Wet van 29 januari 2004, houdende nieuwe regelen inzake tuchtrechtspraak in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002)

Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de verbreding van de toepassing van het tuchtrecht in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie wenselijk is het tuchtprocesrecht te herzien;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemeen

Hoofdstuk

II

Tuchtrechtelijke maatregelen

Artikel

2

Artikel

3

De tuchtrechtelijke maatregel van berisping bestaat uit een schriftelijke of mondelinge vermaning tot de betrokkene in verband met het begane feit.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Hoofdstuk

III

De tuchtgerechten

Artikel

7

Artikel

8

Een tuchtgerecht heeft een voorzitter, leden en een secretaris.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De voorzitter, de leden en de secretaris zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Hoofdstuk

IV

Het tuchtgeding in eerste aanleg

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Op verzoek van de betrokkene kan de voorzitter of elk van de leden die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van het tuchtgerecht schade zou kunnen lijden. De artikelen 513 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Hoofdstuk

V

Het beroep

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Het tuchtgerecht doet binnen drie weken na ontvangst van het afschrift van het beroepschrift, bedoeld in het derde lid van het voorgaande artikel, de stukken toekomen aan de griffier van het College.

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Op het rechtsgeding zijn de artikelen 18 tot en met 26 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de «de betrokkene» telkens wordt gelezen: de betrokkene of de voorzitter van het bedrijfslichaam.

Artikel

37

Aan de betrokkene of de voorzitter van het bedrijfslichaam dan wel aan hun gemachtigden en aan de raadsman wordt de gelegenheid gegeven het woord te voeren en de gronden van het beroep toe te lichten.

Artikel

38

Na de behandeling van de zaak ter terechtzitting bepaalt de voorzitter de dag voor de uitspraak, tenzij het College onmiddellijk mondeling uitspraak doet.

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Hoofdstuk

VI

De tenuitvoerlegging

Artikel

42

De tenuitvoerlegging van uitspraken van een tuchtgerecht en van het College geschiedt op last van de voorzitter van het bedrijfslichaam. De voorzitter van het bedrijfslichaam kan niet van tenuitvoerlegging afzien, tenzij met goedkeuring van de voorzitter van het College.

Artikel

43

Een uitspraak wordt niet ten uitvoer gelegd voordat zij onherroepelijk is.

Artikel

44

Artikel

46

Voorzover in enig jaar de ontvangsten uit geldboeten de kosten van de tuchtrechtspraak overtreffen, geeft het bestuur van het betrokken bedrijfslichaam aan het saldo een bijzondere bestemming, welke de instemming behoeft van de Sociaal-Economische Raad.

Hoofdstuk

VII

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

49

Wijzigt de Landbouwkwaliteitswet.

Artikel

50

Wijzigt de Loodsenwet.

Artikel

51

Wijzigt de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel

52

Wijzigt de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Artikel

53

Artikel

54

Deze wet wordt aangehaald als: Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. J. de Geus
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C. P. Veerman
De Minister van Economische Zaken, L. J. Brinkhorst
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner