Wet van 21 december 2000, houdende nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000)

Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met modernisering van de pensioenwetgeving, de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds in te trekken en te vervangen door een nieuwe wet ter zake;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Definities

Artikel

1

Definities

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

§

2

Verplichtstelling

Artikel

2

De verplichtstelling

§

3

Gevolgen verplichtstelling

Artikel

3

Gevolgen van de verplichtstelling

Artikel

4

Naleven van statuten en reglementen

De deelnemers alsmede, voorzover het werknemers betreft, hun werkgevers leven de statuten en reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds na.

Artikel

5

Het bedrijfstakpensioenfonds draagt er zorg voor dat in het economisch verkeer geen ander lichaam gebruik maakt van een naam of het merk dat door het bedrijfstakpensioenfonds wordt gebruikt dan wel gebruik maakt van een naam, merk of daarmee overeenstemmend teken indien door dat gebruik de mogelijkheid bestaat dat bij het publiek een associatie wordt gewekt tussen de naam of het merk van het bedrijfstakpensioenfonds en de naam, het merk of het teken dat het lichaam gebruikt.

Artikel

6

Gegevensverstrekking

Artikel

7

Informatie aan deelnemers

Artikel

8

Bijdrage

Artikel

9

Wijziging van de statuten of reglementen

Artikel

10

Wijziging van de verplichtstelling

Artikel

11

Intrekking van de verplichtstelling

Artikel

12

Representativiteitstoets

Artikel

13

Vrijstelling

Artikel

14

Gemoedsbezwaren

Artikel

15

Ontheffing

Artikel

16

Publicatie in de Staatscourant

§

4

Toezicht en sancties

Artikel

17

Toezicht

Artikel

18

Dwangsom

Artikel

19

Bestuurlijke boete

Artikel

20

Hoogte van de bestuurlijke boete

§

5

Rechtsvordering

Artikel

21

Dwangbevel

Artikel

22

Hoofdelijke aansprakelijkheid

Artikel

23

Hoofdelijke aansprakelijkheid

Artikel

24

Verhaal

Artikel

25

Burgerlijke rechtsvordering

Van burgerlijke rechtsvorderingen ter zake van deelneming in en uitkering uit een bedrijfstakpensioenfonds neemt de kantonrechter kennis.

§

6

Wijziging van wetten

Artikel

28

Organisatiewet sociale verzekeringen 1997

Wijzigt de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.

Artikel

33

Wet op de inkomstenbelasting 1964

Wijzigt de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

§

7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

39

Overgangsrecht

Artikel

40

Intrekking van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds

De Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds wordt ingetrokken.

Artikel

41

Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

42

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: «Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds», onder toevoeging van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst
De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Bijlage

als bedoeld in artikel 20 van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

Artikel 1

Voor de overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 5, 6, 7 en 8, bedraagt het basisbedrag van de boete € 87 125 (vast tarief). Voor de overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 9, eerste en tweede lid, bedraagt het basisbedrag van de boete € 5 445 (vast tarief)

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in artikel 1 is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie I: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal minder dan € 9 075 604: factor 1;

Categorie II: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 9 075 604 maar minder dan € 45 378 022: factor 2;

Categorie III: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 45 378 022 maar minder dan € 226 890 108: factor 3;

Categorie IV: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 226 890 108 maar minder dan € 453 780 216 : factor 4;

Categorie V: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal van meer dan € 453 780 216: factor 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het basisbedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Pensioen- & Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.