Artikel
1.1
Begripsbepalingen
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beroepsonderwijs: beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft de beroepsopleidende leerweg, en als bedoeld in artikel 2.14, voor zover de opleiding als beroepsonderwijs is aangemerkt,
debiteur: degene die zich krachtens artikel 6.2 heeft verplicht tot terugbetaling,
deelnemer: degene die beroepsonderwijs volgt,
gecorrigeerde belastbare loon: belastbare loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:
-
a.
bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan €119,– en niet meer dan €1 605,–,
-
b.
bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: €487,–,
gecorrigeerde belastbare minimumloon: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag, afgeleid van het totaal van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag voor een 23-jarige op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, gecorrigeerd overeenkomstig het gecorrigeerde belastbare loon,
gecorrigeerde verzamelinkomen: verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verminderd met:
-
a.
indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: €1 355,–,
-
b.
indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:
-
1°.
bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan €119,– en niet meer dan €1 605,–,
-
2°.
bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: €487,–,.
-
1°.
hoger beroepsonderwijs: hoger beroepsonderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
hoger onderwijs: wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs als bedoeld in paragraaf 2.3 en in artikel 2.14, voor zover de opleiding als hoger onderwijs is aangemerkt,
IB-Groep: Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank,
lening: rentedragende lening die niet kan worden omgezet in een gift, onverminderd de herkansing, bedoeld in artikel 5.14, en de omzetting, bedoeld in artikel 10.8,
onderwijsnummer: door de IB-Groep uitgegeven persoonsgebonden nummer, toegekend aan een persoon aan wie niet van overheidswege een sociaal-fiscaalnummer is verstrekt,
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
ouder: natuurlijke ouder of adoptiefouder in de zin van de artikelen 197 tot en met 232 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
partner:
-
1°.
degene met wie de studerende of debiteur is gehuwd of met wie hij een geregistreerd partnerschap is aangegaan en van wie hij niet duurzaam gescheiden leeft,
-
2°.
persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie de studerende of debiteur duurzaam een gezamenlijke huishouding voert maar met wie hij niet gehuwd is noch een geregistreerd partnerschap is aangegaan, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat,
peiljaar: tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin het studiefinancieringstijdvak aanvangt,
prestatiebeurs: rentedragende lening die onder voorwaarden kan worden omgezet in een gift, waarbij de rente teniet gaat, niet zijnde de rentedragende lening die niet kan worden omgezet in een gift,
reisvoorziening: voorziening als bedoeld in artikel 3.7 en paragraaf 3.7,
student: degene die hoger onderwijs volgt, niet zijnde een extraneus,
studerende: deelnemer of student,
studiefinanciering: door de IB-Groep verstrekte toekenning in verband met het volgen van een opleiding in het beroepsonderwijs of in het hoger onderwijs waarop uitsluitend op grond van deze wet aanspraak bestaat,
studiefinancieringstijdvak: kalenderjaar of een gedeelte daarvan waarop de toekenning van studiefinanciering betrekking heeft, met dien verstande dat deze periode ten minste 1 kalendermaand is,
studiejaar:
-
1°.
in het hoger onderwijs: tijdvak dat aanvangt op 1 september van enig kalenderjaar en eindigt op 31 augustus daaropvolgend,
-
2°.
in het beroepsonderwijs: tijdvak dat aanvangt op 1 augustus van enig kalenderjaar en eindigt op 31 juli daaropvolgend,
studiepunt: eenheid waarin de studielast, bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wordt uitgedrukt,
thuiswonende studerende: studerende die woont op het adres van zijn ouders of van een van hen,
uitwonende studerende: studerende die niet een thuiswonende studerende is,
veronderstelde ouderlijke bijdrage: bedrag dat verondersteld wordt door de ouders bijgedragen te worden waarmee de aanvullende beurs van de studerende wordt verminderd,
voltijdse opleiding: opleiding in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met uitzondering van deeltijd onderwijs,
WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs,
wetenschappelijk onderwijs: wetenschappelijk onderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
2
In de begripsbepaling «partner» is sprake van een gezamenlijke huishouding, indien 2 personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding of anderszins. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
-
a.
zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toekenning van studiefinanciering als gehuwden zijn aangemerkt,
-
b.
uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander,
-
c.
zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, of
-
d.
zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de eerste volzin.
3
Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het tweede lid.
5
Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:
-
a.
loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, en
-
b.
loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.