-
A.
Vervallen
-
B.
Gootsysteem: het gootsysteem dient
-
te voorzien in een gescheiden condensafvoer,
-
te bestaan uit goten met een maximale lichtonderschepping, bepaald volgens de halve omtrekmethode van maximaal 7,00%, en
-
te bestaan uit goten die, indien ze zijn vervaardigd van staal, tweezijdig gecoat zijn.
-
C.
Vervallen.
-
D.
Roeden van kas: de roeden dienen te zijn vervaardigd van aluminium of gecoat staal.
-
E.
Dek: het dek van kassen, bestemd voor andere teelten dan tomatenteelt, dient te bestaan uit tenminste enkel glas waarbij een beweegbaar scherm aangebracht is, dan wel uit dubbel glas, isolerend gecoat glas, of dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat.
-
F.
Gevels: de gevel dient te bestaan uit tenminste enkel glas en een scherm, dan wel uit dubbel glas, dan wel uit isolerend gecoat glas, dan wel uit dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat, dan wel dubbel te zijn beglaasd.
-
G.
Verwarmingssysteem:
-
bij aanwezigheid van een verwarmingsketel dient deze een rendement te hebben van minimaal 84% berekend op de bovenste verbrandingswaarde van aardgas;
-
bij aanwezigheid van een ketel mag de rookgastemperatuur na de condensor maximaal 50 °C bedragen;
-
bij aanwezigheid van een ketel van 1998 of jonger, dient deze te zijn voorzien van een isolatielaag van tenminste 10 centimeter. Bij aanwezigheid van een ketel van voor 1998, dient deze te zijn voorzien van een isolatielaag van tenminste 5 centimeter;
-
de transportleiding dient te zijn uitgevoerd met transportpompen voorzien van frequentieregeling;
-
het verwarmingssysteem dient zo te zijn uitgevoerd dat het luchttemperatuursverschil in de kas (over 95% van het areaal) kleiner zijn dan 1,5 °C indien deze worden gemeten bij een vaste buistemperatuur van 60 °C of bij de maximum buistemperatuur indien deze lager is dan 60 °C, waarbij meting geschiedt zoals aangegeven in het certificatieschema.
-
H.
Indien assimilatiebelichting wordt toegepast dient:
-
de eventueel aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een rookgascondensor met een zodanige capaciteit, dat de rookgassen worden afgekoeld tot 50 °C of een lagere temperatuur;
-
de eventuele aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een warmtebuffer met een volume van tenminste 60 m3/ha;
-
de eventuele aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een rookgasreinigingsinstallatie, en de rookgasstroom van de eventuele warmtekrachtkoppeling te worden aangewend voor koolstofdioxidedosering aan de planten.
-
I.
Koolstofdioxide/rookgas-doseerinstallatie: er dient een koolstofdioxide/rookgas doseer-installatie te worden toegepast indien het bedrijf is voorzien van een ketel. Deze eis is niet van toepassing indien er een aansluiting is op een centraal koolstofdioxide-distributienet of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.
-
J.
Sensoren: de klimaatsensoren voor temperatuur-, vocht- en koolstofdioxide-metingen dienen een individuele en totale meetnauwkeurigheid te hebben als aangegeven in `Normering van meetnauwkeurigheden van klimaatregeling in praktijkkassen' (PBG, Naaldwijk) of gelijkwaardig.
-
K.
Controle op aanwezigheid en optimaal functioneren van de onderdelen dient te geschieden conform het certificatieschema.
-
De periodieke controle dient qua inhoud en frequentie te geschieden conform het certificatieschema en in ieder geval:
-
mede te bestaan uit een controle die betrekking heeft op onderdelen van een energiedoorlichting die uitgevoerd wordt zoals aangegeven in het certificatieschema;
-
betrekking te hebben op een gelijkmatige verdeling van het gedoseerde CO2 over de kas;
-
betrekking te hebben op eventuele ruitbreuk en de afdichting van de ramen in dek en gevel. Er dient overeenstemming te bestaan met de opleveringssituatie;
-
betrekking te hebben op de luchtramen. Deze dienen in de stand `gesloten' daadwerkelijk gesloten zijn, en
-
te resulteren in herstel van geconstateerde gebreken en afwijkingen binnen een maand na de controle.
-
L.
Restwarmteaansluiting: indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van restwarmte bereid en in staat is om restwarmte te leveren die ten minste 25% van de warmtevraag dekt, dient men aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met een thermisch vermogen van minimaal 30 W/m².
-
M.
Centrale koolstofdioxide-levering: indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van koolstofdioxide bereid en in staat is om koolstofdioxide te leveren die ten minste 75% van de koolstofdioxidevraag dekt, dient men aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met rookgasreiniging of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.
-
N.
Klimaatregeling: het klimaat dient automatisch te worden geregeld door een klimaatcomputer.
-
O.
Biologische gewasbescherming: dit dient te worden toegepast tenzij teelttechnisch omstandigheden dan wel het internationaal handelsverkeer dit onmogelijk maken.
-
P.
Gegevens registratie dient minimaal plaats te vinden op het niveau van bijlage 1 bij het (concept) Besluit glastuinbouwbedrijven. De geregistreerde gegevens dienen ter beschikking te worden gesteld aan de eigenaar van het certificatieschema.
-
Q.
Wettelijke voorschriften: ten behoeve van de inrichting dient men te beschikken over de eventueel van toepassing zijnde vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer en aan te tonen dat de eventueel op de inrichting van toepassing zijnde meldingen als bedoeld in artikel 8.19 en artikel 8.41 van de Wet milieubeheer zijn geschied.