Artikel
1
Definities
1
In dit besluit wordt verstaan onder
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
-
b.
betrokkene:
-
1°.
de niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar in vaste dienst en de rechterlijk ambtenaar in opleiding in vaste dienst die ten gevolge van een ontslag, niet zijnde een disciplinair strafontslag dan wel een ontslag wegens flexibel pensioen en uittreden, werkloos is geworden in de zin van de Werkloosheidswet,
-
2°.
de niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar in vaste dienst en de rechterlijk ambtenaar in opleiding in vaste dienst die ten gevolge van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, werkloos is geworden in de zin van de Werkloosheidswet;
-
3°.
de voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die ten gevolge van een ontslag op grond van artikel 46c, tweede en derde lid, artikel 46l, eerste en tweede lid, danwel artikel 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, werkloos is geworden in de zin van de Werkloosheidswet;
-
4°.
de voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die ten gevolge van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, werkloos is geworden in de zin van de Werkloosheidswet.
-
1°.
-
c.
aanvullende uitkering: de aanvullende uitkering, bedoeld in Hoofdstuk 2;
-
d.
aansluitende uitkering: de aansluitende uitkering, bedoeld in Hoofdstuk 3;
-
e.
bovenwettelijke uitkering: aanvullende en aansluitende uitkering;
-
f.
dagloon: het dagloon, bedoeld in de artikelen 44 tot en met 46 van de Werkloosheidswet, evenwel zonder toepassing van de maximum dagloongrens van artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, verminderd met de tegemoetkoming van de werkgever strekkende tot betaling van de premie van een door of voor de betrokkene afgesloten particuliere ziektekostenverzekering;
-
g.
pensioenreglement: het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP;
-
h.
minimumloon: het minimumloon, bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
-
i.
pensioen: het pensioen in de zin van het pensioenreglement;
-
j.
diensttijd voor zover gelegen vóór 1 januari 1996:de tijd zoals die voor betrokkene per 31 december 1995 meetelt voor de pensioenberekening, bedoeld in de Algemene Burgerlijke Pensioenwet zoals deze luidde op 31 december 1995;voor zover gelegen op of na 1 januari 1996:de tijd gedurende welke de betrokkene overheidswerknemer is in de zin van de Wet privatisering ABP; in beide gevallen met uitzondering van de tijd:
-
1°.
die in aanmerking is genomen bij de berekening van de duur van een wachtgeld of van een uitkering ter zake van onvrijwillige werkloosheid ten laste van de overheid;
-
2°.
die voorafgaat aan een onderbreking in de diensttijd door ontslag van langer dan één jaar;
-
3°.
bedoeld in artikel 5.4 van het pensioenreglement;
bij de bepaling van de diensttijd wordt in voorkomend geval de diensttijd, bedoeld in artikel D1, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet zoals dat luidde op 31 december 1995, mede in aanmerking genomen; het verzoek, bedoeld in artikel D2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet wordt daarbij geacht te zijn gedaan; indien en voor zover diensttijd die bij de berekening van de bovenwettelijke uitkering in aanmerking is genomen, met een overheidspensioen, anders dan ten laste van de Stichting Pensioenfonds ABP, wordt vergolden, worden de duur en het bedrag van de bovenwettelijke uitkering met ingang van de dag waarop dit pensioen is ingegaan, herberekend, waarbij die diensttijd buiten beschouwing wordt gelaten;
-
1°.
-
k.
suppletie: een suppletie krachtens de suppletieregeling, bedoeld in artikel 33 van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
2
Indien op het salaris van de betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag een inhouding wordt toegepast op grond van artikel 38a of de artikelen 38b en 38c van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, wordt voor het dagloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, uitgegaan van het dagloon zoals dat zou zijn vastgesteld indien geen sprake was geweest van bedoelde inhouding.