal plaatsvinden, welke internaten of panden worden gehandhaafd, welke zullen worden gesloten, waar bestaande panden ten behoeve van andere internaten worden ingezet en waar sprake zal zijn van nieuwe huur-, koop- of erfpachtsituaties dan wel nieuwbouw.
Het meerjarig capaciteitsplan behoeft de goedkeuring van de minister. De minister verleent geen goedkeuring, indien het capaciteitsplan voorziet in nieuwe internaten of onderdelen van internaten zonder dat tevens wordt voorzien in de afstoting van huisvestingscapaciteit die niet wordt gebruikt voor het huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen zodat doelmatig wordt aangesloten bij een dalende behoefte aan huisvestingscapaciteit.
De aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 28, gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat de gegevens omtrent het aantal gehuisveste kinderen door CENSIS op 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, juist zijn. De accountantsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig het in bijlage 9a opgenomen model.
CENSIS verricht jaarlijks een vergelijkend onderzoek naar de werkelijke kosten van de huisvesting, verzorging en opvoeding van een kind in een internaat en naar de personeelsformatie per kind.
De uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, worden als bijlage gevoegd bij de jaarrekening van CENSIS die bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt overgelegd.
CENSIS rapporteert driejaarlijks op basis van een rapportage van een onafhankelijke derde aan de minister over de kwaliteit en de kwaliteitsontwikkeling van de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen in internaten en pleeggezinnen, of telkens wanneer dat nodig is voor een beoordeling van de kwaliteit of de kwaliteitsontwikkeling. Indien een exploitant voorziet in de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen, ziet CENSIS toe op de naleving van haar kwaliteitsbeleid.
CENSIS komt schriftelijk met de ouders of de wettelijk vertegenwoordiger van een kind overeen dat ten behoeve van de huisvesting, verzorging en opvoeding van het kind in een internaat of in een pleeggezin een ouderbijdrage per schooljaar is verschuldigd overeenkomstig bijlage 9b. De ouderbijdrage wordt vastgesteld naar evenredigheid van het aantal maanden dat het kind gebruik maakt van de door CENSIS aangeboden huisvesting, verzorging en opvoeding in een internaat of een pleeggezin.
CENSIS draagt per kwartaal aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een bedrag af, dat per subsidiejaar wordt vastgesteld op de som van de in het vierde lid bedoelde ouderbijdragen.
Indien CENSIS het huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen doet uitvoeren door een exploitant, komt CENSIS met hen overeen, dat zij op verzoek van de accountant van CENSIS of op verzoek van de accountantsdienst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport alle bescheiden en inlichtingen aan CENSIS verstrekken, die nodig zijn voor een juiste vervulling van hun taak. De accountantsdienst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt haar verzoek tot CENSIS.
De aanvraag van een subsidie als bedoeld in artikel 28 alsmede de daarbij behorende begroting, worden ingericht overeenkomstig de als bijlage 9 bij deze regeling gevoegde formulieren.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
een instelling met ten minste 2500 leden uit ten minste vijf provincies, die werkzaam is op het gebied van de sport, een landelijk werkterrein heeft en representatief is voor één of meer takken van sport;
een instelling die een landelijk werkterrein heeft en uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam is op één of meer van de volgende gebieden:
deskundigheidsbevordering;
sportgezondheidszorg en sportmedische begeleiding;
arbeidsaangelegenheden in de sport;
sportaccommodatie;
topsport;
sportveiligheid;
sportstimulering;
gehandicaptensport;
ondersteuning van aangesloten landelijke sportorganisaties;
een samenhangende reeks van lessen op het gebied van de sport, opleidend tot bekwaamheden voor functies in de sport;
een sportopleiding in ontwikkeling;
een samenhangende reeks van lessen, gericht op het vergroten van de deskundigheid van sportfunctionarissen;
een natuurlijke persoon die bij een landelijke sportorganisatie of bij een vereniging, aangesloten bij een landelijke sportorganisatie, als lid geregistreerd staat, door wie of ten behoeve van wie aan de landelijke sportorganisatie jaarlijks een bedrag wordt afgedragen en die zich uitdrukkelijk als zodanig heeft opgegeven;
een sportaccommodatie die door een landelijke sportorganisatie is aangewezen als een nationale en internationale trainings- en wedstrijdaccommodatie voor een of meer bepaalde takken van sport;
een sportaccommodatie die door een landelijke sportorganisatie is aangewezen als een regionale trainings- en wedstrijdaccommodatie voor een of meer bepaalde takken van sport;
een eindronde van een Europees- of wereldkampioenschap;
een evenement om een vergelijkbare titel;
een evenement dat onderdeel is van een serie wedstrijden die beslissend is voor de titel Europees of wereldkampioen;
een Olympisch of Paralympisch kwalificatietoernooi;
een ander door de minister als zodanig aangewezen evenement;
een accommodatie voor een topsportevenement;
de antidopingcode, zoals deze is vastgesteld door de World Anti Doping Agency te Montreal.
Indien een landelijke sportorganisatie niet voldoet aan het eerste lid, kan de minister het totaal van de subsidies dat op basis van de artikelen 40 tot en met 44 van deze regeling aan een landelijke sportorganisatie is verleend met ten hoogste 10% lager vaststellen.
Vervallen
Een instellingssubsidie aan een landelijke sportorganisatie of een bijzondere landelijke sportorganisatie voor de uitvoering van een door de minister erkende sportopleiding, een sportbijscholing of een experimentele sportopleiding bestaat uit een bedrag dat ontstaat door vermenigvuldiging van het aantal gerealiseerde onderwijscontact-uren, tot een door de minister vastgesteld maximum, met een door de minister vast te stellen normbedrag.
Een instellingssubsidie aan een landelijke sportorganisatie of een bijzondere landelijke sportorganisatie voor sportmedisch beleid wordt slechts verleend, indien:
medische handelingen, medische onderzoeken en individuele sportmedische adviseringen geschieden door een sportarts of een sportarts in opleiding;
medische handelingen en medische onderzoeken geschieden met gebruikmaking van medische uitrusting van gangbare kwaliteit in een daartoe adequaat ingerichte ruimte.
Een projectsubsidie voor de realisering van een A-accommodatie bedraagt ten hoogste 25% van de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke kosten, voor zover opgenomen in de door de minister goedgekeurde begroting, en niet meer dan € 5.000.000.
Een projectsubsidie voor de realisering van een B-accommodatie bedraagt ten hoogste 25% van de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke kosten, voor zover opgenomen in de door de minister goedgekeurde begroting, en niet meer dan € 1.000.000.
Een subsidie als bedoeld in het eerste en het tweede lid wordt slechts verleend indien:
de accommodatie is opgenomen in het topsportbeleidsplan van de landelijke sportorganisatie die gebaat is bij de accommodatie;
inzicht wordt gegeven in de manier waarop de accommodatie wordt geëxploiteerd en in de activiteiten en evenementen die plaats kunnen vinden in de accommodatie;
er een sluitende meerjarenbegroting voor de exploitatie is.
Een projectsubsidie voor een topsportevenement bedraagt ten hoogste 25% van de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke kosten, voor zover opgenomen in de door de minister goedgekeurde begroting, van de voorbereiding en de organisatie en niet meer dan € 500.000.
Onder kosten van voorbereiding worden verstaan:
de kosten van het onderzoek naar de haalbaarheid van het verkrijgen en van het organiseren van het topsportevenement tot ten hoogste de helft van de werkelijke kosten en niet meer dan € 20.000;
de kosten van het verkrijgen van het topsportevenement tot ten hoogste de helft van de werkelijke kosten en niet meer dan € 30.000;
Een subsidie als bedoeld in de artikelen 42, 43 en 43a kan worden verleend voor een periode van ten hoogste vier opeenvolgende kalenderjaren aansluitend op het jaar waarin de aanvraag is ingediend.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in de artikelen 42, 43 en 43a, wordt ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidiabele activiteit aanvangt.
Een projectsubsidie voor een project op het terrein van sportmedisch beleid wordt slechts verstrekt, indien:
medische handelingen, medische onderzoeken en individuele sportmedische adviseringen geschieden door een sportarts of een sportarts in opleiding, en
medische handelingen en medische onderzoeken geschieden met gebruikmaking van medische uitrusting van gangbare kwaliteit in een daartoe adequaat ingerichte ruimte.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
een persoon die tot één van de wetten voor oorlogsgetroffenen is toegelaten, dan wel op grond van één van die wetten een aanvraag heeft ingediend welke nog in behandeling is;
het bieden van informatie, psycho-sociale hulpverlening, alsmede signalering en preventie aan oorlogsgetroffenen;
voorlichting aan en educatie van scholieren en buitenschoolse jongeren over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog waarin een verband wordt gelegd met hedendaagse ontwikkelingen inzake racisme, discriminatie en intolerantie.
De subsidie aan een instelling voor maatschappelijk werk ten behoeve van maatschappelijk werk aan oorlogsgetroffenen bestaat uit een bedrag dat ontstaat door vermenigvuldiging van het aantal door de minister subsidiabel gestelde formatieplaatsen met een door de minister vast te stellen normbedrag.
Vervallen
De ministers kan, gelet op het belang dat dit besluit beoogt te beschermen, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De Regeling subsidiëring welzijnsbeleid 1995 wordt ingetrokken, met dien verstande dat die regeling van toepassing blijft ten aanzien van de op grond van die regeling verleende subsidies.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1996, met uitzondering van de artikelen 6, eerste en tweede lid, 9, 13, 14, 17, tweede lid, 23, eerste lid, onder a, en 30 die in werking treden met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst en terugwerken tot en met 30 september 1995.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling welzijnsbeleid.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid is in de artikelen 6 en 9 bepaald, dat een aanvraag van een jaarlijkse resp. meerjarige instellingssubsidie voorzien dient te zijn van onder meer een activiteiten- resp. beleidsplan. In de Subsidieregeling welzijnsbeleid is in artikel 6, eerste lid, bepaald dat in de bedoelde plannen ten minste de in bijlage 1 genoemde onderwerpen aan de orde komen. Onderstaand treft u de bedoelde onderwerpen aan.
Opgemerkt zij, dat het niet de bedoeling is te volstaan met trefwoordsgewijze aanduidingen, maar dat op de verschillende onderwerpen, voor zover mogelijk, inhoudelijk en beschrijvend wordt ingegaan. Globaal kan worden gesteld dat een activiteiten- c.q. beleidsplan antwoord moet kunnen geven op vragen als: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe, hoeveel, waartoe, enz.
Correspondentiegegevens: (naam instelling, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer, naam contactpersoon, objectnummer, bank- of gironummer);
Het jaar (bij meerjarige instellingssubsidies: de periode) waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft;
Per iedere activiteit afzonderlijk:
naam/titel/omschrijving van de activiteit
beschrijving van het probleem/de aanleiding tot de activiteit
doelstelling van de activiteit
groep van mensen/de situatie waarop de activiteit gericht is
werkzaamheden en methode/aanpak waarmee men het doel wil bereiken
de verschillende fasen/stappen binnen de activiteit
samenwerking met overheden, instellingen en andere(n)
betrokkenheid van/overleg met/inspraak van doelgroep dan wel derden (bijv vrijwilligers)
vermelden waar ook nog voor dezelfde activiteit subsidie is aangevraagd, voor hoeveel en wat de stand van zaken is
uitvoering/looptijd van de activiteit
tijdsinvestering/personele inzet
plaats van deze activiteit in het kader van het beleid/de voor die periode van toepassing zijnde welzijnsnota
factoren die de uitvoering/realisering van de activiteit negatief kunnen beïnvloeden/risicofactoren voor de haalbaarheid
beoogd/te verwachten resultaat
evaluatie/effectmeting
wat gebeurt er met het resultaat/hoe is de overdracht geregeld
Indien sprake is van uitvoerend werk resp. steunfunctiewerk in de zin van de Welzijnswet 1994 (zie artikel 1, onder c resp. onder d) moet tevens worden voldaan aan het gestelde in artikel 7, eerste lid, van de Welzijnswet 1994. Derhalve dient in het plan beschreven te worden op welke wijze zorg gedragen wordt voor verantwoorde kwaliteit zoals bedoeld in de wet.
Ten aanzien van de volgende activiteiten van landelijke sportorganisaties en bijzondere landelijke sportorganisaties dienen in de activiteiten- en beleidsplannen ten minste de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
Een subsidie in de kosten van topsportbeleid wordt slechts verstrekt indien de activiteiten zijn omschreven in een topsport beleidsplan. In dit topsportbeleidsplan dienen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
algemene uitgangspunten en veronderstellingen
huidige situatie
krachtenveldanalyse
doelstellingen
sporttechnisch beleid
speciale projecten
infrastructuur
commercieel beleid
financiering
evaluatie
Een subsidie in de kosten van sportmedisch beleid wordt slechts verstrekt indien de activiteiten zijn omschreven in een sportmedischbeleidsplan. In dit sportmedischbeleidsplan dienen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
het te voeren dopingbeleid
de medische begeleiding van topsporters
de zorgbehoefte en zorgnoodzaak van topsporters
het bewaken en verbeteren van de veiligheid van sporters
de deskundigheidsbevordering van trainers en begeleiders met betrekking tot de veiligheids- en gezondheidsaspecten
het noodzakelijk en gewenste onderzoek ter verhoging van de veiligheid, de vermindering van blessures en de verbetering van de gezondheid.
Een subsidie in de kosten van deskundigheidsbevordering wordt slechts verstrekt indien de activiteiten zijn omschreven in een deskundigheidsbevorderingsplan als onderdeel van het kaderbeleidsplan. In dit kaderbeleidsplan dienen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
Algemeen
algemene uitgangspunten
opleidingen en/of bijscholingen
deskundigheidsbevordering
werving en promotie
speciale projecten
infrastructuur
evaluatie
financiering
Specifiek m.b.t. sportopleidingen en sportbijscholingen
opsomming van de soorten en aantallen opleidingen en bijscholingen die voorgenomen zijn te worden gehouden in het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd
opgave van het aantal onderwijscontacturen per opleiding en bijscholing
de status van de opleiding (erkend, experimenteel).
De onderwerpen genoemd onder ’algemeen’ zijn niet op deze wijze van toepassing op de activiteitenplannen bij de aanvraag voor een instellingssubsidie als bedoeld in artikel 19. In deze plannen dienen ten minste de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
een samenvattende beschrijving van het beleid van de instelling;
een samenvattende beschrijving van de resultaten van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede een indicatie van het aantal aspirant-vrijwilligers dat vrijwilliger is geworden;
een verkenning van de markt inzake de vraag naar programma’s voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
de voorgenomen programma’s voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd uitgesplitst naar:
de beleidsterreinen waarop de programma’s betrekking hebben
het totaal te verwachten aantal geslaagde deelnemers uitgesplitst naar aantal vrijwilligers en aspirant-vrijwilligers
de organisatie(s) waaruit de deelnemers afkomstig zijn
de doelgroep(en) welke door de (aspirant-)vrijwilligers worden ondersteund
de leerdoelen/de resultaten die de deelnemers willen bereiken
het aantal programma’s uitgesplitst naar eendaags, meerdaags of conferentie;
een schematisch totaaloverzicht van de voorgenomen programma’s waarin opgenomen:
het totaal aantal te verwachten geslaagde deelnemers
de verdeling van de deelnemers over doelgroepen/prioriteitsgebieden
de omvang van de groepen
de gemiddelde groepsgrootte
de gemiddelde aantal dagdelen
de gemiddelde eigen bijdrage;
de wijze waarop voldaan wordt aan artikel 7 van de wet;
de wijze waarop voorzien is in een registratiesysteem.
Bij de controle op basis waarvan de rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in het tweede lid van artikel 36 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid, plaatsvindt, besteedt de accountant aan de naleving van de hierna genoemde artikelen van dat besluit en van deze subsidieregeling de daarbij aangegeven aandacht.
Artikel |
Soort aandacht |
19 |
normale aandacht |
20 |
normale aandacht |
22 |
normale aandacht |
23 |
normale aandacht |
26 |
speciale aandacht |
27, eerste lid |
speciale aandacht |
28 |
speciale aandacht |
29 |
speciale aandacht |
34 |
normale aandacht |
35 |
normale aandacht |
Alle instellingen:
3a |
speciale aandacht |
7 |
speciale aandacht |
7 |
speciale aandacht |
9 |
normale aandacht |
3/3a |
geen verplichting subsidie-overschotten te reserveren, voor zover het gaat om de subsidie als bedoeld in artikel 19 |
19, eerste lid |
normale aandacht (de controle dient zodanig te zijn dat een verklaring kan worden gegeven bij het aan de minister opgegeven aantal gerealiseerde cursus dagdelen, overeenkomstig de definitie in artikel 18) |
20, onder c |
normale aandacht (de controle dient zodanig te zijn dat een verklaring kan worden gegeven bij het aan de minister opgegeven aantal deelnemers) |
20, onder d |
procedurele aandacht |
29 |
speciale aandacht |
29a |
normale aandacht |
29b |
speciale aandacht |
3/3a |
geen verplichting subsidie-overschotten te reserveren, voorzover het gaat om de subsidie als bedoeld in artikel 38 |
40 |
normale aandacht (de controle dient zodanig te zijn dat een verklaring kan worden gegeven bij het aan de minister opgegeven aantal gerealiseerde onderwijscontacturen) |
41 |
procedurele aandacht |
Onder procedurele aandacht wordt verstaan: controle waarbij erop wordt toegezien of procedures in het leven zijn geroepen om te waarborgen dat aan de desbetreffende voorschriften wordt voldaan, of het volgen van die procedures leidt tot naleving van die voorschriften en of die procedures in feite zijn gevolgd.
Onder normale aandacht wordt verstaan: controle met dezelfde diepgang die de accountant in acht neemt bij de controle van een jaarrekening.
Onder speciale aandacht wordt verstaan: controle waarbij de accountant nadrukkelijk beziet of de desbetreffende subsidiebepalingen zijn nageleefd. In dit geval moet dus verder worden gegaan dan bij de controle die normaal op een jaarrekening wordt uitgeoefend.
Aan de niet genoemde artikelen van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid en de Subsidieregeling welzijnsbeleid behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten kennisneming van de Welzijnswet 1994 en de niet genoemde artikelen van het besluit en de subsidieregeling noodzakelijk is.
In de beschikking waarbij de instellingssubsidie is verleend, kunnen afwijkende en aanvullende subsidiebepalingen zijn opgenomen. De accountant neemt van de inhoud van deze beschikking kennis en betrekt de naleving van de eventueel opgenomen nadere subsidiebepalingen in de controle. Indien de vaststelling van de instellingssubsidie gebeurt op basis van aantallen gerealiseerde prestaties, dient de controle zodanig te zijn dat een verklaring kan worden gegeven bij de aan de minister opgegeven aantallen gerealiseerde prestaties.
Met betrekking tot de aandacht die de accountant aan artikel 19 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid moet besteden, is het geenszins de bedoeling dat de accountant op grond van dit protocol een doelmatigheidsonderzoek verricht. Bij zijn oordeelsvorming laat de accountant zich leiden door binnen het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaardbare uitgangspunten met betrekking tot het financieel beheer, met andere woorden hij beoordeelt of de instelling zich als ’een goed huisvader’ over de toegewezen gelden heeft ontfermd.
De accountant stelt zijn verklaring op in overeenstemming met het in bijlage 3 opgenomen model.
In de verklaring noemt de accountant de beschikking(en) waarbij het subsidie is verleend. Als in de subsidiedeclaratie/jaarrekening al melding wordt gemaakt van deze beschikkingen, mag de accountant daarnaar verwijzen met behulp van paragraaf-, paginanummers of dergelijke.
Voor zover de instelling subsidiebepalingen niet heeft nageleefd maakt de accountant daarvan melding in zijn verklaring.
Als de leiding van de instelling in de subsidiedeclaratie/jaarrekening al melding maakt van de subsidiebepalingen die niet zijn nageleefd, mag de accountant daarnaar verwijzen met behulp van paragraaf-, paginanummers of dergelijke.
(afgegeven t.b.v. het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
Wij hebben de bijgevoegde subsidiedeclaratie/jaarrekening 19.. (verder aangeduid als de verantwoording) van ........ (naam instelling) te ...... (plaats) gecontroleerd. De verantwoording is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken.
Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten en de aanwijzingen die de minister in bijlage 2 bij de Subsidieregeling welzijnsbeleid heeft gegeven met betrekking tot de controle op en de rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen.
Volgens de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de verantwoording. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de verantwoording zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de leiding van de huishouding daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de verantwoording. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Goedkeurende verklaring:
Wij zijn van oordeel dat de verantwoording een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 19.. en van het resultaat over 19.. in overeenstemming met algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en dat de verantwoording voldoet aan de bepalingen van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid inzake de verantwoording.
Wij hebben vastgesteld dat de subsidiebepalingen van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid en de Subsidieregeling welzijnsbeleid alsmede de nader gestelde subsidieverplichtingen in brief, kenmerk ......, d.d. ...... zijn nageleefd.
Andere verklaringen (als geen goedkeurende verklaring wordt afgegeven):
Wij zijn van oordeel dat ................................ .
Plaats en datum:
Handtekening:
Naam accountant:
Naam accountantskantoor :
Adres:
Postcode en woonplaats:
Telefoon:
In het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid is in artikel 11, tweede lid, bepaald, dat een aanvraag van een projectsubsidie voorzien dient te zijn van onder meer een projectplan.
In de Subsidieregeling welzijnsbeleid is in artikel 13 bepaald dat in het bedoelde plan ten minste de in bijlage 4 genoemde onderwerpen aan de orde komen. Onderstaand treft u de bedoelde onderwerpen aan.
Opgemerkt zij, dat het niet de bedoeling is te volstaan met trefwoordsgewijze aanduidingen, maar dat op de verschillende onderwerpen, voor zover mogelijk, inhoudelijk en beschrijvend wordt ingegaan. Globaal kan worden gesteld dat een projectplan antwoord moet kunnen geven op vragen als: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe, hoeveel, waartoe, enz.
Correspondentiegegevens: (naam rechtspersoon/natuurlijke persoon, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer, naam contactpersoon, objectnummer, bank- of gironummer);
Het jaar/de periode waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft;
Per project afzonderlijk:
naam/titel/omschrijving van het project
beschrijving van het probleem/ de aanleiding tot het project
doelstelling van het project
groep van mensen/de situatie waarop het project gericht is
werkzaamheden en methode/aanpak waarmee men het doel wil bereiken
de verschillende fasen/stappen binnen het project
samenwerking met overheden, instellingen en andere
betrokkenheid van/overleg met/inspraak van doelgroep dan wel derden (bijv. vrijwilligers)
vermelden waar ook nog voor het project subsidie is aangevraagd, voor hoeveel en wat de stand van zaken is
uitvoering/looptijd van het project
tijdsinvestering/personele inzet
plaats van het project in het kader van het beleid/de voor die periode van toepassing zijnde welzijnsnota
factoren die de uitvoering/realisering van het project negatief kunnen beãnvloeden/risicofactoren voor de haalbaarheid
beoogd/te verwachten resultaat
evaluatie/effectmeting
wat gebeurt er met het resultaat/hoe is de overdracht geregeld
op grond van welke ervaring c.q. deskundigheid bent u van menig dit project te kunnen uitvoeren en laten slagen
Indien in het project sprake is van uitvoerend werk resp. steunfunctiewerk in de zin van de Welzijnswet 1994 (zie artikel 1, onder c resp. onder d) moet tevens worden voldaan aan het gestelde in artikel 7, eerste lid, van de Welzijnswet 1994.
Derhalve dient in het plan beschreven te worden op welke wijze zorg gedragen wordt voor verantwoorde kwaliteit zoals bedoeld in de wet.
In ieder geval dient uit de beschrijving duidelijk te worden wat het innovatieve karakter van het project is, wat de landelijk betekenis ervan is en op welke wijze het project past binnen de hoofdlijnen van het welzijnsbeleid.
Ten aanzien van projecten die zijn gericht op het realiseren van een A- of B- accommodatie, dienen, naast onderwerpen genoemd onder `algemeen', de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
het inzicht in de gebruiksmogelijkheden en de gebruiksvoornemens ten behoeve van het nationale trainings- en wedstrijdwezen;
de eigenaar van de (te realiseren) accommodatie;
de wijze waarop wordt voorzien in de toegankelijkheid voor gehandicapten;
de beschrijving van de voor de tak van sport geldende sporttechnische en sportfunctionele normen en eisen inzake het (inter)nationale trainings- en wedstrijdwezen;
de wijze waarop wordt voorzien in eventuele aanpassing van de accommodatie indien de accommodatie zou worden gebruikt als evenementaccommodatie.
Ten aanzien van projecten die zijn gericht op de voorbereiding en organisatie van een topsportevenement, dienen, naast de onderwerpen genoemd onder `algemeen', de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
de plaats op de evenementenkalender van NOC*NSF;
de relatie met het (meerjaren) topsportbeleidsplan van de sportorganisatie;
de kansen op positieve leerervaringen voor Nederlandse talenten;
de kansen op succes voor Nederlandse deelnemers;
de (potentiële) stimulans voor sportbeoefening in de betrokken tak van sport in ons land, in de betrokken regio of gemeente(n);
de uitstraling van het evenement voor Nederland (Holland-imago).
Bij de controle op basis waarvan de rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in het tweede lid van artikel 36 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid, plaatsvindt, besteedt de accountant aan de naleving van de hierna genoemde artikelen van dat besluit en van deze subsidieregeling de daarbij aangegeven aandacht.
Artikel |
Soort aandacht |
19 |
normale aandacht |
20 |
normale aandacht |
22 |
normale aandacht |
28 |
speciale aandacht |
29 |
speciale aandacht |
34 |
normale aandacht |
Artikel |
Soort aandacht |
Alle projecten: |
|
11 |
normale aandacht |
14 |
normale aandacht |
44 |
procedurele aandacht |
Onder procedurele aandacht wordt verstaan: controle waarbij erop wordt toegezien of procedures in het leven zijn geroepen om te waarborgen dat aan de desbetreffende voorschriften wordt voldaan, of het volgen van die procedures leidt tot naleving van die voorschriften en of die procedures in feite zijn gevolgd.
Onder normale aandacht wordt verstaan: controle met dezelfde diepgang die de accountant in acht neemt bij de controle van een jaarrekening.
Onder speciale aandacht wordt verstaan: controle waarbij de accountant nadrukkelijk beziet of de desbetreffende subsidiebepalingen zijn nageleefd. In dit geval moet dus verder worden gegaan dan bij de controle die normaal op een jaarrekening wordt uitgeoefend.
Aan de niet genoemde artikelen van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid en de Subsidieregeling welzijnsbeleid behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten kennisneming van de Welzijnswet 1994 en de niet genoemde artikelen van het besluit en de subsidieregeling noodzakelijk is.
In de beschikking waarbij de projectsubsidie is verleend, kunnen afwijkende en aanvullende subsidiebepalingen zijn opgenomen. De accountant neemt van de inhoud van deze beschikking kennis en betrekt de naleving van de eventueel opgenomen nadere subsidiebepalingen in de controle.
Met betrekking tot de aandacht die de accountant aan artikel 19 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid moet besteden, is het geenszins de bedoeling dat de accountant op grond van dit protocol een doelmatigheidsonderzoek verricht. Bij zijn oordeelsvorming laat de accountant zich leiden door binnen het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaardbare uitgangspunten met betrekking tot het financieel beheer, met andere woorden hij beoordeelt of de instelling zich als ’een goed huisvader’ over de toegewezen gelden heeft ontfermd.
De accountant stelt zijn verklaring op in overeenstemming met het in bijlage 6 opgenomen model.
In de verklaring noemt de accountant de beschikking(en) waarbij het subsidie is verleend. Als in de subsidiedeclaratie al melding wordt gemaakt van deze beschikkingen, mag de accountant daarnaar verwijzen met behulp van paragraaf-, paginanummers of dergelijke.
Voor zover de instelling subsidiebepalingen niet heeft nageleefd maakt de accountant daarvan melding in zijn verklaring.
Als de leiding van de instelling in de subsidiedeclaratie al melding maakt van de subsidiebepalingen die niet zijn nageleefd, mag de accountant daarnaar verwijzen met behulp van paragraaf-, paginanummers of dergelijke.
(afgegeven t.b.v. het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
Wij hebben de bijgevoegde subsidiedeclaratie van .......... (naam instelling) te ........ (plaats) gecontroleerd. De subsidiedeclaratie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de subsidiedeclaratie te verstrekken.
Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten en de aanwijzingen die de minister in bijlage 5 bij de Subsidieregeling welzijnsbeleid heeft gegeven met betrekking tot de controle op en de rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen.
Volgens de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de subsidiedeclaratie geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de subsidiedeclaratie. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de subsidiedeclaratie zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de leiding van de huishouding daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de subsidiedeclaratie. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Wij zijn van oordeel dat de subsidiedeclaratie, aangevende een bedrag van per saldo € ........ aan subsidiabele kosten en inkomsten, in overeenstemming is met algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de bepalingen van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid inzake de subsidiedeclaratie.
Wij hebben vastgesteld dat de subsidiebepalingen van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid en de Subsidieregeling welzijnsbeleid alsmede de nader gestelde subsidieverplichtingen in brief, kenmerk ........, d.d. ........ zijn nageleefd.
Andere verklaringen (als geen goedkeurende verklaring wordt afgegeven):
Wij zijn van oordeel dat .......
Plaats en datum:
Handtekening:
Naam accountant:
Naam accountantskantoor:
Adres :
Postcode en woonplaats:
De instelling
Naam:
Adres:
Plaats:
Objectnummer VWS:
Gegevens betreffende de bijdrageplichtige(n)
Naam:
Voornamen:
Geboortedatum:
Adres:
Woonplaats:
Gegevens betreffende eventuele partner
Naam:
Voornamen:
Geboortedatum:
Adres:
Woonplaats:
Gegevens ter vaststelling van het inkomen waarover een bijdrage is verschuldigd
Netto-inkomsten per maand uit:
1) (Voormalige) Dienstbetrekking € ......
2) Sociale verzekeringswetten € ......
3) Vermogen € ......
Specificatie (incl rente)
4) Overige inkomsten (w.o. alimentatie per maand) € ......
-/- premie zorgverzekering € ...
-/- Betaalde alimentatie € ..........
Netto maandinkomen € ..........
Verschuldigde Eigen Bijdrage*De Eigen Bijdrage zal niet hoger zijn dan de verzorgingsprijs. Indien geen verzorgingsprijs is vastgesteld geldt als uitgangspunt het normbedrag, dat wordt vastgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Indien het netto maandinkomen kleiner is dan de de norm, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en bijstand is de eigen bijdrage
f nihil
Indien het groter is, dan is de eigen bijdrage netto maandinkomen minus zak- en kleedgeld € ..........
Op jaarbasis 12 x € ..........
Aldus naar waarheid ingevuld (bewoner of pensionhouder):
Plaats:
Datum:
(handtekening van degene die de gegevens onder 3 en 4 heeft ingevuld)
Indien dit niet door de bijdrageplichtige c.q. pensionhouder is gedaan tevens:
Naam:
Adres:
Telefoon:
Hoedanigheid:
In te sturen voor 1 oktober 19.. naar:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Directie Ouderenbeleid,
Postbus 3007,
2280 MJ Rijswijk.
Opgave van voor verzorging en subsidie in aanmerking komende personen en specificatie van de individuele eigen bijdrage in het verzorgingstarief.
Verwachte bezettingslijst bejaardenpensions 19.. (gesubsidieerde personen)
Naam bejaardenpension:
Objectnummer:
Voor het jaar 19..
Naam en voorletter(s) Verwachte eigen bijdrage
1. ....... € ......
2. ....... € ......
3. ....... € ......
4. ....... € ......
5. ....... € ......
6. ....... € ......
7. ....... € ......
8. ....... € ......
9. ....... € ......
10 ....... € ......
Handtekening houder:
In te sturen voor 1 oktober 19.. naar:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Directie Ouderenbeleid
Postbus 3007
2280 MJ Rijswijk
Objectnummer organisatie: |
.......................................................... |
Naam organisatie: |
.......................................................... |
Adres: |
.......................................................... |
Telefoonnummer: |
.......................................................... |
Naam contactpersoon |
.......................................................... |
Telefoonnummer: |
.......................................................... |
Betaalnummer: |
.......................................................... |
(bank- of gironummer) |
|
Naam accountant |
.......................................................... |
A Huurpanden |
B Eigendomspanden nieuw verworven |
C Eigendomspanden (geen kapitaallasten) |
D Eigendomspanden (geen kapitaallasten wel erfpacht) |
|
1. Aantal kinderen 1a. internaat x 1.b internaat y |
Pand b |
Pand a |
Pand c |
|
etc. |
etc. |
etc. |
etc. |
|
2. Normbedrag per kind |
€ |
€ |
€ |
€ |
3. Totaal (1 x 2) |
Toelichting:
Regel 1: aantal kinderen dat door CENSIS is gehuisvest perr teldatum van 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Kolommen A t/m D: het aantal kinderen per internaat dient te worden gesplitst naaar de verschillende panden, waarin zij worden gehuisvest. Indien een kind wordt gehuisvest in een internaat dat bestaat uit verschillende panden, waarvan enkele bijvoorbeeld worden gehuurd en anderen in eigendom worden gehouden, dan dient als uitgangspunt te worden genomen, het pand waar een kind overnacht.
Regel 2: in te vullen door het Ministerie van VWS.
A. Totaal aantal m² |
B. Aantal kinderen x 35 m² |
C. Overcapaciteit in m² (A - B) |
D. Huurinkomsten |
|
Pand a |
||||
Pand b |
||||
etc. |
Toelichting:
Kolom A: aantal m² op basis van het rapport van het Bureau Organisatie Bouwwezen B.V. 'Bouwkundig/functioneel onderzoek gebouwen Schippersinternaten', Utrecht 8 november 1999, voor zover hierin opgenomen.
Kolom B: aantal kinderen dat bij CENSIS is gehuisvest, verzorgd en opgevoed op de teldatum van 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Kolom C: het gaat hier in beginsel om het verschil tussen kolom A en kolom B. Als er redenen zijn om hier correcties op aan te brengen dient te worden aangegeven voor hoeveel m² de exploitatiekosten werkelijk worden betaald. Vastegesteld moet kunnen worden voor welk deel van de overcapaciteit in het pand de eigenaa de exploitatiekosten betaalt. Alleen voor dat deel is de overgangsregeling van toepassing. Indien een deel van het pand feitelijk of juridisch is gesplitst (bv in appartementen) en de gebruiker van het van het internaat afgezonderde deel geheel zorgdraagt voor de exploitatie en de daaruit voortkomende accommodatiekosten betaalt, moet dit deel in mindering worden gebracht op kolom C.
Kolom D: de volledige huurinkomsten van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het gaat hier zowel om de kale huur als om vergoedingen voor belasting, energiekosten e.d.
* Bruto vloeroppervlakte
aantal m² conform kolom C |
x € 880,33 x Y verminderd met huurinkomsten conform kolom D |
35 m² |
Y =
in 2001: 75%
in 2002: 50%
in 2003: 25%
Het bedrag van € 880,33 (prijspeil 2000) is het normbedrag dat wordt gehanteerd ten behoeve van de overgangsregeling conform het kabinetsstandpunt schippersinternaten van juli 2000 (Kamerstukken II. 1999/2000, 27240. nr. 1). Als de uitkomst van bovenstaande berekening negatief is, zal de subsidie uit hoofde van de overgangsregeling € 0 zijn.
Aantal kinderen en hun leeftijd, dat op 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, voor huisvesting, verzorging en opvoeding in pleeggezinnen bij CENSIS is ingeschreven.
Eerste kind: |
Leeftijd |
Aantal |
|
........... |
........... |
||
........... |
........... |
||
Tweede en volgend kind: |
........... |
........... |
|
........... |
........... |
etc. |
Objectnummer:
Het bestuur verklaart kennis te hebben genomen van het Bekostigingsbesluit en de Subsidieregeling Welzijnsbeleid en dienovereenkomstig de begroting 20.... te hebben opgesteld.
Plaats: |
.............................................................................. |
Datum: |
.............................................................................. |
afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wij hebben de bijgevoegde opgave van het aantal door ... (naam instelling) te ... (plaats) per ... (datum) ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten gecontroleerd. Deze opgave is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van ... (naam instelling of soort rechtspersoon). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze opgave te verstrekken.
Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten en de aanwijzingen die de minister in bijlage 2 bij de Subsidieregeling welzijnsbeleid heeft gegeven met betrekking tot de controle op en de rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen.
Volgens de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdachten dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave van het aantal kinderen geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen en relevante gegevens. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
- GOEDKEURENDE VERKLARING:
Wij zijn van oordeel dat de opgave de gegevens over het aantal per ... (datum) ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten juist weergeeft.
punt voor het eerste kind uit een gezin is bij plaatsing van het kind in een internaat een bijdrage verschuldigd van € 1.407,98, vermeerderd met 3% van dat deel van het belastbare inkomen van de ouders of wettelijk vertegenwoordiger(s) in het jaar (t - 2), dat het bedrag van € 16.564,54 te boven gaat, tot een maximum van € 2.553,27;
• voor elk tweede en volgende kind uit een gezin is bij plaatsing van het kind in een internaat een bijdrage verschuldigd van € 938,49, vermeerderd met 1,5% van dat deel van het belastbare inkomen van de ouders of wettelijk vertegenwoordiger(s) (t - 2), dat het bedrag van € 16.564,54 te boven gaat, tot een maximum van € 1.511,12;
• voor het eerste kind uit een gezin is bij plaatsing van het kind in een pleeggezin een bijdrage verschuldigd van € 1.407,98, vermeerderd met 1% van dat deel van het belastbare inkomen van de ouders of wettelijk vertegenwoordiger(s) (t - 2), dat het bedrag van € 16.564,54 te boven gaat, tot een maximum van € 1.789,75;
• voor elk tweede en volgende kind uit een gezin is bij plaatsing van het kind in een pleeggezin een bijdrage verschuldigd van € 938,49, vermeerderd met 0,5% van dat deel van het belastbare inkomen van de ouders of wettelijk vertegenwoordiger(s) (t - 2), dat het bedrag van € 16.564,54 te boven gaat, tot een maximum van € 1.129,36.
t = het kalenderjaar waarin CENSIS zorgdraagt voor de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen en voor welke periode de hoogte van de ouderbijdrage moet worden vastgesteld.
Het belastbaar inkomen van de ouder(s) of de wettelijk vertegenwoordiger(s) van een kind wordt vastgesteld op basis van een kopie van de aanslag van de belastingdienst over het jaar t - 2.
voorgenomen aantal |
gerealiseerd |
nog te verwachten |
geslaagde deelnemers |
||
x |
x |
x |
waarvan vrijwilliger |
x |
x |
aspirant-vrijwilliger |
x |
x |
soort cursus |
||
eendaags |
x |
x |
meerdaags |
x |
x |
conferentie e.d. |
x |
x |
gemiddelde groepsgrootte |
x |
x |
gemiddeld aantal dagdelen |
x |
x |
per doelgroep/prioriteit: |
||
... |
x |
x |
... |
x |
x |
... |
x |
x |
enz. |
||
indeling in leerdoelen: |
||
... |
x |
x |
... |
x |
x |
... |
x |
x |
enz. |
Opmerkingen:
Belangrijke afwijkingen ten opzichte van het activiteitenplan: