Artikel
1
Begripsbepalingen
In deze wet wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voorzover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
-
b.
de inspectie: de Inspectie van het onderwijs en, voorzover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, de Inspectie van het landbouwonderwijs,
-
c.
de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van het onderwijs,
-
d.
het hoofd inspectie: het hoofd van de Inspectie landbouwonderwijs,
-
e.
onderwijswet:
-
f.
onderwijs: bij of krachtens een onderwijswet geregeld onderwijs, waaronder tenzij anders blijkt mede wordt begrepen de in de Wet educatie en beroepsonderwijs geregelde externe legitimering,
-
g.
instelling: school, instelling, exameninstelling of agrarisch innovatie- en praktijkcentrum in de zin van een onderwijswet, daaronder begrepen een niet bekostigde instelling,
-
h.
exameninstelling: instelling als bedoeld in artikel 1.6.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
-
i.
externe legitimering: externe legitimering als bedoeld in artikel 7.4.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
-
j.
bestuur: bevoegd gezag in de zin van een onderwijswet, met dien verstande dat waar het de Leerplichtwet 1969 betreft hieronder wordt verstaan het hoofd van de school,
-
k.
onderwijsdeelnemer: leerling, deelnemer, student of extraneus in de zin van een onderwijswet,
-
l.
ouders: met het gezag over het kind belaste ouders, hun geregistreerde partners, voogden en verzorgers,
-
m.
maatregel: maatregel als bedoeld in artikel 1c van de Leerplichtwet 1969, artikel 164a van de Wet op het primair onderwijs, artikel 146a van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 104a en 261a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de artikelen 6.1.5a, 6.2.3a en 6.3.3a van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
-
n.
jaarwerkplan: document waarin de inspectie haar werkzaamheden voor het komende jaar neerlegt.