Wet van 6 maart 2002 tot vaststelling van de Tijdelijke wet voor de penitentiaire noodcapaciteit ten behoeve van drugskoeriers (Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers)

Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een tijdelijke regeling te treffen voor het insluiten van verdachten van en veroordeelden terzake van overtreding van bepalingen van de Opiumwet die betrekking hebben op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van bij of krachtens de Opiumwet verboden middelen, zulks in afwijking van het bepaalde bij of krachtens de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • b.

    voorziening: een door Onze Minister aangewezen plaats als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • c.

    directeur: de persoon, bedoeld in artikel 4, derde lid, alsmede diens vervanger of vervangers, bedoeld in artikel 4, vierde lid;

  • d.

    gedetineerde: een persoon als bedoeld in artikel 2;

  • e.

    ambtenaar of medewerker: een persoon die een taak uitoefent in het kader van de tenuitvoerlegging van de inverzekeringstelling, voorlopige hechtenis of gevangenisstraf van de in artikel 2 bedoelde personen;

  • f.

    selectiefunctionaris: een persoon als bedoeld in artikel 6;

  • g.

    rechtsbijstandverlener: de advocaat of de medewerker van de stichting, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

  • h.

    Raad: de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming;

  • i.

    commissie van toezicht: een commissie als bedoeld in artikel 5a;

  • j.

    beroepscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 42, eerste lid;

  • k.

    beklagcommissie: een commissie als bedoeld in artikel 33;

  • l.

    verblijfsruimte: de aan een gedetineerde door de directeur ingevolge artikel 8, eerste lid, toegewezen ruimte;

  • m.

    huisregels: regels als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

Artikel

2

Deze wet is van toepassing op personen ten aanzien van wie, wegens overtreding, dan wel verdenking van overtreding, van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder A, van de Opiumwet, de inverzekeringstelling of de voorlopige hechtenis is bevolen of die wegens een dergelijke overtreding zijn veroordeeld en die zijn geplaatst in een voorziening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en die ten tijde van de plaatsing zestien jaar of ouder zijn.

Artikel

2a

Personen ten aanzien van wie vanaf 25 januari 2002 wegens verdenking van overtreding van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder A, van de Opiumwet de inverzekeringstelling of de voorlopige hechtenis is bevolen en die in een inrichting als bedoeld in de Penitentiaire beginselenwet zijn geplaatst, kunnen worden overgeplaatst naar een voorziening als bedoeld in deze wet. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

II

Beheer en toezicht

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Hoofdstuk

III

Plaatsing en bewegingsvrijheid

Artikel

6

Met de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden zijn door Onze Minister als zodanig aangewezen selectiefunctionarissen belast. Deze zijn bevoegd de overbrenging van gedetineerden te bevelen naar de voor hen bestemde voorziening. Zij kunnen de overbrenging doen geschieden door daartoe aangewezen ambtenaren of medewerkers.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Hoofdstuk

IV

Ordemaatregelen

Artikel

10

Artikel

10a

De in het eerste lid bedoelde uitsluiting duurt, indien de beslissing is genomen op de grond van artikel 10, eerste lid, onder a of b, ten hoogste twee weken. De directeur kan deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.

Artikel

11

Hoofdstuk

V

Controle en geweldgebruik

Artikel

12

Het recht van de gedetineerde op onaantastbaarheid van zijn lichaam, zijn kleding en de van zijn lichaam afgescheiden stoffen en zijn verblijfsruimte kan overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk worden beperkt.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Hoofdstuk

VI

Contact met de buitenwereld

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Hoofdstuk

VII

Verzorging

Artikel

24a

De directeur draagt, indien mogelijk, zorg dat in de inrichting geestelijke verzorging, die aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden, beschikbaar is.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De directeur kan een gedetineerde toestemming geven hem toebehorende voorwerpen in zijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:

  • a.

    de handhaving van de orde of de veiligheid in de voorziening;

  • b.

    de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.

Artikel

28

Artikel

29

De gedetineerden worden in de gelegenheid gesteld gedurende ten minste één uur per dag in de buitenlucht te verblijven, tenzij de gezondheid van de gedetineerde daaraan in de weg staat.

Hoofdstuk

VIII

informatie, hoor- en mededelingsplicht

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Hoofdstuk

IX

Klachten

Artikel

33

De beklagcommissie draagt zorg voor de behandeling van klaagschriften ingevolge de bepalingen van dit hoofdstuk.

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

De beklagcommissie stelt de klager en de directeur in de gelegenheid omtrent het klaagschrift mondeling opmerkingen te maken, tenzij zij het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht of de gedetineerde niet meer in de voorziening verblijft.

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Hoofdstuk

XI

Slotbepalingen

Artikel

44

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers.

Artikel

45

Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Deze wet vervalt op 8 maart 2005.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Justitie, A. H. Korthals