Wet van 22 mei 1997, houdende nieuwe regels omtrent de economische mededinging (Mededingingswet)

Mededingingswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter vervanging van de Wet economische mededinging nieuwe regels vast te stellen omtrent mededingingsafspraken en economische machtsposities, alsmede om regels te stellen omtrent toezicht op concentraties van ondernemingen, en daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij de regels betreffende de mededinging krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • b.

    mededingingsautoriteit: de Nederlandse mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2, eerste lid;

  • c.

    directeur-generaal: de directeur-generaal van de mededingingsautoriteit;

  • d.

    Verdrag: het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

  • e.

    overeenkomst: een overeenkomst in de zin van artikel 85, eerste lid, van het Verdrag;

  • f.

    onderneming: een onderneming in de zin van artikel 85, eerste lid, van het Verdrag;

  • g.

    ondernemersvereniging: een ondernemersvereniging in de zin van artikel 85, eerste lid, van het Verdrag;

  • h.

    onderling afgestemde feitelijke gedragingen: onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de zin van artikel 85, eerste lid, van het Verdrag;

  • i.

    economische machtspositie: positie van een of meer ondernemingen die hen in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan te verhinderen door hun de mogelijkheid te geven zich in belangrijke mate onafhankelijk van hun concurrenten, hun leveranciers, hun afnemers of de eindgebruikers te gedragen;

  • j.

    overtreding: een handeling die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens deze wet;

  • k.

    onderzoek: handelingen die worden verricht met het oog op de vaststelling dat al dan niet een overtreding is begaan;

  • l.

    boete: de bestuurlijke sanctie bestaande in de verplichting aan de staat een bepaalde geldsom te betalen.

Hoofdstuk

2

De Nederlandse mededingingsautoriteit

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Hoofdstuk

3

Mededingingsafspraken

§

1

Verbod van mededingingsafspraken

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel 6 geldt niet voor overeenkomsten, besluiten en gedragingen als bedoeld in dat artikel die rechtstreeks verbonden zijn aan een concentratie als bedoeld in artikel 27, en noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de desbetreffende concentratie.

§

2

Uitzondering in verband met het vervullen van bijzondere taken

Artikel

11

Voor overeenkomsten, besluiten en gedragingen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, waarbij ten minste een onderneming of ondernemersvereniging betrokken is die bij wettelijk voorschrift of door een bestuursorgaan is belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang, geldt artikel 6, eerste lid, voor zover de toepassing van dat artikel de vervulling van de aan die onderneming of ondernemersvereniging toevertrouwde bijzondere taak niet verhindert.

§

3

Vrijstellingen

Artikel

12

Artikel 6, eerste lid, geldt niet voor overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen waarvoor krachtens een verordening van de Raad van de Europese Unie of een verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen artikel 85, eerste lid, van het Verdrag buiten toepassing is verklaard.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel 6, eerste lid, geldt niet voor overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen waarvoor een op grond van artikel 85, derde lid, van het Verdrag verleende ontheffing geldt.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel 6, eerste lid, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten en gedragingen als bedoeld in dat artikel die ingevolge het bepaalde bij of krachtens enige andere wet zijn onderworpen aan goedkeuring of door een bestuursorgaan onverbindend verklaard, verboden of vernietigd kunnen worden, dan wel op grond van enige wettelijke verplichting tot stand zijn gekomen.

§

4

Ontheffingen

Artikel

17

De directeur-generaal kan op aanvraag een ontheffing verlenen van het verbod van artikel 6, eerste lid, voor overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen als bedoeld in dat artikel, die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

  • a.

    beperkingen op te leggen die voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn, of

  • b.

    de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken goederen en diensten de mededinging uit te schakelen.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

De beschikking waarbij de ontheffing wordt verleend kan terugwerken maar niet verder dan tot de datum van ontvangst van de aanvraag om de ontheffing.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Hoofdstuk

4

Economische machtsposities

§

1

Verbod van misbruik van economische machtsposities

Artikel

24

§

2

Uitzondering in verband met het vervullen van bijzondere taken

Artikel

25

Hoofdstuk

4a

Financiële transparantie binnen bepaalde ondernemingen

Artikel

25a

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    richtlijn: richtlijn nr. 2000/52/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 2000 (PbEG L 193) tot wijziging van Richtlijn nr. 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven;

  • b.

    uitsluitend recht: een recht dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van een bestuursorgaan aan een onderneming wordt verleend, waarbij voor die onderneming het recht wordt voorbehouden om binnen een bepaald geografisch gebied een dienst te verrichten of een activiteit uit te oefenen;

  • c.

    bijzonder recht: een recht dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van een bestuursorgaan aan een beperkt aantal ondernemingen wordt verleend en waarbij binnen een bepaald geografisch gebied:

    • 1°.

      het aantal van deze ondernemingen die een dienst mogen verrichten of een activiteit mogen uitoefenen op een andere wijze dan volgens objectieve, evenredige en niet-discriminerende criteria tot twee of meer wordt beperkt,

    • 2°.

      verscheidene concurrerende ondernemingen die een dienst mogen verrichten of een activiteit mogen uitoefenen op een andere wijze dan volgens deze criteria worden aangewezen, of

    • 3°.

      aan een of meer ondernemingen op een andere wijze dan volgens deze criteria voordelen worden toegekend waardoor enige andere onderneming aanzienlijk wordt belemmerd in de mogelijkheid om dezelfde activiteiten binnen hetzelfde geografische gebied onder in wezen gelijkwaardige voorwaarden uit te oefenen;

  • d.

    verschillende activiteiten: enerzijds producten of diensten met betrekking tot welke aan een onderneming een bijzonder of uitsluitend recht is verleend, of alle diensten van algemeen economisch belang waarmee een onderneming is belast en, anderzijds, elk ander afzonderlijk product met betrekking tot hetwelk of elke andere afzonderlijke dienst met betrekking tot welke de onderneming werkzaam is.

Artikel

25b

Artikel

25c

Artikel 25b, eerste lid, is niet van toepassing op activiteiten die onder de toepassing vallen van specifieke door de Europese Gemeenschap vastgestelde bepalingen inzake een gescheiden administratie, andere dan die van de richtlijn.

Artikel

25d

Artikel

25e

Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt om terbeschikkingstelling van gegevens als bedoeld in artikel 25b, eerste lid, verstrekt de onderneming die dit aangaat, de directeur-generaal op diens verzoek binnen de door hem gestelde termijn de desbetreffende gegevens. De directeur-generaal doet de gegevens toekomen aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel

25f

Indien de goede uitvoering van de richtlijn dat vereist, kunnen bij regeling van Onze Minister nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk

5

Concentraties

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

26

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder zeggenschap verstaan de mogelijkheid om op grond van feitelijke of juridische omstandigheden een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming.

Artikel

27

Onder een concentratie wordt verstaan:

  • a.

    het fuseren van twee of meer voorheen van elkaar onafhankelijke ondernemingen;

  • b.

    het direct of indirect verkrijgen van zeggenschap door

    • 1°.

      een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die reeds zeggenschap over ten minste een onderneming hebben, of

    • 2°.

      een of meer ondernemingen over een of meer andere ondernemingen of delen daarvan door middel van de verwerving van participaties in het kapitaal of van vermogensbestanddelen, uit hoofde van een overeenkomst of op enige andere wijze;

  • c.

    de totstandbrenging van een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult, en die er niet toe leidt dat de oprichtende ondernemingen hun marktgedrag coördineren.

Artikel

28

§

2

Toepassingsbereik concentratietoezicht

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

§

3

Melding

Artikel

34

Het is verboden een concentratie tot stand te brengen voordat het voornemen daartoe aan de directeur-generaal is gemeld en vervolgens vier weken zijn verstreken.

Artikel

35

Artikel

36

Van een ontvangen melding wordt door de directeur-generaal zo spoedig mogelijk mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel

37

Artikel

39

Artikel

40

§

4

Vergunningen

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Een onderneming verstrekt desgevraagd aan de directeur-generaal de inlichtingen omtrent bedrijfsgegevens van die onderneming, die voor de beoordeling van een aanvraag om een vergunning redelijkerwijs nodig zijn.

Artikel

44

Artikel

45

De directeur-generaal kan een vergunning intrekken indien de verstrekte gegevens zodanig onjuist waren dat op de aanvraag anders zou zijn beslist als de juiste gegevens wel bekend zouden zijn geweest.

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke gegevens bij een tot Onze Minister gerichte aanvraag om een vergunning dienen te worden verstrekt.

Artikel

49

Hoofdstuk

6

Toezicht en onderzoek

§

1

Toezicht

Artikel

50

§

2

Onderzoek

Artikel

52

Artikel

53

Indien de in artikel 52, eerste lid, bedoelde ambtenaren een redelijk vermoeden hebben dat een bepaalde onderneming of ondernemersvereniging een overtreding heeft begaan, is er geen verplichting aan de zijde van die onderneming of ondernemersvereniging ter zake een verklaring af te leggen. De betrokkenen worden hiervan in kennis gesteld voordat hun mondeling ter zake om informatie wordt gevraagd.

Hoofdstuk

7

Overtredingen verbod van mededingingsafspraken en verbod van misbruik van een economische machtspositie

§

1

Bestuurlijke boete en last onder dwangsom

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

§

2

Procedure

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

§

3

Beschikkingen

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 56, eerste lid, vervalt vijf jaren nadat de overtreding is begaan.

Artikel

65

§

4

Wijziging of intrekking van de last onder dwangsom

Artikel

66

§

5

Invordering van de boete

Artikel

67

Artikel

68

Hoofdstuk

8

Overige overtredingen

§

1

Overtredingen medewerkingsplicht

Artikel

69

Artikel

70

§

1a

Overtreding verplichtingen inzake financiële transparantie

Artikel

70a

§

2

Overtredingen concentratietoezicht

Artikel

71

Indien op grond van artikel 40, tweede lid, of van artikel 46, tweede lid, aan een ontheffing als in het desbetreffende artikel bedoeld verbonden voorschriften niet worden nageleefd, kan de directeur-generaal de natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan wie die overtreding kan worden toegerekend, een boete opleggen van ten hoogste € 4 500.

Artikel

72

De directeur-generaal kan degene, die in strijd handelt met artikel 43, een boete opleggen van ten hoogste € 4 500.

Artikel

73

De directeur-generaal kan degene die onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij een melding van een concentratie op grond van artikel 34 of bij een aanvraag om een vergunning voor het tot stand brengen van een concentratie als bedoeld in artikel 41, eerste lid, een boete opleggen van ten hoogste € 22 500.

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Een boete op grond van artikel 71, 72, 73, 74, eerste lid, of 75, eerste lid, wordt niet opgelegd indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat hem van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt.

§

3

Procedure

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

82a

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 70a, eerste lid, vervalt vijf jaren nadat de overtreding is begaan.

Hoofdstuk

9

Voorlopige last onder dwangsom

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Artikel

86

Op een beschikking omtrent een voorlopige last is artikel 65 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

87

Hoofdstuk

10

Decentrale toepassing van de EG-mededingingsregels

Artikel

88

De directeur-generaal oefent de krachtens de verordeningen op grond van artikel 87 van het Verdrag bestaande bevoegdheid uit om de artikelen 85, eerste lid, en 86 van het Verdrag toe te passen alsmede de krachtens artikel 88 van het Verdrag bestaande bevoegdheid om te beslissen over de toelaatbaarheid van mededingingsafspraken en over het misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt.

Artikel

89

Ter zake van de uitoefening van de in artikel 88 bedoelde bevoegdheden zijn de hoofdstukken 3, § 4, 6, 7 en 9 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

11

Gebruik van gegevens

Artikel

90

Gegevens of inlichtingen omtrent een onderneming, welke in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet zijn verkregen, mogen uitsluitend voor de toepassing van deze wet worden gebruikt.

Artikel

91

In afwijking van artikel 90 is de directeur-generaal bevoegd gegevens of inlichtingen, verkregen bij de uitoefening van de hem in deze wet opgedragen taken, te verstrekken aan:

  • 1°.

    een buitenlandse instelling, die op grond van nationale wettelijke regels is belast met de toepassing van mededingingsregels, voor zover die gegevens of inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die instelling en de verstrekking ervan naar het oordeel van de directeur-generaal in het belang is van de Nederlandse economie,

  • 2°.

    een bestuursorgaan dat op grond van een andere wettelijke regeling dan deze wet is belast met taken die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen omtrent mededinging betreffen, voor zover die gegevens of inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de genoemde taken van dat bestuursorgaan,

mits

  • a.

    de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen in voldoende mate is gewaarborgd, en

  • b.

    voldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Hoofdstuk

12

Rechtsbescherming

Hoofdstuk

13

Wijzigingen in andere wetten

Artikel

94

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

95

De Wet economische mededinging wordt ingetrokken.

Artikel

96

Wijzigt de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

Artikel

97

Wijzigt de Wet vervoer over zee.

Artikel

98

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

99

Wijzigt de Wet op de Raad van State.

Hoofdstuk

14

Overgangsbepalingen

Artikel

100

Artikel

101

Verzoeken als bedoeld in de artikelen 9g, eerste lid, en 12, eerste en tweede lid, van de Wet economische mededinging, waarop voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6 nog niet is beslist, worden aangemerkt als aanvragen als bedoeld in artikel 17. Voor de toepassing van artikel 19 geldt het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6 als datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel

102

Ontheffingen, verleend op grond van het bij en krachtens de artikelen 9g , eerste lid, en 12, eerste en tweede lid, van de Wet economische mededinging bepaalde, worden aangemerkt als ontheffingen, bedoeld in artikel 17. De artikelen 22 en 23 zijn niet van toepassing.

Artikel

103

Artikel

104

Artikel

105

Artikel

106

De straffen en maatregelen, gesteld op overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet economische mededinging, die een economisch delict opleveren en die zijn begaan voor het tijdstip waarop artikel 94 in werking treedt, blijven van toepassing.

Hoofdstuk

15

Slotbepalingen

Artikel

107

Artikel

108

Wijzigt deze wet.

Artikel

109

Wijzigt deze wet.

Artikel

110

Deze wet wordt aangehaald als: Mededingingswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, G. J. Wijers
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager