Regeling houdende regels inzake aanwijzing van en verklaring voor in Nederland gelegen projecten welke in het belang zijn van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos

Regeling groenprojecten 2002

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Financiën, Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en na overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Besluiten

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Indien de uitvoering van een project wordt gewijzigd doet de instelling die kapitaal verschaft ten behoeve van een project waarvoor een verklaring is afgegeven, daarvan onverwijld melding aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel

9

Ten behoeve van de vaststelling van een verklaring en van de daar toe van belang zijnde gegevens en van de daar aan verbonden rechten en plichten is ten aanzien van de kredietinstelling of de beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de projectbeheerder Hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing, waarbij de aldaar jegens de inspecteur opgelegde verplichtingen mede gelden jegens de door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen personen.

Artikel

10

Met de in deze regeling bedoelde normen, meetvoorschriften, tests, verklaringen en certificaten, worden gelijkgesteld normen, meetvoorschriften, tests, verklaringen en certificaten die worden toegepast in een andere staat en die ten minste een gelijkwaardig niveau waarborgen dan wel indien het verklaringen en certificaten betreft, deze zijn afgegeven op basis van onderzoekingen die aan ten minste gelijkwaardige eisen voldoen.

Artikel

11

Artikel

12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Artikel

13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling groenprojecten 2002.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.P.Pronk
De Staatssecretaris van Financiën, W.Bos

Bijlage

1a

, behorende bij artikel 2, onderdeel h, onder 1° en 2°, van de Regeling groenprojecten 2002 (Maatlat duurzame woningbouw 2002)

Algemeen

  • 1.

    Deze bijlage wordt aangehaald als: Maatlat duurzame woningbouw 2002.

  • 2.

    Met het Nationaal pakket wordt bedoeld de uitgave 'Duurzaam bouwen: nationaal pakket woningbouw' (uitgave van de Stichting Bouwresearch, ISBN 90-5367-175-7).

  • 3.

    Bij het indienen van de aanvraag dient uitgegaan te worden van de meest recente uitgave van het Nationaal pakket. Indien in de voorbereiding van de aanvraag is uitgegaan van een eerdere versie mag er op het moment van aanvragen niet meer dan een half jaar verstreken zijn, nadat de meest recente versie is uitgegeven.

  • 4.

    Indien maatregelen zijn vervallen in het Nationaal pakket, behoeft hieraan niet te worden voldaan in deze maatlat.

  • 5.

    Aan elke basiseis moet worden voldaan. Indien de aanvrager aantoont, dat met een alternatieve maatregel een kwalitatief ten minste gelijkwaardig resultaat wordt behaald, wordt geacht te zijn voldaan aan de desbetreffende basiseis.

  • 6.

    In de kolom `Specificatie' geven de S-nummers de specificatiebladen aan zoals deze zijn opgenomen in het Nationaal pakket. In dit pakket worden de hier -vaak summier- omschreven maatregelen verder geconcretiseerd.

  • 7.

    In de kolom `Specificatie' van Tabel II geeft een X-nummer aan dat het om een maatregel gaat die nog niet is opgenomen in het Nationaal pakket.

  • 8.

    In de kolom `punten per eenheid' is het aantal punten aangegeven, dat voor de maatregel wordt toegekend per eenheid, die genoemd is in de kolom `eenheid'. Daar waar de maatregel meerdere malen kan worden toegepast, is het aantal te behalen punten gemaximeerd. Deze maximering is aangegeven in de kolom `max. aantal punten'.

Maatlat duurzame woningbouw 2002

Tabel I: basiseisen

Tabel II: keuzemaatregelen, puntensysteem

Bijlage

1b

, behorende bij artikel 2, onderdeel h, onder 3°, van de Regeling groenprojecten 2002 (Maatlat duurzame renovatie 2002)

Algemeen

  • 1.

    Deze bijlage wordt aangehaald als: Maatlat duurzame renovatie 2002.

  • 2.

    Met het Nationaal pakket wordt bedoeld de meest recente uitgave `Nationaal pakket Woningbouw Beheer' (uitgave van de Stichting Bouwresearch, ISBN 90-5367-216-8).

  • 3.

    Bij het indienen van de aanvraag dient uitgegaan te worden van het Nationaal pakket. Indien in de voorbereiding van de aanvraag is uitgegaan van een eerdere versie, mag er op het moment van aanvragen niet meer dan een half jaar verstreken zijn, nadat deze maatlat en de meest recente versie is uitgegeven.

  • 4.

    Indien maatregelen zijn vervallen in het Nationaal pakket, behoeft hieraan niet te worden voldaan in deze maatlat.

  • 5.

    In de kolom `Specificatieblad' geven de B-nummers van de specificatiebladen aan zoals deze zijn opgenomen in CD-ROM-versie van het Nationaal pakket. In dit pakket worden de in deze kolom vaak summier omschreven maatregelen verder geconcretiseerd. De CD-ROM bevat standaardtitels voor overeenkomstige maatregelen in nieuwbouw en beheer. Dit heeft tot gevolg dat sommige titels minder toegesneden zijn op de bestaande bouw. Als voorbeeld B013: maak warmteweerstand gesloten geveldelen Rc>= 3 m2 K/W. Dit lijkt een veel te zware maatregel voor de bestaande bouw. Als men echter het specificatieblad B013 raadpleegt, blijkt dat met minder zware isolatie kan worden volstaan.

  • 6.

    Een enkele maatregel is (nog) niet opgenomen in het Nationaal pakket en wordt aangegeven met een X.

  • 7.

    Aan elke basiseis moet worden voldaan. Indien de aanvrager aantoont, dat met een alternatieve maatregel een kwalitatief ten minste gelijkwaardig resultaat wordt behaald, wordt niettemin geachte te zijn voldaan aan de desbetreffende basiseis.

  • 8.

    In de kolom `punten' staat het maximum aantal punten dat voor een maatregel kan worden verkregen. Indien de maatregel al eerder in de woning is uitgevoerd mogen toch punten worden toegekend.

  • 9.

    De van een asterisk (*) voorziene B-nummers geven aan, dat indien binnen een thema aan alle dergelijke maatregelen is voldaan, bonuspunten worden toegekend. Het aantal staat vermeld binnen het subthema. Aan maatregelen die gezien de situatie ter plekke technisch niet uitvoerbaar zijn, behoeft niet te worden voldaan. Het aantal bonuspunten wordt in een dergelijk geval verminderd naar rato van het aantal punten dat de maatregel zou hebben opgeleverd indien hij zou zijn genomen en het gezamenlijke aantal punten van de met een asterisk gemerkte maatregelen binnen het subthema benodigd voor de bonuspunten.

  • 10.

    Indien binnen de subthema's isolatie & zonwering en ventilatie & infiltratie aan alle B-maatregelen met een asterisk is voldaan, worden 10 extra bonuspunten toegekend.

  • 11.

    Binnen elk thema, uitgezonderd het thema `Diversen', dienen ten minste 15 punten te worden behaald.

  • 12.

    Indien een project bestaat uit het renoveren van meerdere woningen kan het zo zijn, dat een maatregel niet in elke woning wordt toegepast. In dat geval wordt het aantal punten verminderd naar rato van het aantal woningen waarin de maatregel wordt toegepast ten opzichte van het totaal aantal woningen in het project. In een dergelijk geval worden geen bonuspunten toegekend.

Maatlat duurzame renovatie 2002

Tabel I: basiseisen

Tabel II: keuzemaatregelen, puntensysteem

Bijlage

2

, behorende bij artikel 1, onderdeel g, van de Regeling groenprojecten

Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze bijlage wordt aangehaald als: Maatlat Groen Label Kas Niveau II 2002.

  • 2.

    Technische uitwerking van de maatregelen kan geschieden in het kader van het certificatieschema Groen Label Kas 2002 van de Stichting Milieukeur (hierna: het certificatieschema) of een gelijkwaardig schema.

  • 3.

    In deze bijlage wordt verstaan onder:

    • a.

      zware stookteelt: teelt in een kas waarbij de gemiddelde minimum etmaaltemperatuur (op basis van de stooklijn) in de maand januari tenminste 17 °C is;

    • b.

      hetelucht/lichtestookteelt: teelt in een kas waarbij de gemiddelde minimum etmaaltemperatuur, (op basis van de stooklijn) in de maand januari lager dan 17 °C is;

    • c.

      dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat: constructie bestaande uit ten minste twee lagen niet flexibel kunststof voorzien van een luchtspouw;

    • d.

      dubbel beglaasd of dubbel glas: constructie bestaande uit twee lagen glas voorzien van een luchtspouw;

    • e.

      (opwekkings)vermogen, indien niet nader aangeduid: elektrisch vermogen uitgedrukt in Watt per m² teeltoppervlakte dat met de installatie wordt verwarmd.

  • 4.

    Het minimaal aantal punten bedraagt voor:

    • a.

      tomatenteelt: 110 punten op basis van de hierna opgenomen keuzemaatregelen;

    • b.

      overige zware stookteelt: 100 punten op basis van de hierna opgenomen keuzemaatregelen;

    • c.

      hetelucht/lichtestookteelt: 85 punten op basis van de hierna opgenomen keuzemaatregelen.

  • 5.

    Met betrekking tot centrale koolstofdioxidelevering, aansluiting op een restwarmtenet en centrale opslag van regenwater, kunnen de betreffende punten ondanks het feit dat de koolstofdioxidelevering, de restwarmtelevering of de regenwateropvang nog niet plaatsvindt, toch worden toegekend in het geval dat de benodigde installatie voor de centrale levering nog niet gerealiseerd kan worden mits:

    • a)

      er zekerheid bestaat dat zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee jaar na het verstrekken van de verklaring van de centrale levering gebruik zal worden gemaakt,

    • b)

      dat de wijze waarop en de mate waarin de levering zal plaatsvinden, bekend is,

    • c)

      onverkorte toepassing van deze regeling zou leiden tot ernstige bemoeilijking van het centrale leveringsproject, en

    • d)

      het project naar de mening van de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer belangrijke verdiensten heeft op het gebied van milieu, energie of ruimtelijke ordening.

    Het bepaalde onder a en b wordt aangetoond door middel van overeenkomsten met de (toekomstige) leverancier en het bepaalde onder c en d wordt aangetoond door middel van een verklaring terzake van de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Indien het project twee jaar na het verstrekken van de verklaring niet is gerealiseerd vervallen de punten.

1

Basiseisen voor kassen voor zware stookteelt:

  • A.

    Vervallen

  • B.

    Gootsysteem: het gootsysteem dient

    • te voorzien in een gescheiden condensafvoer,

    • te bestaan uit goten met een maximale lichtonderschepping, bepaald volgens de halve omtrekmethode van maximaal 7,00%, en

    • te bestaan uit goten die, indien ze zijn vervaardigd van staal, tweezijdig gecoat zijn.

  • C.

    Vervallen.

  • D.

    Roeden van kas: de roeden dienen te zijn vervaardigd van aluminium of gecoat staal.

  • E.

    Dek: het dek van kassen, bestemd voor andere teelten dan tomatenteelt, dient te bestaan uit tenminste enkel glas waarbij een beweegbaar scherm aangebracht is, dan wel uit dubbel glas, isolerend gecoat glas, of dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat.

  • F.

    Gevels: de gevel dient te bestaan uit tenminste enkel glas en een scherm, dan wel uit dubbel glas, dan wel uit isolerend gecoat glas, dan wel uit dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat, dan wel dubbel te zijn beglaasd.

  • G.

    Verwarmingssysteem:

    • bij aanwezigheid van een verwarmingsketel dient deze een rendement te hebben van minimaal 84% berekend op de bovenste verbrandingswaarde van aardgas;

    • bij aanwezigheid van een ketel mag de rookgastemperatuur na de condensor maximaal 50 °C bedragen;

    • bij aanwezigheid van een ketel van 1998 of jonger, dient deze te zijn voorzien van een isolatielaag van tenminste 10 centimeter. Bij aanwezigheid van een ketel van voor 1998, dient deze te zijn voorzien van een isolatielaag van tenminste 5 centimeter;

    • de transportleiding dient te zijn uitgevoerd met transportpompen voorzien van frequentieregeling;

    • het verwarmingssysteem dient zo te zijn uitgevoerd dat het luchttemperatuursverschil in de kas (over 95% van het areaal) kleiner zijn dan 1,5 °C indien deze worden gemeten bij een vaste buistemperatuur van 60 °C of bij de maximum buistemperatuur indien deze lager is dan 60 °C, waarbij meting geschiedt zoals aangegeven in het certificatieschema.

  • H.

    Indien assimilatiebelichting wordt toegepast dient:

    • de eventueel aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een rookgascondensor met een zodanige capaciteit, dat de rookgassen worden afgekoeld tot 50 °C of een lagere temperatuur;

    • de eventuele aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een warmtebuffer met een volume van tenminste 60 m3/ha;

    • de eventuele aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een rookgasreinigingsinstallatie, en de rookgasstroom van de eventuele warmtekrachtkoppeling te worden aangewend voor koolstofdioxidedosering aan de planten.

  • I.

    Koolstofdioxide/rookgas-doseerinstallatie: er dient een koolstofdioxide/rookgas doseer-installatie te worden toegepast indien het bedrijf is voorzien van een ketel. Deze eis is niet van toepassing indien er een aansluiting is op een centraal koolstofdioxide-distributienet of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.

  • J.

    Sensoren: de klimaatsensoren voor temperatuur-, vocht- en koolstofdioxide-metingen dienen een individuele en totale meetnauwkeurigheid te hebben als aangegeven in `Normering van meetnauwkeurigheden van klimaatregeling in praktijkkassen' (PBG, Naaldwijk) of gelijkwaardig.

  • K.

    Controle op aanwezigheid en optimaal functioneren van de onderdelen dient te geschieden conform het certificatieschema.

    • De periodieke controle dient qua inhoud en frequentie te geschieden conform het certificatieschema en in ieder geval:

    • mede te bestaan uit een controle die betrekking heeft op onderdelen van een energiedoorlichting die uitgevoerd wordt zoals aangegeven in het certificatieschema;

    • betrekking te hebben op een gelijkmatige verdeling van het gedoseerde CO2 over de kas;

    • betrekking te hebben op eventuele ruitbreuk en de afdichting van de ramen in dek en gevel. Er dient overeenstemming te bestaan met de opleveringssituatie;

    • betrekking te hebben op de luchtramen. Deze dienen in de stand `gesloten' daadwerkelijk gesloten zijn, en

    • te resulteren in herstel van geconstateerde gebreken en afwijkingen binnen een maand na de controle.

  • L.

    Restwarmteaansluiting: indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van restwarmte bereid en in staat is om restwarmte te leveren die ten minste 25% van de warmtevraag dekt, dient men aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met een thermisch vermogen van minimaal 30 W/m².

  • M.

    Centrale koolstofdioxide-levering: indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van koolstofdioxide bereid en in staat is om koolstofdioxide te leveren die ten minste 75% van de koolstofdioxidevraag dekt, dient men aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met rookgasreiniging of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.

  • N.

    Klimaatregeling: het klimaat dient automatisch te worden geregeld door een klimaatcomputer.

  • O.

    Biologische gewasbescherming: dit dient te worden toegepast tenzij teelttechnisch omstandigheden dan wel het internationaal handelsverkeer dit onmogelijk maken.

  • P.

    Gegevens registratie dient minimaal plaats te vinden op het niveau van bijlage 1 bij het (concept) Besluit glastuinbouwbedrijven. De geregistreerde gegevens dienen ter beschikking te worden gesteld aan de eigenaar van het certificatieschema.

  • Q.

    Wettelijke voorschriften: ten behoeve van de inrichting dient men te beschikken over de eventueel van toepassing zijnde vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer en aan te tonen dat de eventueel op de inrichting van toepassing zijnde meldingen als bedoeld in artikel 8.19 en artikel 8.41 van de Wet milieubeheer zijn geschied.

2

Basiseisen voor kassen voor lichtestookteelt/heteluchtteelt:

  • A.

    Vervallen

  • B.

    Gootsysteem: het gootsysteem dient :

    • te voorzien in een gescheiden condensafvoer;

    • te bestaan uit goten met een maximale lichtonderschepping, bepaald volgens de halve omtrekmethode van maximaal 7,00%, en

    • te bestaan uit goten die, indien ze zijn vervaardigd van staal, tweezijdig gecoat zijn.

  • C.

    Vervallen.

  • D.

    Roeden van kas: de roeden dienen te zijn vervaardigd van aluminium of gecoat staal.

  • E.

    Dek: het dek van de kas dient tenminste te bestaan uit enkel glas, dan wel uit dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat.

  • F.

    Gevels: de gevel dient te bestaan uit tenminste enkel glas, dan wel uit dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat.

  • G.

    Verwarmingssysteem:

    • bij aanwezigheid van een verwarmingsketel dient deze een rendement te hebben van minimaal 84% berekend op de bovenste verbrandingswaarde van aardgas;

    • bij aanwezigheid van een ketel van 1998 of jonger, dient deze te zijn voorzien van een isolatielaag van tenminste 10 centimeter. Bij aanwezigheid van een ketel van voor 1998, dient deze te zijn voorzien van een isolatielaag van tenminste 5 centimeter;

    • bij aanwezigheid van een ketel dient de transportleiding te zijn uitgevoerd met transportpompen voorzien van frequentieregeling;

    • indien gebruik wordt gemaakt van heteluchtkachels, te zijn uitgerust met branders met een maximale NOx-emissie van 60 mg/m³ (3% O2)

    • het verwarmingssysteem dient bij het niet toepassen van heteluchtteelt, zo te zijn uitgevoerd, dat het luchttemperatuursverschil in de kas (over 95% van het areaal) kleiner zijn dan 1,5 °C indien deze worden gemeten bij een vaste buistemperatuur van 60 °C of bij de maximum buistemperatuur indien deze lager is dan 60 °C zoals aangegeven in het certficatieschema.

  • H.

    Koolstofdioxide/rookgas-doseerinstallatie: er dient een koolstofdioxide/rookgas doseer-installatie te worden toegepast indien het bedrijf is voorzien van een ketel. Deze eis is niet van toepassing indien er een aansluiting is op een centraal koolstofdioxide-distributienet of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.

  • I.

    Sensoren: de klimaatsensoren voor temperatuur-, vocht- en koolstofdioxide-metingen dienen een individuele en totale meetnauwkeurigheid te hebben als aangegeven in `Normering van meetnauwkeurigheden van klimaatregeling in praktijkkassen' (PBG, Naaldwijk) of gelijkwaardig.

  • J.

    Controle op aanwezigheid en optimaal functioneren van de onderdelen dient te geschieden conform het certificatieschema.

    De periodieke controle dient qua inhoud en frequentie te geschieden conform het certificatieschema en in ieder geval:

    • bij het niet toepassen van heteluchtteelt mede te bestaan uit een controle die betrekking heeft op onderdelen van een energiedoorlichting die uitgevoerd wordt zoals aangegeven in het certificatieschema;

    • bij het niet toepassen van heteluchtteelt betrekking te hebben op een gelijkmatige verdeling van de gedoseerde CO2 over de kas;

    • betrekking te hebben op eventuele ruitbreuk en de afdichting van de ramen in dek en gevel. Er dient overeenstemming te bestaan met de opleveringssituatie;

    • betrekking te hebben op de luchtramen. Deze dienen in de stand `gesloten' daadwerkelijk gesloten zijn, en

    • te resulteren in herstel van geconstateerde gebreken en afwijkingen binnen een maand na de controle.

  • K.

    Restwarmteaansluiting: bij het niet toepassen van heteluchtteelt dient men indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van restwarmte bereid en in staat is om restwarmte te leveren die ten minste 25% van de warmtevraag dekt, aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met een thermisch vermogen van minimaal 30 W/m².

  • L.

    Centrale koolstofdioxide-levering: bij het niet toepassen van heteluchtteelt dient men, indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van koolstofdioxide bereid en in staat is om koolstofdioxide te leveren die ten minste 75% van de koolstofdioxidevraag dekt, aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met rookgasreiniging of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.

  • M.

    Klimaatregeling: het klimaat dient automatisch te worden geregeld door een klimaatcomputer.

  • N.

    Biologische gewasbescherming: dit dient te worden toegepast tenzij teelttechnisch omstandigheden dan wel het internationaal handelsverkeer dit onmogelijk maken.

  • O.

    Gegevens registratie dient minimaal plaats te vinden op het niveau van bijlage 1 bij het (concept) Besluit glastuinbouwbedrijven. De geregistreerde gegevens dienen ter beschikking te worden gesteld aan de eigenaar van het certificatieschema.

  • P.

    Wettelijke voorschriften: ten behoeve van de inrichting dient men te beschikken over de eventueel van toepassing zijnde vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer en aan te tonen dat de eventueel op de inrichting van toepassing zijnde meldingen als bedoeld in artikel 8.19 en artikel 8.41 van de Wet milieubeheer zijn geschied.

3

Keuzemaatregelen voor kassen voor zware stookteelt, onderdeel energie

Voorzieningen bij zware stookteelt algemeen

  • 1.

    Hoofdtransportleiding van de verwarming in de grond: 1 punt

  • 2.

    Vervallen

  • 3.

    Warmteopslagtank van meer dan 100 m³/ha: 7 punten

  • 4.

    Warmtekrachtkoppeling met rookgasreiniging en een rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 50 °C. Punten volgens onderstaande tabel

  • 5.

    Warmtepomp. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten

  • 6.

    Aansluiting op centrale koolstofdioxide levering of levering per as van minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2: 15 punten

  • 7.

    Aansluiting op restwarmtenet en een vermogen van:

    • 10 W/m² thermisch: 7 punten

    • 20 W/m² thermisch: 10 punten

    • 30 W/m² thermisch: 13 punten

    • 40 W/m² thermisch: 16 punten

    • 60 W/m² thermisch: 20 punten

    • 80 W/m² thermisch: 22 punten

  • 8.

    Rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 45 °C : 6 punten

  • 9.

    Verbeterde raamafdichting/oplegging: 2 punten

  • 10.

    Warmteopslag in aquifers. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten

  • 11.

    Energiebehoefte wordt gedekt door het gebruik van een windturbine, fotovoltaïsche cellen of de inzet van biomassa als brandstof, alles ten behoeve van het tuinbouwbedrijf. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten

  • 12.

    Lichtonderschepping door de goten (bepaald volgens de halve omtrekmethode) van:

    • maximaal 6,00%: 2 punten

    • maximaal 5,00%: 4 punten

  • 13.

    Fundering en kasvoet geïsoleerd met een max. U-waarde van 2 W/m² K: 3 punten

  • 14.

    Grondstoomsysteem met onderdruk: 3 punten

  • 15.

    Verwarmingssysteem dat geïntegreerd is met buffer met een geautomatiseerd besturingssysteem van de ketelinstallatie dat aantoonbaar jaarlijks ingeregeld wordt: 2 punten

  • 16.

    Centraal energiemanagementsysteem dat zorgdraagt voor gelijkmatige belasting van de warmtebronnen, dat starts en stops van de warmtebronnen tot een minimum beperkt, dat zorgdraagt voor een stabiele keteltemperatuur en waarmee elektriciteitspieken van de brander en CO2-ventilator worden vermeden: 2 punten

De punten binnen een nummer van de voorzieningen kunnen niet gesaldeerd worden. De punten voor de voorzieningen onder de nummers 15 en 16 kunnen niet gesaldeerd worden.

Voorzieningen bij zware stookteelt van andere gewassen dan tomaten, onderdeel energie

  • 1.

    Kasdek voorzien van enkel scherm. Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 7 punten

  • 2.

    Kasdek van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of van dubbel glas. Gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 12 punten

  • 3.

    Kasdek van isolerend gecoat glas met scherm. Gevels voorzien van isolerend gecoat glas met gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 12 punten

  • 4.

    Kasdek voorzien van dubbel scherm. Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 15 punten

  • 5.

    Kasdek enerzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat en anderzijds voorzien van een enkel scherm. Gevels enerzijds voorzien van een gevelscherm en anderzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of dubbel beglaasd: 19 punten

  • 6.

    Kasdek enerzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat en anderzijds voorzien van een dubbel scherm. Gevels enerzijds voorzien van een gevelscherm en anderzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of dubbel beglaasd: 21 punten

De punten voor de voorzieningen onder de nummers 1 tot en met 6 kunnen niet gesaldeerd worden.

Voorzieningen bij zware stookteelt bij tomaten, onderdeel energie

  • 1.

    Kasdek en gevels van isolerend gecoat glas:15 punten

  • 2.

    Kasdek voorzien van enkel scherm. Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 22 punten

  • 3.

    Kasdek van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of van dubbel glas. Gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 27 punten

  • 4.

    Kasdek van isolerend gecoat glas met scherm. Gevels voorzien van isolerend gecoat glas met gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 27 punten

  • 5.

    Kasdek voorzien van dubbel scherm. Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 30 punten

  • 6.

    Kasdek enerzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat en anderzijds voorzien van een enkel scherm. Gevels enerzijds voorzien van een gevelscherm en anderzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of dubbel beglaasd: 34 punten

  • 7.

    Kasdek enerzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat en anderzijds voorzien van een dubbel scherm. Gevels enerzijds voorzien van een gevelscherm en anderzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of dubbel beglaasd: 36 punten

De punten voor de voorzieningen onder de nummers 1 tot en met 7 kunnen niet gesaldeerd worden.

4

Keuzemaatregelen voor kassen voor hetelucht/lichtestookteelt, onderdeel energie:

  • 1.

    Fundering en kasvoet geïsoleerd met een maximale U-waarde van 2 W/m² K: 3 punten

  • 2.

    Vervallen

  • 3.

    Hoofdtransportleiding van de verwarming in de grond: 1 punt

  • 4.

    Vervallen

  • 5.

    Warmteopslagtank van meer dan 60 m³/ha: 7 punten

  • 6.

    Warmtekrachtkoppeling met rookgasreiniging en een rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 50 °C. Punten volgens onderstaande tabel

  • 7.

    Warmtepomp. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten

  • 8.

    Aansluiting op centrale koolstofdioxide levering of levering per as van minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2: 15 punten

  • 9.

    Aansluiting op restwarmtenet en een vermogen van:

    • 10 W/m² thermisch: 7 punten

    • 20 W/m² thermisch: 10 punten

    • 30 W/m² thermisch: 13 punten

    • 40 W/m² thermisch: 16 punten

    • 60 W/m² thermisch: 20 punten

    • 80 W/m² thermisch: 22 punten

  • 10a

    Rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 50°C: 5 punten

  • 10b

    Rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 45°C: 8 punten

  • 11

    Verbeterde raamafdichting/oplegging: 2 punten

  • 12

    Warmteopslag in aquifers. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten

  • 13

    Energiebehoefte wordt gedekt door het gebruik van een windturbine, fotovoltaïsche cellen of de inzet van biomassa als brandstof, alles ten behoeve van het tuinbouwbedrijf. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten

  • 14

    Kasdek van isolerend gecoat glas:15 punten

  • 15

    Kasdek voorzien van enkel scherm:15 punten

  • 16

    Kasdek voorzien van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of van dubbel glas:15 punten

  • 17

    Kasdek voorzien van isolerend gecoat glas met enkel scherm: 27 punten

  • 18

    Kasdek voorzien van dubbel scherm: 30 punten

  • 19

    Kasdek voorzien van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat, en voorzien van een enkel scherm: 30 punten

  • 20

    Kasdek voorzien van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat, en voorzien van dubbel scherm: 34 punten

  • 21

    Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van isolerend gecoat glas, dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 3 punten

  • 22

    Lichtonderschepping door de goten (bepaald volgens de halve omtrekmethode) van:

    • maximaal 6,00%: 2 punten

    • maximaal 5,00%: 4 punten

  • 23

    Grondstoomsysteem met onderdruk: 3 punten

  • 24

    Verwarmingssysteem dat geïntegreerd is met buffer met een geautomatiseerd besturingssysteem van de ketelinstallatie dat aantoonbaar jaarlijks ingeregeld wordt: 2 punten

  • 25

    Centraal energiemanagementsysteem dat zorgdraagt voor gelijkmatige belasting van de warmtebronnen, dat starts en stops van de warmtebronnen tot een minimum beperkt, dat zorgdraagt voor een stabiele keteltemperatuur en waarmee elektriciteitspieken van de brander en CO2-ventilator worden vermeden: 2 punten

De punten voor de voorzieningen onder de nummers 14 tot en met 20 kunnen niet gesaldeerd worden.

De punten voor de voorzieningen onder de nummers 10a en 10b kunnen niet gesaldeerd worden

De punten voor de voorzieningen onder de nummers 24 en 25 kunnen niet gesaldeerd worden.

De punten binnen een nummer van de voorzieningen kunnen niet gesaldeerd worden.

5

Keuzemaatregelen voor kassen, onderdeel lichthinder

  • 1.

    Bij toepassing van assimilatiebelichting tenminste 95% reductie van de lichtuitstraling van 20.00 uur tot 4.00 uur gedurende de periode van 1 september tot 1 mei: 11 punten

6

Keuzemaatregelen voor kassen, onderdeel nutriënten

  • 1a

    Regenwateropslagbassin met een capaciteit zodanig dat minimaal 80% dekking van de jaarlijkse waterbehoefte met het bassin wordt gerealiseerd: 10 punten

  • 1b

    Regenwateropslagbassin met een capaciteit zodanig dat minimaal 90% dekking van de jaarlijkse waterbehoefte met het bassin wordt gerealiseerd: 20 punten

  • 2

    Waterbereiding met behulp van omgekeerde osmose dan wel met andere selectieve zoutverwijderingstechniek: 10 punten

  • 3

    Gerichte irrigatie (fertigatie met dosering per plant) bij grondteelten zonder recirculatie: 15 punten

  • 4

    Recirculatie van het drainwater bij grondteelt: 20 punten

  • 5

    Vervallen

De punten voor de voorzieningen onder de nummers 1a en 1b kunnen niet gesaldeerd worden.

7

Keuzemaatregelen voor kassen, onderdeel gewasbescherming

  • 1.

    Insektengaas voor luchtramen: 15 punten

  • 2.

    Selectieve waterontsmetting op pathogene bacteriën en schimmels bij recirculatie van voedingsoplossingen: 9 punten

  • 3.

    Algehele waterontsmetting op pathogene bacteriën, schimmels, virussen en aaltjes: 13 punten

  • 4.

    Zwavelverdampers: 13 punten

  • 5.

    Mechanisch aangedreven of automatische spuitboom of spuitmast: 13 punten

  • 6.

    Tunnelspuit: 3 punten

  • 7.

    Mechanische kasdekreiniging: 10 punten