Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en overige verpleegden strafrechtstoepassing en daarmede verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen (Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden)

Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen omtrent de beginselen waarop de verpleging in inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden en de rechtspositie van verpleegden, in het bijzonder van de ter beschikking gestelden die in justitiële inrichtingen als bedoeld in artikel 90quinquies, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, worden verpleegd, berusten en in verband daarmee enige bepalingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK

I

BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel

1

In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: de Minister voor Rechtsbescherming;

  • b.

    instelling: een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet forensische zorg;

  • c.

    vervallen;

  • d.

    vervallen;

  • e.

    vervallen;

  • f.

    hoofd van de instelling: het hoofd van de instelling, alsmede diens plaatsvervanger als bedoeld in artikel 3.1, vijfde lid, of artikel 3.3, vierde lid, van de Wet forensische zorg;

  • g.

    private instelling: een instelling als bedoeld in artikel 3.2, van de Wet forensische zorg, niet zijnde een private instelling als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wfz;

  • h.

    hoofd van de private instelling: het hoofd van de instelling, bedoeld in artikel 3.2 van de Wet forensische zorg, niet zijnde het hoofd van de instelling, alsmede de voor de behandeling van de ter beschikking gestelde persoon verantwoordelijke persoon;

  • i.

    ter beschikking gestelde: een ter beschikking gestelde ten aanzien van wie een bevel tot verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is gegeven;

  • j.

    verpleegde: een persoon die in een instelling is opgenomen;

  • k.

    personeelslid of medewerker: een persoon, die een taak uitvoert in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden;

  • l.

    reclasseringswerker: een reclasseringswerker als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995;

  • m.

    rechtsbijstandverlener: de advocaat of de medewerker van de stichting, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

  • n.

    Raad: de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming;

  • o.

    beroepscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 67, tweede lid;

  • p.

    commissie van toezicht: een commissie als bedoeld in artikel 10;

  • q.

    uitspraak: een door een beklag- of beroepscommissie naar aanleiding van een door een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde ingediend klaag- of beroepschrift genomen beslissing;

  • r.

    beklagcommissie: een commissie als bedoeld in artikel 59, eerste lid;

  • s.

    bestuur: het bestuur van de rechtspersoon die een private instelling als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van de Wet forensische zorg beheert;

  • t.

    gevaar:

    • 1.

      gevaar voor de verpleegde, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:

      • a.

        het gevaar dat de verpleegde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

      • b.

        het gevaar dat de verpleegde maatschappelijk te gronde gaat;

      • c.

        het gevaar dat de verpleegde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;

      • d.

        het gevaar dat de verpleegde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.

    • 2.

      gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:

      • a.

        het gevaar dat verpleegde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

      • b.

        het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;

      • c.

        het gevaar dat de verpleegde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen.

    • 3.

      gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen;

  • u.

    verpleging: het samenstel van handelingen, gericht op:

    • 1°.

      de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen, en

    • 2°.

      de verzorging van de verpleegde tijdens de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel, waaronder begrepen het doen van een aanbod aan de verpleegde tot en het bevorderen en vergemakkelijken van zijn behandeling;

  • v.

    behandeling: het samenstel van handelingen, gericht op een dusdanige vermindering van de uit de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap voortvloeiende gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen dat het doen terugkeren van de verpleegde in de maatschappij verantwoord is;

  • w.

    verplegings- en behandelingsplan: een plan als bedoeld in artikel 16, eerste lid, zoals dat ten aanzien van een verpleegde wordt toegepast;

  • x.

    verpleegdedossier: een dossier als bedoeld in artikel 19, eerste lid;

  • y.

    evaluatieverslag: een verslag als bedoeld in artikel 18, tweede lid;

  • z.

    persoonlijke verblijfsruimte: de verblijfsruimte als bedoeld in artikel 16, eerste lid;

  • aa.

    afzondering: het insluiten van een verpleegde in een gangbare woon- of verblijfsruimte, de persoonlijke verblijfsruimte daaronder begrepen, in afwijking van de in de instelling geldende regels;

  • bb.

    separatie: het insluiten van een verpleegde in een speciale voor separatie bestemde verblijfsruimte;

  • cc.

    huisregels: regels als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de Wet forensische zorg.

HOOFDSTUK

II

DOELSTELLING, BEHEER EN TOEZICHT

Paragraaf

1

Doelstelling

Artikel

2

Paragraaf

2

Beheer

Artikel

3

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

7a

Vervallen

Artikel

7b

Vervallen

Paragraaf

3

Toezicht

Artikel

8

Vervallen

Artikel

10

HOOFDSTUK

III

Vervoer

Artikel

11

Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de wijze waarop het vervoer van de verpleegde plaatsvindt.

Artikel

12

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

HOOFDSTUK

IV

VERPLEGING, BEHANDELING EN EVALUATIE

Artikel

16

Artikel

16a

Behandeling van de verpleegde vindt slechts plaats:

  • a.

    voor zover deze is voorzien in het behandelingsplan

  • b.

    indien het overleg over het behandelingsplan als bedoeld in artikel 16, eerste of vierde lid, tot overeenstemming heeft geleid, en

  • c.

    indien de verpleegde of -indien van toepassing- de in artikel 16, vierde lid, bedoelde persoon zich niet tegen behandeling verzet.

Artikel

16b

Indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 16a, onderdelen b en c, kan als uiterste middel niettemin behandeling plaatsvinden:

  • a.

    voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of

  • b.

    indien het hoofd van de instelling daartoe een besluit heeft genomen en dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde binnen de instelling doet veroorzaken, af te wenden.

Artikel

16c

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

HOOFDSTUK

V

CONTROLE EN GEWELDGEBRUIK

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

HOOFDSTUK

VI

BEWEGINGSVRIJHEID BINNEN DE INRICHTING

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Indien de bewegingsvrijheid waarop de verpleegde op grond van de bij of krachtens deze wet gestelde regels recht heeft, niet is beperkt tot de afdeling waar hij verblijft, kan het hoofd van de instelling zodanige beperking niettemin telkens voor een periode van ten hoogste vier weken opleggen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid.

Artikel

34

Artikel

34a

HOOFDSTUK

VII

CONTACT MET DE BUITENWERELD

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

HOOFDSTUK

VIII

VERZORGING, ACTIVITEITEN, WERKZAAMHEDEN EN ARBEID

Paragraaf

1

Verzorging en activiteiten

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het beheer van het eigen geld van de verpleegde, waaronder begrepen de vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden en het arbeidsloon als bedoeld in artikel 46, tweede, onderscheidenlijk derde lid, en de besteding daarvan door verpleegden, alsmede het zak- en kleedgeld.

Paragraaf

2

Werkzaamheden en arbeid

Artikel

46

HOOFDSTUK

IX

ONDERBRENGING VAN EEN KIND IN DE INRICHTING

Artikel

47

HOOFDSTUK

X

DISCIPLINAIRE STRAFFEN

Artikel

48

Artikel

49

HOOFDSTUK

XI

VERLOF EN PROEFVERLOF

Artikel

50

Artikel

51

HOOFDSTUK

XII

INFORMATIE EN HOORPLICHT

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

HOOFDSTUK

XIII

BEMIDDELING

Artikel

55

HOOFDSTUK

XIV

BEKLAG

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

De voorzitter van de beklagcommissie kan de behandeling van het klaagschrift voor bepaalde of onbepaalde tijd uitstellen, indien hij van oordeel is dat het klaagschrift zich leent voor bemiddeling of indien de bemiddelingsprocedure nog niet is afgesloten. In het eerste geval stelt de voorzitter een afschrift van het klaagschrift ter hand aan de maandcommissaris of aan een ander lid van de commissie van toezicht met het verzoek om te bemiddelen. Artikel 55 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

HOOFDSTUK

XIVa

Beklag inzake vervoer

Artikel

66a

Artikel

66b

HOOFDSTUK

XV

BEROEP TEGEN DE UITSPRAAK VAN DE BEKLAGCOMMISSIE

Artikel

67

Artikel

68

HOOFDSTUK

XVa

Beroep inzake vervoer

HOOFDSTUK

XVI

BEROEP TEGEN BESLISSINGEN WAARTEGEN GEEN BEKLAG OPENSTAAT

Artikel

69

HOOFDSTUK

XVII

MEDEZEGGENSCHAP EN VERTEGENWOORDIGING

Artikel

70

Artikel

71

HOOFDSTUK

XVIII

BIJZONDERE BEPALING TEN AANZIEN VAN MET HUN INSTEMMING OPGENOMEN VERPLEEGDEN

Artikel

72

Vervallen

HOOFDSTUK

XVIIIA

SUBSIDIËRING VAN JUSTITIËLE PARTICULIERE INRICHTINGEN

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Vervallen

Artikel

77

Vervallen

HOOFDSTUK

XIX

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel

78

Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

79

Wijzigt de Beginselenwet gevangeniswezen.

Artikel

80

Wijzigt de Wet ziekenhuisvoorzieningen.

Artikel

81

Wijzigt de Arbeidsomstandighedenwet.

Artikel

82

Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel

83

Vervallen

Artikel

84

De regels vastgesteld krachtens artikel 37c van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold vóór de inwerkingtreding van deze wet, worden geacht te zijn vastgesteld krachtens de toepasselijke bepalingen van deze wet.

Artikel

85

Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

86

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de artikelen 12 en 74, onderdeel K, in werking treden.

Artikel

87

Deze wet kan worden aangehaald als: Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager